De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 31 augustus pagina 5

31 augustus 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMEK, VOOR NEDERLAND. "na. den hoogsten top van het eiland, 2500 boven zeepeil, een reuzenbloem gevonden. De ontdekker, dr. Alexander Schadenberg, kon -zyne oogen ternauwernood gelooven, toen hjj te midden van laag struikgewas de ontzaggelyk groote ? bloemknoppen zag, die wel byzonder groote kooien geleken. Maar zyne verwondering steeg ten top toen lig een er in vollen bloei zag, een vyf bladerige bloem, b\jna een el in doorsnede en zoo breed als het wiel van een rijtuig. Deze groote bloesems "kropen by wijze van wilden wingerd over den grond. ?.De inboorlingen, die het gezelschap vergezelden, noemden haar bolo. Men had geen weegschaal ?4>jj zich, waardoor het gewicht der bloem kon worden bepaald, maar men fabriceerde eonkunst- schaal en liet jassen en pantalons dienst doen als gewichten; en zoo stelde men het gewicht van elke bloem op 22 pond. Het was onmogelijk de frissche bloem te vervoeren, daarom namen de reizigers er eene photographie van en droogden ?enkele bladeren by het vuur. Dr. Schadenberg zond de photographie en de gedroogde bladeren naar den koninklijken botanischen tuin te Breslau, welke geleerde directeur de bloem onmiddellijk herkende voor een soort van Rafflesia, aldus ge noemd naar den Engelschen gouverneur sir Stam'bord Raffles. De nieuwe bloem werd nu Rafflesia Schaden<bergia" genoemd. B. Te Londen heeft men een plan voor een we reldtaal ontworpen dat vry wat practischer is dan ?de Volapuk. Men wil het Latyn tot de moderne behoeften trachten uit te breiden; dit voorstel kan geen andere bestrijders hebben dan de vol bloed-latinisten, die voor ontheiliging der taal van Cicero vreezen. Men heeft dan terstond de geheele Union latine en Zuid-Amerika, voorts En geland met zyne koloniën, Hongarije, Zevenber gen en de classici van alle landen als geheel- of Jialf ingewijden. BOEKAANKONDIGING. By den uitgever J. B. Wolters te Groningen is verschenen de tweede -druk van Saherda-Le Roy's Handleiding lot de kennis der natuur. Het werk is bestemd voor onderwyzers en aankomende on derwijzers, en reeds gebleken voor zyn doel bij ?uitstek geschikt te zy'n. Het leert zien, en leert daarby zich deugdelijk rekenschap te geven van hetgeen men gezien heeft. De onderwyzer, die 4Ïit boek met ernst en toewyding heeft bestudeerd, ?en de daarin gestelde vragen en gegeven wenken nauwkeurig heeft overwogen, zal op de lagere school roet opgewektheid, met zelfvertrouwen en met goeden uitslag les kunnen geven in de ken nis der natuur, een vak, dat tot nu toe op vele scholen dikwy'ls niet tot zijn recht kwam, omdat het voor den onderwyzer eene mer a boire was. De tweede druk is geheel bewerkt door Dr. J. J. Le Roy, die ich uitstekend van zijn taak heeft gekweten. Verschenen zyn tot nu toe Deel II (Natuurkunde) compleet, en Deel I (Dierkunde) Aflevering l 4. * * * De Groningsche uitgever P. Noordhoff, zond ons-een fraaien catalogus van zijne fondsartikelen. Vooral de uitgaven voor lager- en middelbaar onderwijs z\jn daarin ruim vertegenwoordigd. Als nieuwe uitgave werd ons toegezonden De Natuurvriend, Leesboek over kennis der natuur, door R. Bos en J. Mulder. Het boekje is bestemd voor de volksschool, en bevat een aantal duidely'k en aardig geschreven schetsen. De meesten daarvan zullen de toelichting van den onderwijzer niet kunnen missen, maar daarop is door de schrijvers ook bepaald gerekend. Van een Nederlandsch Leesboek voor de Lagere School, door ongenoemden bijeengebracht, beleef den het vy'fde en het zesde deeltje een tweeden druk. De werkjes schijnen dus zeer in den smaak te vallen. Zij bevatten in hun beknopten vorm eene groote verscheidenheid en geven bijvoorbeeld raast de moderne opstelletjes van Geertruida Carelsen ook vertoogjes en verhaaltjes uit de oude doos van van Alphen, Anslijn en de Perponcher. Susan's Satnmlung Wörter, Sprichwörter und Redensarten verscheen onder toezicht van Dr. E. Mechler in zesde uitgaaf. De schrijver heeft hier bepaald het oog gehad op de moeielijkheden, waarmede de Nederlandsche leerling bij de beoe fening der Duitsche taal heeft te worstelen, en hij heeft een nuttig werk verricht. Bij het door bladeren stuitten wij op de uitdrukking: der Strohmann, de vijfde man", en Whist mit dern Strohmann, whist met den blinde." Is dat niet eene vergissing ? \Yhist met den blinde wordt ?door drie personen gespeeld. Van de hand van den beer K. Bes verscheen, mede bij den heer Noordhoff, Hoofdbeginselen der perspectief, vooral ten dienste van hen die voor de hoofdakte studeeren". Bij dat studeeren voor de hoofdakte" schijnen wiskunstige formules vermeden te moeten worden; de heer Bes heeft dit ten minste consequent gedaan, en zich van die lastige en een beetje ondankbare taak op waarly'k verdienstelyke wy'ze gekweten. Consequent is de heer Bes nog in een ander opzicht: hy heeft een broertje dood aan de woordjes een en het, en verminkt deze onverdroten tot 'n en 't. Uit de verte gezien hél uit de verte! zou den die zinnetjes haast aan Multatuli doen den ken. Van dicht by komen er leelyke onuitsprekelykheden te voorschyn, byvoorbeeld met 'tteekenvlak". De heer Bes zegt ergens in zy'n boek, dat wanneer we 't meest perspectivische volk nog niet zy'n, we alle gegevens hebben om 't te worden." Daarom past hij zeker de theorie der wy'kingen verdwijning" met zooveel volharding op een paar onschuldige letters toe. Maar houden wij voet bij stuk", zegt de heer Bes hoe verleidelijk 't overigens ook is, eenmaal in de ruimte aangeland, de vleugels een wijle te ontplooien en uit te slaan". Dien raad zullen wij opvolgen, door tot het werkje terug te keeren en er van te getuigen, dat het blijkbaar het resultaat is der ervaring van een knap docent, al is de vorm hier en daar gebrekkig. * Bij Martinus Ny'hoff te 's-Gravenhage verscheen een v i e r d e| zeer vermeerderde druk van Nicolaï's Handleiding bij het onderwys in de theorie der muziek. Het succes van dit werk is volkomen ge rechtvaardigd. De heer Nicolaïheeft op gelukkige wy'ze de beide klippen vermeden, op welke hij in de voorrede van den eersten druk wees: het te veel onderwy'zen door woorden,en het te veel onderwijzen door muziekvoorbeelden. By consciencieuse studie zal men het werk van den directeur der Koninkbjke muziekschool te 's-Gravenhage ook zonder leermeester kunnen gebruiken. Het spreekt echter van zelf, dat de leerling onder de leiding van een bekwaam docent dubbel zal profiteeren. Den mees ten toch, die zich tot de beoefening der harmo nieleer zetten, gaat het als hun, die alleen door den omgang hebben geleerd zich in eene vreemde taal eenigszins, zij het dan ook gebrekkig uit te druk ken. Van zulken eischt hot vlijtig bestudeeren van de regels der spraakkunst, dus te meer zelf verloochening en zelfcritiek, omdat zy eigenlijk meenen dat schoolgaan voor hen een berwundener Standpunkt" is. En zoo heeft de leerling der harmonieklasse al de veelzeggendste vermin derde septiemenakkoorden in het oor, als zijn leerboek hem nog slechts het gebruik van de allernuchterste drieklanken veroorlooft. Hier moet de leermeester helpen, en onbarmhartig het per aspera ad astra toepassen. En bij gebrek aan leermeester komt de heer Nicolaïmet zijn goe den raad en zijne veeljarige ondervinding ter hulp. Volgt men hem, maar dan ook stipt en nauwge zet, dan zal men zeker niet bedrogen zy'n. * * Mr. N. de Roever, de verdienstelyke archivaris van Amsterdam, heeft een tweeden bundel uitge geven, die den titel draagt Uit onze oude Avistelstad (by S. L. van Looy alhier). De bundel be vat Schetsen en Tafereelen betreffende de ge schiedenis der veste, het leven en de zeden harer vroegere bewoners." Enkele dezer schetsen zijn vroeger in ons blad opgenomen onder de rubriek Amsterdamsche verscheidenheden." Onzen lezers behoeven wij dus niet meer te zeggen, dat de heer de Roever de kunst verstaat om allerprettigst te vertellen over den goeden ouden tijd, waarvan hij zulk een grondig kenner is. De nieuwe bundel, die binnen en buiten Am sterdam zeker vele lezers zal vinden, handelt over De Amsterdamsche doolhoven, Het miniatuurtooneel van Pieter Barbier (1756). Uithang borden, Begraven, Voorvallen uit den Franschen tijd, en Regenten en Ambtenaren De omslag is versierd met een vignet, de kunstige groepen uit den doolhof van Lingelbach op de Rozengracht voorstellend. Militaire Zaken. DE MILITAIRE WAARDE VAN HET EILAND HELGOLAND. Over het kleine eiland Helgoland is in den laatsten tijd veel gesproken en geschreven, en door de zoogenaamde Engelsch-Duitsche over eenkomst zal het in de geschiedenis zelfs een zekere vermaardheid verkrijgen. Helgoland maakte vroeger deel uit van het hertogdom Sleeswijk en was tot 1714, toen Denemarken het eiland in bezit nam, het eigendom der hertogen van Holstein-Gottorp. In 1807 werd het door Engeland bezet en in 1814 door Denemarken definitief aan dat Rijk afgestaan. Door de Engelsch-Duitscbe overeenkomst is Helgoland nu onlangs aan het Duitsclie rijk af gestaan, en in de plaats daarvan door Duitsch land het beschermheerschap van Engeland over Zanzibar (eiland en kuststreek van dien naam), het eiland Pemba en het landschap Witu op de oostkust van Afrika erkend geworden. Natuur lijk heeft Engeland daardoor op dit gedeelte der kust tot aan het Albert-Nyanza meer en de ge bergten van Abysiniëeen grooten invloed ver kregen, dien het wil aanwenden om den slaven handel aldaar tegen te gaan en zoo doenlijk te vernietigen; tevens worden mogelijke verschil punten met Duitschland over die streken ver meden, dewijl nu laags vredelievenden weg ook de aanspraken van Duitschland ten noorden van het Tanganyikameer, evenals die van Engeland ten zuiden daarvan, erkend zijn geworden. Voor Engeland heeft Helgoland niet meer de militaire waarde van vroeger, zoodat het sedert 1821 uit een militair oogpunt dan ook niet meer bezet is geworden. Ia geval van een oorlog met Duitschland toch, zou dit rijk dadelijk eene krijgsmacht naar dit eiland zenden voordat Engeland in staat kon zijn zulks te beletten; en in geval van een oor log met andere mogendheden, zou Engeland al daar eene belangrijke zeemacht moeten stationneeren en zijne macht verdeelen, hetgeen slechts nadeelig voor zijne krachtsontwikkeling kan ge acht worden. De goede verstandhouding tusschen bovenge noemde twee machtige rijken is op deze punten door de overeenkomst dus verzekerd, en beide mogendheden hebben verkregen wat zij het meest in hun belang achtten. Den Oden Augustus 1890 is Helgoland door Duitschland in bezit genomen. Den daarop vol genden dag reeds bracht keizer Wilhelm II met de vereischte plechtigheid aan het eiland een bezoek en vaardigde eene proclamatie uit, waarin Z. M. o. a het vertrouwen uitsprak, dat de inwoners goede Duitschers zouden zijn, en hij hun zijnerzijds bescherming en eerbiediging hun ner rechten, zeden, gewoonten en gebruiken be loofde. Om den overgang tot nieuwe toestanden te vergemakkelijken, verleende hij vrijstelling van den algemeenen dienstplicht bij leger en vloot aan het thans levende geslacht, terwijl gedurende een reeks van jaren in het op het eiland be staande toltarief geen verandering zal worden gebracht. Bij keizerlijk besluit is verder bepaald, dat het bestuur over Helgoland voorloopig gevoerd zal worden door den rijkskanselier (generaal Von Caprivi). Deze laatste heeft een zee-officier, den kapitein ter zee Geiseler, benoemd tot gouver neur van Helgoland en hem belast met het toe zicht over de havens, het kusllicht en alle tech nische zeezaken, terwijl aan den geheimen regeeringsraad Wermuth als rijkscommissaris het burgerlijk bestuur en de rechtspleging zijn opgedragen. Veel is er in de verschillende dagbladen omtrent bovenbesproken overeenkomst geschreven ; vooral wordt beweerd, dat Engeland een goeden ruil zou gedaan hebben. Wij willen allerlei beschouwingen daaromtrent, als niet bepaald tot ons onderwerp behoorende, evenwel in het midden laten, en slechts kortelijk nagaan, welke op dit oogecblik in het algemeen de waarde, en meer in net bij zonder de militaire waarde van bovengenoemd eiland voor Duitschland is. Helgoland bevindt zich in den zuidoosthoek der Noordzee, ten westen van Sieeswijk-Holstein en ligt op een afstand van 25 zeemijlen (l zee mijl 1852 M.) van de monding van de Eider, van 15 zeemijlen van de monding van de Elbe, van 20 zeemijlen van de monding van de Weser en Jade en van 60 zeemijlen van de monding van de Eems. De afstanden tot de eigenlijke kust ziju wel veel grooter (en bij de monding der Elbe dubbel zoo groot), maar de zandban ken aldaar zijn oorzaak, dat zware oorlogsschepen bij laag water, en om nog in een behoorlijk diep vaarwater van omstreeks 10 M. te blijven, zich niet verder dan bovenvermelde afstanden van Helgoland kunnen bewegen. Het eilaul zelf heeft eene grootste lengte van ruim 1600 M., eene maximum breedte van on geveer 500 M., eeue oppervlakte van omstreeks 0,5 vierkante kilometers en bestaat uit een ruim (iO M, hoog, rotsachtig, en een laag gedeelte, terwijl daar omheen nog eenige 'klei nere zandeilandjes en verscheidene klippen en rotsen gelegen zijn. Het hooge gedeelte dat ongeveer 0,9 van de oppervlakte beslant, en waarop zich de lichttoren en ruim iJ50 hui zen bevinden, is met eene betrekkelijk dunne laag aarde bedekt, daar groeien gras, aard appelen, gerst enz. Door een lastige trap van 190 treden, is het lage met het hooge gedeelte verbonden, zoodat om het bezoek te vergemak kelijken sedert een tiental jaren een elevator of 2de Jaargang. Schaakspel. 31 Augustus 1890. BLIND-SÉANCE. Zaterdag j.l. speelde de heer Loman op het Vereenigd Amsterdamsen. Schaakgenootschap al hier zes partyen gelijktijdig blindelings. Als tegen spelers traden op de II.EI. Tinholt, Deen, Mendes da Costa, Pilger, Neuman en Bleijkmans. De strijd nam omstreeks 8.45 een aanvang, en werd met de meeste belangstelling door de leden der club gevolgd. Bord 5 trok het meest de aandacht, daar de heer Neuman met voordacht eene zoo buiten gewone onregelmatige verdediging koos, namelijk de pionnen a7 en h7 reeds dadelijk als openings zetten vooruitgebracht, om te zien hoe de blindspeler zich daaruit redden zou. Zijn geheugen en zy'n voorstellingsvermogen hadden wel is waar een zware proef te doorstaan, maar hij liet zich niet in de war brengen, en de zwakke punten in het spel van de tegenpartij zich ten nutte ma kende, kreeg hij in hot eindspel een paar vrijboeren, die hem ten slotte de partij in handen gaven. Bijna gelijktijdig viel ook bord 2 zoodat er nog 4 te bestrijden overbleven. Deze hielden den strijd aanmerkelyk langer vol, en tegen middernacht stelde bord 6 (de heer Bleykmans) remise voor; maar de heer Loman ging daarop niet in, hem integendeel een zet gevende, die de partij onbetwistbaar ten zijnen voordeele moest beslissen. Wellicht vinden vrij do volgende week gelegenheid, de positie aan te geven, op het oogenblik dat de blindspeler weigerde remise te maken, en zoo mogelijk eene der bij die gelegenheid gespeelde partijen. Uit de partij met den heer Tinholt (bord 1) kwam een zeer interessant eindspel voort, dat oogenschijnlijk als remise kon aangenomen worden, de blindspeler echter zag! er iets meer, in en wist een afruil te bewerken, waardoor hij een pion kreeg, die ook deze partij besliste, tegen de verwachting der omstanders. Om 12.30 abandonneerde ook bord ,'! en spoedig daarop Mies bord 4 den laatsten adem uit. liet resultaat was dns alle G partijen gewon nen binnen vier uur tijds, en dat wel tegen spelers, die onder de sterke mogen gerekend worden. Voorzeker een schitterend succes! In dien tusschentijd was er nog wel ruimte om van weerszijden eene aardigheid te zeggen, zoodat er eene zeer gezellige en vroolijke stemming hecrschte. Van inspanning bij den heer Loman geen spoor te ontdekken. Eene dergelijke séance is zeer belang wekkend. lift is aangebracht. Het lage gedeelte bestaat uit een roodgeklenrden kleigrond en rolsteaoen, en wordt door de werking der zee voortdurend kleiner; toch bevinden zich daar nog een 70tal huizen. Het eiland telt omstreeks 3000 iiwro-' ners, hoofdzakelijk visschers en loodsen, de amb tenaren, vreemdelingen en meergegoeden der be volking wonen op het hooge gedeelte. Door de inboorlingen wordt ook Friesch gesproken, alhoewel het school- en godsdienstonderwijs in de Duitsche taal gegeven wordt, terwijl de evaDgelisch-luthersche godsdienst wordt beleden. Het bekende Zeebad van Helgoland, dat sedert 1826 bestaat en vooral wegens den sterken golf slag beroemd is, bevindt zich op het oostelijk gedeelte van een zandeiland (Düne) hetwelk, vóór ongeveer honderd jaren nog met Helgoland verbonden, nu op ongeveer 15 minuten oostwaarts van het eiland is gelegen en een 6 M. hoogen duin vormt, die eene lengte van 300 M. en eene breedte van 90 M. bezit. De overtocht derwaarts heeft plaats in groote booten, doch daar die bij slecht weer niet altijd kan plaats hebben, heeft men sedert 1837 ook op het strand van Helgoland zelf eene badinrichting daargesteld. Het eiland bezit twee havens en kon in der tijd door een fort en 4 hoog gelegen batterijen wor den verdedigd. Over de militaire waarde van Helgoland voor Duitschland wordt zeer verschillend geoordeeld. Aan den eenen kant wordt gewaarschuwd tegen overschatting van de militaire beteekenis van dit eiland; dewijl deze slechts verkregen kan wor den door outzaggelijk groote uitgaven, waartoe door het aanwezig ziju van de oorlogshaven, Wilhelmshaven, geen grond zou zijn (?). Het is niet voldoende, dat Helgoland maar zoo wat versterkt wordt, want dan zou het door een overmachtigen vijand spoedig overrompeld zjjn; het moet dus een vesting van den eersten rang worden. Daartoe zou eene ruime, veilige haven aangelegd en het eiland aan alle zijden met zwaar geschut bewapend dienen te worden. Daar zelfs dit geschut evenwel hoogstens 8000e 9000 M. vér draagt, heeft eene vijandelijke vloot tusschen de vuurmonden van Helgoland en de uiterste zandbanken aan de kust (monding der Elbe) nog altijd een vry' vaarwater ter breedte van omstreeks 20000 M. Van een beheerschen door Helgoland van het Noord-Oostzeekanaal (dat zich van de Elbe bij Brunsbüttel noord-oostwaarts tot bij Kiel in de Oostzee uitstrekt) kan geen sprake zijn, en hoogstens zou dit eiland een toevluchtsoord voor eene Duitsche torpedovloot kunnen worden. Van andere zijde wordt daaromtrent opgemerkt, dat Helgoland en de zich aldaar bevindende oor logsschepen dan toch in den rug liggen van een tegen Wilhelmshaven, de monding der Elbe en het Noord-Oostzeekanaal opereerenden vijand. (Slot volgt). BINNENLANDSCHE M EDE DEELINGEN. Thans kannen wij een volledig verslag geven, van den te 's-Gravenhage gehouden Bondswedstrijd: Ie Klasse: Ie prijs f' 1^5 R. I. Loman, 2e prijs f 75 ,lhr. A E. v. Foreest, Amsterdam. c Klasse: Ie prijs ?50 K. Süsholz, Delft, 2e prijs /' 30 T. Schipper, Alkmaar, gezamenlijk ieder ? 40; 3e prijs /' 20 M. A. v. Rhijn, Leiden en N. W. v. Lennop, Amsterdam, gezamenlijk ieder / 10. BUITENLANDSCIIE BERICHTEN. liet groote internationale schaakcongres te Manchester nam Maandag j.l. een aanvang. In de Ie klasse riemen de volgende 20 meesters deel, uit Londen: J. II. Blacklmrne, Isid Gunsberg, James Mason, H. E. Bird, F. J. Lee, L. van Vliet, O. C. Muller, Tins'ey, G. II. D. Gossip en Mortimer. Uit Cambrulge, Gunston, uit Liverpool Rev. Owen, uit liath Thoroltl uit Margate Locock uit New-York Capt. Mackcnzie, uit i'arijs Taubenhaus uit Berlijn E. Schallopp en Th. von Scheve uit HET KLEINE STADJE. Schetsen door MAX C. I. OpdeVischmarkt. De omroeper, een man dien een politie- signa lement in alle opzichten »gewoon" zou noemen, houdt het koperen bekken onder zijn linker arm geklemd en het stokje, waaraan een dikke knop, in de rechter hand, die langs zijn heup zwaait. Zoo loopt hij tot de plek ginds, waar twee stra ten elkaar kruisen. Hij staat stil, hef t het bekken tot de hoogte van zijn hoofd, en slaat er dan met het stokje, duidelijk en langzaam, zes slagen tegen. Daarna roept hij, hard en langzaam, zoo dat elke lettergreep als een afzonderlijk beklem toonde klank tot meer dan zijn recht komt: »Kóo pen krim-pen-de tongen..." Weer heft hij het bekken hoog op, en slaat, om de tweede aankondiging van de eerste te scheiden, ditmaal drie slagen : »Kóo-pen tien man-den plïi-ten en scharren ... half tien ... aan den afslag !" ... Luide klinken de woorden door de stille buurt. Niemand heeft zich in de nabijheid van den^ omroeper vertoond om te luisteren. Slechts een paar stukjes draaiende schoolkinderen hebben even om gekeken. Maar in de huizen is de stem des roe penden verstaan en terwijl de omroeper met gelijkmatigen tred verder gaat om aan den eerstvolgenden straathoek zijn bekendmaking te herhalen, ziet men reeds twee eerzame huismoe ders uit hun deuren komen, ieder gewapend met een emmer, en zich ter vischmarkt begeven. Parik! pauk! pank ! daar klinken weder verderop de slagen, en nóg eens, nog tweemaal, zullen wij ze hooren, steeds meer in de verte en flauwer, tot ze eindelijk voor ons gehoor geheel uitgestor ven zijn : »Kói>pen krïra- pen-de ton gen ... kóo-pen tien manden pla-ten en scharren..." Op de Vischmarkt is het nog leeg en stil. Het is een langwerpig plein, gevormd als een groote beugelbaan, een weinig glooiend afloopend van de smalle westzijde naar den breederen oostkant, waar ook de huizen op zich zelf breeder en hoog-er zijn. De huizen, \7ooral aan den smallen en ' hoogen kant, staan onregelmatig naast elkaar, het een springt naar voreu, het andere wijkt terug, het een dringt zich als 't ware tegen zijn buur man aan, het andere gaat een heel eind voor den zijnen op zij. De gevels doen óók heel raar: de eene buigt voorover, als een hoffelijke! akei, de an clere staat achterover en duwt als 't ware den buik i vooruit, deze neigt naar links, gene naar rechts, zij doen uit de verte denken aan een »joodscli kerkhof' of aan de geroosterde broodreepjes in een schotel spinazie. Zij zijn overigens tamelijk gelijkvormig: ze hebben allen maar n verdie ping, vensters met vierkante ramen en kleine ruiten, waarbij eenige groene; hooge spits toeloopende roode pannendaken en licht geel of wit gepleisterde gevels of liever voorrnuren. Er komen vier straten op de Vischmarkt uit, een aan elk der hoeken, en twee stegen nog in 't midden der huizenrijen. Nu en dan komt er een werkman, de pet achter op de slordige ha ren, een straat uit en loopt, met den eigenaardigèn regelmatigen gang van groote lompe stappen, op de andere straat aan om daarin te

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl