De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 31 augustus pagina 4

31 augustus 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DilfitER,' WEEOLÜ) tÓOB NEDERLAHfD. De gewone 'mensch uit het beek ng leest en denkt en bezit meenin» idle wu'ggeerige, maatschappelijke, artis__ sdagogische vraagstukken van den dag. "b«lv« eeuw beschaving, een halve eeuw r onderwas ligt tusschen Van Meerkerke gewonen mensch". Bij Van Meerkerke alle gevoelen in primitieven staat, bij ' zjjn zij allen veranderd door zijn lezen, kritisch denken. Alles wat wij geestesog, moderne beschaving, gedachte, vrije noemen, mist de militair, terwijl de daar men zou zeggen aan alle kanten avuld is. In zijn jeugd heeft de militair een geestelijk leven geleid, maar toen de praktijk van het soldatenleven kwam " daar geen tijd meer voor, of wel is het .,_ jBen andere reden door hem gestaakt. Dit heeft ten gevolge dat hij nu, als oud man die het leven achter den rug heett, slechts over de ,. kleine hoeveelheid sentimenten en gedachten kan beschikken, die hij als kind uit dun omgang met 1 ouderen heeft opgevangen. Men kan het zich zoo levendig voorstellen, dat tot Eudolfje van ? Meeïkerke, toen hij zeventig jaar geleden aan de Juuu van den een of anderen vaderlijken vriend al t, dart lend een ochtendwandeling maakte, die brave beredder zeide: «Kijk, Dolf, en onthoud het ;«ltq goed, hoor jongen: zooals wij nu de natuur, ? de 9 'K, de menseden, na de nachtrust een nieuw ; levei i-aien beginnen, zoo zullen ook wij eens na '? OHM | laatöten slaap, den dood, een nieuw leven ? begil |Mn"> Dat naïef symbolisch «geloof" in de kui<3 «iel ontvangen, heeft de schrijver zijn leven . famgfbewaard en nu herhaalt hij in gemoede die *> wooïdea voor zijne lezers. "* M&ar kom daar nu eens bij den gewo. aen * burger mensch mede aan I Die zal u, al \, «HMUWend weg, een geheel wijsgeerig stelsel voorhouden en op grond daarvan o. a. beweren: »Be mensch moet goed handelen, omdat dit ie ia zijn welbegrepen eigenbelang en niet op \ hopa van een leven hiernamaals, daar dat ons door niets in de natuur wordt voorgehouden". Df verhouding der meeningen over muziek van flea militair tot die van den belezen burger is ongeveer dezelfie als de verhouding hunner meeningen over godsdienst. Bepaalt de behande ling der muziek bij den militair zich tot een aanhalen der door de kolonialen voor hun ver trek in de Harderwijktche kazerne gezongen liederen »Vive Ie vin, Pamour et Ie tabac", Vater, ich rufe dich" en »Wat zal uw vader wel zeg-gen, schoon Sophie", en tot eene preferentie der eerste liederen boven het laatste, de burger zal een e verhandeling over Wagner en Mozart ten beste geven (blz/ 58-65) waar de militair het eerste woord vermoedelijk niet geheel van zoude be grijpen. Indien wij nu het geestelijk leven van den burger naast dat van den militair stellen, zooals het zich uitspreekt in hun boeken, dan zien wij dat het tweede bestaat uit eenige handboekensotieo, een i-chepje herinneringen en een weinig kinder gevoel; dit laatste neemt bijna zijn ge heele wezen in beslag, het is het voedsel zijner ziel: hij vindt de uniformen der militaire ruiters zoo mooi en hij hoopt op een ontwaken na den dood^ daarom leeft hij vol blijmoedigheid en te vredenheid. Bij den burger geen spoor van kinderlfjk pathos, geen direkte getroffenheid door en naïeve uitroepen over de schoonheid van hetaspekt van 't leven ; maar steeds nagedachte, steeds een ?wikken en wegen der verschijnselen en toestan den, en dan: een kalme en ordelijke genegenheid TOOI het bestaan en de menschelijke beschaving, gegrondvts" op het door overweging verworven iBzicht. Niet zijne ouders, niet de tradities, niet het onbewust in hem voortleven der meeningen '. Tan Torige geslachten hebben het inwendig leven Tan Dr. Kleesings gewoon mensch gevormd en gerijpt: Neen, de boeken hebben hem gemaakt. Hfl is een kind van de drukpers. Een voor een heeft hij in zijn lectuur de waarheden ontdekt, waaruit hij zich een geheel van levensbeschouwing, als een vast en harmonisch weefsel, heeft samengesteld. De gewooute om aan geen gevoel e« ook aan geen gevoelen een plaats in zijn geest te geven vóór het van alle kanten bekeken en beredeneerd te hebben, brengt het gevaar met zich mede, dat men te onophoudelijk aan 't leeraren blijve bij het mededeelen zijner sentimenten en gevoelens. Een enkele maal, bij het lezen van al die consideraties, waarop »het gewoon mensch" zijn levensinzichten grondt, komt men in de verzoeking om botweg den schrijver in overweging te geven eens als uitzondering op de voor hem gebruikelijke manier een erge hartelijke domheid te zeggen, voorafgegaan door een vloek en )?evolgd door een uitroepingsteeken. Moest men in het werkelijke leven kiezen tusschen den militair en den burger, dan zou 't best zijn... zich van keuze te onthouden, en als men een dag met de twee had door te brengen, 's middags een wandelingetje met den opgewtkten militair te maken en den avond in gesprek met den burger in diens woning door te brengen. Voor alles moet echter erkend worden, dat de militair, zoölogisch gesproken, veel dichter bij de mindere diersoorten staat dan de burger, want hij leeft slechts van instinkt en indrukken ; hij staat ook in ontwikkeling vijfug, waarom niet honderd, jaar bij den burger ten achter, onze gfheele 19e eeuwsche geestesbeschaving is hem vreemd gebleven. Een theoretische bespreking der honderde meeBH'gen, in de gedenkschriften medegedeeld, wordt niet gevorderd. Daarvoor worden causeriee'n en mémoires niet geschreven. Het zijn geen vertoogen door en voor specialiteiten. Het is lectuur, onderhoudend genoeg om gelezen te worden, waarvan men het goede in zich opneemt, het slechte, dat is het ons onjuist voorkomende, van ^ zelf verwerpt, en die eene vaag afgeronde herin~~ iierlag achterlaat als het gesprek met een coup genoot, in wiens gezelschap men een lange spoorwegreis heeft gemaakt. " Aug. '90. A. J. NAMAAK VAN ANTIEKE KUNSTVOOR WERPEN. Omtrent de uitbreiding, die een betrekkelijk nieuwe industrie, het namaken van antieke kunstvoortbrengselen, in groote steden gedurende de laatste jaren heeft ondergaan, geeft de Vossische Zeitung curieuse mededeelingen. Het is te Parijs eene industrie, waar de wetenschap van een geleerde en het talent van vele kunstenaars samenwerken, alles om valsch" te maken. Er zyn monogranimisten, die de handteekening van lederen ouden kunstenaar kennen, en haar voor 10 francs bedriegelijk namaken. Als men nagaat, hoeveel er successievelijk onder den hamer komt, dat aan Lodewijk XIV, Lodewijk XV en de groote heeren van hun omgeving heeft toebehoord, kan men zelf wel begrijpen dat er maar een klein deel echt van is. Wat een ledikanten, beddenta feltjes, moest dan Marie Aiitoinette er wel op na gehouden hebben! Uit de nalatenschap van den beroemden verzamelaar Doubléwerden verschei dene uiterst prachtige en artistieke slaapkamerameublementen, enz., van Marie-Antoinette tot enorme prijzen verkocht. Een ledikant werd met 150,000, andere meubelen met 120,000 francs en dergelijke betaald. De bladen waren vol met be schrijvingen van de prachtige meubelen; maar indien een deel ervan al echt kan geweest zijn, het grootste gedeelte moet wel nagemaakt zijn. Met een stoel als model, maakt men in de ge heime fabrieken de rest er wel bij; het is in elk geval een bewijs, dat men tegenwoordig niet min der goed werkt dan in die bloeiperiode van ge raffineerde kunst. Er zijn trouwens teekeningen en modellen genoeg over. Onder de werklieden die deze dingen namaken, ware kunstenaars, heeft ieder zijn eigen vak. De gene die Fraugois Premier werkt, doet niet aan Louis Quinze; een gevolg daarvan is, dat langza merhand de bijzondere marque van den kunste naar met die van het tijdvak ineensmelt, en zij samen te grooter cachet van echtheid krygen. Enkele malen komen de gevallen voor de recht bank, toch zelden. Twee processen daaromtrent wekten in den laatsten tijd de aandacht. Een lief hebber had van een kunsthandelaar eene tafel gekocht, voor 24,000 francs. Hij verlangde, daar hij aan de echtheid twyfelde, dat de kunstkooper haar terug zou nemen. De kunstkooper riep een ambtgenoot in vrijwaring, van wien hij de tafel voor 12,000 francs gekocht had; deze echter moest bekennen, dat hij den vervaardiger maar 2600 frs. voor de tafel betaald had. En de vervaardiger was nog blij geweest er dezen prijs voor te krijgen, want hij had het werkstuk ver geefs aan een aantal liefhebbers aangeboden. Do imitatie, stijl Louis XV, was zoo volmaakt, dat echte kenners er door misleid waren. Alleen van binnen werd het bedrog ontdekt, door eene be schadiging van het hout, waardoor dit van binnen versch bleek te zijn. Het was de vraag eigenlijk of hier van bedrog sprake kon zijn, want het stuk had hooge kunst waarde ; het was veel meer waard dan de '2600 francs die de werkman er voor ontvangen had, want zelfs bij het kiezen en prepareeren van het hout, het verouderen van inlegwerk en metaal, komen honderd kleine vakgeheimen en de zorg vuldigste bewerking te pas. Het andere geval kwam te Rouaan voor, waar het museum eene groep van Clodion voor echt gekocht had, voor 12,000 francs, en het bestuur de groep na onderzoek als onecht terug zond. Een expert, van zijn vak reparateur van kunst voorwerpen, verklaarde: de groep is van een pas overleden kunstenaar, Lebroc, die door zijn vader, een ciseleur, enkel op het namaken van Clodion's is gedresseerd geworden, en zijn gansche leven niets anders leverde. Ik heb er heel wat van gerepareerd, want, om grooter vertrouwen in de echtheid te wekken, maakte hij er opzettelijk iets aan stuk. Alleen kon hij niet dezelfde klei krijgen, waar Clodion mee werkte. Wie het weet kan ze terstond herkennen, maar bijna niemand let daarop; en eigenlijk, daar het werk even goed, even eigen aardig en artistiek is als dat van Clodion, en, ofschoon in diens manier, even oorspronkelijk, kan men Lebroc's werk nauwelijks minder waard noemen. Sommige kunstliefhebbers hebben zooveel leer geld betaald, dat zij zeer wantrouwend zijn ge worden. Voor hen worden de meubelen en kunst voorwerpen naar de dorpsherbergen dichtbij bezochte badplaatsen gebracht. Heel toevallig komt de rijke badgast er, ziet in den hoek van de kamer het antieke kunst stuk en kijkt er eerst t ersluiks naar; dan zegt hij er zoo terloops eon woord over. De herbergier kent zijne rol van buiten, en is met zijn geheele familie er op gedresseerd. Hij beweert de waarde van hot stuk in 't geheel niet te kennen, maar vertelt dat bij het heeft geërfd en er als familiestuk aan hecht, Op de vraag naar den prijs doet hij met boersche slimheid, alsof hij haar niet verstaan heeft. Het stuk is niet te koop. De liefhebber gaat nu bieden en meent den boer te verblinden, hij biedt hooger en hoogcr, maar de herbergier is on verbiddelijk. Al legde men er mij 20,000 francs voor op tafel, ge krijgt het er niet voor." Nu die geef ik er voor, zegt de rijke liefhebber, die nog steeds meent een goeden koop te doen. Neen, ik heb het zoo niet gemeend, ik zeide het maar, zooals men een s m noemt, het stuk is niet te koop." Nu komt de boerin, de kinderen, eindelijk de oude grootmoeder; alle jammeren en huilen, dat vader toch het familiestuk niet verkoopen zal. De verblinde liefhebber is nu genoodzaakt ieder met een cadeautje extra te troosten en neemt eindelijk zijn pronkstuk mee, dat onecht blijkt te te zijn. Hij had hetzelfde voor weinige duizenden bij een kunsthandelaar kunnen koopen, als het echt was, en voor evenveel honderden, als hij met imitatie voor lief nam. De oorzaak van het kwaad ligt daarin, dat iedereen zijn kamers mot antieke kostbaarheden wil vullen, en daaraan het geld besteedt dat hij voor moderne kunst kon overhebben; en het ergste gevolg ervan is, dat kunstenaars, welke talent, vlijt en volharding bezitten, en aan onze periode tot eer konden strekken, hun tijd en kunstvaardigheid besteden aan het werken voor kunstvervalschers, die hun nauwelijks levensonder houd gunnen en hun de vergetelheid als eerste voorwaarde voor hun bestellingen opleggen. LAMENNAIS EN ARY SCHEFFER. Jules Simon deelt in zijn Petit Journal, de dagelijksche bijdragen, die hij voor den Temps schrijft, de volgende anecdote mede omtrent den beroemden Franschen schrijver en wijsgeer en den niet minder beroemden Hollandschen schil der, die zooals men weet, een groot deel van zijn leven te Parijs doorbracht. Lamennais verbeeldde zich eens, dat hij een hartstochtelijk en verlicht liefhebber van de schilderkunst was. Hij begon oogenblikkelijk schilderijen te koopen om een verzameling tot stand te brengen. Hij wilde daarin slechts de beroemdste namen en de grootste meesterstuk ken toelaten. Nauwelijks was bij in eenige galerijen ver schenen, of hij werd bestormd door alle hande laars in schilderijen. Eiken morgen was het een ware processie. Hij deed verwonderlijke koop jes, en vondsten, die zijn vrienden met verba zing vervulden. Eu bij stelde zich niet tevre den met koopen, hij wilde, evenals ieder goed verzamelaar, zijn schatten toonen ; niet aan den eersten den besten ! hij zeide, met Horatius: Odi profanum vulgus, et arcvo.., . Maar hij had een keus gedaan onder zijn beste vrienden, en na hun verdiensten te hebben overwo gen en zich te hebben overtuigd, dat zij waardig wa ren, het heiligdom binnen te treden, had hij rust noch duur, vóór hij ben tegenover deze onver gelijkelijke wonderen had gr-plaatst. Toch maakte hij zich geen illusiëo : hij erkende, dat het mu seum van het Louvre het zijne overtrof, wat de quantiteit betreft. Hij woonde toen, als ik mij niet vergis, Rue Tronchet eu hij beklaagde zich, dat zijn woning zoo weinig ruimte had; het liefst had hij voor elke schilderij een afzonderlijke zaal willen reser veeren, maar hij was daarentegen genoodzaakt, zijn stukken opeen te stapelen Dat ging hem vreeselijk aan 't hart. Er was geen andere wolk aan zijn hemel, want zijn doeken waren ongetwyfeld echt en van den allereersten rang. Lamennais beoordeelde zijn vrienden alleen nog maar naar den graad van bewondering, die zij voor z'ja museum aan den dag legden. De lauwen werden uit zijn hart verbannen, en totaal onbevoegd verklaard ; de opgetogenen echter gin gen door voor uitgelezen geesten. Maar die waren tot nu toe nog niet gekomen. Het scheen, dat de vonk ontbrak. lederen dag ontmoette Lamennais Ary Scheffer, die toen zijn portret schilderde. En iederen j dag was het weer hetzelfde liedje: Wanneer | komt ge nu ?" Men kan zich voorstellen, hoe hij prijs stelde op den lof van zulk eeu kunstrechter. Hij be schreef hem, om hem over te halen, stukken van Puussin en van Velasquez, stukken, waarover Ary Scheffer, die bij uitnemendheid tehuis was in de geschiedenis der schilderkunst, nooit had hooren spreken. De groote schilder verzon, zoo lang hij kon, uitvluchten, omdat hij, door langdurige ervaring, de onmeedoogendheid der verzamelaars kende eu daarenboven wist, dat Lamennais een man was, die geen tegenspraak kou dulden. Maar even min kon Lamennais een weigering verdragen, en zoo was Ary, na een langen en eervollen te genstand, genoodzaakt te capituleeren. De dag werd bepaald, de afspraak gehouden. De schilder van Mignon daalt neder uit de hoogten van de Bue de Douai en komt in de Rue Tronchet, vast besloten, om al zijn best te bewonderen, indien hij maar het allergerirjgste voorwendsel voor geestdrift kan vinden. Hij wordt met opgewondenheid ontvangen, als een lang begeerde gast Venies Tyrinihius. Lamennais opent hem zelf de deur van het heiligdom, porto, Aurea, duwt Ary naar voren en verslindt den schilder met de oogen, een kwartier lang. Hij wachtte een kreet van geest drift, den eersten kreet des harten. Ary zegt geen woord, geen spier van zijn gflaat vertrekt zich. Waarachtig, hij is nog altijd een Hollan der gebleven. »En nu verder". Stap voor stap gaat het paar voort en blijft voor iedere schil derij laug stilstaan. En steeds zijn, na het onderzoek, diezelfde vlammeude oogen op den bezoeker gericht, als om hem te doorboren. De eerste namen waren door den eigenaar met opgeruimden nadruk uit gesproken. Nu is zijn stem veranderd; sissend komen de lettergrepen over zijn lippen; zij ge lijken op een uitdaging, maar nog steeds, van den anderen kant, datzelfde stilzwijgen. Aan elk bezoek komt een einde, ook aan dit. Ary ziet de deur ; hij zou niets .'iever doen dan haar openen en de straat opzoeken om uit te blazen. Maar de beleef Jheid .... het ontzag .... Die groote denker. Die onvergelijkelijke schrijver.... En toch, hoe moet hij het aanleggen, om te liegen ? Dat zou voor de eerste keer zijn. En liegen waar het de kunst geldt neen, onmo gelijk! Zoo blijven zij daar een heelen tijd staan ; de een pijnlijk aangedaan en doodverieger, de ander klaarblijkelijk ten prooi aan een htfugeri toorn. En deze laat.ate spreekt het eerst: -iEh bien ' monsieur? Het is, alsof hij het sein tot den aanval blaast. Ary mompelt iets onverstaanbaars. »Ja, ja, ik begrijp het wel," antwoordt Lamen nais. »\Vij goede luidjes hebben geen f ma ik, wij houden deze cruütes voor onvergelijkelijke meesterstukken. Maar nu we dus niet meer samen over kunst kunnen spreken, laat ons dan eens over geld praten. Gegeven de slechte smaak van onzen tijd, op hoeveel schat ge dan mijn galerij 'f' Ary was niet weinig verbaasd over deze vraag, ofschoon hij anders voor geen kleintje vervaard was. Maar LameEnais hield vol, en dat op een scherpen toon, alsof hij wilde zeggen: »Je bent niet eens een deskundige, je bent maar een or dinaire schatter." »Ja, mijnheer," zeide hij, »we spreken over dubbeltjes, over klinkende munt. Op hocvetl schat ge mijn galerij ?'" Ary Scheffer muntte juist niet uit door zacht aardigheid. Met een blik overzag hij al de ka mers en zeide toen : »Wel, mijnheer, het komt me voor, dat die vergulde lijsten allemaal nieuw zijn, en in goeden staat. Als ik ze nu op zóó en zóó veel per el schat, dan zal er wel voor een paar duizend francs zjjn." »Mijn huis uit, |mijnheer !'* riep Lamennais, hem. de deur wijzend. Hij stikte van woede. Ary liet zich dit geen tweemaal zeggen en de twee hebben elkaar nooit weer gezien. VARIA. PLASTISCHE KUNST. In den Rathskeller te Lübeck is tot aandenken van Geibel, die er Stammgast" was, een vertrek door den Munchener schilder Von L ttgendorf-Leinhurg met muurschilderingen versierd. Er zijn tafreelen hij uit Meister Andrea, uit de Rheinsage, den Septembernacht, en de geschiedenis van de lust'gen Musikanten am Nil. De voorstellingen zijn met mineraalverven recht streeks op den muur aangebracht, en tot het be houd met een overtrek van waterglas voorzien. Wilhelm Gentz. De bekende Duitsche schilder Wilhelm Gentz is dezer dagen te Berlijn over leden. Hij had zich tijdens een langdurig verblijf in Tunis en Tripoli overwerkt. Gentz werd den Oen December 1822 te Neu-Ruppin geboren. Be stemd voor een wetenschappelijke loopbaan, stu deerde hij aanvankelijk aan de universiteit te Berlijn, inaar om weldra de boeken tegen palet en penseel te verwisselen. Zijn eerste leermeester was A. v. Klöber; later zette hy te Parijs en te Antwerpen zijn schilderstudiën onder Gleyrn voort. Studiereizen naar Marokko, Egypte, Klein-Azi en Turkije voedden zijn smaak voor Oostersche onderwerpen, welke hij met sprekend realisme op het doek bracht. Tot zijn meest bekende schil derijen hehooren: Het doodenfeest te Kaïro", De intocht van den Duitschen kroonprins in Jeruzalem", De slangenbezweerders", Een dorps school in Boven-Egypte", Het kamp eener kara vaan naar Mekka". LETTEREN EN WETENSCHAP. Uit Parijs ontvangt raen het bericht, dat de Academie Frattcaise het plan heeft opgegeven, om een nieuwe uitgave van den Dictionnaire te bezorgen. De laatste uitgave is van het jaar 1835 en alle voorbereidende werkzaamheden hadden zich tot dusver tot de letter A bepaald. De Fransche bladen laken den geringen ijver der onstertelijken" en herinneren aan de vele epi grammen, die dit algemeen bekend gebrek aan vlijt hun reeds heeft op den hals gehaald. Albert Millaud geeft van tijd tot tijd in Figaro namen uit wat hij noemt Le Petit Bottin parisien. Frangois Coppée komt daarin voor met de vol gende aanduidingen: Francais Coppée. Profession: Homme qui versifie avec simplicité. Enseigne: A Apollon-Mastroquet. Blason: Des rimes riches sur Ja blouse prol taire. Adresse: Rue Coquenard, pres larue Lamartine. Devise: M. Jourdain. Comment, voila dix ans que je lis des vers de M. Coppée, sans me douter que c'était des vers Er is hier eenige onrechtvaardigheid in, want het is eerst sedert de laatste jaren dat Coppce's verzen vaak in 't geheel niet dichterlijk zijn. Le Tampon en L'Homme affiche, de paar laatste die juist in figaro verschenen zijn, staan op een grooten afstand van Le Passant en Le Luthief de Orémone. Dr. Mesnet heeft aan de Académie de Médecine eene nieuwe zenuwaandoening van hysterischen aard bekend gemaakt en eenige personen gepre senteerd, die er mee behept waren. Het verschijn sel noemt hij mttograpkisme en hij beschrijft het als volgt: Als men bij zulk een individu met een stompe stift of een potlood op schouders, horst, arrnen of dijen een woord of oen figuur teckent, ziet men bijna onmiddellijk een helderroode kleur ontstaan op de HJB die door het instrument is doorloopen. Dit zacht uitecnloopendo rood is het eerste gedeelte van hot verschijnsel. Twee minuten later begint het woord of do toekening zich voor te doen als een witrose spoor, veel b'eeker van tint dan het erytheem dat het aan alle kanten omringt. Verlies den zieke niet uit het oog, volg aandachtig de verschillende pliascn der proef, en gij ziet het opschrift, gaan deweg compleet worden, de bleeke Jijn zich uit breiden, snel opzwellen en een relief vormen dat aan den top afge ond is en den omvang heelt van een half doorgesneden ganzevcer." Deze zonderlinge aandoening is niet zoo zeld zaam als men zou denken; dr. Mesnet zelf heeft vier goed geconstateerde gevallen waargenomen. Tien jaar geleden heeft dr. Dujardin-Beaumetz aar, do Sociétc médicale des höpitaux" een der gelijke patiënt gepresenteerd, die spoedig bekend werd als l<( femme-diclié. Voor deze personen is het een geluk, dat zij in hot jaar onzes Hoeren 1890 leven ; drie eeuwen geleden zou men hen zeker van den duivel beze ten genoemd hebben en hen op een flink vuurtje voor altijd van hunne kwaal hebben genezen. Het schijnt voorts dat niet alleen de mensch (in deze gewoonlijk vertegenwoordigd door de vrouw) het privilege van het autographisme heeft. De redactie van la Nature ontving onlangs van een commandant van een escadron artillerie de beschrijving van een analoog geval bij een paard. liet was voldoende om het dier met een strootje over de flanken te strijken, om bijna op hetzelfde oogcnblik een zwelling ter dikte van een pijp macaroni te zien ontstaan, die over Laar geheele lengte precies de lijn volgde welko men met het strootje had aangegeven. De kanonniers vermaak ten zich dikwijls met deze eigenaardigheid van het paard, dat een zekere reputatie in het esca dron had gekregen, maar overigens een doodge woon paard was. Een reuzenbloem. Op het zuid-oostelijkste eiland der Phillippijnsche groep, Mindanao, werd onlangs door een gezelschap botanici en ethnographen op een der bergen, Paray", in de nabijheid

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl