De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 7 september pagina 5

7 september 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

'"Onvoldoende hoedanigheid. De lengte-richting van Helgoland en van het omstreeks 1400 M. ? oostelijk daarvan gelegen zandeiland Düne is ,-. noordwestelijk, en in deze richting heeft ook de T eb en vloed plaats. '.- Dóór de ver vooruitliggende riffen en zand banken ten zuiden, doch voornamelijk ten noor"J? - den van Düne wordt het vaarwater in de nabijV> heid van en tasschen de twee genoemde eilanden : zeer nauw. Noord- en zuidwaarts van Düne : heeft het wel eene groote diepte, maar deze ver mindert tasschen dit eilandje en Helgoland, en bedraagt bij laag water slechts 4 a 5 M. Het noordelijk en zuidelijk van die ondiepe plaats gelegen vaarwater, met eene minimum diepte van 7 M., vormt nu eigenlijk de 2 havens, en deze zijn in werkelijkheid niets anders dan open reeden. Ver der doet als zoodanig dienst het oostelijk van Düne gelegen vaarwater, dat 12 a 10 M. diep is, en onder beschutting van het eiland voor de grootste schepen als ankerplaats dient. Van Engelsche zijde is voor het aanleggen van ?eene goede haven evenwel niets gedaan gewor den, daar men de steeds meer en meer ontwik kelende scheepvaart en marine van Duitschland niet nog te gemoet wenschte te komen. Zoowel als operatie-basis in oorlogstijd als voor handel en nijverheid in vredestijd zal derhalve het bezit van eene flinke veilige, voldoend beschermde haven op Helgoland noodzakelijk en van onberekenbaar nut zijn. ; Naar een Duitsch blad meldt, zullen reeds in den aanstaanden Bijksdag aanzienlijke sommen voor de versterking van Helgoland, om dit tot een Duitsch Gibraltar te maken, worden uitge trokken. DE COPIIST. naar PAUL GINISTY. Tegen zeven uur, juist op het oogenblik dat vader Charles, de oudste klerk van het *agentschap voor het overschrijven van tooneelstukken" Ledoux, zorgvuldig zijn pen afveegde, na zijn .papier in zijn lessenaar te hebben gelegd, en zich klaar maakte om heen te gaan, daar zy'n werk .gereed was, riep de patroon hem. «Beste vader Charles," zeide hij volbeteekenis, »dat is ook een tegenvaller!" »Wat dan, mijnheer Ledoux?" sprak vader Charles, ten man wien niets meer treft en die sedert lang in alles berust. »Ik heb zooeven van * * *," en Ledoux noemde den naam van een bekend schrijver, »een ma nuscript en een briefje ontvangen. Het briefje verlangt dat vijf acten worden overgeschreven, tegen morgenochtend. Het is eene heele taak, ik heb op u gerekend. Ge weet dat men niets Tin * * * kan weigeren." In rijm of in proza?" vroeg vader Charles, ;eel onverschillig voor de letterkundige school i den schrijver, maar uitrekenend, met zijne dervinding, hoe7eel tijd er noodig zou zijn or dit werk. »In proza." »Des te beter! dat duurt niet zoo lang." »Maar gij herinnert u dat de Meester" Le doux is gewoon zijne schrijvers met eerbied te behandelen »lastig is en niet de kleinste fout toelaat. De aanwijzingen voor het tooneel in oode inkt en uw mooiste rondschrifi, is het niet ?" «Wij zullen ons best doen," zei de copii'st. »Dus dat is den geheelen nacht doorwerken." »O ! n meer of minder l" »Nu, ga dan eten en kom spoedig terug. Van avond zult ge alleen zijn op het bureau. Zorg er voor, het gas uit te draaien, als het dag be gint te worden . . . Goeden moed!" En Ledoux m«t zijn gewichtig voorkomen, als van iemand die-de geheimen van onze schrijvers kent, gaf zijn bediende eenige particuliere aan wijzigen ; * * * had eigenaardigheden, waarnaar men zich schikken moest. »Laat vooral een zeer breeden rand open, zult ge ? en ruimte tusschen ieder tooneel, voor de tusschenvoegingen die hij er bij zal schrijven." Vader Charles protesteerde volstrekt niet tegen dit onvoorziene karwei. De goede man was ge woon te gehoorzamen, zooaU in den tijd toen hij nog in dienst was, boekhouder bij de marine. Hij had voor dien avond een plan gemaakt, een bezoek bij een oud vriend uit de koloniën, met wien hij van tijd tot tijd, ia een klein caféop de avenue des Ternes, de oude herinneringen weer eens ophaalde. Maar wat deed dat er toe! Plicht vóór alles! Hij ging naar eene kleine crêaierie in de rue Milton, waar het agentschap was gevestigd, en spoedig had hij zijn gewone maal binnengewerkt. Toen liet hij zich koffie geven, in een flesch, om de aanvechtingen van den slaap te weerstaan, giog weer naar het bureau en zette zich voor zijn lessenaar, na een blik op het manuscript te hebben geworpen, dat, overladen met uitkrabsels, er vrij afschrikkend uitzag; maar vader Charles kende h», t schrift van * * * wel. In zijne hoe danigheid van persoon van vertrouwen in het huis, waarvan bescheidenheid de hoofdzaak was, moest hij altijd diens stukken copieeren. Hij stak zijne pijp aan, wierp twee stukjes suiker, die hij uit zijn zak haalde, in de koffie, dronk er een slokje van, om zich moed te geven, probeerde zijne pen op zijn nagel, plaatste de roode inkt, om de aanwijzingen voor het spel te onderschrappen, dichtbij en, zichzelf aan sporende, zei hij hardop: »Komaan, vader Charles, aan het werk!" Het vertrek waar bij zich bevond, zag er niet zeer vroolijk uit, met zijne deftige portefeuilles door het schijnsel van het gas veriicat. Hij wist niet waarom het hem dien avond zoo buitenge woon melancholiek voorkwam, maar het gaf niet of hij den tijd al verspilde met natedenken over het ongewone van zijn toestand. Hij begon dapper met de namen der personen en liet de plaats voor de aanwijzing der toe komstige vertolkers open. De graaf van Gratz. Edrue Férion. Fléchelles. Enz., enz. Er waren eene menigte van die personen. Toen kwam de volgende aanwijzing: Eet stuk speelt in onzen tijd; het eerste bedrijf ten liui^e van den graaf.... Och, hemel! het was hem hetzelfde, waar het stuk speelde! Hij was op dat punt blasé! Bovendien was bij niet nieuwsgierig en hij kon terecht zeggen, als hij zijn taak af had : »lk heb het overgeschreven, ik heb het niet gelezen." Hij kwam nogal voorspoedig aan het einds van de eerste acte, zonder aan iets te denken, zooals ook zijn gewoonte was, en het zou hem werkelijk onmogelijk zijn geweest te vertellen, hoe de intrige was. Dat was zijn zaak im mers niet. Het was zeer warm onder het gas. Na het midden van de tweede acte voelde hij zich door eene zonderlinge verstijving bevangen. Hij had den geheelen dag gewerkt; hij was doodmoe. Hij werd ontmoedigd, hij die nooit pruttelde tegen zijn taak, tegenover de hoopen bladen die hij te copieeren had. s Welnu," zeide hij, ontevreden over zichzelf, »wat scheelt mij dan toch?" Hij dronk wat koffie, begon weer te werken en legde er zich op toe, zijne letters met de grootste zorg te vormen. Wat beteekende die onverwachte luiheid die hem daar onvoorziens bekroop, hem, die altijd trouw op zijn post was als in den tijd toen hij nog naar het consigne luisterde ? Hij slaagde er in de acte zonder vergissing af te krijgen en om een oogenblik rust te ne men begon hij de twee eerste cahiers in hun blauwen omslag te naaien, in welks hoek hij de etiquette van het agentschap plakte. Kom," hernam hij, «laten we aan het derde beginnen." Het was reeds over middernacht, want het duurt lang, een stuk te copieeren. Diepe stilte heerschte er om hem. Al het gedruisch op straat had opgehouden en daar het wat koud was geworden, had hij het raam gesloten. Ik ben toch een oude suffert vandaag," mompelde hij, »het is toch de eerste maal niet dat ik opblijf! Wat is dan toch die loomheid die me bevangt ?" Hij stond op en liep eenige passen in het kantoor heen en weer om zijne beenen uit te rekken, maar er was geen gelegenheid voor veel bewegiag. Eti dan, hij voelde een zonderlinge vermoeidheid. De koffie had dezen keer geen uitwerking op hem. Hij dacht: »Als ik daar eens een beetje ging slapen, met het hoofd op mijne armen !" Maar het besef van zijne verantwoordelijk heid kwam terug. Men rekende den volgenden morgen op deze copie. Nooit had het agent schap zijn woord gebroken. Zijne eer hing er dus van af; dat alles klaar was op den bepaal den tijd. Hij was gewoon geworden Ledoux te beschou wen als een kapitein wiens bevelen heilig waren. Hij zegevierde weer spoedig over zijne vermoeie nis, en hij begon aan de derde acte. Een salon bij Fléei/elles. Zeer elegant ameu blement van een zomerhuis. Op den achtergrond in het midden een raam met spiegelglas en een piano tusschen twee openslaande deuren die uit komen op den tuin. Links, op den voorgrond een console, waarboven een spiegel; op het tweede plan eene kamerdeur. Rechts, op den voorgrond.... Hij ging voort, en verder voort. De pen liep over het papier, wast ze had hare snelheid eenigszins herkregen. Toen viel er een blad van bet manuscript op den grond ; hij raapte het op en dit oogenblik van stilstand deed hem zijn teruggewonnen werklust eensklaps verliezen. Er was geen koffie meer in de-flesch, waaruit hij maar door had gedronken. Hij had schrijf kramp. Maar wat overkwam hem dan toch, voor den eersten keer? Hij begon het manuscript te lezen en dacht aan de beteekenis der zinnen, inplaats van alleen de woorden te volgen. Ja, en wat hij las boezemde hem belang in, hem, die nooit op den tekst gelet had ! Zonder 2de Jaargang. Schaakspel. 7 September 1890. OVERZICHT VAN HET TOURXOOI TE MANCHESTER. Alapin, Petersburg. Bird, Londen Blackbume, Gossip, Gunsberg Gunston, Cambridge Lee, Londen .... Lucock, Margate Mackenzie, New-York Mason, Londen Mortimer, Muller Owen, Liverpool . . Schallopp, Berlijn Von Scheve, Dr, Tarrasch, Neurenberg . . Taubenhaus, Parijs. Thorold, Bath Tinsley, Londen Van Vliet, zich er tegen te kunnen verzetten, sloegfcf) d bladen om, ver vooruit, en haastte zich net ver volg te weten. Het was een liefdesscène, zeer hartstochtelijk, waarin de held van het stuk een zeer warme liefdesverklaring deed aan de heldin, haar z ngeschiedenis vertelde, haar zeide hoeveel hfi h«t geleden en welk recht hij had op het geluk; schilderde dan zijn treurig leven, het dr van een drukkende eenzaamheid zonder eenig beschermende genegenheid en zonder doel, tot op het uur toen hij haar ontmoet had. Welk een schijn van overeenkomst bestond er tusschen een persoon als die held, een beetje overdreven, een beetje verouderd romantisch zelfs, en een ouden copiïst? Maar in de soort van droom, die nu volgde, bedacht vader Charles, zoo ondichterlijk van verbeelding als iemand maar zijn kon, een geheele overeenkomst tus* schen zijn eigen lot en dat van dien door het noodlot vervolgden jeune premier. Hij immers ook was een eenzame geweest; hij ook had een hol, ledig, verlaten leven geleid zonder ooit dien dorst naar genegenheid te kun nen lesschen, dien hij toch ook gevoeld had; vroeger, toen hij nog niet een oud lastdier was, zooals nu, zoo aan discipline en gehoorzaamheid gewend, dat het denkbeeld van redeneeren niet meer bij hem opkwam. Hij ook was arui geweest, altoos arm, gekluisterd aan zijn nederig pennelikkersbaantje, nu hier, dan daarheen gestuurd, zonder dat het hem ooit gegeven was, een wensch of een tegenzin kenbaar te maken. En wanhopig ging hij na, welk be lang ooit een van de lange reeks nuttelooze dagen gehad had.... Niets, niets, geen enkele ge beurtenis liet hem eene herinnering van genegen heid of aandoening achter! Hij zag zichzelf en weer als kind, uit liefdadig. held opgevoed door een verren bloedverwant, die hem met hardheid deed gevoelen, dat hij geen recht had op het brood dat hij at. »Uit lief dadigheid !'' Het woord was al heel ongepast in deze omstandigheden. Toen was hij op een deur waarderskantoor gekomen, beschaamd over het werk dat hij te doen had, en treurig om aan tq zien in zijn kalen jas. Daarna de loting, met zulk een slechte kans, dat zijn nummer hem, die in het midden van Frankrijk geboren was, bij de marine deed dienen. Het was een harde tijd in het begin, tot de gewoonte het had gewonnen van den instinctmatigen schrik en de physieke ellende! Zijn mooie schrift, het eenige talent dat bij bezat, had hem een plaats bezorgd in de bureaus, en bij het einde van zijn diensttijd, niet wetende wat te zullen doen, bang voor net leven, had hij, zich zelf niet vertrouwend, het vak maar vrijwillig voortgezet. Men had hem toen plotseling, op een order die aankwam, naar verre koloniën geëxpedieerd, en hem even plot seling, zonder dat hij wist waarom, teruggeroe pen. En in dat voortdurend slingeren, in dat eeuwig heen- en weerreizen, kon zich immers geen vriendschap vormen, zelfs geen vriend schap ! Dat had zoo dertig jaar geduurd, dertig jaren die hem zoo jammerlijk schenen, zonder avon turen, zonder een ander incident dan het verlies van zijn armoedige ambtenaarsspaarpenningen, die hij, al te eerlijk en te naief, aan een schurkachtig fiuancier had toevertrouwd; en daarom moest hij nu nog werken, en was gelukkig dat hij dit copieervverk gevonden had. Toch had vroeger zijn hart wel willen spreken, maar linksch, beschroomd, schuw, wie had hij naar zich kunnen doen luisteren? Men bad hem uitgelachen toen hij eens had willen zeggen wat hij gevoelde. En langzamerhand had hij ook fiaarin berust; hij had begrepen dat hij tot degenen behoorde die nooit bemind zullen worden, en altoos door de vrouwen versmaad. En toch, met welk een kieschheid en zorg zou hij de ge negenheid vergolden hebben, die men hem had willen geven! Daar ginds, ver, in Guyana, had hij eens eene negerin ontmoet, en haar behandeld met een eerbied, die in zijne oprechtheid haast komisch was. Hij had haar willen trou wen ! Het schepsel bad hem ever'als de anderen uitgelachen, hem schaamteloos uifgeplunderd en hem voor langen tijd in geldelijke moeieHjkheden gebracht, die zijn chefs hem kwalijk namen. En nu was hij oud, hij was een zeer zacht aardig mannetje geworden, zeer bescheiden, een beetje belachelijk en van wiens goedheid men misbruik maakte, zich zoo vervelende in zijn klein, geheel kaal kamertje, dat hij het extrawerk bijna met dankbaarheid aannam. Mooie genoegens waren de zijne! Een spel letje kaart in een café, met een oud, toevallig weergevonden collega, dien hij geregeld zag hoewel deze valsch speelde om hem de verterin gen te laten betalen om zijn eenzaamheid te korten. O! die vervelende gesprekken, altijd de zelfde, waar men zich niet het schilderachtige van een verre streek, maar de inrichting van het kantoor dat men bewoonde, herinnerde, en be praatte hoe men op de beste wijze staten kon opmaken of andere quaestiën van administratie nagii'g. »\V(d mijn leven ^cas, mejuffrouw, vóór dien dag ? Een strijd zonder hoop, een al mattende tocld in het niet, het doortrekken van een woestijn."' Zoo drukte de persoon in het stuk zich uit, een beetje lyrisch, en zelfs pretentieus. En deze woorden schenen zijn toestand zoo juist te schet sen, dat vader Charles in de droevige mijmerij waarin hij zich verloor, zijn pen in de hand klemmend, en zonder aan schrijven te denken, zijn hart voelde smelten, zijn geheele wezen in eenkrimpen. O! hoe grievend was een lot al.s het zijne! »Een afmattende tocht in h.t niet!'1 Ja dat was ook zijn deel geweest. Hij zou nooit aan iemand kunnen vertellen wat hij had geleden in zijn eenzaamheid; nooit zou hij een ziel vinden die met hem sympathiseerde en hem beklaagde. Hij was te oud, en bij zou sterven, in zijn hoekje, geheel alleen, zooals hij had geleefd. Hij kreeg eensklaps zulk een schrik voor zijn dor verleden, voor zijn mislukt leven, dat hij, die nooit zwak was geweest, in snikken uitbrak, als een klein kind, in den stillen nacht, en een dikke traan rolde op het papier, een groote vlek

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl