Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMEK,
VOOR NEDERLAND.
"na. den hoogsten top van het eiland, 2500 boven
zeepeil, een reuzenbloem gevonden.
De ontdekker, dr. Alexander Schadenberg, kon
-zyne oogen ternauwernood gelooven, toen hjj te
midden van laag struikgewas de ontzaggelyk groote
? bloemknoppen zag, die wel byzonder groote kooien
geleken. Maar zyne verwondering steeg ten top
toen lig een er in vollen bloei zag, een vyf bladerige
bloem, b\jna een el in doorsnede en zoo breed als
het wiel van een rijtuig. Deze groote bloesems
"kropen by wijze van wilden wingerd over den grond.
?.De inboorlingen, die het gezelschap vergezelden,
noemden haar bolo. Men had geen weegschaal
?4>jj zich, waardoor het gewicht der bloem kon
worden bepaald, maar men fabriceerde
eonkunst- schaal en liet jassen en pantalons dienst doen als
gewichten; en zoo stelde men het gewicht van
elke bloem op 22 pond. Het was onmogelijk de
frissche bloem te vervoeren, daarom namen de
reizigers er eene photographie van en droogden
?enkele bladeren by het vuur. Dr. Schadenberg
zond de photographie en de gedroogde bladeren
naar den koninklijken botanischen tuin te Breslau,
welke geleerde directeur de bloem onmiddellijk
herkende voor een soort van Rafflesia, aldus ge
noemd naar den Engelschen gouverneur sir
Stam'bord Raffles.
De nieuwe bloem werd nu Rafflesia
Schaden<bergia" genoemd. B.
Te Londen heeft men een plan voor een we
reldtaal ontworpen dat vry wat practischer is dan
?de Volapuk. Men wil het Latyn tot de moderne
behoeften trachten uit te breiden; dit voorstel
kan geen andere bestrijders hebben dan de vol
bloed-latinisten, die voor ontheiliging der taal van
Cicero vreezen. Men heeft dan terstond de
geheele Union latine en Zuid-Amerika, voorts En
geland met zyne koloniën, Hongarije, Zevenber
gen en de classici van alle landen als geheel- of
Jialf ingewijden.
BOEKAANKONDIGING.
By den uitgever J. B. Wolters te Groningen is
verschenen de tweede -druk van Saherda-Le Roy's
Handleiding lot de kennis der natuur. Het werk
is bestemd voor onderwyzers en aankomende on
derwijzers, en reeds gebleken voor zyn doel bij
?uitstek geschikt te zy'n. Het leert zien, en leert
daarby zich deugdelijk rekenschap te geven van
hetgeen men gezien heeft. De onderwyzer, die
4Ïit boek met ernst en toewyding heeft bestudeerd,
?en de daarin gestelde vragen en gegeven wenken
nauwkeurig heeft overwogen, zal op de lagere
school roet opgewektheid, met zelfvertrouwen en
met goeden uitslag les kunnen geven in de ken
nis der natuur, een vak, dat tot nu toe op vele
scholen dikwy'ls niet tot zijn recht kwam, omdat
het voor den onderwyzer eene mer a boire was.
De tweede druk is geheel bewerkt door Dr. J.
J. Le Roy, die ich uitstekend van zijn taak heeft
gekweten. Verschenen zyn tot nu toe Deel II
(Natuurkunde) compleet, en Deel I (Dierkunde)
Aflevering l 4.
*
* *
De Groningsche uitgever P. Noordhoff, zond
ons-een fraaien catalogus van zijne fondsartikelen.
Vooral de uitgaven voor lager- en middelbaar
onderwijs z\jn daarin ruim vertegenwoordigd.
Als nieuwe uitgave werd ons toegezonden De
Natuurvriend, Leesboek over kennis der natuur,
door R. Bos en J. Mulder. Het boekje is bestemd
voor de volksschool, en bevat een aantal
duidely'k en aardig geschreven schetsen. De meesten
daarvan zullen de toelichting van den onderwijzer
niet kunnen missen, maar daarop is door de
schrijvers ook bepaald gerekend.
Van een Nederlandsch Leesboek voor de Lagere
School, door ongenoemden bijeengebracht, beleef
den het vy'fde en het zesde deeltje een tweeden
druk. De werkjes schijnen dus zeer in den smaak
te vallen. Zij bevatten in hun beknopten vorm
eene groote verscheidenheid en geven bijvoorbeeld
raast de moderne opstelletjes van Geertruida
Carelsen ook vertoogjes en verhaaltjes uit de oude
doos van van Alphen, Anslijn en de Perponcher.
Susan's Satnmlung Wörter, Sprichwörter und
Redensarten verscheen onder toezicht van Dr. E.
Mechler in zesde uitgaaf. De schrijver heeft hier
bepaald het oog gehad op de moeielijkheden,
waarmede de Nederlandsche leerling bij de beoe
fening der Duitsche taal heeft te worstelen, en
hij heeft een nuttig werk verricht. Bij het door
bladeren stuitten wij op de uitdrukking: der
Strohmann, de vijfde man", en Whist mit dern
Strohmann, whist met den blinde." Is dat niet
eene vergissing ? \Yhist met den blinde wordt
?door drie personen gespeeld.
Van de hand van den beer K. Bes verscheen,
mede bij den heer Noordhoff, Hoofdbeginselen
der perspectief, vooral ten dienste van hen die
voor de hoofdakte studeeren". Bij dat studeeren
voor de hoofdakte" schijnen wiskunstige formules
vermeden te moeten worden; de heer Bes heeft
dit ten minste consequent gedaan, en zich van
die lastige en een beetje ondankbare taak op
waarly'k verdienstelyke wy'ze gekweten. Consequent
is de heer Bes nog in een ander opzicht: hy
heeft een broertje dood aan de woordjes een en
het, en verminkt deze onverdroten tot 'n en 't.
Uit de verte gezien hél uit de verte! zou
den die zinnetjes haast aan Multatuli doen den
ken. Van dicht by komen er leelyke
onuitsprekelykheden te voorschyn, byvoorbeeld met
'tteekenvlak". De heer Bes zegt ergens in zy'n boek,
dat wanneer we 't meest perspectivische volk nog
niet zy'n, we alle gegevens hebben om 't te worden."
Daarom past hij zeker de theorie der wy'kingen
verdwijning" met zooveel volharding op een paar
onschuldige letters toe.
Maar houden wij voet bij stuk", zegt de
heer Bes hoe verleidelijk 't overigens ook is,
eenmaal in de ruimte aangeland, de vleugels een
wijle te ontplooien en uit te slaan". Dien raad
zullen wij opvolgen, door tot het werkje terug te
keeren en er van te getuigen, dat het blijkbaar
het resultaat is der ervaring van een knap docent,
al is de vorm hier en daar gebrekkig.
*
Bij Martinus Ny'hoff te 's-Gravenhage verscheen
een v i e r d e| zeer vermeerderde druk van Nicolaï's
Handleiding bij het onderwys in de theorie der
muziek. Het succes van dit werk is volkomen ge
rechtvaardigd. De heer Nicolaïheeft op gelukkige
wy'ze de beide klippen vermeden, op welke hij in
de voorrede van den eersten druk wees: het te veel
onderwy'zen door woorden,en het te veel onderwijzen
door muziekvoorbeelden. By consciencieuse studie
zal men het werk van den directeur der
Koninkbjke muziekschool te 's-Gravenhage ook zonder
leermeester kunnen gebruiken. Het spreekt echter
van zelf, dat de leerling onder de leiding van een
bekwaam docent dubbel zal profiteeren. Den mees
ten toch, die zich tot de beoefening der harmo
nieleer zetten, gaat het als hun, die alleen door den
omgang hebben geleerd zich in eene vreemde taal
eenigszins, zij het dan ook gebrekkig uit te druk
ken. Van zulken eischt hot vlijtig bestudeeren
van de regels der spraakkunst, dus te meer zelf
verloochening en zelfcritiek, omdat zy eigenlijk
meenen dat schoolgaan voor hen een
berwundener Standpunkt" is. En zoo heeft de leerling
der harmonieklasse al de veelzeggendste vermin
derde septiemenakkoorden in het oor, als zijn
leerboek hem nog slechts het gebruik van de
allernuchterste drieklanken veroorlooft. Hier moet
de leermeester helpen, en onbarmhartig het per
aspera ad astra toepassen. En bij gebrek aan
leermeester komt de heer Nicolaïmet zijn goe
den raad en zijne veeljarige ondervinding ter hulp.
Volgt men hem, maar dan ook stipt en nauwge
zet, dan zal men zeker niet bedrogen zy'n.
* *
Mr. N. de Roever, de verdienstelyke archivaris
van Amsterdam, heeft een tweeden bundel uitge
geven, die den titel draagt Uit onze oude
Avistelstad (by S. L. van Looy alhier). De bundel be
vat Schetsen en Tafereelen betreffende de ge
schiedenis der veste, het leven en de zeden harer
vroegere bewoners." Enkele dezer schetsen zijn
vroeger in ons blad opgenomen onder de rubriek
Amsterdamsche verscheidenheden." Onzen lezers
behoeven wij dus niet meer te zeggen, dat de
heer de Roever de kunst verstaat om
allerprettigst te vertellen over den goeden ouden tijd,
waarvan hij zulk een grondig kenner is.
De nieuwe bundel, die binnen en buiten Am
sterdam zeker vele lezers zal vinden, handelt
over De Amsterdamsche doolhoven, Het
miniatuurtooneel van Pieter Barbier (1756). Uithang
borden, Begraven, Voorvallen uit den Franschen
tijd, en Regenten en Ambtenaren De omslag is
versierd met een vignet, de kunstige groepen uit
den doolhof van Lingelbach op de Rozengracht
voorstellend.
Militaire Zaken.
DE MILITAIRE WAARDE VAN HET
EILAND HELGOLAND.
Over het kleine eiland Helgoland is in den
laatsten tijd veel gesproken en geschreven, en
door de zoogenaamde Engelsch-Duitsche over
eenkomst zal het in de geschiedenis zelfs een
zekere vermaardheid verkrijgen. Helgoland
maakte vroeger deel uit van het hertogdom
Sleeswijk en was tot 1714, toen Denemarken het
eiland in bezit nam, het eigendom der hertogen
van Holstein-Gottorp.
In 1807 werd het door Engeland bezet en in
1814 door Denemarken definitief aan dat Rijk
afgestaan.
Door de Engelsch-Duitscbe overeenkomst is
Helgoland nu onlangs aan het Duitsclie rijk af
gestaan, en in de plaats daarvan door Duitsch
land het beschermheerschap van Engeland over
Zanzibar (eiland en kuststreek van dien naam),
het eiland Pemba en het landschap Witu op de
oostkust van Afrika erkend geworden. Natuur
lijk heeft Engeland daardoor op dit gedeelte der
kust tot aan het Albert-Nyanza meer en de ge
bergten van Abysiniëeen grooten invloed ver
kregen, dien het wil aanwenden om den slaven
handel aldaar tegen te gaan en zoo doenlijk te
vernietigen; tevens worden mogelijke verschil
punten met Duitschland over die streken ver
meden, dewijl nu laags vredelievenden weg ook
de aanspraken van Duitschland ten noorden van
het Tanganyikameer, evenals die van Engeland
ten zuiden daarvan, erkend zijn geworden.
Voor Engeland heeft Helgoland niet meer de
militaire waarde van vroeger, zoodat het sedert
1821 uit een militair oogpunt dan ook niet meer
bezet is geworden.
Ia geval van een oorlog met Duitschland toch,
zou dit rijk dadelijk eene krijgsmacht naar dit
eiland zenden voordat Engeland in staat kon
zijn zulks te beletten; en in geval van een oor
log met andere mogendheden, zou Engeland al
daar eene belangrijke zeemacht moeten
stationneeren en zijne macht verdeelen, hetgeen slechts
nadeelig voor zijne krachtsontwikkeling kan ge
acht worden.
De goede verstandhouding tusschen bovenge
noemde twee machtige rijken is op deze punten
door de overeenkomst dus verzekerd, en beide
mogendheden hebben verkregen wat zij het meest
in hun belang achtten.
Den Oden Augustus 1890 is Helgoland door
Duitschland in bezit genomen. Den daarop vol
genden dag reeds bracht keizer Wilhelm II
met de vereischte plechtigheid aan het eiland
een bezoek en vaardigde eene proclamatie uit,
waarin Z. M. o. a het vertrouwen uitsprak, dat
de inwoners goede Duitschers zouden zijn, en hij
hun zijnerzijds bescherming en eerbiediging hun
ner rechten, zeden, gewoonten en gebruiken be
loofde. Om den overgang tot nieuwe toestanden
te vergemakkelijken, verleende hij vrijstelling van
den algemeenen dienstplicht bij leger en vloot
aan het thans levende geslacht, terwijl gedurende
een reeks van jaren in het op het eiland be
staande toltarief geen verandering zal worden
gebracht.
Bij keizerlijk besluit is verder bepaald, dat
het bestuur over Helgoland voorloopig gevoerd
zal worden door den rijkskanselier (generaal Von
Caprivi). Deze laatste heeft een zee-officier, den
kapitein ter zee Geiseler, benoemd tot gouver
neur van Helgoland en hem belast met het toe
zicht over de havens, het kusllicht en alle tech
nische zeezaken, terwijl aan den geheimen
regeeringsraad Wermuth als rijkscommissaris het
burgerlijk bestuur en de rechtspleging zijn
opgedragen.
Veel is er in de verschillende dagbladen omtrent
bovenbesproken overeenkomst geschreven ; vooral
wordt beweerd, dat Engeland een goeden ruil zou
gedaan hebben. Wij willen allerlei beschouwingen
daaromtrent, als niet bepaald tot ons onderwerp
behoorende, evenwel in het midden laten, en
slechts kortelijk nagaan, welke op dit oogecblik
in het algemeen de waarde, en meer in net bij
zonder de militaire waarde van bovengenoemd
eiland voor Duitschland is.
Helgoland bevindt zich in den zuidoosthoek
der Noordzee, ten westen van Sieeswijk-Holstein
en ligt op een afstand van 25 zeemijlen (l zee
mijl 1852 M.) van de monding van de Eider,
van 15 zeemijlen van de monding van de Elbe,
van 20 zeemijlen van de monding van de Weser
en Jade en van 60 zeemijlen van de monding
van de Eems. De afstanden tot de eigenlijke
kust ziju wel veel grooter (en bij de monding
der Elbe dubbel zoo groot), maar de zandban
ken aldaar zijn oorzaak, dat zware oorlogsschepen
bij laag water, en om nog in een behoorlijk diep
vaarwater van omstreeks 10 M. te blijven, zich
niet verder dan bovenvermelde afstanden van
Helgoland kunnen bewegen.
Het eilaul zelf heeft eene grootste lengte van
ruim 1600 M., eene maximum breedte van on
geveer 500 M., eeue oppervlakte van omstreeks
0,5 vierkante kilometers en bestaat uit een
ruim (iO M, hoog, rotsachtig, en een laag
gedeelte, terwijl daar omheen nog eenige 'klei
nere zandeilandjes en verscheidene klippen en
rotsen gelegen zijn. Het hooge gedeelte dat
ongeveer 0,9 van de oppervlakte beslant, en
waarop zich de lichttoren en ruim iJ50 hui
zen bevinden, is met eene betrekkelijk dunne
laag aarde bedekt, daar groeien gras, aard
appelen, gerst enz. Door een lastige trap van
190 treden, is het lage met het hooge gedeelte
verbonden, zoodat om het bezoek te vergemak
kelijken sedert een tiental jaren een elevator of
2de Jaargang.
Schaakspel.
31 Augustus 1890.
BLIND-SÉANCE.
Zaterdag j.l. speelde de heer Loman op het
Vereenigd Amsterdamsen. Schaakgenootschap al
hier zes partyen gelijktijdig blindelings. Als tegen
spelers traden op de II.EI. Tinholt, Deen, Mendes
da Costa, Pilger, Neuman en Bleijkmans. De strijd
nam omstreeks 8.45 een aanvang, en werd met
de meeste belangstelling door de leden der club
gevolgd. Bord 5 trok het meest de aandacht, daar
de heer Neuman met voordacht eene zoo buiten
gewone onregelmatige verdediging koos, namelijk
de pionnen a7 en h7 reeds dadelijk als openings
zetten vooruitgebracht, om te zien hoe de
blindspeler zich daaruit redden zou. Zijn geheugen
en zy'n voorstellingsvermogen hadden wel is waar
een zware proef te doorstaan, maar hij liet zich
niet in de war brengen, en de zwakke punten in
het spel van de tegenpartij zich ten nutte ma
kende, kreeg hij in hot eindspel een paar
vrijboeren, die hem ten slotte de partij in handen
gaven. Bijna gelijktijdig viel ook bord 2 zoodat
er nog 4 te bestrijden overbleven.
Deze hielden den strijd aanmerkelyk langer vol,
en tegen middernacht stelde bord 6 (de heer
Bleykmans) remise voor; maar de heer Loman
ging daarop niet in, hem integendeel een zet
gevende, die de partij onbetwistbaar ten zijnen
voordeele moest beslissen. Wellicht vinden vrij do
volgende week gelegenheid, de positie aan te
geven, op het oogenblik dat de blindspeler weigerde
remise te maken, en zoo mogelijk eene der bij
die gelegenheid gespeelde partijen. Uit de partij
met den heer Tinholt (bord 1) kwam een zeer
interessant eindspel voort, dat oogenschijnlijk als
remise kon aangenomen worden, de blindspeler
echter zag! er iets meer, in en wist een afruil te
bewerken, waardoor hij een pion kreeg, die ook
deze partij besliste, tegen de verwachting der
omstanders. Om 12.30 abandonneerde ook bord ,'!
en spoedig daarop Mies bord 4 den laatsten adem
uit. liet resultaat was dns alle G partijen gewon
nen binnen vier uur tijds, en dat wel tegen spelers,
die onder de sterke mogen gerekend worden.
Voorzeker een schitterend succes! In dien
tusschentijd was er nog wel ruimte om van weerszijden
eene aardigheid te zeggen, zoodat er eene zeer
gezellige en vroolijke stemming hecrschte. Van
inspanning bij den heer Loman geen spoor te
ontdekken. Eene dergelijke séance is zeer belang
wekkend.
lift is aangebracht. Het lage gedeelte bestaat
uit een roodgeklenrden kleigrond en rolsteaoen,
en wordt door de werking der zee voortdurend
kleiner; toch bevinden zich daar nog een 70tal
huizen. Het eiland telt omstreeks 3000 iiwro-'
ners, hoofdzakelijk visschers en loodsen, de amb
tenaren, vreemdelingen en meergegoeden der be
volking wonen op het hooge gedeelte. Door
de inboorlingen wordt ook Friesch gesproken,
alhoewel het school- en godsdienstonderwijs in de
Duitsche taal gegeven wordt, terwijl de
evaDgelisch-luthersche godsdienst wordt beleden. Het
bekende Zeebad van Helgoland, dat sedert 1826
bestaat en vooral wegens den sterken golf
slag beroemd is, bevindt zich op het oostelijk
gedeelte van een zandeiland (Düne) hetwelk,
vóór ongeveer honderd jaren nog met Helgoland
verbonden, nu op ongeveer 15 minuten oostwaarts
van het eiland is gelegen en een 6 M. hoogen
duin vormt, die eene lengte van 300 M. en eene
breedte van 90 M. bezit. De overtocht derwaarts
heeft plaats in groote booten, doch daar die bij
slecht weer niet altijd kan plaats hebben,
heeft men sedert 1837 ook op het strand van
Helgoland zelf eene badinrichting daargesteld.
Het eiland bezit twee havens en kon in der tijd
door een fort en 4 hoog gelegen batterijen wor
den verdedigd.
Over de militaire waarde van Helgoland voor
Duitschland wordt zeer verschillend geoordeeld.
Aan den eenen kant wordt gewaarschuwd tegen
overschatting van de militaire beteekenis van dit
eiland; dewijl deze slechts verkregen kan wor
den door outzaggelijk groote uitgaven, waartoe
door het aanwezig ziju van de oorlogshaven,
Wilhelmshaven, geen grond zou zijn (?). Het is
niet voldoende, dat Helgoland maar zoo wat
versterkt wordt, want dan zou het door een
overmachtigen vijand spoedig overrompeld zjjn;
het moet dus een vesting van den eersten rang
worden. Daartoe zou eene ruime, veilige haven
aangelegd en het eiland aan alle zijden met
zwaar geschut bewapend dienen te worden.
Daar zelfs dit geschut evenwel hoogstens 8000e
9000 M. vér draagt, heeft eene vijandelijke
vloot tusschen de vuurmonden van Helgoland
en de uiterste zandbanken aan de kust (monding
der Elbe) nog altijd een vry' vaarwater ter
breedte van omstreeks 20000 M.
Van een beheerschen door Helgoland van het
Noord-Oostzeekanaal (dat zich van de Elbe bij
Brunsbüttel noord-oostwaarts tot bij Kiel in de
Oostzee uitstrekt) kan geen sprake zijn, en
hoogstens zou dit eiland een toevluchtsoord voor
eene Duitsche torpedovloot kunnen worden.
Van andere zijde wordt daaromtrent opgemerkt,
dat Helgoland en de zich aldaar bevindende oor
logsschepen dan toch in den rug liggen van een
tegen Wilhelmshaven, de monding der Elbe en
het Noord-Oostzeekanaal opereerenden vijand.
(Slot volgt).
BINNENLANDSCHE M EDE DEELINGEN.
Thans kannen wij een volledig verslag geven,
van den te 's-Gravenhage gehouden Bondswedstrijd:
Ie Klasse: Ie prijs f' 1^5 R. I. Loman, 2e prijs
f 75 ,lhr. A E. v. Foreest, Amsterdam.
c Klasse: Ie prijs ?50 K. Süsholz, Delft, 2e
prijs /' 30 T. Schipper, Alkmaar, gezamenlijk
ieder ? 40; 3e prijs /' 20 M. A. v. Rhijn, Leiden
en N. W. v. Lennop, Amsterdam, gezamenlijk
ieder / 10.
BUITENLANDSCIIE BERICHTEN.
liet groote internationale schaakcongres te
Manchester nam Maandag j.l. een aanvang. In de
Ie klasse riemen de volgende 20 meesters deel,
uit Londen: J. II. Blacklmrne, Isid Gunsberg,
James Mason, H. E. Bird, F. J. Lee, L. van Vliet,
O. C. Muller, Tins'ey, G. II. D. Gossip en
Mortimer. Uit Cambrulge, Gunston, uit Liverpool Rev.
Owen, uit liath Thoroltl uit Margate Locock uit
New-York Capt. Mackcnzie, uit i'arijs Taubenhaus
uit Berlijn E. Schallopp en Th. von Scheve uit
HET KLEINE STADJE.
Schetsen door MAX C.
I. OpdeVischmarkt.
De omroeper, een man dien een politie- signa
lement in alle opzichten »gewoon" zou noemen,
houdt het koperen bekken onder zijn linker arm
geklemd en het stokje, waaraan een dikke knop,
in de rechter hand, die langs zijn heup zwaait.
Zoo loopt hij tot de plek ginds, waar twee stra
ten elkaar kruisen. Hij staat stil, hef t het bekken
tot de hoogte van zijn hoofd, en slaat er dan met
het stokje, duidelijk en langzaam, zes slagen
tegen. Daarna roept hij, hard en langzaam, zoo
dat elke lettergreep als een afzonderlijk beklem
toonde klank tot meer dan zijn recht komt:
»Kóo pen krim-pen-de tongen..."
Weer heft hij het bekken hoog op, en slaat,
om de tweede aankondiging van de eerste te
scheiden, ditmaal drie slagen :
»Kóo-pen tien man-den plïi-ten en scharren ...
half tien ... aan den afslag !" ...
Luide klinken de woorden door de stille buurt.
Niemand heeft zich in de nabijheid van den^
omroeper vertoond om te luisteren. Slechts een paar
stukjes draaiende schoolkinderen hebben even om
gekeken. Maar in de huizen is de stem des roe
penden verstaan en terwijl de omroeper met
gelijkmatigen tred verder gaat om aan den
eerstvolgenden straathoek zijn bekendmaking te
herhalen, ziet men reeds twee eerzame huismoe
ders uit hun deuren komen, ieder gewapend met
een emmer, en zich ter vischmarkt begeven.
Parik! pauk! pank ! daar klinken weder verderop
de slagen, en nóg eens, nog tweemaal, zullen wij
ze hooren, steeds meer in de verte en flauwer,
tot ze eindelijk voor ons gehoor geheel uitgestor
ven zijn :
»Kói>pen krïra- pen-de ton gen ... kóo-pen tien
manden pla-ten en scharren..."
Op de Vischmarkt is het nog leeg en stil. Het
is een langwerpig plein, gevormd als een groote
beugelbaan, een weinig glooiend afloopend van de
smalle westzijde naar den breederen oostkant,
waar ook de huizen op zich zelf breeder en
hoog-er zijn. De huizen, \7ooral aan den smallen en
' hoogen kant, staan onregelmatig naast elkaar,
het een springt naar voreu, het andere wijkt terug,
het een dringt zich als 't ware tegen zijn buur
man aan, het andere gaat een heel eind voor den
zijnen op zij. De gevels doen óók heel raar: de
eene buigt voorover, als een hoffelijke! akei, de an
clere staat achterover en duwt als 't ware den buik
i vooruit, deze neigt naar links, gene naar rechts,
zij doen uit de verte denken aan een »joodscli
kerkhof' of aan de geroosterde broodreepjes in
een schotel spinazie. Zij zijn overigens tamelijk
gelijkvormig: ze hebben allen maar n verdie
ping, vensters met vierkante ramen en kleine
ruiten, waarbij eenige groene; hooge spits
toeloopende roode pannendaken en licht geel of wit
gepleisterde gevels of liever voorrnuren.
Er komen vier straten op de Vischmarkt uit,
een aan elk der hoeken, en twee stegen nog in
't midden der huizenrijen. Nu en dan komt er
een werkman, de pet achter op de slordige ha
ren, een straat uit en loopt, met den
eigenaardigèn regelmatigen gang van groote lompe
stappen, op de andere straat aan om daarin te