Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMEBs WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 689
ad op een der bladzijden die hij reeds
^» lag daar, reusachtig, op de droge inkt, die
feWtirtig maakte en deed verbleeken, de regels
t aulk een fraaie hand geschreven, bedervend...
'ramp!
ongeval gaf vader Charles plotseling zijn
'itód terug. De ambitie voor zijn vak
ontweer in hem. Wat zou men wel zeggen ?
$S* wiens correctheid algemeen bekend was bij
£ agentschap; hij wiens ijver beroemd was!
Toen dacht hij slechts aan middelen om de
w*g te krijgen, die rampzalige traan.
aam vloeipapier, zocht in zijn lade naar de
e van zijn pennemesjes, riep alle middelen
WB «On bekwaamheid te hulp en het gelukte
.hem eindelijk de vlek zoo weg te krijgen dat meu
niet kon vermoeden dat ze er was geweest.
Hij haalde weer adem ! Maar waar was zijn
hoofd dan geweest ? Wat beteekende die zwaar
moedigheid ? Had hij het recht den tijd die zij n
patroon toebehoorde, iu hersenschimmige
drooItterijen te verspillen ? Hij schaamde zich zeer
«?er zichzelf, de arme oude Charles, toen hij zag
tlafrde wijzer op de pendule met bliksemsuelheid
MWivoortgerend, terwijl hij aan het droomen was.
Had men ooit van zijn levpn ! Daar las hij nu
«.stokken, die hij moest copieeren !
H\j gevoelde werkelijk berouw als over een
fout. Maar als 'hij zich wat haastte kon
er nog komen. Hij doopte zijn pen in de
en boog zich over zijn werk. Toen het
Ie schreef bij, met wat vermoeide oogen
verstijfde hand, maar nu zeer kalm, ouder
laatste tooneel van het manuscript met een
saooie ronde hand het woord »einde".
HET KLEINE STADJE.
/ Schetsen door Max C.
t
II. De dolle hond.
'Huilend en haar linker armpje in de hoogte
houdend, komt het dochtertje van den hovenier
vit de Klagersstraat, die met de kinderen uit de
btrart, tot de school om halt twee weer beginnen
zou, spelen was op straat, haar moeders winkel
Half op een drafje binnengeloopen. Drie meisjes
n n jongetje van haar leeftijd, tusschen de
drie en zes jaar volgen haar op den voet,
met verwaaide haren en verschrikte oogen, luide
roepend: Vrouw Slits! Vrouw Slits!" Onderwijl
kreunt het kind, op wat zachteren toon: Moeke...
moeke,... o moeke, dat doet toch zoo:n pijn!"
Sog twee, drie andere kinderen, de vingers iu
den mond of de handen in de broekzakken, blijven
buiten den winkel staan en kijken met groote
SÉgstige nieuwsgierigheid door de deuropening
binnen.
Vrouw Slits komt uit haar achterkamer, en
denkende dat het maar weer een gebhetje zijn
«U, zoo als zij dat bij ondervinding kent, roept
ze den kinderen toe:
Komt vort! Pakt u weg uit mijn winkel. Wat
is 't? Wat is t'r Trientje?"
O moeke'', riep Trientje terug, ,,'n hond het
me gebeete .... as 't maar geenen kwaaje is,"
En zg hief haar armpje zoo hoog mogelijk naar
haar moeders gezicht.
De moeder ontstelde niet, maar de berispende
uitdrukking van haar gezicht veranderde in op
lettendheid en, terwijl Trientjes vriendinnetjes
met open monden bleven staan kijken, onderzocht
Z§het armpje. Het was een klein armzalig armpje,
vttil v?,n het spelen in het straatstof, en de moe
der zag er duidelijk de sporen der hondentanden
-In afgedrukt, drie indrukseltjes naast elkaar, een
weinig blauwig, en aan n was een klein rood
?sopje te bespeuren.
't Is niks", zei ze, ga maar weer spele, het
zal wel gauw weer over zijn".
Maar juist toen kwam een buurvrouw opge
wonden binnen loopen.
.Vrouw", schreeuwde ze, je kind is door 'n
dollen hond gehete" en, als antwoord op de twij
feling in de oogen der moeder te lezen: zeker,
zek^r, 't is 'n dolle hond, hij heeft 'r al ineer
gehete, maar ze hebben 'em nog niet 'epakt".
Nou", zei de moeder, dat geleuf ik toch niet,
hoor... want zoo warm is 't niet en dan had ik
daar toch ook al meer van gehoord". Zij bekeek
nu het armpje zoo aandachtig als ze maar kon,
als zon ze er op die wijze eindelijk aan bespeu
ren of de hond al of niet dol was. Overigens bleef
ze haar bewering volhouden, dat als de hond dol
was, zij er ongetwijfeld reeds meer van zou hebben
gehoord.
Verscheidene buurvrouwen waren bij de kinde
ren in de straat komen staan, de meeste met
vuilWÏttémutsen op de slordige doffe haren, met gele
ea bruine gezichten, half-tandelooze monden en
van boven ingedrukte, aan de punt uitspringende
neuzen, die, als zinnebeelden van een hunner
voornaamste eigenschappen, de nieuwsgierigheid,
gevormd waren als om ze ergens in te steken, of
er maar iets mee te wroeten. Sommige waren al
in de een of andere gemakkelijke gewoonte-houding
gaan staan, in de hoop dat het lang zou duren ;
zfl lieten in hun rechterhand het hoofd op de kin
rusten en steunden den rechterarm aan den elle
boog weder met den linkerarm, die zij daartoe
dwars voor het lijf hielden, eeue houding ook zeer
gewild bij het dorst-lcsschen met kopjes troost.
Benige zagen nu en dan even met een driftige
bezorgdheid om naar hun openstaande deuren, oi'
de kinderen daarbinnen geen kattenkwaad uit
haalden en van de waschkuip afbleven; of met
angstige schichtigheid naar de uiteinden der straat,
of de dolle hond zich daar niet vertoonde. En
allen gaven luide als hun meening te kennen, dat
vrouw Slits zoo spoedig mogelijk met Trientje naar
den dokter moest gaan. De nijdige vrouw Evas,
van daar naast, zei eenvoudig, dat ;t 'n schande
zou weze as dat wijf niet binnen vijf inicuïite
met t'r derjeire bij de dokter zat".
Vrouw Slits had de gele en groene komkom
mers, waar ze juist mee bezig was en die ze in
haar hand had toen ze naar voren kwam, op zij
gelegd en Trientjes armpje afgewasschen. De beet
scheen nu een onbeduidend kwetsuur! j e, maar,
door de buurvrouwen aangezet, besloot ze het er
toch maar niet bij te laten en aanstonds met het
kind naar den dokter te gaan. Maar toch moest
Trientje. eerst wat opgeknapt worden; want het
mocht dan wezeti wat het wilde, en al had het
kind half dood aan haar voeten gelegen, vrouw
Slits zou niet gedoogen dat haar Trientje anders
dan Zondagsch zindelijk en netjes onder de oogen
van den dokter kwam.
Na een oogenblikje, zagen de buurvrouwen, die
allen te gelijk in de richting der vertrekkenden
omkeerden, moeder en kind, beide met schoone
schorten voor, met gowasschen gezichten en glad
gestreken haren, de Hagenstraat uitkuieren om
langs AVesterstraat en Markt het dokters huis in j
de Poststraat te bereiken. Trientje was nu wel
vroolijk, zij huppelde Raast hare moeder en scheen
den beet niet meer te gevoelen; maar zij werd
stil en bedremmeld bij de gedacbte aan den dokter.
De dolle bond, want het was er werkelijk
een snelde iiitusschen door de straten, over
de pleintjes, schrik brengend onder de menschen,
die in bun woningen en in de koffiehuizen en
winkels wokon zoodra ze hem in de verte zagen
naderen. Het gerucht zijner aanwezigheid had
zich, veel snelicr dan de hond zelf rennen kon,
door het stadje verspreid. Iedereen sprak er over.
Men noemde drie, vier kinderen, die reeds gebe
ten zouden zijn, en twee volwassenen, en eoae
menigte andere honden, die dus de dolheid onder
hun ras misschien binnen enkele uren algemeen
zouden doen worden. De dokter, do burgemeester,
de postdirecteur eu de telegraiist wisten er reeds
van. De politie \vas gewaarschuwd. Dienders
hadden hadden zich met zakken, stokken en
koorden, waaraan wijde lussen, zooals waarmede
men in Zuid-Amerika wilde paarden vangt, gewa
pend, en stapten met een uitdrukking van moed
en slimheid op het aangezicht, vorschend rond.
Maar de hond was nog niet gepakt, neen, dat
niet.
De hond, die nu dol was, behoord* aan den
heer Pal ven, groothandelaar in petroleum, liet
was een groote licht-bruine wachthond, die meestal
in zijn hok op het pakhuiserf gebruikt werd, ter
afwering overdag van de iudringerige straat
jeugd en 's nachts van de grijpgrage
dievenhanden. Zijn naam was Kastor. Hij was dadelijk door
de jacht op hem makende dienders herkend. Da
eigenaar, ondervraagd, wist niet te zeggen, hoe
hij los kwam van zijn ketting en wat de oorzaak
zijner dolheid was. Alleen had het hem al vreemd
voorgekomen, dat Kastor de laatste dagen niet
eten wou en altijd door maar in mekaar gezon
ken in een hok bleef liggen. i
De dolle hond rende iutusschen maar altijd
door, zijn staart school sluiks weg tusschen zijn
achterpooten, zijn oogen stonden dof, droppen
schuim kwijlden aan weerszijden van zijn bek af.
Hij liep in een rechte lijn door en scheen niets
te zien. Wat hij op zijn weg ontmoette, daar liep
bij tegen aan en trachtte er een verwoeden beet
in te geven. Zoo was hij ook tegen Tricntje Siits
aangekomen, die niet tijdig genoeg uit den weg
was gegaan. Nu en dan veranderde do hond plot
seling van richting en liep regelrecht op een huis
aan, stootte tegen de steeneu zijn bek aan 't
blqeden, en vervolgde razend zijn weg. In 't mid
den ongeveer van de markt begon de bond in
een cirkel te loopen om een steenen paal heen,
die daar stond. De kringen welke hij beschreef,
werden telkens nauwer en eindelijk viel hij
neer, tuimelde op zijn rug en bleef zoo liggen
spartelen, zijn pooten in krampachtige bewegingen
opwaarts strekkend, de oogen al uitpuilend, ecu
licht schuim op zijn bek.
Het heele stadje was door de vrees
schoongevcegd, geen regenbui, geen vijandelijk bombarde
ment kon ooit te dien opzichte een vollediger
uitwerking hebben gehad. De dienders, waarbij
zich eenige polderwerkers hadden gevoegd, hadden
nu reeds, in verschillende troepjes verdeeld, een
half uurtje lang den hond achterna gezeten, hem
opgewacht, over hem heen gesprongen, maar had
den zich altijd tijdig uit de voeten gemaakt, daar
zij verkozen de jacht nog een paar uurtjes voort
te zetten boven het opdoen van zoo'n vreesolijken
beet. Maar nu de hond daar lag, rees de in hun
schoenen gezonken moed weer h'iog in hen op.
Van alle kanten kwamen zij over de ledige plein
vlakte aanloopen, als hadden zij. om de hoekjes,
dit oogenblik slechts verbeid. Nu liepen zij in
draf aan, daar ieder de eer en hut loon van de
vangst voor zich wilde hebben. De grootste pol
derwerker, die ook de langste boenen bad, liep,
op zijn gemak, in sprongen van het ecne been
op het andere de hijgende dienders voorbij, wier
helmen door de baast en zenuwachtigheid schotsen
en scheef op hun hoofden stonden. Mot zijn, dik iu
zakken-goed gewonden, handen vat'.e hij den hond
aan de achterpooten, waarmee hij in do lucht lag
te spartelen. De eerste diender, die volgde, hield
met bevende handen een dubbelen aardappelzak
omboog, waar de polderhaas den bond in Het
vallen. Een tweede diender r.am ;ai den bond
in den zak op zijn rug. En nu ging het in op
tocht naar hot politie-bureau.
Ongelooi'clijk snel was het gerucht, dat do hond
gepakt was. verspreid. Van alle kanten uit alle
hoeken en straten kwamen de menschen naar het
plein opdagen en volgden don dicnd erstoet door
den Poststraat naar de zijstraat, waar zich het
politie-lmreau bevond. Do angst is van de ge
zichten verdwenen, cenigen hebben plotseling
moed gekregen en spoeden zich met va^beradcu
stap voorwaarts, op hun gezichten is te lezen,
dat zij wenken en raadgevingen over de wijze
hoe iaet den hond en hoe met de gebetenen te
handelen in voorraad hebben; anderen loopen nu
te schertsen en te lachen, als was vrees iets dat
zij nooit hadden gekend en als hadden zij altijd
wel geweten dat dit rara, je spoedig bedwongen
zou zijn. Aller harten zijn verruimd. Vroolijkheid
en levenslust koeren tot de bevolking weer.
De dolle hand, die aldoor tegen den rug van
zijn drager heeft liggen spartelen, wordt in het
politiebureau uit den zak bevrijd en in het ge
vangenhokje aan een ketting vastgelegd.
Hij komt van zijn stuiptrekkingen niet meer
op. Men heeft bovendien een haardhekje om hem
heen geschoven, want men kon niet weten: als
de ketting eens losliet! Het dier schuift en kron
kelt zich over den met zand bestrooiden grond,
schuimbekkend, ineenkrimpend, zieltogend.
Het publiek heelt in de straat voor hot politie
bureau post gevat, de goheele straat staat
opgepropt met menschen. Alleen eenige autoriteiten,
de burgemeester, een wethouder, de commissaris
van politie, een dokter, een veearts, de ontvanger
dor directe belastingen en de directeur van hot
postkantoor staan in een kringetje don
schrikkelijkeu doodstrijd van het dier te aanschouwen en
verdiepen zich in gissingen omtrent de oorzaak
der dolheid.
Nog vóór de hond don laatoten snik beeft ge
geven, begeeft de commissaris zich in de
voordeurpost van het bureau en bericht aan de me
nigte dat de hond het heeft afgelegd, en de in
gezetenen verzocht worden nu rustig weder uit
een te gaan.
Langzaam verspreidt zich de menigte, de ver
laten winkelhuizen worden weer opgezocht, de
rustende gereedschappen weer ter hand genomen.
Een trek van ontevredenheid dat het avontuur
nu al afgeloopen is, is echter op menig gelaat
niet te miskennen.
Na dat het publiek is afgetrokken, verlaten de
dienders een voor een bet bureau, en stilletjes,
tot de avond valt, worden alle verdachte houden
van de gemeente, volgens hun opdracht, door hen
afgemaakt.
Trientje Slits is intusschen met baar moeder
ten huize van den gemeente-dokter aangekomen,
die reeds verwittigd is van het gebeurde. In de
gang komt de dokter hen te gemoet en geleidt
hen naar de keuken. De doktersvrouw, een
dikkertje, komt ook in haar peignoir van boven en
gejaagd de keuken binnen, nieuwsgierig en be
langstellend.
Wat is 't kindje, hè?" zegt do dokter, laat
maar eens zien" en aanstonds, nadat bij bet
armpje bestreken heeft, juist, juist, wacht maar
even."
De dokter laat een ijzeren stang, met houten
handvat, gloeiend maken in het keukenvuur.
Trientje begint zacht te snikken en klemt zich
vast aan de rokken harer moeder, die angstig
vraagt of het wel noodig is, of zij maar niet
liever weer met het kind wil weggaan, betuigend
dat het zoo toch ook wel over zal gaan en dat
zij het nooit zal kunnen aanzien, als haar Trientjo
gebrand moet worden.
De dokter verklaart haar dat bet ijzer, rood
gloeiend, wat veel pijn zou doen, maar dat hij het
daarom wit gloeiend laat worden, dan vernietigt
bet de weefsels" zoo snel dat het meer schrik
dan eigenlijk pijn veroorzaakt. En hij voegt de
daad bij het woord, neemt bet ijzer uit het vuur,
bukt zich, vat het kinderarmpje aan en terwijl
het kind, beschermd door haar moeders rokken,
tracht te ontkomen, schroeit de dokter met een
paar behendige stroken de vergiftigde
vloeschdeelen van het armpje weg.
liet kir.d is in luid Echrcien uitgebarsten, de
goedige doktersvromv stopt het wat chocolaadjes
in do handjes en geeft de moeder nog een stuk
koek voor Trientje mee. Het armpje wordt in
wat zwachtels gewikkeld. De moeder verneemt
nog, dat haar kind toch naar Parijs, naar Pasteur,
zal moeten, en keert met een bedrukt gemoed
terug naar huis. Op den stoep van den dokter
zien zij een smidsgezel met zijn vrouw en zoontje
staan. Ook dat kind is gebeten door den dollen
houd en verzet zich hevig schreeuwend tegen den
vader, die dokters huis met hem wil binnen gaan.
Trientje heelt een paar dagen de koorts gehad,
maar een week nadat zij gebeten is, speelt zij
weer even vroolijk als vroeger met haar kame
raadjes op straat. De commissaris van politie, een
mager, ernstig man, met twee kleine
bakkebaardjes, is dagelijks bij de Slitsen aau huis gekomen
om den vader minzaam te overreden met Trientje
naar Parijs te gaan. De Slitsen hebben daartegen
vooral vrij wat bezwaren gehad.
We zijne maar nvoudige boere-mensche, me
neer, ... 'et kind zei nou toch waarachtig wel
zóó weer beter wordu .... nie man zal stellig 'n
ongeluk krijge daar, zoo ver weg . . ."
Ten slofte zijn zij evenwel overreed. Slits zal
samen gaan met den smid, elk om zijn kind te
geleiden. Ieder ontvangt tweehonderd gulden reis
gel d van de regecring: wat zij overhouden, zullen
zij evenwel netjes terug moeten geven...
Voor Trientje zelf heeft men de reis geheim
gehouden om haar niet nutteloos beangst te maken.
Om half twaalf gaat de school uit, Trientjo
blijft noir wat spelen op straat.
Daar komt haar moeder aan:
Kom, Trienske", roept ze, ge gaat met voader
op reis, naor tante Mie,... loat ik oe gauw an»
kleeje."
Trientje is verbaasd, tante Mie woont ver weg,
moet zij daar riu zoo plotseling heen? Maar dan
krijgt zij een kleur van genoegen, haar oogen
schitteren bij het denkbeeld van de heerlijke reis:
Is 'twoar, moeke?" roept ze en volgt deze vol
blijdschap naaar huis.
Bij het afscheid nemen, een uur later, begrijpt
Trientje niet, waarom haar moeder zoo moeielijk
van haar scheiden kan en huilt. ..
Als zo d'r m o ar goed afkomt", denkt vrouw
Slits bij zich zelf en zwijgend drukt zij haar man
de hand.
Den volgenden ochtend verschijnt de omroeper
aan de hoeken der straten:
Pauk! paiik ! pank ! De burge mées-tcrr dczor
gemeente beveelt dat alle hón-den, die niet op
een be sló-tcn erf verblijven of aan een ketting
zijn vast-ge-legd, binnen de vicr-en-twintig uur
voor den tijd va» drie maanden van een muil-korf
voorzien zullen moeten zijn, van het model vast
gesteld door den minister van Bincen-landsche
zaken en hetwelk te bezichtigen is ten llaadhuize
al-bier."
Na dezen volzin schept de man adem en ver
volgt zijn weg.
A., 19 'HO.
VOOR DAMES.
Kowl water, zeep, emulsies. Hit
halssnoer van Aischn.
Do hygiëne der huid is de eerste en
onmisbaar^te voorwaarde voor schoonheid en gezond
heid, en het is ongclooi'elijk, boe roekeloos menige
vrouw, die toch zorg genoeg aan haar uiterlijk
besteedt, daarmede te werk gaat. Het is waar
dat. hier vooral, op verschillende wijzen het doel
bereikt wordt. Adeline Patti ' is, naar men be
weert, er in geslaagd, zoolang hare schoonheid
en haar jeugdig temt te behouden, door zich
nooit te wasschen ; bij andere beroemde schoon
heden heeft een dagelijksch bad van lauwe melk
en viooltjes dezelfde uitwerkirg; r.og anderen
dompelen zich een of meer koeren daags in ijs
koud water.
De juiste maat zal wel in het midden liggen.
Ijskoud water is voor weinige gestellen geschikt,
en nog behoort het afwrijven altoos in een ver
warmd vertrek te geschieden; daarenboven reinigt
bet de huid alleen door toevoeging van zeep,
hetgeen nooit aan te raden is. Warm water
maakt de huid te week; zij verliest er hare veer
kracht en haar matten glans door.
Eenc vinding der laatste jaren daarbij, althans
wat algemeener gebruik in het Westen betreft, is
de Louffa spons. Zij bestaat uit het vezelig
binnenweefsel eener tropische cucurbitacee; in Egyj
gold zij reeds van oudsher als schoonheidsmidc.
De uitstekende werking van deze spons is VOL
eerst te zoeken in haar vermogen om buitengewo(
veel water op te zuigen, maar vooral in h.
elastisch harde vczelweefsol, dat toelaat er stevig
mee te wrijven, zonder dat men ooit de teerste
| huid ermede stuk wrijtt.
Het is ook voor een deel in de Louffa-spons
dat men een middel vindt om de zeep, het ver
derfelijkste van alle middelen, waarmede ooit de
huid i 11 aanraking gebracht werd, af te schaffen.
Zeep is voor de huid gevaarlijker, naarmate zij een
grootere of kleinere hoeveelheid vrije alkali (bet
deel der loog dat zich niet met het vet verbonden
heeft) bevat; deze stof ontneemt, om ook zeep
te worden, aan de vetklieren der huid hare
afscheiding, prikkelt ze bij voortgezet
gebruik der zeep tot buitensporige werkzaamheid.
en doet ze eindelijk zoo verslappen, dat de
huid voor altijd haar glans en veerkracht
verliest. Ook liet overige weefsel der huid tast
de alkali aan, zoodat zij ruw, barstig, vol kloven
en strepen wordt, en al te spoedig onherstelbaar
geel en rimpelig schijnt. Dit gaat langzaam; men
merkt het eerst na guren wind of scherpe koude,
en schrijft dan daaraan toe, wat alleen de schuld
der invretende zeepen is. Vrije alkali wordt in
grove zeepen zoowel als in de tij ne geparfumeerde
toiletzeepen gevonden.
Maar er zijn surrogaten, die alle goede eigen
schappen der zeep bezitten, zonder hare slechte
werking uit te oefenen; zo worden te weinig
gei bruikt.ltet zijn ainandelmeel, pates. plantenmelken
of emulsies. De meeste zijn betrekkelijk duur,
maar ook toiletzccpeu zijn niet zoo goedkoop, en
i emulsies kan men vaak zelf maken. Zij bestaan
grootendeels uit de olierijke zaden van eenige
plantensoorten, die de eigenschap hebben, bij aan
raking met water melkacht.g te worden. Deze
emulsies zijn uitert conservecrend, verfrisschend
i en verzachtend voor de huid, zij maken haar
veer! krachtig en doorschijnend en lossen alle vuil, ook
' wat dieper in de huid zit, gemakkelijker op. dar.
| dit bij zeep gescliedt.
i Van fariiie d'amandcs en eenige piïtcs zullen
wij op verlangen later wel eens recepten geven;
over de emulsies, die in Engeland en Amerika
bij de elegante dameswercld vrij algemeen do zeep
! vervangen hebben, een enkel woord. De hooge
prijs dezer s-choonheidsruiddelcn" ligt vooral in
het spoedig bederven; de eiwitachtige lichaam
pjes die aan de vloeistof het uiterlijk van melk
geven, rotten spoedig en doen ook de overige
beOp Woensdag was de stand ais volgt:
Dr. Tarrasch ID]Ó -j.% f,
Blackbunie !> 4 i>
Mason 9 4 C, ' R. J
Mackenzie 8.'-' 4'_' (>
v. Scheve en Tii'..-Ieij. ied. <i?i r>.:- f> l
liird ' 8 r. t; 2
Alapin en Gunsberg. ieder 8 (i .r> ?>
Mortimer er. Scliallopp, ied. >'>'! ~i':-l ?> 4
Muller cu Ovrei:. ieder <> l 5 -r>
C,
ERRATUM. ; 7
VIJFDE MATCH-PARTIJ.
gespeeld te Am.^terdam 28 Augustus.
Wcencr partij.
Jhr. A. E.
v. Forcest.
Zwart.
e5 :
P.ci! :
In ons verslag van den bondswedstrijd te's
Gravenhage komt niet duidelijk genoeg voor, dat de 10
heeren Susholz en Schipper de Ie en 2e prijs 11
gedeeld hebben. ' 12
. I-unian.
Wit.
el
P.c.'i
g:s
L.u2
P.gei)
P a4
Pc".:
h:J
d::
L.g.">
f4
ie.")
) I,.b7+ ! K.bS
i D.12 D.h4
L.c.") 22 Lg2 T.diJ
P.tl! '23 L.a7 -|- Jv.c<S
du 24 T.fel ! ! P.d3
h"> Zwart loopt in de val.
<.U-r>: ^5 Di;S P .el:
D.e7 2(i T.el:!
L.e1) De eenige zet om te
0-0-0 winnen 2GD b7 of aSt
c4 .' ) , zou wit doen verliezen.
cJ3 :) ' 20 cG
13 cd'i : P.ef>: 27 D.b:ïT.d5
14 (14 D.blt 2H Db8f Kd7
15 K f2 L.('4 ! 29 D.iü-j- K.cHJ
K! T .f l L,e2: .'!() L.bS T.hS :
17 De2'. D.d-1"-^ :il D.b8+ K.c5
18 L.e3 P.el-V :;2 T.elf K.d4
l!» Kgl I'.}!;5: i!3 D.bdf Zwart geeft op
De match werd Vrijdag nacht te 4 uur, ten
huize van den heer Foreest beslist. De einduit
slag was: ],',> E2 en 2 remis. In ons volgend
inimmrr hopen wij de (>e partij (Ilampe Allgaucr) op
te nemen, welke door Eorecst op korte en krach
tige wijze gewonnen werd. De 4e en 7e partijen
zijn niet mooi genoeg om gepubliceerd te worden.
CORRESPONDENTIE.
Saladin te Leiden. Er schijnt eene vergissing
bij u te zijn. Pion b3 moet in No. 35 geplaatst.
E. L. te Roosendaal. Uwe oplossing is niet goed,.