De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 7 september pagina 3

7 september 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

-T.*..-«i DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. op de yele, te dikwijls weèrkeerende Ik acht die vele wedstrijden niet met het oog wedstrijden. in bet belang van de kunst. Wel geven zij eea prikkel tot ernstig studeeren ea geven aan de Vereenigingen die het op een goede hoogte gebracht hebben gelegenheid om lioh gunstig bekend te maken in ruimer kring, doch het kleingeestige vijlen en verfijnen dat men verplicht is voor zulk een concours te doen, maakt dat veel tijd verloren gaat, die beter beBteed had kunnen worden. De schrijver zegt nog dat in vroeger tijd de mannenkoren eene politieke beteekeuis hadden, en door hunne vrijheidsliederen het volk tot han delen aanspoorden, thans echter nu de vrijheid TOOI een ieder gewaarborgd wordt, is ook deze rol uitgespeeld. Hij vindt verder dat het eene groote nationale beteekenis heeft dat alle Duitsehe zangers in de groote steden van Amerika zich vereenigd hebben en gezamenlijk naar Weenen zijn getrokken om het zangersfeest mede te yieren. Dit wekte grootsche gevoelens in hem op ; maar, zegt H.: gevoelens zijn geen kunst. H. heeft m. i. te veel onder den indruk geachtreven, die iemand bezielen moet wanneer hij een driedaagsch muziekfeest van louter mannen koren heeft moeten aanhooren. En als men mij vroeg: zoudt gij er bizonder op gesteld zijn zulk een feest geheel bij te wonen ? dan zou ik van ganscher harte: Neen ! zeggen, doch dit is nog geen reden om aan de mannen koren artistieke waarde te ontzeggen. Zooals ik zeide al die zoete liedjes passen niet in maunenmond. Bestond er niet anders, dan zou men er gepust den staf over kunnen breken, doch ik Behoef alleen in herinnering te brengen wat o. a. de beste Nederlandsche toonzetters op dit gebied hebben voortgebracht, en hoe geliefd en gewaar deerd die werken zijn. Ongelukkig komen die werken zelden over de grenzen en heeft H. er dus geen kennis mede kunnen maken. Men heeft ons helaas op dit punt niet verwend! ledere kunst heeft hare grenzen (en dus ook ieder onderdeel van eene kuast), die men tttet straffeloos kan overschrijden, en mits dus de mannenzangvereenigingen alleen die werken bestudeeren, welke met het karakter en de mid delen van den mannenzang strooken, zullen zij steeds in de toonkunst eene zeer waardige plaats innemen. Tegen het »te lang" en »te veel" kan echter niet genoeg gewaarschuwd worden. Zoo is het b. v. van niemand te verlangen, om op een concours met genot 14 of 20maal hetzelfde verplichte koor achter elkander te hooren zingen. Dit moet het publiek doen wegloopen en de juryleden (die niet mogen of kunnen wegloopen) radeloos maken. Ik herinner hierbij, hoe Berlioz verhaalt in zijne Soirees d'orchestre" dat op een concours ^van het Parijsche Conservatoire 31 klavierleerlingeu het Gmol-concert van Mendelssohn moesten voordragen. De eerste leerling vond dat de Erardvleugel zeer moeielijk van aanslag was, de 7e vond dien juist goed, de 12e veel te gemak kelijk en toen No. 14 aanvangen zou, begon de piano vanzelf het concert te spelen en altijd maar weer van voren af aan. De toestand van de meeste juryleden boezemde het diepste mede lijden in. Hoeveel juryleden zullen te onzent niet tal van slapelooze nachten hebben doorgebracht, om dat zij het motief van dat verplichte koor maar niet kwijt konden raken. Eene belangrijke kwestie blijft nog over te bespreken, n.l. in hoeverre de liedertafels den bloei van gemengde koren tegenwerken. Het is niette ontkennen dat velen zich liever bij liedertafels dan bij gemengde koren aansluiten; aan die kwestie is echter helaas niet veel te veranderen, daar de bezwaren veel van maatschappelijken aard zijn. Ongetwijfeld beschikken de gemengde koren over veel meer middelen, doch het is jammer dat die koren zoo weinig zonder begeleiding zingen. Het is een groot voorrecht de meesterwerken door voortreffelijke solisten, een talrijk koor en orkest te hooren uitvoeren, doch voor de studie en ontwikkeling van iedere zangvereeniging zou ik wenschen dat er bovendien tijd werd afgezon derd voor het zingen zonder begeleiding; en reeds het feit dat de goede maunenzangvereenigingen zich hoofdzakelijk daarop toeleggen, waarborgt eene eervolle positie in de kunstwereld. Dan zouden ook de meesterwerken van Sweelinck, Palestrina, Orlando di Lasso en zooveel anderen niet slechts bij uitzondering ten gehoore gebracht worden. Ik moet erkennen, dat enkele zangkoren zich in die richting beginnen te bewegen en dit kan niet genoeg toegejuicht worden. Men vatte deze aanteekeningen niet op als een verheerlijking van den mannenzang ten koste van de gemengde koren. Ik heb alleen willen doen uitkomen, dat de waarde van den mannen zang door velen te laag geschat wordt, zooals H.'s stuk alweer bewijst. Ik hoop dus, dat zoowel mannen-, vrouwen en gemengde koren eendrachtig naast en met elkaar veel schoons te genieten mogen geven en er steeds naar mogen streven de vaan van ware kunst omhoog te houien. M. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Van de Engelsche schilders, die hunne stukken in den loop der jaren exposeerden in ds Royal Academy te Londan, hebben er elf meer dan vijfhonderd schilderijen ten beste gegeven, drie en twintig tusschen tweehonderd en driehonderd, n en twintig tusschon de honderd vijftig en twee honderd, en vijf en tachtig tusschen de honderd en honderd vijftig. Deze honderd veertig schilders hebben dus te zatnen ongeveer vier en twintig duizend doeken beschilderd, inderdaad een respectabel aantal. Als de kwaliteit maar tegen de kwantiteit opwoog. Op de 4de jaarlijksche tentoonstelling der Ned. Etsclub, die helaas betrekkelijk nog te weinig bezocht wordt, zijn de volgende stukken verkocht. 108 W. Witsen, Trafalgar Square. ' 109 id, Waterloo Bridge (2 Exempl.) 110 id. A cab. 111 W. Witsen, Rain. 115 id. Waterloo Bridge. 47 Seymour Haden, Les deux Amis. 123 Ph. Zilcken, Bij Delft. -..120 id. Studie. 2 M. Bauer, Platanen. 10 id. Ingang van een Moskee. 105- Jan Veth, Studie in krijt. Behalve No. 105 zijn dit allen etsen, waarvan dus nog meerdere exemplaren verkrijgbaar zijn. Men haaste zich Zondag nog deze tentoonstel ling te bezoeken, daar dit de laatste dag is. Tot zulk een vreemden toestand hebben de geïllustreerde journalistiek en photographie instatitance de zaken gebracht, dat er onlangs eene vergadering van Fransche juristen gehouden is oni te beslissen ot men auteursrecht heeft op zijn eigen gelaatstrekken, zooals da kwestie ge steld werd: Mag een artist, afgezien van laster lijke bedoelingen, iemands portret weergeven, zonder zijn toestemming, in een schilderij, teekening of krabbel V" l)e uitslag van een levendig debat was dat oen artist dit niet doen mag. Als dit besluit in rechten wordt gegandhaafd, dan zullen geïllustreerde nieuwsbladen, en artistieke actualiteiten een zwaren slag krijgen, terwijl de werkzaamheden van den karikatuur-teekening zeer zuilen beperkt worden. liet schilderij van Holbein, de twee ambassadeurs, waarvan wij vroeger hebben gesproken en dat een deel uitmaakte van de oude galerij van Lougford, is aangekocht door de National gallery voor den prijs van fr. 750,000. Evenzoo een portret van Admiraal Pareja door Velasqncz en een portret van een man in 't zwart, staande bij een kolom" door Moroni. Deze drie fraaie schilderijen zijn aange kocht te zamen voor een prijs van 55,000 pond, waarvan 25,000 pond zijn gegeven door den staat. Blijkens den Spectator van 30 Augustus is de heer Florentijn kuustkritikus geworden. In de aflevering van den len Augustus van de Gazette des Beaux-Arts, komt voor, een interes sant artikel Grèce et Japon" van M.'E. Pottier. In de kunstzaal van de heeren Buffa & Zonen zijn tegenwoordig, behalve de stukken die dit reeds langer zijn, eenige zeer belangrijke werken te zien. Vooreerst een schilderijtje, pas voltooid, van Jacob Maris. Voorts een zeer fraaie teekening van Weissenbruch en drie Londensche aquarellen van \V \Vitton van W. Witsen. G. T. BOEKAANKONDIGING. De Stenographie voor algemeen en bijzonder gebruik, met eenige op- en aanmerkingen over de op de Nederl. taal toegepaste stelsels, door H. J. van den Berg, Leiden, Blankenberg & Co. De heer van den Berg heeft een goed werk ge daan met het schrijven van het hierboven ge noemde boekje, en zijne poging om de stenogrephie hier te lande meer algemeen bekend te make-n, verdient allen steun. Tot nu is deze nuttige kunst hier nog bijna onbekend, terwijl zij bij onze buren een legio beoefenaars telt en dagelijks toegepast wordt. Volgens het sedert 1859 verschijnende Jaarboekje voor Stenographen bestaan erinDuitsculand 280 onderwijsinrichtingen, waar les wordt | gegeven in de Stenographie, en 547 stenographenvereenigingen, met een totaal van 19522 beoefe naars, alle volgens hot stelsel Gabelsberger; het stelsel-Stolze, de grootste mededinger van het systeem-Gabelsberger, telt ook honderden ver eenigingen met duizenden leden, en als men nu bedenkt dat er nog een honderdtal vereenigingen zijn, die de stelsels van Ahrends, Lehmann, enz, beo "fenen, kan men gerust zeggen dat er in Diütschland 10 J.OOO stenographen zijn, dat is n op de 400 inwoners. Het is dan ook geen zeld zaamheid, in een Duitsch blad eeue advertentie in stenographisch schrift to zien, bijv. va:i een schoenmaker die zijn schoenen en laarzen aanbe veelt; in ons land zou het geld voor zulk eene advertentie eenvoudig weggegooid zijn. In Oosten rijk-Hongarije vindt men 101 vereenigingen met 3586 gewone leden,- in het geheel bijna 17500 beoefenaars, en dat wel alleen wat betreft het Gabelsberger-stelsel. Geen wonder dan ook dat het jongst verschenen Jaarboekje voor Stenografen niet minder dan 300 uitgaven op het gebied der Stenographie noemt, weekbladen, tijdschriften en leerboeken, vanjwelke laatste die van Stolze, lliitzsch en Albrecht 50 uitgaven beleefden. In Engeland worden vooral de stelsels van Pittman en Gurney gevolgd, en dat de praktische Engelschen algemeen van het nut der Stenogra phie doordrongen zijn blijkt wel hieruit, dat van Pittman's leerboek in 1883 reeds 425,000 exem plaren verkocht waren. In Amerika zijn zelfs een groot aantal vrouwelijke stonographen; de kunst is daar zeer in aanzien, en in de Vereenigde Staten wordt do hoogste staatsbezoldiging na den President genoten door den eersten ofticieelen stenograaf. Er verschijnen daar dan ook reeds een dozijn maandschriften voor Stenographie. En hoc is het nu in Nederland gesteld? Be halve de Eerste on Tweede Kamer en de ge meenteraden in onze groote steden zijn, voor zoover ons bokend, de Nuderl. Juristenvereeniging en de Jachtvereeniging Nimrod de eenigen die zich voor het maken van de verslagen harer ver gaderingen bedienen van stenographen. Zelfs do verslaggovers van onze grooto bladen zijn, op enkele uitzonderingen na, de Stenographie niet machtig; en toch zou die kunst hun zoo te pas komen, niet om al het gesprokene op eene vergadering woordgetrouw weer te geven, daarvoor ontbreekt het onze couranten toch aan ruimte, maar om b.v. een resumé, waarin een spreker zijn gedachten en bddooling samenvat, een voorgestelde motie of eene gewichtige en treffende passage woordelijk in het verslag te kunnen aanhalen. Men vraagt zich af wat de reden is, dat een zoo nuttige kunst hier te lande zoo weinig be oefend wordt. In de eerste plaats zal dat wel hieraan zijn toe te schrijven, dat men nog een geheel verkeerd denkbeeld heeft van de stenographie. Men meent dat het verbazend moeilyk te leeren en een ontzettend geheugenwerk is, en beroept zich op Dickens, die verklaarde dat men in denzelfden tijd,zes talen kan leeren. Dit nu is een geheel onjuiste voorstelling, evenals de heerschende meening, dat de Stenographie voor ieder woord een alzonderlijk teeken heeft, dat men van buiten moet kennen. Integendeel zou uien kunnen zeggen, dat het gemakkelijker te leeren is dan het gewone schrift. De leerling op de lagere school moet feitelijk drie alphabetten leeren: schrijfletters, druktypen en kapita len. Daarentegen bestaat het stenogr. alphabet uit minder en veel eenvoudiger teekens, wel-iswaar vermeerderd met ,csn aantal vaste merken voor telkens terugkeerendo woorden, als voeg woorden, bijwoorden, voor- en achtervoegsels enz , maar die bestaan toch altijd weer uit vastgestelde letterteekens of verbindingen daarvan en zijn dus gemakkelijk te onthouden. Natuurlijk wordt de vaardigheid in het schrijven der teekens alleen door oefening verkregen; dat is een wet van het geestelijk leven, die voor alle werktuigelijke ver richtingen gelflt. Maar als men zich vijf a zes weken geregeld n of anderhalf uur daags oeiént, heeft men al de teekens in de hand, d.w.z. kan men er zich vaardig van bedienen zonder er bij te behoeven na te denken; bij voortgezette doel matige oefening bereikt men in minder dan een jaar zulk een vaardigheid, dat men in staat is een redenaar bij te houden, die 130 (de gemid delde snelheid) in de minuut sprdekt. Verder zegt men, dat stonographisch schrift zoo moeie lijk te ontcijferen" is. Zeker zal de eerstboginnende het niet vlot kunnen lezen; maar de schooljongen, die pas leert schrijven, moet zijne woorden immers ook spellen; slechts door oefening leert men beide soorten van schrift geheel werk tuiglijk lezen, zonder dat men aan de beteekenis der afzonderlijke vormen behoeft to denken. Ook meent men, dat het stenographeeren bij zonder afmattend is; daarom", zeide mij eens iemand lossen de stenografen in de Tweede Kamer elkaar dan ook om de vijf minuten af". Dit geschiedt echter om een andere reden, en wel opdat iedere stenograaf dadelijk gelegenheid zou hebben om zijn eigen stenogram uit te wer ken en persklaar te maken, zoodat bij het einde der zitting het geheele verslag gereed is. Bij de Fransche volksvertegenwoordiging werken de ste nografen geregeld door en wordt hun stenogram door anderen, die ook de zitting hebben bijge woond, uitgewerkt; dus wel een bewijs, dat het langer dan vijt minuten is vol te houden. Natuur lijk is het op den langen duur vermoeiend; maar is ons gewone schrift dat niet, wanneer men daarin een gemimen tijd wel achtereen doorschrijft? Bovendien blijft men te veel aan de letterlijke be teekenis van snelschrift" het Hollandsche woord voor Stenographie hangen, want de Steno graphie is niet een middel om snel mee te schrijven, maar om in denzelfden tijd meer op te schrijven dan met gewoon schrift mogelijk is; frorischrift" zou dus een betere verta'iug zijn, zooals prof. de Vries heeft erkend. In het eerste deel zijner verhandeling gaat de schrijver het nut der Stenographie na. Hij geeft verschillende toepassingen aan, en onderscheidt daarbij: het getrouw opteekenen eener rede, de aanwending voor eigen gebruik en do vervanging van ons gewoon schrift door stenogr. schrift in do correspondentie en administratie van groote han delszaken. Hij toont duidelijk aan, dat ze met vrucht is toe te passen voor de groote takken van staats-, provinciaal- en stedelijk bestuur, bv. voor leger, politie en justitie; bij de laatste bv. zal zij veel bijdragen tot bespoediging van rechtsgedingen. Immers, het opteekenen van de antwoorden der ge tuigen, van den aanklager of den beklaagde werkt zeer belemmerend bij het verhoor der terechtzitting. Men tracht hieraan te gemoet te komen door de vra gen zoo in te richten,dat de antwoorden zoo kort mo gelijk zijn; maar het ligt voor de hand, dat uitvoerige, in eigen bewoordingen gedane mededeelingen van den aanklager of den beklaagde dikwijls meer licht zullen ontsteken, wanneer die mededeelingen de zaak op eens uit een ander oogpunt doen kennen; bij ingewikkelde processen zou, bij gebruik van stenographio het verslag uitvoeriger kunnen worden en daardoor de feiten meer gepreciseerd en het onderling verband duidelijker. Ook in het Paleis van Justitie is reeds meermalen gewezen op de wenschelijkbeid om de Stenographie bij de rechtscolleges in te voeren. Maar ook voor eigen gebruik, tot het opteeke nen van eigen gedachten, kan de Stenographie met vrucht aangewend worden. Ieder, die een opstel wil maken over eea bepaald onderwerp, weet bij ondervinding dat mot onze gewone schrift teekens de band zeer ver bij de gedachte achter blijft. Men heoft een volledig overzicht van den gedachtengang in zijn hoofd, men grijpt naar do pen en zet zich tot schrijven weg is op eens het heldere, algeheele overzicht eri wij moe ten peinzen om de eerste gedachten, die ons zoo voldeden, terug te vinden; ook moet men onder het schrijven telkens het geschrevene over lezen om het verband te bewaren. Als men stenographncrt gaat alles voel vlotter, men behoeft zijn gedachten niet los te laten en schiet dus ook veel beter op dan bij gebruik van gewoon schrift. Zoo zijn er nog een menigte toepassingen aan te geven, maar wij zouden te uitvoerig worden als wij daarbij langer stil wilden slaan. Het tweede gedeelte van het boek is gewijd aan de behandeling van een drietal vreemde stel sels, dio voor onze taal pasklaar zijn gemaakt: het stelsel van Stolze, bewerkt door J L. Wéry, het Kortschrift" en SnelschrilV van ouilschaal en Busmann, bewerkt naar het Gabelsbergerstelsel en Pittman's Phonography, bewerkt door F. de Haan. De schrijver heeft eene grondige studie ge maakt van deze drie stelsels, en vergelijkt ze niet het Nederlandsche stelsel van Steger, dat sinds 41 jaar bij de Kamers gebruikt wordt. In hoe verre zijne conclusie, dat het Nuderlandsche stel sel nog steeds de voorkeur verdient boven de drie geïrap .rteerde, juist is, kunnen wij niet be slissen; zeker is het, dat er met het systeemSteger uitstekende resultaten verkregen zijn. Het komt ons echter voor, dat het minder op het stelsel, dan wel op de bekwaamheid van den ste nograaf aankomt. Wij bevelen het goed doorwerkte geschrift den heer Van den Berg zeer ter lezing aan, qn houden ons overtuigd, dat het veel zal bydragÉ» om meer belangstelling te wekken in de steno-1 graphie en de beoefening er van meer algemeen * te maken. F. 8. i EEN POPPENKAST-VERTOONING. Noriné's Keuze. Oorspronkelijke roman , door H. van der Laan. Cremer & Co., 's Gravenhage. 2 I>ln. De boste romans exalteeren het leven, de zeer goede romans weerspiegelen het leven met buiten gewone helderheid, de goede romans gelijken nog altijd zeer op het leven, de minder goede missen het frissche en intense van het leven en lijken op tooneclvoorstellingen, de minst goede eindelijk gelijken in 'i geheel niet meer op het leven dan poppenkast-vertooningen. De heer v. d. Laan heeft voor goed de romans van het laatstgenoemde genre onmogelijk willen maken door er een levendige en pittige parodie op to maken. AI aanstonds mag verklaard wor den, dat hij hierin is geslaagd en mag men den werkelijk letterkuudig-geestigen schrijver geluk wenschen. Hij heeft naraelyk een roman gemaakt van de poppenkast-soort, daarin natuurlijk de eigenaardigheden der te parodiëeren letterkunde een weinig sterk aangezet, een weinig overdreven, om er des te meer de aandacht op te vestigen, en zoo zijn hier nu al die eigenaardigheden op vermakelijke wijze als in een bloemlezing bij el kaar te vinden. Jammer genoeg heeft echter de heer v. d. L. in een klein maar veel bcteekenend onderdeel zijner samenstelling het verkeerd aangelegd. Zy'n... hoe dit te noemen 'i.... zijn overigens wel te bil lijken, autcurs-eigenliefde heeft hem een kooltje gestoofd. Want wat is er geschied ? De heer v. d. L. is bevreesd geworden dat sommige lezers zijne bedoeling niet zouden begrijpen en zijn ar beid als een eenvoudig ernstig gemeend geschrift van hoogst geringe qualiteit beschouwen. Dit zou dan wel de beste belooning van zijn streven ge weest zijn, want de volkomenheid zijner door hem gewilde navolging zou er uit gebleken zijn; maar toch, de verdienste, die hij de zijne wilde kunnen noemen, zou hij dan immers in de waardeering dor verkeerd begrijpende lezers niet bezeten hebben? Daarom is hij, vlak voor het begin zijner hoofdstukken, telkens weer van achter de poppen kast-coulissen te voorschijn gekomen en heeft in den vorm van opschriften boven die hoofdstukken iedereen even duidelijk als volledig gewaai-schuwd, dat het hier om een poppenkast-roman en om niets anders to doen was. Het opschrift boven het Ie hoofdst. luidt: I. Waarin de gordijn op gaat en eenige poppen van het spektakelstuk be ginnen te dansen", het opschrift voor het 2e hoofdst.; II. Waarin anderen goed- en kwaad gemutst ten tooneele worden gevoerd'', voor het 4e: IV. Waarin. iemand aan 't zwieren gaat, 't hoofd vol booze plannen", V. Waarin van scholen sprake is, en van een storm op zee", VII. Waarin Amor ala naar gewoonte, bewijzen van zijn blindheid geeft", IV. (2e dl.) Waarin men een duo krijgt te hooren, dat furioso eindigt", X. (2o dl.) Waarin met schietgeweren moorddadig wordt gestreden en iemand, door 't lood getroffen, nederzijgtj', Xfe (laatste hoofdst.) Waarin alles, op z'n ouderwetsch, met een ferme bruiloft eindigt." In deze opschriften, dat is duidelijk, wordt de draak gestoken met den inhoud der hoofdstuk ken, waarboven zij zijn aangebracht. En hiermede treedt de schrijver uit zijn rol van spottend na volger, of liever wijst er al te nadrukkelijk op dat hij spottend navolger is, want de auteurs van echte poppekast-romans, die de heer v. d. L. na doen en bespotten wil, schrijven nooit zulke op schriften boven hunne hoofdstukken, daar zij im mers zelf niet weten hoe gek die hoofdstukken zijn en daar dus niet op kunnen wijzen. De opschriften dus bederven eenigermate het geheele spel. Des schrijvers hand, die ze boven de hoofdstukken schreef, doet denken aan de hand van oen poppenkast-baas, die zich telkens, binnen de miniatuur-tooneelruiuite, geheel misplaatst tus schen het spel der poppen aan het publiek zou vertoonen. Doch overigens, met welk eene zeldzame be hendigheid, met welk eene uitnemende vaardigheid heeft de schrijver zijn gedachte uitgewerkt! Het zou moeilijk zijn te zeggen wat er aan zijn arbeid ontbreekt. liet geheele verhaal behelst eene opvolging van onwaarschijnlijke potsierlijkheden, zooals wij die kennen uit de half-fantastische, half-riecele, stijve en onbeholpen feërieën, waarmede de poppenkasten de burgers on bnitenlui op de kermissen bezighouden; en de stijl van het gehco'e verhaal geeft al het ruwe en snelïe, het met horton on stooten gaande, van de mise-enscène en den tekst van een poppenspel weer. Er wordt in het verhaal gevrijd en geduelleerd, men is er jaloorsch en gemeen, met do automatische schielijkheid, felheid en grappigheid, die de be wegingen en woorden van Jan-Klaassen, Katrijn en hunne omgeving pleegt te kenmerken. Op blz. 91 van het Ie dl. treft men daarvan het volgende pnike voorbeeld aan: (Mare is de, bijna ontrouw geworden, vrijer, dien Irma, die daartoe opzettelijk in een tableau-vivant is gaan lyurecren, door zich een heelen tijd in een verlokkelijk travesti aan hom te vertoonen weer voor zich heeft trachten te winnen. Mare is dan ook weder dol verliefd geworden en gaat haar aan stonds in haar kleedkamer vinden, waar het vol gende plaats heelf): ;;/,ij sloot de deur en tnul vooruit. Zij plaatste zich vlak voor hem, de armen over elkaar gevouwen,'t hoofd ecu weinig voorovergebogen, hem i n et liare blikken 'doorburend. (Men geve acht op ieder woord van dczeu satyrc-stijl en stelie zich de personen precies voor zoo als de tekst ze bcsehrijft. A. J.) l lij gevoelde de warmte uitstralend vnn liaar lichaam iu zijn onmiddellijke nabij heid, haar adem strijken langs zijn gelaat. Hare lippen waren bij de zijne, de gloeiende blikken, zonken tot in het diepst van zijn dart, /ij beroerde hem bijna met dien blanken boezem, die nog golfde van de inspann;ng van daarstraks. J lij sidderde van hartstocht, zijne vingers kromden zich, zijne avrnen begou hij langzaam op te heffen, hij was op het punt haar aan te grijpen. Welnu!" zei Irma kort, en ze zag hem in de oogen als een slang. (Deze volzin is meesterlijk. A. J.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl