De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 31 augustus pagina 6

31 augustus 1890 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 68S boodschappen maod «pieke Een yrouw, blootshoofds, staat op wat vuilnis in de goot te vegen, een ook blootshoofds en in een Hebt loopt met een zwaren bedekselaan haar arm over het Gindi rijden twee bruin* bakkerskarretjes TOortituwers, bakkerejoagens in blauwe en met witte voorschoten, onder het duwend loopen lachend met _,. ken, elk triteinde Tan het met een Vlakte van keien, echter langs de huizen door een '? VMr befciopwu'en rand klinkers omzoomd, be'"tp>Mde plein, staat een pomp. Het water dezer "? poepen fe als drinkwater afgekenrd door de t «mdheidgcommiseie, dat neemt echter niet weg, dut er nu en dan een troepje straatjongens uit 1 e» der straten komt aandraven en, hetzij met de tot een kom vorm saamgehouden handen, hetzij in de oude en een weinig aan lekkage lijdende petten het water op te vangen en het daaruit gulag ep te slobberen. Dicht bij de pomp staat MB rij hardsteenen palen. Na een verfrisschend«n dronk worden die meestal door de jongens «efcruikt om er, baasje-o ver springend, hun spier»»cat op te oefenen. - Nu rijn wij echter het gewichtige gedeelte van de Vischmarkt genaderd, want de genoemde ? .paaltjes vormen als het eerste hekwerk, de eerste gftlw-aanduiding, die het visch-altaar van het . O»«ige profane gedeelte van den pleintempel «fceh«idt. Achter de paaltjes begint een groot fterkant van effen klinkerbestrating, midden op l 4a rester pteinhelft. Het is een brinkje, geheel ' awt oude boomen beplant, die het des zomers tot een geliefd beschaduwd verblijf maken. Tus..'«tben die boomen, onder hun overhellende blademnmassaas, zij a eenige breede banken geplaatst , <nd«r een breed, op kolommen rustend, afdak, dit is eigenlijk de ongebruikte botermarkt voor de eigenlijke vischmarkt moeten wij niet BQQ ver gaan. Ziet mxar, hier is het. ene ? Iwkwerpige open ruimte is hier uitgespaard, 4oor een ijzeren leuning, als eene brugbalie, omge ven, c«n klein houten huis, het kantoor, grenst ?r «M. Een paar mannen, met openhangende jassen Over hun flets blauwe boezeroenen en witte sloofjes voor, schikken lage deksellooze manden «Mt visch naast elkaar, mand aan mand, rij voor rij, ep den grond, die ten laatste door een groot fferkaut mozaïek van groen-bruin, rood bespiktolde, vischruggen, vet-witte, blauwig witte vischboiken en vaal bruine teenen mandrandeu be dekt is. De eerste kooper, of kijker, komt uit de Wagnetraat. Het is een lange, magere man, met T*len gelaatstint en hol-liggende oogen. Het is een meubelmaker zonder werk, die hier het ge deelte van den dag komt verluieren, dat hij moeilijk in de kroeg kan doorbrengen. Ofschoon ?ga middelen hem zelden veroorloven iets te koopen, pleegt hij toch zijn bezoeken aan de Vischmarkt als voorwendsels te gebruiken, die zjjn talrijke kroegbezoeken moeten rechtvaardigen. "Zinspelend op zijn ochtenduren ter Vischmarkt doorgebracht, zegt hij dan glimlachend tot zijn kroeggezellen : » Visch wil zwemmen." Daar zij w«ten dat hij waarschijnlijk weer niets gekocht zal hebben, is dit eene aardigheid, die altijd op gang maakt bij de hoorders waarvoor zij bestemd M. Met flauwen slenteraars-stap treedt de man nader, de handen in de broekzakken, het grijsbroine oude en in lang niet verstelde slootje (ket eenige wat hem nog aan zyn beroep herin nert) als een lor voor zijn kniën hangend, de J>et achter op zijn doffe haren, waarvan vlokjes voor znn oogen zwabberen. Aan de leuning ge komen kromt h\j er zich op neer en blijft de visschen starend beturen, een plaats, eene houding en eene bezigheid, waaraan hij een vol uur onaf gebroken trouw zal blijven. Een oogenblik later komt de goudsmid uit de Wagenstraat, de deftige patroon van eene goed beklante zaak, de markt opstappen. Bij het huisje bukt h\j zich onder de leuning door en gaat in de afgeperkte ruimte vlak bij d« viscb «taan, met den afslager en zijn helper de hoe danigheden der ten toon gestelde exemplaren besprekend; onderwijl groote krullen draaiend aan zijn weelderige blonde snor. Meerdere liefhebbers komen nu van alle zijden opdagen, bijna alleen nog maar mannen, want de vrouwen die hun huishoudwerk verrichten, heb ben minder tijd en vertoonen zich pas op 't laatste oogenblik. Men ziet er ook sommige tamelijk deftige heeren bij, vooral als er paling of schel visch aan de markt is, want als echte liefhebbers willen zij zelf hun waar zien en kiezen. Allen scharen zich aan de ijzeren leuning en turen voorovergebogen naar de visch. Het geluid hunner mompeliagen stijgt in de lucht onder het bladerendak. Een straatjongen komt op een drafje aanloopen, blijft even staan leunen tusschen de kijkers, roept: Niks waard! allemaal dood, rot goed!" De afslager dreigt hem een oorveeg te geven en, terwijl eenige omstanders glimlachen, verwijdert hij zich weer. Intusschen groeit de menigte om de leuning aan. Zooals zij daar staan, doen deze menschen denken aan het publiek van een straat-kunsten maker of van een hanengevecht. Binnen de ruimte wordt nu niemand meer toegelaten. De vrouwtjes zijn thans ook in grooteu getale aanwezig, de meeste in paarsche jakken en zwarte rokken, een emmer aan den arm om de gekochte visch in mee te dragen. Zij kunnen echter niet tot de eerste rij doordringen, die geheel door manBen is bezet, en doen wanhopige pogingen om reikhalzend tusschen de inaunenschouders do ir te gluren, teil einde zich een oordeel over de visch, waarop zij azen, te vormen. Het is bij tienen, de verkooping zal nu weldra beginnen. Op hun sloffen en op hun dooie ge mak, komen de winkeliers uit de aan de Visch markt zelf gelegen winkels nu ook aankuierea, meer om praatjes te maken en ereis te kijken dan om te koopen. Zij zijn blootshoofds en houden de handen op hun rug, in hun broek zakken, sommigen houden ze in hun zij. Vrou wen, die met groenten en vruchten op kruiwa gens »leureu" (venten), bestuurders van bakkersen tapperskarretjes hebben hun voertuigen lateu staan en zijn zich bij de menigte vischkoopers gaan voegen. Hier en daar blaft even luid keels een hond voor een insgelijks verlaten hondenkar met manufacturen of petroleum. Plotseling houdt het algemeen gemompel der aanwezigen op (en komt daarvoor een volkomen stilte in de plaats. De verkooping begint. H<-t gaat niet eerst bij opbod, maar alleen bij afslag. De afslager verwijdert een der platte manden met visch een weinig van de anderen en roept: »Wie geeft twaalf stuivers ?... Elf dan ? ... Tien stuivers? ... Negen? ... Acht? ... »Mijn!... Mijn!... Mijn!... Mijn!..." roe pen verschillende stemmen te gelijk. Met nauwkeurige oplettendheid heeft de afslager bespeurd wie het eerst «mijn!" heeft geroepen, al was er ook maar een halve seconde verloopen tusschen het eerste en het tweede »mijn!" Een der hel pers raapt nu den mand van den grond en stapt er snel mede naar den kooper. Heeft deze geen emmer, mand of iets dergelijks bij zich, dan wordt de visehmand geledigd in zijn zakdoek, dien hij zorgvuldig om de visch dichtknoopt. Ia het een heer, die n groote visch heeft gekocht, dan gebeurt het niet zelden dat men hem, met de schelvisch of wat het is, gemeenzaam bij kop of staart in de hand gehouden, zich huiswaarts ziet spoeden. Dadelijk is de afslager tot de veiling van de tweede mand overgegaan. »Wïe geeft tien stuivers ... negen .,. acht... zeven ?" »Mijn! mijn I" klinkt het terug. Zeer zelden gebeurt het dat er niet minstens twee te gelijk »mijn!" roepen. Meestal is de waarde van den koop aan al de liefhebbers precies bekend, vandaar hun gelijktijdig en eenstemmig roepen. Zoo gaat regelmatig de Vischmarkt haar gang. Als een onbewegelijke donkere massa staan de rijen van het publiek als in een dicht prieel tusschen de rijen lindeboomen. Op korten af stand staat, ook roerloos, een diender, met donker-blauwe jas en glimmende knoopen, met den dikken blank gepoetsten helm kam boven op het hoofd. In de kleine open ruimte loopen de helpers af en aan, die de manden voor de koopers ledigen en dan in 't midden opstapelen. De kooper bukt zich, er ontstaat eenige bewe ging in de donkere menschengroep om hem heen, hij neemt de visch aan en pakt ze in; dan ont staat er een opening in de rijeri, de kooper gaat heen met een tevreden gezicht, en de rijen, als gelederen, sluiten zich weder. Soms begint het plotseling te regenen. Dat is dan de saus bij de visch. Inderdaad valt de regen het eerst op de visch, die onder den blooten hemel staat, terwijl het publiek nog een tijdje door de boomen beschermd blijft, op wier gebladerte het water ruischend nederdruppelt. Maar als het erger wordt en de bladeren den regen doorlaten, verandert het aanzien van de vischmarkt geheel. De kring van omstanders breidt zich uit en een zestigtal regenschermen wordt opgestoken, die, tegen elkaar aanschuivend, met de baleinen in elkaar pikkend, een gedrang van parapluën vormen boven de hoofden van het menschengedrang. Het is als n smalle zwarte tent, die boven over de markt gespannen wordt, en waaronder alles weldra even stil blijft als te voren. De afslager laat zich door niets, ook door geen stortbui, ontmoedigen, al worden hij en zijn helpers ook door en door nat, zoodat zij staan te glimmen en te druipen; kalm en snel roept hij door: »Wie geeft tien stuivers .... negen ? .. acht ?'' En van onder de parapluën kliekt het terug: »Mijn !.. mijn ! ... mijn i" Tusschenbeide neemt de afslager zijn pet af en slaat die uit tegen den grond, over de visch, en uit zijn drank-rood gezicht roept hij een aar digheid tegen het publiek. Achter de vensters der eenige verdieping van de stille kleine huisjes in de rondte verschijnen dan hier en daar de glimlachende gezichten van de bewoners, die vóór de bui binnen waren en nu op hun gemak komen staan kijktn naar die arme vischkt/opers onder hun dak van paraplllPD. Het is geen gebruik om terstond te bf talen. De adressea der koopers worden genoteerd en des anderen daags komt een der «helpers'" het geld ophalen. Van hem die eens nalatig in de betaling is gebleven, wordt geen "bod meer aan genomen. Als de Vischmarkt is afgeloopen, spoeden de omstanders door de om den regen ledige straten zich huiswaarts; alleen de visscheu, die onder de parapluöu worden meegedragen, doen merken. dat het niet een kerk is die uitgaat. A., 10/8 '90. VOOR DAMES. Mode. Tentoonstelling. Kapellenvleugels. Koffiedrinken. Alfonsito. Se lurksche vrouw. Miss Lydia Steker. De mode is op de badplaatsen zóó verspreid, en de overvloed van modellen laat zooveel ruimte aan ieders fantasie, dat er nauwelijks een richting of een overheerschende smaak in te onderken nen is. Veel ziet men stoffen met grootere en kleinere moezen: rose op ivoorwit krip, zwarte op havana cachemire, mauve op swèdekleurig barège. Dan ook dwars gestreepte stolïeu, ofschoon dit niet voor alle tailles is. Crèpe-de-Chineen toulard wor den nog steeds in allerlei zachte tinten gedragen, eft'en crème, amber, mauve, rose, lichtblauw, bleekgeel, alles mat en teer. Voorts het wit, dat nooit zooveel gedragen is als dit jaar, in alle stoften: wit laken, wit cachemire, serge, voile, neteldoek, mousseline, bure, batist, krip, linnen, gaas, surah, alles wit. Men zou soms bij den ingang van een concert in een Kursaal meenen dat er aangeno men" moest worden, of dat er prijsuitdeeling was op een meisjesschool. Het is niet te verwonderen, dat menigeen gauw genoeg heeft van die al te eenvoudige witheid, en al spoedig den japon van eene versiering voorziet. Op wit cachemire staat een entredeux met application van goudhorduursel heel goed, of kleine Pompadour-boufinetjes, die men er op kan vast hechten. Het wit met geel of wit met goud, blijft nog steeds gedistingeerd; men zal dit zeker de zen winter nog veel op de bals zien. * * * In een paar salons op de eerste verdieping van het Palais de l'Industrie te Parijs is een kleine mode-tentoonstelling georganiseerd. Eenige opmer kelijke costumen -waren: Een reistoilet, Schotsch tartan. De rok geheel recht, corsage tailleur, miweelen mouwen. Deze japon had als merkwaardigheid, dat voor den rok de stof niet in de lengte, maar in de breedte ge nomen was, zoodat n naad voldoende was, en men had dezen nog op vernuftige wijze gemaskeerd, zoodat de rok uit n stuk genomen scheen. Een visite-costuum, Hcnri II, met paniers waarvan het goudborduursel met amethisten bezaaid was. De paarse steenen, die evenveel opgang maken als de turkooizen, vormen een zeer rijke versie ring. Sleepkleed van aubergine fluweel, tablier van maïskleurig satiin, waarop hloemen met de hand geschilderd en met borduursel aangestipt waren; garnituur van struisveeren, die nog steeds in de mode zijn # * * De mode heeft weer een ander dier tot slacht offer gekozen. Een vernuftig uitvinder heeft een middel gevonden om het stof van kapellenvleugels op zijde of perkament te tixeeren, en er worden nu waaiers vervaardigd, die mot vlinders van alle landen in hun gansene kleurenpracht gedecoreerd zijn. Mlle Canrobert, die dezer dagen trouwde, droeg zulk een waaier, en te Trouville hebben de prinses do Sagan en Madame Heine er de aan dacht mede getrokken. Eerst de vogels op de hoeden, nu de vlinders op de waaiers. Het is genoeg te betreuren, dat de mode haar grillen niet in dienst van een nut tig doel stelt. Zou men de prinses de Sagan niet eens aan het verstand kunnen brengen, dat een japon met pbylloxera's, spintkevers, coloradokevers het toppunt van chicwas? Dit zou voor wijn bouwers, boscheigenaars on aardappelboeren een ware uitkomst zijn. * * * Vermeldden wij vroeger de wedstrijden in gomkauwen onder de Amorikaansche dames"', uit Belgiëwordt iets dergelijks gemeld. Te Carnières, in de koler.districten, heeft tor gelegenheid dor kermis dikwijls een wedstrijd in het koffiedrinken plaats. Om een groote tafel, op een cstrade of in een muziektent, zitten de mededingsters ge schaard. Men dient haar een aantal kommen koftic toe, zoo warm mogelijk, omdat het drinken clan luociolijker gaat, en goede kofliedrinksters kunnen in een uur bijna een vijftigtal kommen ledigen. Zonda» te Carnières, werd een der mededing sters h 11 slachtoffer van haar al te groote ambitie. Zij dronk al te snel en verbrandde zich mond en slokdarm. Onder vreesclijke pijnen moest zij do concurrentie opgeven eu wenl ernstig ziek naar huis gebracht. * Alfonsito. de kleine koning van Spanje, heeft den zomer te San Sebastiaan doorgebracht, even als andere kinderen met zand spelend en badend. 's Morgens om negen uur komt de koningin ge woonlijk met hare kinderen van het kasteel Ayelft?> naar het strand de la Concha en brengt eenige uren in de koninklijke badtent door. Zoodra de koning en de koningin-regentes het huisje, dat op rails staat, betreden, wordt de rood en- gele Spaansche vlag neergehaald en de ko ninklijke standaard, donker violet met een groot wapenschild, geheschen. De kinderen, de koning en zijn twee zusjes, gaan dan vestingen graven, emmertjes vol zand aandragen, bergen en merea maken, zooals andere; soms werpen de dienst doende matrozen stukken hout in het water en de jonge poedel van den koning apporteert ze. Op U Augustus nam de koningin het eerste bad, in gezelschap van de gouvernante van den koning, Anita de Servet, liet badhuisje wordt dan in zee gerold; de koningin, die een zér elegante zwemster is, neemt dagelijks een zeebad; als zij wat ver wil zwemmen, laat zij zich door een boot der marine ter bewaking begeleiden. Tegen den middag rijdt de koninklijke familie gewoonlijk naar huis, om te ontbijten. Een mili taire kapel maakt muziek en daarna rijdt de koning uit. Hij heeft een open landauer, met vier zwarte muildieren bespannen, waarin hij meest alleen rijdt. Naast hetn rijdt dan de opperstalmeester, een voorrijder gaat de equipage vooraf en twee gendarmes te paard volgen. De regentes daarentegen rijdt gewoonlijk slechts met tweepaarden, en zonder ge'leide; in een tweede rijtuig volgen haar do prinsessen en een paar hofdames. Koning Alfonso draagt een marine blouse en een matrozenhoed met breeden opstaanden rand;. daar het groeten met zulk een hoed lastig is, maakt hij alleen maar het militair saluut. Dames. groet hij op de wijze van Spaansche kinderen, de hand opheffend en naar binnen bewegend. Dikwijls gaat de koningin met den koning naar de Baskische volksspelen, voornamelijk een soort balspel, kijken; ook jonge officieren van het hof oefenen zich wel in. dit spel. Ook gaat er geen dag voorbij dat er geen boottochtjes ondernomen worden. Op een van deze verzocht onlangs de koningin de Baskische roeiers, haar eenigo liederen van hun land te zingen; onder anderen werd toen het lied van den boom van Guernica" gezongen, waarbij in vroeger tijd de Baskische fueros be zworen werden, en dat een tijd lang voor oproerig gold. De koningin is in het land der Basken zeer bemind. Omtrent de groote vrouwenquaestie in het Oos ten, de veehvijverij en het haremleven, komen langzamerhand ook do paradoxen opdagen. Wolf gang Brachvogel vertelt omtrent eene Oosiersche reis, dat hij op het dek van een schip de vrouwvan een pacha soms verscheidene malen daags, ongesluierd zag, terwijl de aanwezigheid van een aantal vreemde- heeren haar volstrekt niet scheen te hinderen, evecmin als haren man. De Turkia zat den ganschen dag, op de Lloyaboot tus schen den Piraeus en Constantinopel op het dek, met gekruiste beenen, op een lage matras; zij was geheel in een groen satijnen burnous ge huld en verroerde zich soms uren lang niet. Het geen den Westerling trof, wanneer zij den sluier opsloeg, was hare jeugd en zeldzame schoonheid, maar ook het volkomen gedachtelooze van haar fraai poppengezicht met de prachtige groote oogen. De opsluiting van de Turksche vrouw is, wat den wil des mans betreft, wellicht nog maar een quaestie van tijd, maar voor haarzelve zal het optreden buiten den harem wellicht nog esiachten lang eene onmogelijkheid zijn, want zij is geheel, kind gebleven. De veehvijverij is lang zoo verbreid zelfs niet meer, als uien meent. Profv Vambóry, een der b^ste kenners van het Oosten, beweert, dat er onder duizende i'amiliën nauwe lijks n gevonden wordt, waarin men van Mohamffled's verlof gebruik maakt. Vooreerst is het te duur. Een man mag niet moer vrouwen nemen, dan hij onderhouden kan, en dit zegt iets. Ieder toch moet haar eigen huishouden, haar afzonder lijken harem met bedienden en slavinnen hebben,. waarin zy onbegrensde gebiedster is. Maar be halve de vier wettige vrouwen mag de Turk zoo vele slavinnen als bijwijven nemen? Ook dit is illusoir; er zijn weinig Westerlingen die zoo onder de pantoffel staan als de hiü.szittende, kalme Turk. De pantoffel is hier nauwelijks een symbool, want het werkelijke muiltje der meesteres, met zilver of goud gestikt, dat zoo licht van deu voet to nemen is, speelt een werkelijke rol in het huis houden iets gevaarlijks voor do vrouw is de gemakkeüjkheid der scheiding; men kan de vrouw aan haar vader terugzenden, als men den bruid schat maar teruggeeft. Maar dit nu weer geldt onder de Turken niet voor fatsoenlijk, en dus komt echtscheiding er zelden voor. Hetgeen dan waarin de Turkin, en nog alleen de vrouw van den rijke, zicli van do Westersche vrouwen onderscheidt, is nog minder Neurenberg Dr Tarrasch en uit Petersburg Alapin. 11 L.(4 Overzicht der tot 26 dezer aldaar gespeelde partijen: Blackburne won van Schalopp, 'f itslev en Mortimcr. Mackenzie Schallopp en Aiapin. Gunsberg Gossip. Mason Gunsten. Lococlc ,. Gossip en ThoroM Mortimcr Tini-ley en v. Vliet. Muller ,, Taubenhau-. Bird Gunsberg. Tliorold .. Owen. Taubcnhaus maakte remise met (Ir.üsliL'r.'. j Von Scheve ,, het:. [ Alapin ., Thdrolü. Tiiisley .. Lee. Hieronder vol^t eene der bij die ^e;i',:':'lola <jv~ii:_' gespeelde partijen. STKLNTfZ GAMBM'Jf. i.lH.'K: Wit. Zwart. W, G.H. D. kid l Gossip. Guiibberg. ' '2 l e-4 e5 G P .1.5 2 P.c,", l'.tG 7 a-l o f4 ef-i: 8 P.t.'i 4 d-1 D.h4t 'J K.K 5 K.e2 b6 lU ab5: i:5 11 15 lij 17 18 T. i 21 '-. > K.-2 b4 l,.(.-5 T.aG I Val bal): T 1.1 T.bT D.il L.e2 . L.cf.f P.c7 L. 1.4 : T »8 L.c5 D.h bc5 : T.ui; T.a(> : P. e.". D.h-i D.fii K.t'2 : T.bl K.el T.dl . T a5f T. al 'l'. hl K.d:i T.h-J cil;S . K.d8 K c 7 T.b cl T.bU K.dli K.e:> T. 1.5 d.') di-r T.a5 c<! en wiut. DERDK MATCH.PARTIJ, . liet A'ereenigd AmsterdamHch Schaakgcno<.(sfbap, 27 Augustus. Spaanschüpartij. V. FoïCCbt. e-i P.t:i Zwart. e 5 P.cG P.l'G au Le7 0?0 l'.fcS 1.0 11 l'2 1~J 14 7j a.J. L.'c'J P.ll P.gii Dei ab b5 (i. > L.i:5 L.bi; b4 beo : L.c,;J: d-t o5 L.c4 D.fG L d2 I).d(j (> g5 ligf) : T.<;1 'J' 1.8 ,'>7 D.g5: J).y5 ; L.ai P.e7 08 P.gö: T.'c4 : 0?0 c5 3Ï) Ac4: f T.c2 P.gG 40 P.t;J K.17 T.fcl P.c7 41 P.dU K.eC bi! P.eG 42 t.", K dG P.f5 P.c-i: -l.'! P.b.'i JV7 L 14: L. 15: 44 f-1 P.eG L.g.'J L.(17 45 K.i;; p.1.4 bc5 : L.ef) : 4G f'e5 '-f fe5: L.(17 : L a,0. 47 P..14 : ]).a2 : L.al J,.cl : 48 P.f5 K.c5 T.cl: l).a:J 4'-> L.e5: K.c-1: D.dl T.feS 50 L.g7 : aó T.c8: .cö: 5 L hl a4 K.g2 D.ill! 52 b5 P.c;l L.b.'i LG r>:! h(5 geeft op. D.d'2 T.c.'i PROULKKMKN'. l probleem Ko. ,ï5 van prof. Joh. Berger moet b3 een zwarte pion staan. Saladin. Gij hebt volkomen geiijk met uw ver wijt, maar ons was niets van een pseudoniem bekend. Uwc oplossing moet worden nagezien; wij twijfelen of die juist is. Wed". T. A. A. T., Zutplien. Dan speelt wil G 5 G8 f mat.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl