Historisch Archief 1877-1940
DilfitER,' WEEOLÜ) tÓOB NEDERLAHfD.
De gewone 'mensch uit het beek
ng leest en denkt en bezit
meenin» idle wu'ggeerige, maatschappelijke,
artis__ sdagogische vraagstukken van den dag.
"b«lv« eeuw beschaving, een halve eeuw
r onderwas ligt tusschen Van Meerkerke
gewonen mensch". Bij Van Meerkerke
alle gevoelen in primitieven staat, bij
' zjjn zij allen veranderd door zijn lezen,
kritisch denken. Alles wat wij
geestesog, moderne beschaving, gedachte, vrije
noemen, mist de militair, terwijl de
daar men zou zeggen aan alle kanten
avuld is. In zijn jeugd heeft de militair
een geestelijk leven geleid, maar toen
de praktijk van het soldatenleven kwam
" daar geen tijd meer voor, of wel is het
.,_ jBen andere reden door hem gestaakt. Dit
heeft ten gevolge dat hij nu, als oud man die
het leven achter den rug heett, slechts over de
,. kleine hoeveelheid sentimenten en gedachten kan
beschikken, die hij als kind uit dun omgang met
1 ouderen heeft opgevangen. Men kan het zich
zoo levendig voorstellen, dat tot Eudolfje van
? Meeïkerke, toen hij zeventig jaar geleden aan de
Juuu van den een of anderen vaderlijken vriend al
t, dart lend een ochtendwandeling maakte, die brave
beredder zeide: «Kijk, Dolf, en onthoud het
;«ltq goed, hoor jongen: zooals wij nu de natuur,
? de 9 'K, de menseden, na de nachtrust een nieuw
; levei i-aien beginnen, zoo zullen ook wij eens na
'? OHM | laatöten slaap, den dood, een nieuw leven
? begil |Mn"> Dat naïef symbolisch «geloof" in de
kui<3 «iel ontvangen, heeft de schrijver zijn leven
. famgfbewaard en nu herhaalt hij in gemoede die
*> wooïdea voor zijne lezers.
"* M&ar kom daar nu eens bij den
gewo. aen * burger mensch mede aan I Die zal u, al
\, «HMUWend weg, een geheel wijsgeerig stelsel
voorhouden en op grond daarvan o. a. beweren:
»Be mensch moet goed handelen, omdat dit
ie ia zijn welbegrepen eigenbelang en niet op
\ hopa van een leven hiernamaals, daar dat ons
door niets in de natuur wordt voorgehouden".
Df verhouding der meeningen over muziek
van flea militair tot die van den belezen burger
is ongeveer dezelfie als de verhouding hunner
meeningen over godsdienst. Bepaalt de behande
ling der muziek bij den militair zich tot een
aanhalen der door de kolonialen voor hun ver
trek in de Harderwijktche kazerne gezongen
liederen »Vive Ie vin, Pamour et Ie tabac", Vater,
ich rufe dich" en »Wat zal uw vader wel zeg-gen,
schoon Sophie", en tot eene preferentie der eerste
liederen boven het laatste, de burger zal een e
verhandeling over Wagner en Mozart ten beste
geven (blz/ 58-65) waar de militair het eerste
woord vermoedelijk niet geheel van zoude be
grijpen.
Indien wij nu het geestelijk leven van den
burger naast dat van den militair stellen, zooals
het zich uitspreekt in hun boeken, dan zien wij
dat het tweede bestaat uit eenige
handboekensotieo, een i-chepje herinneringen en een weinig
kinder gevoel; dit laatste neemt bijna zijn ge
heele wezen in beslag, het is het voedsel zijner
ziel: hij vindt de uniformen der militaire ruiters
zoo mooi en hij hoopt op een ontwaken na den
dood^ daarom leeft hij vol blijmoedigheid en te
vredenheid. Bij den burger geen spoor van
kinderlfjk pathos, geen direkte getroffenheid door en
naïeve uitroepen over de schoonheid van hetaspekt
van 't leven ; maar steeds nagedachte, steeds een
?wikken en wegen der verschijnselen en toestan
den, en dan: een kalme en ordelijke genegenheid
TOOI het bestaan en de menschelijke beschaving,
gegrondvts" op het door overweging verworven
iBzicht. Niet zijne ouders, niet de tradities, niet
het onbewust in hem voortleven der meeningen
'. Tan Torige geslachten hebben het inwendig leven
Tan Dr. Kleesings gewoon mensch gevormd en
gerijpt: Neen, de boeken hebben hem gemaakt.
Hfl is een kind van de drukpers. Een voor een
heeft hij in zijn lectuur de waarheden ontdekt,
waaruit hij zich een geheel van
levensbeschouwing, als een vast en harmonisch weefsel, heeft
samengesteld. De gewooute om aan geen gevoel
e« ook aan geen gevoelen een plaats in zijn geest
te geven vóór het van alle kanten bekeken en
beredeneerd te hebben, brengt het gevaar met
zich mede, dat men te onophoudelijk aan 't
leeraren blijve bij het mededeelen zijner
sentimenten en gevoelens. Een enkele maal, bij het
lezen van al die consideraties, waarop »het gewoon
mensch" zijn levensinzichten grondt, komt men
in de verzoeking om botweg den schrijver in
overweging te geven eens als uitzondering op de
voor hem gebruikelijke manier een erge hartelijke
domheid te zeggen, voorafgegaan door een vloek
en )?evolgd door een uitroepingsteeken.
Moest men in het werkelijke leven kiezen
tusschen den militair en den burger, dan zou 't
best zijn... zich van keuze te onthouden, en als
men een dag met de twee had door te brengen,
's middags een wandelingetje met den
opgewtkten militair te maken en den avond in gesprek
met den burger in diens woning door te brengen.
Voor alles moet echter erkend worden, dat de
militair, zoölogisch gesproken, veel dichter bij de
mindere diersoorten staat dan de burger, want
hij leeft slechts van instinkt en indrukken ; hij
staat ook in ontwikkeling vijfug, waarom niet
honderd, jaar bij den burger ten achter, onze
gfheele 19e eeuwsche geestesbeschaving is hem
vreemd gebleven.
Een theoretische bespreking der honderde
meeBH'gen, in de gedenkschriften medegedeeld, wordt
niet gevorderd. Daarvoor worden causeriee'n en
mémoires niet geschreven. Het zijn geen
vertoogen door en voor specialiteiten. Het is lectuur,
onderhoudend genoeg om gelezen te worden,
waarvan men het goede in zich opneemt, het
slechte, dat is het ons onjuist voorkomende, van
^ zelf verwerpt, en die eene vaag afgeronde
herin~~ iierlag achterlaat als het gesprek met een coup
genoot, in wiens gezelschap men een lange
spoorwegreis heeft gemaakt.
" Aug. '90. A. J.
NAMAAK VAN ANTIEKE KUNSTVOOR
WERPEN.
Omtrent de uitbreiding, die een betrekkelijk
nieuwe industrie, het namaken van antieke
kunstvoortbrengselen, in groote steden gedurende
de laatste jaren heeft ondergaan, geeft de
Vossische Zeitung curieuse mededeelingen. Het is te
Parijs eene industrie, waar de wetenschap van
een geleerde en het talent van vele kunstenaars
samenwerken, alles om valsch" te maken. Er
zyn monogranimisten, die de handteekening van
lederen ouden kunstenaar kennen, en haar voor
10 francs bedriegelijk namaken. Als men nagaat,
hoeveel er successievelijk onder den hamer komt,
dat aan Lodewijk XIV, Lodewijk XV en de groote
heeren van hun omgeving heeft toebehoord, kan
men zelf wel begrijpen dat er maar een klein
deel echt van is. Wat een ledikanten, beddenta
feltjes, moest dan Marie Aiitoinette er wel op na
gehouden hebben! Uit de nalatenschap van den
beroemden verzamelaar Doubléwerden verschei
dene uiterst prachtige en artistieke
slaapkamerameublementen, enz., van Marie-Antoinette tot
enorme prijzen verkocht. Een ledikant werd met
150,000, andere meubelen met 120,000 francs en
dergelijke betaald. De bladen waren vol met be
schrijvingen van de prachtige meubelen; maar
indien een deel ervan al echt kan geweest zijn,
het grootste gedeelte moet wel nagemaakt zijn.
Met een stoel als model, maakt men in de ge
heime fabrieken de rest er wel bij; het is in elk
geval een bewijs, dat men tegenwoordig niet min
der goed werkt dan in die bloeiperiode van ge
raffineerde kunst. Er zijn trouwens teekeningen
en modellen genoeg over.
Onder de werklieden die deze dingen namaken,
ware kunstenaars, heeft ieder zijn eigen vak. De
gene die Fraugois Premier werkt, doet niet aan
Louis Quinze; een gevolg daarvan is, dat langza
merhand de bijzondere marque van den kunste
naar met die van het tijdvak ineensmelt, en zij
samen te grooter cachet van echtheid krygen.
Enkele malen komen de gevallen voor de recht
bank, toch zelden. Twee processen daaromtrent
wekten in den laatsten tijd de aandacht. Een lief
hebber had van een kunsthandelaar eene tafel
gekocht, voor 24,000 francs. Hij verlangde,
daar hij aan de echtheid twyfelde, dat de
kunstkooper haar terug zou nemen. De
kunstkooper riep een ambtgenoot in vrijwaring, van wien
hij de tafel voor 12,000 francs gekocht had; deze
echter moest bekennen, dat hij den vervaardiger
maar 2600 frs. voor de tafel betaald had. En de
vervaardiger was nog blij geweest er dezen prijs
voor te krijgen, want hij had het werkstuk ver
geefs aan een aantal liefhebbers aangeboden. Do
imitatie, stijl Louis XV, was zoo volmaakt, dat
echte kenners er door misleid waren. Alleen van
binnen werd het bedrog ontdekt, door eene be
schadiging van het hout, waardoor dit van binnen
versch bleek te zijn.
Het was de vraag eigenlijk of hier van bedrog
sprake kon zijn, want het stuk had hooge kunst
waarde ; het was veel meer waard dan de '2600
francs die de werkman er voor ontvangen had,
want zelfs bij het kiezen en prepareeren van het
hout, het verouderen van inlegwerk en metaal,
komen honderd kleine vakgeheimen en de zorg
vuldigste bewerking te pas.
Het andere geval kwam te Rouaan voor, waar
het museum eene groep van Clodion voor echt
gekocht had, voor 12,000 francs, en het bestuur
de groep na onderzoek als onecht terug zond.
Een expert, van zijn vak reparateur van kunst
voorwerpen, verklaarde: de groep is van een pas
overleden kunstenaar, Lebroc, die door zijn vader,
een ciseleur, enkel op het namaken van Clodion's
is gedresseerd geworden, en zijn gansche leven
niets anders leverde. Ik heb er heel wat van
gerepareerd, want, om grooter vertrouwen in de
echtheid te wekken, maakte hij er opzettelijk iets
aan stuk. Alleen kon hij niet dezelfde klei krijgen,
waar Clodion mee werkte. Wie het weet kan ze
terstond herkennen, maar bijna niemand let daarop;
en eigenlijk, daar het werk even goed, even eigen
aardig en artistiek is als dat van Clodion, en,
ofschoon in diens manier, even oorspronkelijk, kan
men Lebroc's werk nauwelijks minder waard
noemen.
Sommige kunstliefhebbers hebben zooveel leer
geld betaald, dat zij zeer wantrouwend zijn ge
worden. Voor hen worden de meubelen en kunst
voorwerpen naar de dorpsherbergen dichtbij
bezochte badplaatsen gebracht. Heel toevallig
komt de rijke badgast er, ziet in den hoek van de
kamer het antieke kunst stuk en kijkt er eerst t
ersluiks naar; dan zegt hij er zoo terloops eon
woord over. De herbergier kent zijne rol van
buiten, en is met zijn geheele familie er op
gedresseerd. Hij beweert de waarde van hot stuk in
't geheel niet te kennen, maar vertelt dat bij
het heeft geërfd en er als familiestuk aan hecht,
Op de vraag naar den prijs doet hij met boersche
slimheid, alsof hij haar niet verstaan heeft. Het
stuk is niet te koop. De liefhebber gaat nu
bieden en meent den boer te verblinden, hij biedt
hooger en hoogcr, maar de herbergier is on
verbiddelijk. Al legde men er mij 20,000 francs
voor op tafel, ge krijgt het er niet voor." Nu
die geef ik er voor, zegt de rijke liefhebber, die
nog steeds meent een goeden koop te doen. Neen,
ik heb het zoo niet gemeend, ik zeide het maar,
zooals men een s m noemt, het stuk is niet te
koop." Nu komt de boerin, de kinderen, eindelijk
de oude grootmoeder; alle jammeren en huilen,
dat vader toch het familiestuk niet verkoopen zal.
De verblinde liefhebber is nu genoodzaakt ieder
met een cadeautje extra te troosten en neemt
eindelijk zijn pronkstuk mee, dat onecht blijkt te
te zijn. Hij had hetzelfde voor weinige duizenden
bij een kunsthandelaar kunnen koopen, als het
echt was, en voor evenveel honderden, als hij met
imitatie voor lief nam.
De oorzaak van het kwaad ligt daarin, dat
iedereen zijn kamers mot antieke kostbaarheden
wil vullen, en daaraan het geld besteedt dat hij
voor moderne kunst kon overhebben; en het
ergste gevolg ervan is, dat kunstenaars, welke
talent, vlijt en volharding bezitten, en aan onze
periode tot eer konden strekken, hun tijd en
kunstvaardigheid besteden aan het werken voor
kunstvervalschers, die hun nauwelijks levensonder
houd gunnen en hun de vergetelheid als eerste
voorwaarde voor hun bestellingen opleggen.
LAMENNAIS EN ARY SCHEFFER.
Jules Simon deelt in zijn Petit Journal, de
dagelijksche bijdragen, die hij voor den Temps
schrijft, de volgende anecdote mede omtrent den
beroemden Franschen schrijver en wijsgeer en
den niet minder beroemden Hollandschen schil
der, die zooals men weet, een groot deel van zijn
leven te Parijs doorbracht.
Lamennais verbeeldde zich eens, dat hij een
hartstochtelijk en verlicht liefhebber van de
schilderkunst was. Hij begon oogenblikkelijk
schilderijen te koopen om een verzameling tot
stand te brengen. Hij wilde daarin slechts de
beroemdste namen en de grootste meesterstuk
ken toelaten.
Nauwelijks was bij in eenige galerijen ver
schenen, of hij werd bestormd door alle hande
laars in schilderijen. Eiken morgen was het een
ware processie. Hij deed verwonderlijke koop
jes, en vondsten, die zijn vrienden met verba
zing vervulden. Eu bij stelde zich niet tevre
den met koopen, hij wilde, evenals ieder goed
verzamelaar, zijn schatten toonen ; niet aan den
eersten den besten ! hij zeide, met Horatius:
Odi profanum vulgus, et arcvo.., .
Maar hij had een keus gedaan onder zijn beste
vrienden, en na hun verdiensten te hebben overwo
gen en zich te hebben overtuigd, dat zij waardig wa
ren, het heiligdom binnen te treden, had hij rust
noch duur, vóór hij ben tegenover deze onver
gelijkelijke wonderen had gr-plaatst. Toch maakte
hij zich geen illusiëo : hij erkende, dat het mu
seum van het Louvre het zijne overtrof, wat de
quantiteit betreft.
Hij woonde toen, als ik mij niet vergis, Rue
Tronchet eu hij beklaagde zich, dat zijn woning
zoo weinig ruimte had; het liefst had hij voor
elke schilderij een afzonderlijke zaal willen reser
veeren, maar hij was daarentegen genoodzaakt,
zijn stukken opeen te stapelen Dat ging hem
vreeselijk aan 't hart. Er was geen andere wolk
aan zijn hemel, want zijn doeken waren
ongetwyfeld echt en van den allereersten rang.
Lamennais beoordeelde zijn vrienden alleen nog
maar naar den graad van bewondering, die zij
voor z'ja museum aan den dag legden. De
lauwen werden uit zijn hart verbannen, en totaal
onbevoegd verklaard ; de opgetogenen echter gin
gen door voor uitgelezen geesten. Maar die waren
tot nu toe nog niet gekomen. Het scheen, dat de
vonk ontbrak.
lederen dag ontmoette Lamennais Ary
Scheffer, die toen zijn portret schilderde. En iederen j
dag was het weer hetzelfde liedje: Wanneer |
komt ge nu ?"
Men kan zich voorstellen, hoe hij prijs stelde
op den lof van zulk eeu kunstrechter. Hij be
schreef hem, om hem over te halen, stukken van
Puussin en van Velasquez, stukken, waarover
Ary Scheffer, die bij uitnemendheid tehuis was
in de geschiedenis der schilderkunst, nooit had
hooren spreken.
De groote schilder verzon, zoo lang hij kon,
uitvluchten, omdat hij, door langdurige ervaring,
de onmeedoogendheid der verzamelaars kende eu
daarenboven wist, dat Lamennais een man was,
die geen tegenspraak kou dulden. Maar even
min kon Lamennais een weigering verdragen,
en zoo was Ary, na een langen en eervollen te
genstand, genoodzaakt te capituleeren.
De dag werd bepaald, de afspraak gehouden.
De schilder van Mignon daalt neder uit de
hoogten van de Bue de Douai en komt in de
Rue Tronchet, vast besloten, om al zijn best te
bewonderen, indien hij maar het allergerirjgste
voorwendsel voor geestdrift kan vinden. Hij
wordt met opgewondenheid ontvangen, als een
lang begeerde gast
Venies Tyrinihius.
Lamennais opent hem zelf de deur van het
heiligdom, porto, Aurea, duwt Ary naar voren
en verslindt den schilder met de oogen, een
kwartier lang. Hij wachtte een kreet van geest
drift, den eersten kreet des harten. Ary zegt
geen woord, geen spier van zijn gflaat vertrekt
zich. Waarachtig, hij is nog altijd een Hollan
der gebleven. »En nu verder". Stap voor stap
gaat het paar voort en blijft voor iedere schil
derij laug stilstaan.
En steeds zijn, na het onderzoek, diezelfde
vlammeude oogen op den bezoeker gericht, als
om hem te doorboren. De eerste namen waren
door den eigenaar met opgeruimden nadruk uit
gesproken. Nu is zijn stem veranderd; sissend
komen de lettergrepen over zijn lippen; zij ge
lijken op een uitdaging, maar nog steeds, van
den anderen kant, datzelfde stilzwijgen.
Aan elk bezoek komt een einde, ook aan dit.
Ary ziet de deur ; hij zou niets .'iever doen dan
haar openen en de straat opzoeken om uit te
blazen. Maar de beleef Jheid .... het ontzag ....
Die groote denker. Die onvergelijkelijke schrijver....
En toch, hoe moet hij het aanleggen, om te
liegen ? Dat zou voor de eerste keer zijn. En
liegen waar het de kunst geldt neen, onmo
gelijk! Zoo blijven zij daar een heelen tijd staan ;
de een pijnlijk aangedaan en doodverieger, de
ander klaarblijkelijk ten prooi aan een htfugeri
toorn. En deze laat.ate spreekt het eerst: -iEh
bien ' monsieur?
Het is, alsof hij het sein tot den aanval blaast.
Ary mompelt iets onverstaanbaars.
»Ja, ja, ik begrijp het wel," antwoordt Lamen
nais. »\Vij goede luidjes hebben geen f ma ik,
wij houden deze cruütes voor onvergelijkelijke
meesterstukken. Maar nu we dus niet meer
samen over kunst kunnen spreken, laat ons dan
eens over geld praten. Gegeven de slechte smaak
van onzen tijd, op hoeveel schat ge dan mijn
galerij 'f'
Ary was niet weinig verbaasd over deze vraag,
ofschoon hij anders voor geen kleintje vervaard
was. Maar LameEnais hield vol, en dat op een
scherpen toon, alsof hij wilde zeggen: »Je bent
niet eens een deskundige, je bent maar een or
dinaire schatter."
»Ja, mijnheer," zeide hij, »we spreken over
dubbeltjes, over klinkende munt. Op hocvetl
schat ge mijn galerij ?'"
Ary Scheffer muntte juist niet uit door zacht
aardigheid. Met een blik overzag hij al de ka
mers en zeide toen : »Wel, mijnheer, het komt
me voor, dat die vergulde lijsten allemaal nieuw
zijn, en in goeden staat. Als ik ze nu op zóó
en zóó veel per el schat, dan zal er wel voor
een paar duizend francs zjjn."
»Mijn huis uit, |mijnheer !'* riep Lamennais, hem.
de deur wijzend. Hij stikte van woede. Ary
liet zich dit geen tweemaal zeggen en de twee
hebben elkaar nooit weer gezien.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
In den Rathskeller te Lübeck is tot aandenken
van Geibel, die er Stammgast" was, een vertrek door
den Munchener schilder Von L
ttgendorf-Leinhurg met muurschilderingen versierd. Er zijn
tafreelen hij uit Meister Andrea, uit de Rheinsage,
den Septembernacht, en de geschiedenis van de
lust'gen Musikanten am Nil.
De voorstellingen zijn met mineraalverven recht
streeks op den muur aangebracht, en tot het be
houd met een overtrek van waterglas voorzien.
Wilhelm Gentz. De bekende Duitsche schilder
Wilhelm Gentz is dezer dagen te Berlijn over
leden. Hij had zich tijdens een langdurig verblijf
in Tunis en Tripoli overwerkt. Gentz werd den
Oen December 1822 te Neu-Ruppin geboren. Be
stemd voor een wetenschappelijke loopbaan, stu
deerde hij aanvankelijk aan de universiteit te
Berlijn, inaar om weldra de boeken tegen palet
en penseel te verwisselen. Zijn eerste leermeester
was A. v. Klöber; later zette hy te Parijs en te
Antwerpen zijn schilderstudiën onder Gleyrn voort.
Studiereizen naar Marokko, Egypte, Klein-Azi
en Turkije voedden zijn smaak voor Oostersche
onderwerpen, welke hij met sprekend realisme op
het doek bracht. Tot zijn meest bekende schil
derijen hehooren: Het doodenfeest te Kaïro",
De intocht van den Duitschen kroonprins in
Jeruzalem", De slangenbezweerders", Een dorps
school in Boven-Egypte", Het kamp eener kara
vaan naar Mekka".
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Uit Parijs ontvangt raen het bericht, dat de
Academie Frattcaise het plan heeft opgegeven,
om een nieuwe uitgave van den Dictionnaire te
bezorgen. De laatste uitgave is van het jaar 1835
en alle voorbereidende werkzaamheden hadden
zich tot dusver tot de letter A bepaald. De
Fransche bladen laken den geringen ijver der
onstertelijken" en herinneren aan de vele epi
grammen, die dit algemeen bekend gebrek aan
vlijt hun reeds heeft op den hals gehaald.
Albert Millaud geeft van tijd tot tijd in Figaro
namen uit wat hij noemt Le Petit Bottin parisien.
Frangois Coppée komt daarin voor met de vol
gende aanduidingen:
Francais Coppée. Profession: Homme qui
versifie avec simplicité.
Enseigne: A Apollon-Mastroquet.
Blason: Des rimes riches sur Ja blouse prol
taire.
Adresse: Rue Coquenard, pres larue Lamartine.
Devise: M. Jourdain. Comment, voila dix ans
que je lis des vers de M. Coppée, sans me douter
que c'était des vers
Er is hier eenige onrechtvaardigheid in, want
het is eerst sedert de laatste jaren dat Coppce's
verzen vaak in 't geheel niet dichterlijk zijn. Le
Tampon en L'Homme affiche, de paar laatste
die juist in figaro verschenen zijn, staan op een
grooten afstand van Le Passant en Le Luthief
de Orémone.
Dr. Mesnet heeft aan de Académie de Médecine
eene nieuwe zenuwaandoening van hysterischen
aard bekend gemaakt en eenige personen gepre
senteerd, die er mee behept waren. Het verschijn
sel noemt hij mttograpkisme en hij beschrijft het
als volgt: Als men bij zulk een individu met
een stompe stift of een potlood op schouders,
horst, arrnen of dijen een woord of oen figuur
teckent, ziet men bijna onmiddellijk een
helderroode kleur ontstaan op de HJB die door het
instrument is doorloopen. Dit zacht uitecnloopendo
rood is het eerste gedeelte van hot verschijnsel.
Twee minuten later begint het woord of do
toekening zich voor te doen als een witrose spoor,
veel b'eeker van tint dan het erytheem dat het
aan alle kanten omringt. Verlies den zieke niet
uit het oog, volg aandachtig de verschillende
pliascn der proef, en gij ziet het opschrift, gaan
deweg compleet worden, de bleeke Jijn zich uit
breiden, snel opzwellen en een relief vormen dat
aan den top afge ond is en den omvang heelt van
een half doorgesneden ganzevcer."
Deze zonderlinge aandoening is niet zoo zeld
zaam als men zou denken; dr. Mesnet zelf heeft
vier goed geconstateerde gevallen waargenomen.
Tien jaar geleden heeft dr. Dujardin-Beaumetz
aar, do Sociétc médicale des höpitaux" een der
gelijke patiënt gepresenteerd, die spoedig bekend
werd als l<( femme-diclié.
Voor deze personen is het een geluk, dat zij
in hot jaar onzes Hoeren 1890 leven ; drie eeuwen
geleden zou men hen zeker van den duivel beze
ten genoemd hebben en hen op een flink vuurtje
voor altijd van hunne kwaal hebben genezen.
Het schijnt voorts dat niet alleen de mensch
(in deze gewoonlijk vertegenwoordigd door de
vrouw) het privilege van het autographisme heeft.
De redactie van la Nature ontving onlangs van
een commandant van een escadron artillerie de
beschrijving van een analoog geval bij een paard.
liet was voldoende om het dier met een strootje
over de flanken te strijken, om bijna op hetzelfde
oogcnblik een zwelling ter dikte van een pijp
macaroni te zien ontstaan, die over Laar geheele
lengte precies de lijn volgde welko men met het
strootje had aangegeven. De kanonniers vermaak
ten zich dikwijls met deze eigenaardigheid van
het paard, dat een zekere reputatie in het esca
dron had gekregen, maar overigens een doodge
woon paard was.
Een reuzenbloem. Op het zuid-oostelijkste eiland
der Phillippijnsche groep, Mindanao, werd onlangs
door een gezelschap botanici en ethnographen
op een der bergen, Paray", in de nabijheid