Historisch Archief 1877-1940
-T.*..-«i
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
op de yele, te dikwijls weèrkeerende
Ik acht die vele wedstrijden niet
met het oog
wedstrijden.
in bet belang van de kunst.
Wel geven zij eea prikkel tot ernstig studeeren
ea geven aan de Vereenigingen die het op een
goede hoogte gebracht hebben gelegenheid om
lioh gunstig bekend te maken in ruimer kring,
doch het kleingeestige vijlen en verfijnen dat men
verplicht is voor zulk een concours te doen,
maakt dat veel tijd verloren gaat, die beter
beBteed had kunnen worden.
De schrijver zegt nog dat in vroeger tijd de
mannenkoren eene politieke beteekeuis hadden,
en door hunne vrijheidsliederen het volk tot han
delen aanspoorden, thans echter nu de vrijheid
TOOI een ieder gewaarborgd wordt, is ook deze
rol uitgespeeld. Hij vindt verder dat het eene
groote nationale beteekenis heeft dat alle
Duitsehe zangers in de groote steden van Amerika
zich vereenigd hebben en gezamenlijk naar
Weenen zijn getrokken om het zangersfeest mede te
yieren. Dit wekte grootsche gevoelens in hem op ;
maar, zegt H.: gevoelens zijn geen kunst.
H. heeft m. i. te veel onder den indruk
geachtreven, die iemand bezielen moet wanneer hij
een driedaagsch muziekfeest van louter mannen
koren heeft moeten aanhooren.
En als men mij vroeg: zoudt gij er bizonder
op gesteld zijn zulk een feest geheel bij te wonen ?
dan zou ik van ganscher harte: Neen ! zeggen,
doch dit is nog geen reden om aan de mannen
koren artistieke waarde te ontzeggen. Zooals ik
zeide al die zoete liedjes passen niet in
maunenmond. Bestond er niet anders, dan zou men er
gepust den staf over kunnen breken, doch ik
Behoef alleen in herinnering te brengen wat o. a.
de beste Nederlandsche toonzetters op dit gebied
hebben voortgebracht, en hoe geliefd en gewaar
deerd die werken zijn. Ongelukkig komen die
werken zelden over de grenzen en heeft H. er
dus geen kennis mede kunnen maken. Men heeft
ons helaas op dit punt niet verwend!
ledere kunst heeft hare grenzen (en dus
ook ieder onderdeel van eene kuast), die men
tttet straffeloos kan overschrijden, en mits dus
de mannenzangvereenigingen alleen die werken
bestudeeren, welke met het karakter en de mid
delen van den mannenzang strooken, zullen zij
steeds in de toonkunst eene zeer waardige plaats
innemen. Tegen het »te lang" en »te veel" kan
echter niet genoeg gewaarschuwd worden. Zoo
is het b. v. van niemand te verlangen, om op
een concours met genot 14 of 20maal hetzelfde
verplichte koor achter elkander te hooren zingen.
Dit moet het publiek doen wegloopen en de
juryleden (die niet mogen of kunnen wegloopen)
radeloos maken.
Ik herinner hierbij, hoe Berlioz verhaalt in
zijne Soirees d'orchestre" dat op een concours
^van het Parijsche Conservatoire 31
klavierleerlingeu het Gmol-concert van Mendelssohn moesten
voordragen. De eerste leerling vond dat de
Erardvleugel zeer moeielijk van aanslag was, de
7e vond dien juist goed, de 12e veel te gemak
kelijk en toen No. 14 aanvangen zou, begon de
piano vanzelf het concert te spelen en altijd
maar weer van voren af aan. De toestand van
de meeste juryleden boezemde het diepste mede
lijden in.
Hoeveel juryleden zullen te onzent niet tal
van slapelooze nachten hebben doorgebracht, om
dat zij het motief van dat verplichte koor maar
niet kwijt konden raken.
Eene belangrijke kwestie blijft nog over te
bespreken, n.l. in hoeverre de liedertafels den bloei
van gemengde koren tegenwerken. Het is niette
ontkennen dat velen zich liever bij liedertafels
dan bij gemengde koren aansluiten; aan die
kwestie is echter helaas niet veel te veranderen,
daar de bezwaren veel van maatschappelijken
aard zijn.
Ongetwijfeld beschikken de gemengde koren
over veel meer middelen, doch het is jammer dat
die koren zoo weinig zonder begeleiding zingen.
Het is een groot voorrecht de meesterwerken
door voortreffelijke solisten, een talrijk koor en
orkest te hooren uitvoeren, doch voor de studie
en ontwikkeling van iedere zangvereeniging zou
ik wenschen dat er bovendien tijd werd afgezon
derd voor het zingen zonder begeleiding; en reeds
het feit dat de goede maunenzangvereenigingen
zich hoofdzakelijk daarop toeleggen, waarborgt
eene eervolle positie in de kunstwereld.
Dan zouden ook de meesterwerken van
Sweelinck, Palestrina, Orlando di Lasso en zooveel
anderen niet slechts bij uitzondering ten gehoore
gebracht worden.
Ik moet erkennen, dat enkele zangkoren zich
in die richting beginnen te bewegen en dit kan
niet genoeg toegejuicht worden.
Men vatte deze aanteekeningen niet op als
een verheerlijking van den mannenzang ten koste
van de gemengde koren. Ik heb alleen willen
doen uitkomen, dat de waarde van den mannen
zang door velen te laag geschat wordt, zooals
H.'s stuk alweer bewijst.
Ik hoop dus, dat zoowel mannen-, vrouwen
en gemengde koren eendrachtig naast en met
elkaar veel schoons te genieten mogen geven en
er steeds naar mogen streven de vaan van ware
kunst omhoog te houien.
M.
AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST.
Van de Engelsche schilders, die hunne stukken
in den loop der jaren exposeerden in ds Royal
Academy te Londan, hebben er elf meer dan
vijfhonderd schilderijen ten beste gegeven, drie
en twintig tusschen tweehonderd en driehonderd,
n en twintig tusschon de honderd vijftig en
twee honderd, en vijf en tachtig tusschen de
honderd en honderd vijftig. Deze honderd veertig
schilders hebben dus te zatnen ongeveer vier en
twintig duizend doeken beschilderd, inderdaad
een respectabel aantal. Als de kwaliteit maar
tegen de kwantiteit opwoog.
Op de 4de jaarlijksche tentoonstelling der Ned.
Etsclub, die helaas betrekkelijk nog te weinig
bezocht wordt, zijn de volgende stukken verkocht.
108 W. Witsen, Trafalgar Square.
' 109 id, Waterloo Bridge (2 Exempl.)
110 id. A cab.
111 W. Witsen, Rain.
115 id. Waterloo Bridge.
47 Seymour Haden, Les deux Amis.
123 Ph. Zilcken, Bij Delft.
-..120 id. Studie.
2 M. Bauer, Platanen.
10 id. Ingang van een Moskee.
105- Jan Veth, Studie in krijt.
Behalve No. 105 zijn dit allen etsen, waarvan
dus nog meerdere exemplaren verkrijgbaar zijn.
Men haaste zich Zondag nog deze tentoonstel
ling te bezoeken, daar dit de laatste dag is.
Tot zulk een vreemden toestand hebben de
geïllustreerde journalistiek en photographie
instatitance de zaken gebracht, dat er onlangs
eene vergadering van Fransche juristen gehouden
is oni te beslissen ot men auteursrecht heeft op
zijn eigen gelaatstrekken, zooals da kwestie ge
steld werd: Mag een artist, afgezien van laster
lijke bedoelingen, iemands portret weergeven,
zonder zijn toestemming, in een schilderij,
teekening of krabbel V"
l)e uitslag van een levendig debat was dat oen
artist dit niet doen mag. Als dit besluit in rechten
wordt gegandhaafd, dan zullen geïllustreerde
nieuwsbladen, en artistieke actualiteiten een zwaren
slag krijgen, terwijl de werkzaamheden van den
karikatuur-teekening zeer zuilen beperkt worden.
