Historisch Archief 1877-1940
'"Onvoldoende hoedanigheid. De lengte-richting
van Helgoland en van het omstreeks 1400 M.
? oostelijk daarvan gelegen zandeiland Düne is
,-. noordwestelijk, en in deze richting heeft ook de
T eb en vloed plaats.
'.- Dóór de ver vooruitliggende riffen en zand
banken ten zuiden, doch voornamelijk ten
noor"J? - den van Düne wordt het vaarwater in de
nabijV> heid van en tasschen de twee genoemde eilanden
: zeer nauw. Noord- en zuidwaarts van Düne
: heeft het wel eene groote diepte, maar deze ver
mindert tasschen dit eilandje en Helgoland, en
bedraagt bij laag water slechts 4 a 5 M. Het
noordelijk en zuidelijk van die ondiepe plaats gelegen
vaarwater, met eene minimum diepte van 7 M.,
vormt nu eigenlijk de 2 havens, en deze zijn in
werkelijkheid niets anders dan open reeden. Ver
der doet als zoodanig dienst het oostelijk van
Düne gelegen vaarwater, dat 12 a 10 M. diep
is, en onder beschutting van het eiland voor de
grootste schepen als ankerplaats dient.
Van Engelsche zijde is voor het aanleggen van
?eene goede haven evenwel niets gedaan gewor
den, daar men de steeds meer en meer ontwik
kelende scheepvaart en marine van Duitschland
niet nog te gemoet wenschte te komen.
Zoowel als operatie-basis in oorlogstijd als
voor handel en nijverheid in vredestijd zal
derhalve het bezit van eene flinke veilige, voldoend
beschermde haven op Helgoland noodzakelijk en
van onberekenbaar nut zijn.
; Naar een Duitsch blad meldt, zullen reeds in
den aanstaanden Bijksdag aanzienlijke sommen
voor de versterking van Helgoland, om dit tot
een Duitsch Gibraltar te maken, worden uitge
trokken.
DE COPIIST.
naar PAUL GINISTY.
Tegen zeven uur, juist op het oogenblik dat
vader Charles, de oudste klerk van het
*agentschap voor het overschrijven van tooneelstukken"
Ledoux, zorgvuldig zijn pen afveegde, na zijn
.papier in zijn lessenaar te hebben gelegd, en zich
klaar maakte om heen te gaan, daar zy'n werk
.gereed was, riep de patroon hem.
«Beste vader Charles," zeide hij volbeteekenis,
»dat is ook een tegenvaller!"
»Wat dan, mijnheer Ledoux?" sprak vader
Charles, ten man wien niets meer treft en die
sedert lang in alles berust.
»Ik heb zooeven van * * *," en Ledoux noemde
den naam van een bekend schrijver, »een ma
nuscript en een briefje ontvangen. Het briefje
verlangt dat vijf acten worden overgeschreven,
tegen morgenochtend. Het is eene heele taak,
ik heb op u gerekend. Ge weet dat men niets
Tin * * * kan weigeren."
In rijm of in proza?" vroeg vader Charles,
;eel onverschillig voor de letterkundige school
i den schrijver, maar uitrekenend, met zijne
dervinding, hoe7eel tijd er noodig zou zijn
or dit werk.
»In proza."
»Des te beter! dat duurt niet zoo lang."
»Maar gij herinnert u dat de Meester" Le
doux is gewoon zijne schrijvers met eerbied te
behandelen »lastig is en niet de kleinste fout
toelaat. De aanwijzingen voor het tooneel in
oode inkt en uw mooiste rondschrifi, is het
niet ?"
«Wij zullen ons best doen," zei de copii'st.
»Dus dat is den geheelen nacht doorwerken."
»O ! n meer of minder l"
»Nu, ga dan eten en kom spoedig terug. Van
avond zult ge alleen zijn op het bureau. Zorg
er voor, het gas uit te draaien, als het dag be
gint te worden . . . Goeden moed!"
En Ledoux m«t zijn gewichtig voorkomen, als
van iemand die-de geheimen van onze schrijvers
kent, gaf zijn bediende eenige particuliere aan
wijzigen ; * * * had eigenaardigheden, waarnaar
men zich schikken moest.
»Laat vooral een zeer breeden rand open, zult
ge ? en ruimte tusschen ieder tooneel, voor de
tusschenvoegingen die hij er bij zal schrijven."
Vader Charles protesteerde volstrekt niet tegen
dit onvoorziene karwei. De goede man was ge
woon te gehoorzamen, zooaU in den tijd toen
hij nog in dienst was, boekhouder bij de marine.
Hij had voor dien avond een plan gemaakt, een
bezoek bij een oud vriend uit de koloniën, met
wien hij van tijd tot tijd, ia een klein caféop
de avenue des Ternes, de oude herinneringen
weer eens ophaalde. Maar wat deed dat er toe!
Plicht vóór alles!
Hij ging naar eene kleine crêaierie in de rue
Milton, waar het agentschap was gevestigd, en
spoedig had hij zijn gewone maal binnengewerkt.
Toen liet hij zich koffie geven, in een flesch, om
de aanvechtingen van den slaap te weerstaan, giog
weer naar het bureau en zette zich voor zijn
lessenaar, na een blik op het manuscript te
hebben geworpen, dat, overladen met uitkrabsels,
er vrij afschrikkend uitzag; maar vader Charles
kende h», t schrift van * * * wel. In zijne hoe
danigheid van persoon van vertrouwen in het
huis, waarvan bescheidenheid de hoofdzaak was,
moest hij altijd diens stukken copieeren.
Hij stak zijne pijp aan, wierp twee stukjes
suiker, die hij uit zijn zak haalde, in de koffie,
dronk er een slokje van, om zich moed te geven,
probeerde zijne pen op zijn nagel, plaatste de
roode inkt, om de aanwijzingen voor het spel
te onderschrappen, dichtbij en, zichzelf aan
sporende, zei hij hardop:
»Komaan, vader Charles, aan het werk!"
Het vertrek waar bij zich bevond, zag er niet
zeer vroolijk uit, met zijne deftige portefeuilles
door het schijnsel van het gas veriicat. Hij wist
niet waarom het hem dien avond zoo buitenge
woon melancholiek voorkwam, maar het gaf niet
of hij den tijd al verspilde met natedenken over
het ongewone van zijn toestand.
Hij begon dapper met de namen der personen
en liet de plaats voor de aanwijzing der toe
komstige vertolkers open.
De graaf van Gratz.
Edrue Férion.
Fléchelles.
Enz., enz.
Er waren eene menigte van die personen. Toen
kwam de volgende aanwijzing:
Eet stuk speelt in onzen tijd; het eerste bedrijf
ten liui^e van den graaf....
Och, hemel! het was hem hetzelfde, waar het
stuk speelde! Hij was op dat punt blasé!
Bovendien was bij niet nieuwsgierig en hij kon
terecht zeggen, als hij zijn taak af had : »lk heb
het overgeschreven, ik heb het niet gelezen."
Hij kwam nogal voorspoedig aan het einds
van de eerste acte, zonder aan iets te denken,
zooals ook zijn gewoonte was, en het zou hem
werkelijk onmogelijk zijn geweest te vertellen,
hoe de intrige was. Dat was zijn zaak im
mers niet.
Het was zeer warm onder het gas. Na het
midden van de tweede acte voelde hij zich door
eene zonderlinge verstijving bevangen. Hij had
den geheelen dag gewerkt; hij was doodmoe.
Hij werd ontmoedigd, hij die nooit pruttelde
tegen zijn taak, tegenover de hoopen bladen die
hij te copieeren had.
s Welnu," zeide hij, ontevreden over zichzelf,
»wat scheelt mij dan toch?"
Hij dronk wat koffie, begon weer te werken
en legde er zich op toe, zijne letters met de
grootste zorg te vormen. Wat beteekende die
onverwachte luiheid die hem daar onvoorziens
bekroop, hem, die altijd trouw op zijn post was
als in den tijd toen hij nog naar het consigne
luisterde ?
Hij slaagde er in de acte zonder vergissing
af te krijgen en om een oogenblik rust te ne
men begon hij de twee eerste cahiers in hun
blauwen omslag te naaien, in welks hoek hij de
etiquette van het agentschap plakte.
Kom," hernam hij, «laten we aan het derde
beginnen."
Het was reeds over middernacht, want het
duurt lang, een stuk te copieeren. Diepe stilte
heerschte er om hem. Al het gedruisch op
straat had opgehouden en daar het wat koud
was geworden, had hij het raam gesloten.
Ik ben toch een oude suffert vandaag,"
mompelde hij, »het is toch de eerste maal niet
dat ik opblijf! Wat is dan toch die loomheid
die me bevangt ?"
Hij stond op en liep eenige passen in het
kantoor heen en weer om zijne beenen uit te
rekken, maar er was geen gelegenheid voor veel
bewegiag. Eti dan, hij voelde een zonderlinge
vermoeidheid. De koffie had dezen keer geen
uitwerking op hem.
Hij dacht: »Als ik daar eens een beetje ging
slapen, met het hoofd op mijne armen !"
Maar het besef van zijne verantwoordelijk
heid kwam terug. Men rekende den volgenden
morgen op deze copie. Nooit had het agent
schap zijn woord gebroken. Zijne eer hing er
dus van af; dat alles klaar was op den bepaal
den tijd.
Hij was gewoon geworden Ledoux te beschou
wen als een kapitein wiens bevelen heilig waren.
Hij zegevierde weer spoedig over zijne vermoeie
nis, en hij begon aan de derde acte.
Een salon bij Fléei/elles. Zeer elegant ameu
blement van een zomerhuis. Op den achtergrond
in het midden een raam met spiegelglas en een
piano tusschen twee openslaande deuren die uit
komen op den tuin. Links, op den voorgrond
een console, waarboven een spiegel; op het tweede
plan eene kamerdeur. Rechts, op den voorgrond....
Hij ging voort, en verder voort. De pen liep
over het papier, wast ze had hare snelheid
eenigszins herkregen. Toen viel er een blad van
bet manuscript op den grond ; hij raapte het op
en dit oogenblik van stilstand deed hem zijn
teruggewonnen werklust eensklaps verliezen. Er
was geen koffie meer in de-flesch, waaruit hij
maar door had gedronken. Hij had schrijf kramp.
Maar wat overkwam hem dan toch, voor den
eersten keer? Hij begon het manuscript te lezen
en dacht aan de beteekenis der zinnen, inplaats
van alleen de woorden te volgen.
Ja, en wat hij las boezemde hem belang in,
hem, die nooit op den tekst gelet had ! Zonder
2de Jaargang.
Schaakspel.
7 September 1890.
OVERZICHT VAN HET TOURXOOI TE MANCHESTER.
Alapin, Petersburg.
Bird, Londen
Blackbume,
Gossip,
Gunsberg
Gunston, Cambridge
Lee, Londen ....
Lucock, Margate
Mackenzie, New-York
Mason, Londen
Mortimer,
Muller
Owen, Liverpool . .
Schallopp, Berlijn
Von Scheve,
Dr, Tarrasch, Neurenberg . .
Taubenhaus, Parijs.
Thorold, Bath
Tinsley, Londen
Van Vliet,
zich er tegen te kunnen verzetten, sloegfcf) d
bladen om, ver vooruit, en haastte zich net ver
volg te weten.
Het was een liefdesscène, zeer hartstochtelijk,
waarin de held van het stuk een zeer warme
liefdesverklaring deed aan de heldin, haar z
ngeschiedenis vertelde, haar zeide hoeveel hfi h«t
geleden en welk recht hij had op het geluk;
schilderde dan zijn treurig leven, het dr
van een drukkende eenzaamheid zonder eenig
beschermende genegenheid en zonder doel, tot op
het uur toen hij haar ontmoet had.
Welk een schijn van overeenkomst bestond er
tusschen een persoon als die held, een beetje
overdreven, een beetje verouderd romantisch zelfs,
en een ouden copiïst? Maar in de soort van
droom, die nu volgde, bedacht vader Charles,
zoo ondichterlijk van verbeelding als iemand
maar zijn kon, een geheele overeenkomst tus*
schen zijn eigen lot en dat van dien door het
noodlot vervolgden jeune premier.
Hij immers ook was een eenzame geweest; hij
ook had een hol, ledig, verlaten leven geleid
zonder ooit dien dorst naar genegenheid te kun
nen lesschen, dien hij toch ook gevoeld had;
vroeger, toen hij nog niet een oud lastdier was,
zooals nu, zoo aan discipline en gehoorzaamheid
gewend, dat het denkbeeld van redeneeren niet
meer bij hem opkwam.
Hij ook was arui geweest, altoos arm, gekluisterd
aan zijn nederig pennelikkersbaantje, nu hier,
dan daarheen gestuurd, zonder dat het hem ooit
gegeven was, een wensch of een tegenzin kenbaar
te maken. En wanhopig ging hij na, welk be
lang ooit een van de lange reeks nuttelooze dagen
gehad had.... Niets, niets, geen enkele ge
beurtenis liet hem eene herinnering van genegen
heid of aandoening achter!
Hij zag zichzelf en weer als kind, uit liefdadig.
held opgevoed door een verren bloedverwant, die
hem met hardheid deed gevoelen, dat hij geen
recht had op het brood dat hij at. »Uit lief
dadigheid !'' Het woord was al heel ongepast in
deze omstandigheden. Toen was hij op een deur
waarderskantoor gekomen, beschaamd over het
werk dat hij te doen had, en treurig om aan tq zien
in zijn kalen jas. Daarna de loting, met zulk
een slechte kans, dat zijn nummer hem, die in
het midden van Frankrijk geboren was, bij de
marine deed dienen. Het was een harde tijd in
het begin, tot de gewoonte het had gewonnen
van den instinctmatigen schrik en de physieke
ellende! Zijn mooie schrift, het eenige talent
dat bij bezat, had hem een plaats bezorgd in
de bureaus, en bij het einde van zijn diensttijd,
niet wetende wat te zullen doen, bang voor net
leven, had hij, zich zelf niet vertrouwend, het
vak maar vrijwillig voortgezet. Men had hem
toen plotseling, op een order die aankwam, naar
verre koloniën geëxpedieerd, en hem even plot
seling, zonder dat hij wist waarom, teruggeroe
pen. En in dat voortdurend slingeren, in dat
eeuwig heen- en weerreizen, kon zich immers
geen vriendschap vormen, zelfs geen vriend
schap !
Dat had zoo dertig jaar geduurd, dertig jaren
die hem zoo jammerlijk schenen, zonder avon
turen, zonder een ander incident dan het verlies
van zijn armoedige ambtenaarsspaarpenningen,
die hij, al te eerlijk en te naief, aan een
schurkachtig fiuancier had toevertrouwd; en daarom
moest hij nu nog werken, en was gelukkig dat
hij dit copieervverk gevonden had.
Toch had vroeger zijn hart wel willen spreken,
maar linksch, beschroomd, schuw, wie had hij
naar zich kunnen doen luisteren? Men bad hem
uitgelachen toen hij eens had willen zeggen wat
hij gevoelde. En langzamerhand had hij ook
fiaarin berust; hij had begrepen dat hij tot degenen
behoorde die nooit bemind zullen worden, en
altoos door de vrouwen versmaad. En toch,
met welk een kieschheid en zorg zou hij de ge
negenheid vergolden hebben, die men hem had
willen geven! Daar ginds, ver, in Guyana, had
hij eens eene negerin ontmoet, en haar behandeld
met een eerbied, die in zijne oprechtheid
haast komisch was. Hij had haar willen trou
wen ! Het schepsel bad hem ever'als de anderen
uitgelachen, hem schaamteloos uifgeplunderd en
hem voor langen tijd in geldelijke moeieHjkheden
gebracht, die zijn chefs hem kwalijk namen.
En nu was hij oud, hij was een zeer zacht
aardig mannetje geworden, zeer bescheiden, een
beetje belachelijk en van wiens goedheid men
misbruik maakte, zich zoo vervelende in zijn
klein, geheel kaal kamertje, dat hij het extrawerk
bijna met dankbaarheid aannam.
Mooie genoegens waren de zijne! Een spel
letje kaart in een café, met een oud, toevallig
weergevonden collega, dien hij geregeld zag
hoewel deze valsch speelde om hem de verterin
gen te laten betalen om zijn eenzaamheid te
korten. O! die vervelende gesprekken, altijd de
zelfde, waar men zich niet het schilderachtige van
een verre streek, maar de inrichting van het
kantoor dat men bewoonde, herinnerde, en be
praatte hoe men op de beste wijze staten kon
opmaken of andere quaestiën van administratie
nagii'g.
»\V(d mijn leven ^cas, mejuffrouw, vóór dien
dag ? Een strijd zonder hoop, een al mattende
tocld in het niet, het doortrekken van een
woestijn."'
Zoo drukte de persoon in het stuk zich uit,
een beetje lyrisch, en zelfs pretentieus. En deze
woorden schenen zijn toestand zoo juist te schet
sen, dat vader Charles in de droevige mijmerij
waarin hij zich verloor, zijn pen in de hand
klemmend, en zonder aan schrijven te denken,
zijn hart voelde smelten, zijn geheele wezen in
eenkrimpen. O! hoe grievend was een lot
al.s het zijne! »Een afmattende tocht in h.t
niet!'1 Ja dat was ook zijn deel geweest. Hij
zou nooit aan iemand kunnen vertellen wat hij
had geleden in zijn eenzaamheid; nooit zou hij
een ziel vinden die met hem sympathiseerde en
hem beklaagde. Hij was te oud, en bij zou
sterven, in zijn hoekje, geheel alleen, zooals hij
had geleefd.
Hij kreeg eensklaps zulk een schrik voor zijn
dor verleden, voor zijn mislukt leven, dat hij,
die nooit zwak was geweest, in snikken uitbrak,
als een klein kind, in den stillen nacht, en een
dikke traan rolde op het papier, een groote vlek