liet schilderij van Holbein, de twee ambassadeurs,
waarvan wij vroeger hebben gesproken en dat een
deel uitmaakte van de oude galerij van Lougford,
is aangekocht door de National gallery voor den
prijs van fr. 750,000. Evenzoo een portret van
Admiraal Pareja door Velasqncz en een portret van
een man in 't zwart, staande bij een kolom" door
Moroni. Deze drie fraaie schilderijen zijn aange
kocht te zamen voor een prijs van 55,000 pond,
waarvan 25,000 pond zijn gegeven door den staat.
Blijkens den Spectator van 30 Augustus is de
heer Florentijn kuustkritikus geworden.
In de aflevering van den len Augustus van de
Gazette des Beaux-Arts, komt voor, een interes
sant artikel Grèce et Japon" van M.'E. Pottier.
In de kunstzaal van de heeren Buffa & Zonen
zijn tegenwoordig, behalve de stukken die dit
reeds langer zijn, eenige zeer belangrijke werken
te zien. Vooreerst een schilderijtje, pas voltooid,
van Jacob Maris. Voorts een zeer fraaie teekening
van Weissenbruch en drie Londensche aquarellen
van \V \Vitton
van W. Witsen.
G. T.
BOEKAANKONDIGING.
De Stenographie voor algemeen en
bijzonder gebruik, met eenige op- en
aanmerkingen over de op de Nederl.
taal toegepaste stelsels, door H. J. van
den Berg, Leiden, Blankenberg & Co.
De heer van den Berg heeft een goed werk ge
daan met het schrijven van het hierboven ge
noemde boekje, en zijne poging om de stenogrephie
hier te lande meer algemeen bekend te make-n,
verdient allen steun. Tot nu is deze nuttige kunst
hier nog bijna onbekend, terwijl zij bij onze buren
een legio beoefenaars telt en dagelijks toegepast
wordt. Volgens het sedert 1859 verschijnende
Jaarboekje voor Stenographen bestaan
erinDuitsculand 280 onderwijsinrichtingen, waar les wordt
| gegeven in de Stenographie, en 547
stenographenvereenigingen, met een totaal van 19522 beoefe
naars, alle volgens hot stelsel Gabelsberger; het
stelsel-Stolze, de grootste mededinger van het
systeem-Gabelsberger, telt ook honderden ver
eenigingen met duizenden leden, en als men nu
bedenkt dat er nog een honderdtal vereenigingen
zijn, die de stelsels van Ahrends, Lehmann, enz,
beo "fenen, kan men gerust zeggen dat er in
Diütschland 10 J.OOO stenographen zijn, dat is n
op de 400 inwoners. Het is dan ook geen zeld
zaamheid, in een Duitsch blad eeue advertentie
in stenographisch schrift to zien, bijv. va:i een
schoenmaker die zijn schoenen en laarzen aanbe
veelt; in ons land zou het geld voor zulk eene
advertentie eenvoudig weggegooid zijn. In Oosten
rijk-Hongarije vindt men 101 vereenigingen met
3586 gewone leden,- in het geheel bijna 17500
beoefenaars, en dat wel alleen wat betreft het
Gabelsberger-stelsel.
Geen wonder dan ook dat het jongst verschenen
Jaarboekje voor Stenografen niet minder dan 300
uitgaven op het gebied der Stenographie noemt,
weekbladen, tijdschriften en leerboeken, vanjwelke
laatste die van Stolze, lliitzsch en Albrecht 50
uitgaven beleefden.
In Engeland worden vooral de stelsels van
Pittman en Gurney gevolgd, en dat de praktische
Engelschen algemeen van het nut der Stenogra
phie doordrongen zijn blijkt wel hieruit, dat van
Pittman's leerboek in 1883 reeds 425,000 exem
plaren verkocht waren. In Amerika zijn zelfs een
groot aantal vrouwelijke stonographen; de kunst
is daar zeer in aanzien, en in de Vereenigde
Staten wordt do hoogste staatsbezoldiging na den
President genoten door den eersten ofticieelen
stenograaf. Er verschijnen daar dan ook reeds
een dozijn maandschriften voor Stenographie.
En hoc is het nu in Nederland gesteld? Be
halve de Eerste on Tweede Kamer en de ge
meenteraden in onze groote steden zijn, voor
zoover ons bokend, de Nuderl. Juristenvereeniging
en de Jachtvereeniging Nimrod de eenigen die
zich voor het maken van de verslagen harer ver
gaderingen bedienen van stenographen. Zelfs do
verslaggovers van onze grooto bladen zijn, op
enkele uitzonderingen na, de Stenographie niet
machtig; en toch zou die kunst hun zoo te
pas komen, niet om al het gesprokene op
eene vergadering woordgetrouw weer te geven,
daarvoor ontbreekt het onze couranten toch aan
ruimte, maar om b.v. een resumé, waarin een
spreker zijn gedachten en bddooling samenvat,
een voorgestelde motie of eene gewichtige en
treffende passage woordelijk in het verslag te
kunnen aanhalen.
Men vraagt zich af wat de reden is, dat een
zoo nuttige kunst hier te lande zoo weinig be
oefend wordt. In de eerste plaats zal dat wel
hieraan zijn toe te schrijven, dat men nog een
geheel verkeerd denkbeeld heeft van de
stenographie. Men meent dat het verbazend moeilyk te
leeren en een ontzettend geheugenwerk is, en
beroept zich op Dickens, die verklaarde dat men
in denzelfden tijd,zes talen kan leeren. Dit nu
is een geheel onjuiste voorstelling, evenals de
heerschende meening, dat de Stenographie voor
ieder woord een alzonderlijk teeken heeft, dat
men van buiten moet kennen. Integendeel zou
uien kunnen zeggen, dat het gemakkelijker te
leeren is dan het gewone schrift. De leerling
op de lagere school moet feitelijk drie
alphabetten leeren: schrijfletters, druktypen en kapita
len. Daarentegen bestaat het stenogr. alphabet
uit minder en veel eenvoudiger teekens,
wel-iswaar vermeerderd met ,csn aantal vaste merken
voor telkens terugkeerendo woorden, als voeg
woorden, bijwoorden, voor- en achtervoegsels enz ,
maar die bestaan toch altijd weer uit vastgestelde
letterteekens of verbindingen daarvan en zijn dus
gemakkelijk te onthouden. Natuurlijk wordt de
vaardigheid in het schrijven der teekens alleen
door oefening verkregen; dat is een wet van het
geestelijk leven, die voor alle werktuigelijke ver
richtingen gelflt. Maar als men zich vijf a zes
weken geregeld n of anderhalf uur daags oeiént,
heeft men al de teekens in de hand, d.w.z. kan
men er zich vaardig van bedienen zonder er bij
te behoeven na te denken; bij voortgezette doel
matige oefening bereikt men in minder dan een
jaar zulk een vaardigheid, dat men in staat is
een redenaar bij te houden, die 130 (de gemid
delde snelheid) in de minuut sprdekt. Verder
zegt men, dat stonographisch schrift zoo moeie
lijk te ontcijferen" is. Zeker zal de
eerstboginnende het niet vlot kunnen lezen; maar de
schooljongen, die pas leert schrijven, moet zijne
woorden immers ook spellen; slechts door oefening
leert men beide soorten van schrift geheel werk
tuiglijk lezen, zonder dat men aan de beteekenis
der afzonderlijke vormen behoeft to denken.
Ook meent men, dat het stenographeeren bij
zonder afmattend is; daarom", zeide mij eens
iemand lossen de stenografen in de Tweede
Kamer elkaar dan ook om de vijf minuten af".
Dit geschiedt echter om een andere reden, en
wel opdat iedere stenograaf dadelijk gelegenheid
zou hebben om zijn eigen stenogram uit te wer
ken en persklaar te maken, zoodat bij het einde
der zitting het geheele verslag gereed is. Bij de
Fransche volksvertegenwoordiging werken de ste
nografen geregeld door en wordt hun stenogram
door anderen, die ook de zitting hebben bijge
woond, uitgewerkt; dus wel een bewijs, dat het
langer dan vijt minuten is vol te houden. Natuur
lijk is het op den langen duur vermoeiend; maar
is ons gewone schrift dat niet, wanneer men
daarin een gemimen tijd wel achtereen doorschrijft?
Bovendien blijft men te veel aan de letterlijke be
teekenis van snelschrift" het Hollandsche
woord voor Stenographie hangen, want de Steno
graphie is niet een middel om snel mee te schrijven,
maar om in denzelfden tijd meer op te schrijven
dan met gewoon schrift mogelijk is; frorischrift"
zou dus een betere verta'iug zijn, zooals prof. de
Vries heeft erkend.
In het eerste deel zijner verhandeling gaat de
schrijver het nut der Stenographie na. Hij geeft
verschillende toepassingen aan, en onderscheidt
daarbij: het getrouw opteekenen eener rede, de
aanwending voor eigen gebruik en do vervanging
van ons gewoon schrift door stenogr. schrift in do
correspondentie en administratie van groote han
delszaken. Hij toont duidelijk aan, dat ze met
vrucht is toe te passen voor de groote takken van
staats-, provinciaal- en stedelijk bestuur, bv. voor
leger, politie en justitie; bij de laatste bv. zal zij
veel bijdragen tot bespoediging van rechtsgedingen.
Immers, het opteekenen van de antwoorden der ge
tuigen, van den aanklager of den beklaagde werkt
zeer belemmerend bij het verhoor der terechtzitting.
Men tracht hieraan te gemoet te komen door de vra
gen zoo in te richten,dat de antwoorden zoo kort mo
gelijk zijn; maar het ligt voor de hand, dat uitvoerige,
in eigen bewoordingen gedane mededeelingen van
den aanklager of den beklaagde dikwijls meer
licht zullen ontsteken, wanneer die mededeelingen
de zaak op eens uit een ander oogpunt doen
kennen; bij ingewikkelde processen zou, bij gebruik
van stenographio het verslag uitvoeriger kunnen
worden en daardoor de feiten meer gepreciseerd
en het onderling verband duidelijker. Ook in het
Paleis van Justitie is reeds meermalen gewezen
op de wenschelijkbeid om de Stenographie bij de
rechtscolleges in te voeren.
Maar ook voor eigen gebruik, tot het opteeke
nen van eigen gedachten, kan de Stenographie
met vrucht aangewend worden. Ieder, die een
opstel wil maken over eea bepaald onderwerp,
weet bij ondervinding dat mot onze gewone schrift
teekens de band zeer ver bij de gedachte achter
blijft. Men heoft een volledig overzicht van den
gedachtengang in zijn hoofd, men grijpt naar do
pen en zet zich tot schrijven weg is op eens
het heldere, algeheele overzicht eri wij moe
ten peinzen om de eerste gedachten, die ons
zoo voldeden, terug te vinden; ook moet men
onder het schrijven telkens het geschrevene over
lezen om het verband te bewaren. Als men
stenographncrt gaat alles voel vlotter, men behoeft
zijn gedachten niet los te laten en schiet dus ook
veel beter op dan bij gebruik van gewoon schrift.
Zoo zijn er nog een menigte toepassingen aan te
geven, maar wij zouden te uitvoerig worden als
wij daarbij langer stil wilden slaan.
Het tweede gedeelte van het boek is gewijd
aan de behandeling van een drietal vreemde stel
sels, dio voor onze taal pasklaar zijn gemaakt:
het stelsel van Stolze, bewerkt door J L. Wéry,
het Kortschrift" en SnelschrilV van ouilschaal
en Busmann, bewerkt naar het Gabelsbergerstelsel
en Pittman's Phonography, bewerkt door F. de
Haan. De schrijver heeft eene grondige studie ge
maakt van deze drie stelsels, en vergelijkt ze niet
het Nederlandsche stelsel van Steger, dat sinds
41 jaar bij de Kamers gebruikt wordt. In hoe
verre zijne conclusie, dat het Nuderlandsche stel
sel nog steeds de voorkeur verdient boven de
drie geïrap .rteerde, juist is, kunnen wij niet be
slissen; zeker is het, dat er met het
systeemSteger uitstekende resultaten verkregen zijn. Het
komt ons echter voor, dat het minder op het
stelsel, dan wel op de bekwaamheid van den ste
nograaf aankomt.
Wij bevelen het goed doorwerkte geschrift
den heer Van den Berg zeer ter lezing aan, qn
houden ons overtuigd, dat het veel zal bydragÉ»
om meer belangstelling te wekken in de steno-1
graphie en de beoefening er van meer algemeen *
te maken.
F. 8. i
EEN POPPENKAST-VERTOONING.
Noriné's Keuze. Oorspronkelijke roman ,
door H. van der Laan. Cremer & Co.,
's Gravenhage. 2 I>ln.
De boste romans exalteeren het leven, de zeer
goede romans weerspiegelen het leven met buiten
gewone helderheid, de goede romans gelijken
nog altijd zeer op het leven, de minder goede
missen het frissche en intense van het leven en
lijken op tooneclvoorstellingen, de minst goede
eindelijk gelijken in 'i geheel niet meer op het
leven dan poppenkast-vertooningen.
De heer v. d. Laan heeft voor goed de romans
van het laatstgenoemde genre onmogelijk willen
maken door er een levendige en pittige parodie
op to maken. AI aanstonds mag verklaard wor
den, dat hij hierin is geslaagd en mag men den
werkelijk letterkuudig-geestigen schrijver geluk
wenschen. Hij heeft naraelyk een roman gemaakt
van de poppenkast-soort, daarin natuurlijk de
eigenaardigheden der te parodiëeren letterkunde
een weinig sterk aangezet, een weinig overdreven,
om er des te meer de aandacht op te vestigen,
en zoo zijn hier nu al die eigenaardigheden op
vermakelijke wijze als in een bloemlezing bij el
kaar te vinden.
Jammer genoeg heeft echter de heer v. d. L.
in een klein maar veel bcteekenend onderdeel
zijner samenstelling het verkeerd aangelegd. Zy'n...
hoe dit te noemen 'i.... zijn overigens wel te bil
lijken, autcurs-eigenliefde heeft hem een kooltje
gestoofd. Want wat is er geschied ? De heer
v. d. L. is bevreesd geworden dat sommige lezers
zijne bedoeling niet zouden begrijpen en zijn ar
beid als een eenvoudig ernstig gemeend geschrift
van hoogst geringe qualiteit beschouwen. Dit zou
dan wel de beste belooning van zijn streven ge
weest zijn, want de volkomenheid zijner door hem
gewilde navolging zou er uit gebleken zijn; maar
toch, de verdienste, die hij de zijne wilde kunnen
noemen, zou hij dan immers in de waardeering
dor verkeerd begrijpende lezers niet bezeten
hebben? Daarom is hij, vlak voor het begin zijner
hoofdstukken, telkens weer van achter de poppen
kast-coulissen te voorschijn gekomen en heeft in
den vorm van opschriften boven die hoofdstukken
iedereen even duidelijk als volledig gewaai-schuwd,
dat het hier om een poppenkast-roman en om
niets anders to doen was. Het opschrift boven
het Ie hoofdst. luidt: I. Waarin de gordijn op
gaat en eenige poppen van het spektakelstuk be
ginnen te dansen", het opschrift voor het 2e hoofdst.;
II. Waarin anderen goed- en kwaad gemutst ten
tooneele worden gevoerd'', voor het 4e: IV. Waarin.
iemand aan 't zwieren gaat, 't hoofd vol booze
plannen", V. Waarin van scholen sprake is, en
van een storm op zee", VII. Waarin Amor ala
naar gewoonte, bewijzen van zijn blindheid geeft",
IV. (2e dl.) Waarin men een duo krijgt te hooren,
dat furioso eindigt", X. (2o dl.) Waarin met
schietgeweren moorddadig wordt gestreden en
iemand, door 't lood getroffen, nederzijgtj', Xfe
(laatste hoofdst.) Waarin alles, op z'n ouderwetsch,
met een ferme bruiloft eindigt."
In deze opschriften, dat is duidelijk, wordt de
draak gestoken met den inhoud der hoofdstuk
ken, waarboven zij zijn aangebracht. En hiermede
treedt de schrijver uit zijn rol van spottend na
volger, of liever wijst er al te nadrukkelijk op
dat hij spottend navolger is, want de auteurs van
echte poppekast-romans, die de heer v. d. L. na
doen en bespotten wil, schrijven nooit zulke op
schriften boven hunne hoofdstukken, daar zij im
mers zelf niet weten hoe gek die hoofdstukken
zijn en daar dus niet op kunnen wijzen.
De opschriften dus bederven eenigermate het
geheele spel. Des schrijvers hand, die ze boven
de hoofdstukken schreef, doet denken aan de hand
van oen poppenkast-baas, die zich telkens, binnen
de miniatuur-tooneelruiuite, geheel misplaatst tus
schen het spel der poppen aan het publiek zou
vertoonen.
Doch overigens, met welk eene zeldzame be
hendigheid, met welk eene uitnemende vaardigheid
heeft de schrijver zijn gedachte uitgewerkt! Het
zou moeilijk zijn te zeggen wat er aan zijn arbeid
ontbreekt. liet geheele verhaal behelst eene
opvolging van onwaarschijnlijke potsierlijkheden,
zooals wij die kennen uit de half-fantastische,
half-riecele, stijve en onbeholpen feërieën, waarmede
de poppenkasten de burgers on bnitenlui op de
kermissen bezighouden; en de stijl van het
gehco'e verhaal geeft al het ruwe en snelïe, het
met horton on stooten gaande, van de
mise-enscène en den tekst van een poppenspel weer. Er
wordt in het verhaal gevrijd en geduelleerd, men
is er jaloorsch en gemeen, met do automatische
schielijkheid, felheid en grappigheid, die de be
wegingen en woorden van Jan-Klaassen, Katrijn
en hunne omgeving pleegt te kenmerken.
Op blz. 91 van het Ie dl. treft men daarvan
het volgende pnike voorbeeld aan: (Mare is de,
bijna ontrouw geworden, vrijer, dien Irma, die
daartoe opzettelijk in een tableau-vivant is gaan
lyurecren, door zich een heelen tijd in een
verlokkelijk travesti aan hom te vertoonen weer voor
zich heeft trachten te winnen. Mare is dan ook
weder dol verliefd geworden en gaat haar aan
stonds in haar kleedkamer vinden, waar het vol
gende plaats heelf):
;;/,ij sloot de deur en tnul vooruit. Zij plaatste zich
vlak voor hem, de armen over elkaar gevouwen,'t hoofd
ecu weinig voorovergebogen, hem i n et liare blikken
'doorburend. (Men geve acht op ieder woord van dczeu
satyrc-stijl en stelie zich de personen precies voor zoo
als de tekst ze bcsehrijft. A. J.) l lij gevoelde de warmte
uitstralend vnn liaar lichaam iu zijn onmiddellijke nabij
heid, haar adem strijken langs zijn gelaat. Hare lippen
waren bij de zijne, de gloeiende blikken, zonken tot in
het diepst van zijn dart, /ij beroerde hem bijna met dien
blanken boezem, die nog golfde van de inspann;ng van
daarstraks. J lij sidderde van hartstocht, zijne vingers
kromden zich, zijne avrnen begou hij langzaam op te
heffen, hij was op het punt haar aan te grijpen.
Welnu!" zei Irma kort, en ze zag hem in de oogen
als een slang. (Deze volzin is meesterlijk. A. J.)