De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 14 september pagina 4

14 september 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. r «l middelen genoeg waren om het leven te verkorten, dat diphtheritis, B, typhus, al'genoeg donkere voren de gelederen der menschheid, zonder zich nog ten taak stelde om den te helpen. En koel, met de gevan den verteller van L'Ami Frita, i' mj het gruwelijke van den moord en )ig« van den aftocht. niet de school van Béranger meer. In (fc van het keizerrijk, toen men beproefde ~ legende weer te galvaniseeren, ontde geschiedenis van haar masker. Zij de holle keizerlijke legende, zij verIn al zijn afschuwelijkheid het stompjf spook van het aanvallend Cesarisme, en * ) den waanzin der volkeren, die in hann man hun macht neerleggen. Het en Sedan hebhen hen maar al tespoet gelp gesteld." POPULAIRE KEITIEK. Dominee, Pantoor of Rabbi? Populaire kritiek. Uitgegeven door de vereeniying *De Dageraad". Vierde tienduizendtal. Amst, 1890. «. kant willen de heeren ons, arme, ia geraakte, lOe-eeuwers, toch uit hebben ? maar zoo vriendelijk willen zijn en de nemen het te zeggen. Nauwelijks geeft tische hr. Bellamy ons te lezen in zijn l jaar 2000'', dat wij in dat ver-afliggend ', wel als de meest geavanceerde wenschen k-radicalen zich verwezenlijkt zullen heb1 steeds over een God" en een Schepper" fipreken en daarvan zullen hooren in de "( die ons per telefoon ter oore zullen of de materialistische auteur van bovenbrochure komt op de duidelijkste en digste wijze verzekeren, dat al dat praten jven over hetzelfde onderwerp in alle maar onzin is geweest en de verstandige eten, reeds nu, zich met dat vraagstuk in ", niet meer hebben bezig te houden. --,?, sceptisch gezinde zal, na lezing vau het |-$Jians bezighoudende geschrift, gedacht hebdat hij met genoegen eens overtuigd zou omtrent het al of niet bestaan van maar dat men zich dan eerst over de woord te hechten beteekenis zal hebben staan en dat hij vervolgens, gelijk over andere zaken, hierover liefst ingelicht zou " door iemand, die .... er verstand van Is het waarschijnlijk, dat wij, als we eens fdege over het onderwerp koffie" ge nfor""'* willen zijn, ons tot een ervaren en bekoffieplanter of -koopman zullen richten, ?wij, indien we eens grondig met het stelsel . telegrafie kennis willen maken, wij ons tot specialiteit in dit vak zullen wenden, maar wij, om over het meest- omvattende en ste aller vraagstukken op de hoogte gete worden, tevreden zullen zijn met de lingen van den eersten den besten, als maar met wat gezond verstand begaafd en | «enige handboeken-noties over de feiten der * fldgeschiedenis voorzien is? * is een metafysisch onderwerp. Vindt gij afysica geheet en al iets absurds, zeer gij zijt in uw meeningen volkomen vrij en «d zal er u op aankijken indien gij u er mede bezig houdt; maar spreek dan ook over God. Zoodra gij zegt »God is er" of is er niet" hebt gij «olens volens eenemehe stelling uitgesproken. Gij kunt even«ene grondige verklaring over de inrichting ^werking van een deel van liet menschelijk geven, zonder u van de anatomische Dologie te bedienen, zonder anatomisch te ken, als gij eene verhandeling over God kunt |jven buiten de metafysica om. hierin, zou men meenen, schuilt de fout dit strijdschrift : de auteur wil zooveel als arithmetisch vraagstuk oplossen zonder te hij wil een resultaat bereiken met an_r_ middelen dan de eenige die er toe staan. *?lïij wil in 't geheel van geen god weten, hoe * '"" genaamd of van welke soort ook. In 't alzou men hem echter kunnen antwoorden : dat iemand de onschuldige liefhebberij gewoonte heeft om al de geSachten, al de gingen te samen, die hem tot het van zijn plicht, tot het doen van goede brengen, plus al de ontroeringen die hij mooie verschijnselen als liefde, muziek, gen, heldendaden, enz. ondervindt, als n met n woord van drie letters, G.. o.. d, noemen, dan zou men hem dat toch niet bete verhinderen of hem daartegen toch behoeven te waarschuwen. En toch, zoodra men zich alles wat goed L*B mooi is te samen a's het goede en het mooie J4n*g denken en in plaats van de woorden goed .'?t mooi het woord God gebruiken, is men reeds J»-dienstig en de godsdiensten van alle tijden niets dan poëtische, symbolische, wijsgeerige aties en uitwerkingen van deze eene eenvouslUge gedachte, verschillend al naar de klimaten, (ijjb rassen, de hersens, waarin zij ontstonden en *Wwerkt werden. In 't bijzonder zou men hem op al zijne rede* roeringen kunnen antwoorden en daardoor vooral aantoonen, dat de middelen niet deugen, welke ? de auteur voor zijn doel gebruikt. Geen zijner «?gumenten gaat namelijk op. Er zijn er hier ter plaatse echter slechts een paar te pas te brengen, om het bestek en ook wijl de massa argumenten tot eenige weinige te reduceeren zijn, waaruit de andere zijn geboren. Eerste argument : Er zijn zooveel soorten van godsdiensten, hoe weten wij welke de ware is ? ' Als er een God was en die wilde gediend zijn, sou hij ons dat wel duidelijker hebben laten weten. Dus is er geen god, die gediend zou ?willen zijn. Ie Antwoord : Dit klopt niet, want men kan eren goed omgekeerd zeggen : Er zijn zoo veel ' soorten van godsdiensten, bijna geen menschengemeeute op de geheele aarde of zij heeft de nare, wél een bewijs dat er een god is en dat hij gediend wil zijn, en blijkbaar op verschillende '»r manieren. God kon ons niet nadrukkelijker dui delijk maken, dat hij gediend wil zijn. Daar God mij uit ouders heeft doen geboren worden en mij een opvoeding heeft doen geven, die (b.v.) christelijk-gereformeerd waren, moet ik het voor zijn wil houden dat ik hem op christelijk-gereformeerde wijze diene. 2e antwoord: Dit klopt niet, want om dezelfde reden zou men tot de afschaffing van ... alles moeten konkludeeren; men zou moeten zeggen : »Er zijn zooveel soorten van schilderkunst, zoo veel soorten van letterkunde, zooveel soorten van kleeding; de een zegt ik moét zóó schilderen, en deze schilderkunst mooi vinden, de ander zegt: neen, zus, enz., dus is de heele schilder kunst maar onzin. En de manier van zich te kleeden ! Die is bijna elk jaar anders en voor ieder mensch au. Iers. Ik kleed mij dus in 't ge heel niet meer." Tweede argament: De godsdienst verschaft menigeen troost in lijden, en gppft verlichting op 't sterfbed, maar daarentegen heeft hij, door de godsdienstoorlogen en martelingen van vorige eeuwen, veel meer leed aan de menschheid berokkedd dan hij haar geluk heeft gpgeven. Antwoord: lu zooverre niet, in weerwil van den godsdienst, de algeineene barbaarschheid der tijden de oorzaak der oorlogen en martelingen was, veroorzaakte de godsdienst door die oorlo gen en martelingen niet zooveel leed, als wij ons thans wel voorstellen noch aan de slachtoffers der oorlogen en martelingen, noch aan hunne verwanten, daar slachtoffers en verwanten meen den dat de eerstgenoemden een eeuwigheid van geluk tegemoet gingen, waarbij een korte poos Tijden iets onbeduidends werd. En buitendien : daar de godsdienst zooals hij tegenwoordig is alleen nog maar troost verschaft, zoo zullen wij den godsdienst van vroeger verbannen houden en de alleen troost verschaffende van heden hoog in eere. De bedoeling dezer regelen is niet eene proeve van pleidooi voor den godsdienst te geven, maar de minder goede hoedanigheden der argumentee ring van onzen brochurist aan te tooneu. De overige argumenten zijn aan de genoemde gelijk in waarde. Nog een voorbeeld: God is er niet, meent de schrijver, waLt menschen die het gansche sterrenstelsel onderzocht hebben, hebben nergens een spoor van God kunnen ontdekken. Eemgszins ironisch voegt hij er bij : misschien dat in sommige nog onbetreden oceaan-diepten iets van dien aard te vinden zou zijn. Verder nu kan het misverstand niet gedreven worden. God is een metafysische hypothese. Al zoudt gij dus persoonlijk, lichamelijk, een reis door het heelal maken, gij zoudt hem niet vin den. Is dit nu een teeken dat hij er niet is ? Eilieve, als gij veel van uw moeder houdt, be staat er f ene liefde van u voor uw moeder, niet waar ? Gij zult echter uw geheele huis kunnen doorzoeken tot in alle hoekjes en gaatjes, zon der die liefde ergens te vinden. En als gij de herinnering aan een feestmaal hebt, bestaat die herinnering, niet waar ? Al zotkt gij nog zoo, met alle vijf uw zintuigen, gij zult haar ecTiter nergens aantreffen, nergens, tenzij op dezelfde plaats, waar alleen gij ook een God zoudt kun nen vinden : in uw gedach'ten namelijk. Het lachwekkende, en daarom het n'et-theolo gisch maar letterkundig genietbare van dit materi alisme en zijn argumenteering is het kolossale mal figuur dat bet de wereldgeschiedenis doet slaan. Honderd eeuwen lang, gedurende welke de meest grootsche beschavingen hebben gebloeid, hoofdzakelijk op den godsdienst gebaseerd, heeft de menschheid zich vergist. Dit is thans aan het licht gekomen. Eene zoo enorme vergissing moet wel nergens elders in het heelal zijn voorgeko men. Arme voorouders, arme aarde, die wij de onze noemen, gij zijt het onnoozelste provincieplaatsje van het sterrenstelsel. Deze gevolgtrekking wijst duidelijk op het onredelijke eener kritiek, die de godsdienst als een afzonderlijk, begrensd, verschijnsel doet voor komen, waar de menschen dom genoeg geweest zijn zich tot hun eigen schade eu schande zoo lang mee op te houden, en dat zij n,u gelukkig eindelijk bezig zijn aan den dijk te zetten. Sept. '90. A. J. HET LATIJN ALS WERELDTAAL. Het denkbeeld om het Latijn als wereldtaal te herstellen, door een comitéte Londen opge worpen, vindt van vele kanten belangstelling. Het schijnt dan ook al heel eenvoudig en ge makkelijk, ofschoon er naar onze meening, een aantal radicale veranderingen in het oude Latijn zouden te maken zijn, om het met de gewoonten der moderne talen in overeenstemming te bren gen. De buigingsuitgangen zouden veelal door praeposities moeten worden vervangen, de perfeefa en passiva door omschrijving gevormd. Het Jour nal de Bruxellcs schrijft erover: Er is iets bijzonders pikants in, als men het Latijn noodzakelijk hoort noemen voor de behoef ten der moderne gedachte en wetenschap, juist nu in verschillende landen zooveel moeite gedaan wordt om het uit de opleiding te verwijderen en er tegen in 't veld te brengen, hetgeen men met praal noemt »de moderne humaniteiten." Dit be wijst alweder hoe onze woedende modernisten op de hoogte ziju van de werkelijke behoeften hunner eeuw. Indien er toch n ding ter wereld helder en klaarblijkelijk is, is het wel dit, dat handel en wetenschap, de bij uitstek moderne zaken, hoe langer hoe meer cosmopolitisch, universeel, (katho liek in den etymologischen zin des woords) willen worden." Vroeger, toen de wetenschap geheel aan philospphie en theologie ouderworpen was, bleef het Latijn de taal der geleerden. Alle geleerden schreven in het Latijn, het was hun gemakkelijk, over de grenzen der landen heen, betrekkingen te onder houden. Van Rome naar Oxford, Upsala, Koningsbergen, Bazel en Salamanca kruisten zich de brie ven en denkbeelden; een boek in het Latijn ge schreven, kon door de geheele beschaafde wereld gelezen worden. In de zeventiende eeuw werden in de Acta eruMtarum die te Leipzig verschenen, alle ont dekkingen, door de mannen der wetenschap over de geheele wereld gedaan, opgeteekend. Het pu bliek voor deze revue was over de gansche wereld verspreid. Ieder man, die onderwijs genoten had, kende twee talen, de zijne en Latijn. Lodewijk XIV, die zooveel aan wetenschap en letteren deed, heeft hieraan feitelijk een eind gemaakt door het groote overwicht dat hij aan Frankrijk wist te geven. Wel had reeds vóór hem langzamerhand de Fransche taal grond veroverd, maar eerst in de achttiende eeuw werd het de universeele taal van Europa's denkende wereld. In 1781 gaf de Academie van Berlijn als onderwerp eener prijs vraag op: l'um'versalitéde la langue francaise. Rivarol schretf eene verhandeling om vol te hou den, dat die algemeenheid verdiend was en duur zaam zou zijn. De Pruisische academie bekroonde het stuk. Maar de Europeesche oorlogen, die het gevolg waren der Revolutie en van het Keizerrijk, had den als reactie ten gevolge, dat het denkbeeld van vaderlandsliefde in alle landen verhoogd en versterkt werd. Ieder geleerde begon in zijn eigene taal te schrijven, en er zijn nu evenveel levende talen als er brandpunten van wetenschap zijn. Een classisoh philoloog moet Fransch ken nen om Egger of Bréal te lezen, Engelsch voor Max Muller, Duitsch voor Riemann, Deensch voor Madvig. Eu een pailoloog, die nieuwe talen leert, doet daarmede nog een nuttig werk, vergroot het veld van zijn vergelijkende studie, verspilt zijn tijd niet. Maar een chemicus, een physioloog, een wiskunsteuaar, wat nut geeft het hem, acht talen te kennen, eu zijn kostbaren tijd aan zooveel verschillende hulpwetenschappen te besteden ? Men ziet Pasteur al Russisch leeren om een bacterie te verschalken, of Donders met moeite Zweedsch ontcijferen om te weten wat een ge leerde daar in de oogen zijner landslieden ge vonden heefc. En toch zal dat steeds noodiger worden. Een physioloog heeft op dit oogenblik Fransch, En gelsch, Duitsch en Russisch noodig. De wiskuritteüaars moeten Zweedsch kennen ; de criminialisten Italiaansch. Weldra zal men, om op de hoogte van het standpunt der wetenschap te zijn, de la (l der mandarijnen en brahminen hebben bij te hon den. Prof. Houël, die onlangs te Bordeaux over leed, en wat moderne bronnen had willen nazoeken voor zijn wiskunstige studiën, had er zeven tien talen voor geleerd. In de Qaiette de Franee zegt de heer Lesjinasse: »De algemeenheid en eenheid der wetenschap eischt een algemeene taal. Zoolang men die niet heeft, is het tijdverlies onberekenbaar. Eichthal wilde daarvoor het Grieksch aangewezen zien, (men weet dat er een vereeriiging bestaat, die het nieuw Grieksch daarvoor zou willen bestemmen); het Latijn is veel meer geschikt. Vooreerst is het aan zoo tallooze talen verwant. Bijna overal wordt het nog onderwezen. Al* men zich niet laat overheerschen door de kleingeestig heid der humanisten, het bijgeloof der szuivere latiniteit" kan het Latijn zich er met gemak naar voegen om alle moderne denkbeelden uit te drukken, evenals men het in de Middeleeuwen, zonder het al te veel te misvormen, alle subtili teiten der geleerde theologie deed weergeven; ecenals in onze dagen, de Romeinsche curia het naar al hare behoeften weet te plooien. Als het comitéte Londen succes wil hebben, moet het dat minder hebben door zijn. wenschen dan door zijn daden. Het moet fondsen ver zamelen, bestemd om eene internationale revue uit te geven. Daarin zullen de voornaamste oorspronkelijke artikelen, in alle wetenschappen, worden vertaald. De titel is vanzelf aangewezen; ik vraag daar voor geen uitvinders-octrooi, het is de titel van de oude revue van Leipzig, Acta cruditornm. Het comitémoet dan het overschot der be schikbare fondsen gebruiken, om Latijnsehe ver talingen te laten rnaken der belangrijkste en nieuwste werken van de wetenschap onzer dagen. Wanneer dit korten tijd geschied is, zullen de geleerden het zoo gemakkelijk vinden, dat bin nen tien jaar ieder belangrijk werk terstond in het Latijn vertaald zal worden. Weldra zul len de geleerden erin gaau schrijven, en de »quaestie van het Latijn" zal vanzelf opgelost zijn. Men zal er dan weer de ware be stemming van inzien, namelijk niet tot amu sement te strekken voor eeuige weinige gelet terden, maar als levende taal, aan onze spreek talen verwant, in die hoogere kringen van ge dachten en wetenschap te circuleeren, waar het gansche leven der nieuwe volken zijn kracht en levens voedsel uit trekt.'' »Ik wil nog verder gaan", besluit de heer Lespinasse. Ik ben overtuigd, dat de groot handel spoedig in lu t Latijn het klein aantal termen zal gevonden hebben, die voor de c-jsmopolhische correspondentie noodzakelijk ziju, en wij zullen dan de bankiers der twintigste etu<v Latijn hooren spreken, even gemakkelijk als de bisschoppen der Middeleeuwen." DE VORST DER AUTOGRAFEN-VERZA MELAARS. In een der merkwaardigste hoekjes van het oude Parijs, woont de voornaamste Frar.sche specialiteit in autografen, Etienne Chavaray, te gelijkertijd hartstochtelijk liefhebber, expert en koopman in deze kostbare stukjes papier. De Pall Mail heeft hem laten interviewen. Chavaray zou meijig interessant verhaal kunnen doen om trent zijn klanten, vooral de verkoopers en ver koopsters, de e.'f'genamen, vrouwen, maitressen van groole mannen, die hem souvenirs ver trouwelijke brieven van liefde eu haat, voor het oog van geen vreemde bestemd, tot eiken prijs komen aanbieden. Een enkele maal komt het tegenovergestelde voor ; een zoon komt wel eens geld bieden om een brief, door zijn vader aan een vreemde geschreven, te mogen vernietigen ; een vriend komt wel eens de vertrouwelijkheid van een vriend opkoopen. De reporter van het Engelscbe blad intusschen vroeg vooral naar eenige bijzonderheden omtrent den handel, de waarde der autografen en hun zeldzaamheid. De liefhebberij voor het handschrift van be roemde personen is reeds zeer oud, de Romeinen bewaarden brieven en handteekeningen van dich ters en aanzienlijken, en in den Renaigsarjcetijd hadden de Italiaansche dames albums, uit ivoren platen bestaande, waarop haar vrienden verzen schreven. Maar eerst na de Revolutie, toen er zooveel verloren gegaan was, begon men aan de rest waarde te hechten. Er was en is later reusachtig veel vernield. Perkamenten en acten uit het archief te Tours werden nog kort geleden door een speelgoedfabrikant als kalfsvel voor kindertrommels en door de vrouw van den maire als deksel voor haar potten met confituren ge bruikt. Te Metz dienden de archieven van het hertogdom Bourgondiëals hulsel voor de lading der kanonnen, en toen eindelijk een man die er verstand van had, Libry, inspecteur-generaal der musea en bibliotheken werd, werd de inspecteur een dief en verkocht aan buitenlandsche collectionneurs de kostbaarste stukken. Het publiek, de koopers der autografen, vindt men tegenwoordig in alle standen; maar nu het vak zoo ontwikkeld is, verzamelt men niet meer allerlei autografen, maar de meesten houden er een specialiteit op na, brieven van gekroonde hoofden, van dichters, van beroemde vrouwen, van diplomaten, van misdadigers, van actuali teiten enz. Actualiteiten zijn b.v. menschen zoo~'~ Bouianger; een briefje van zijn band, het als lichte, damesachtige schrift, was verleden jaar 50 francs waard, nu geen 10 francs. Maar een papiertje, waarop in schooljongensletters: Philippe d'Orléarjs" staat, zou nu, ook nadat de jeug dige onvoorzichtige is losgelaten, nog zijn gewicht in goud waard zijn. Ook van persenen die sinds lang tot de ge schiedenis behooren, kan de koers zeer op en neer gaan. Van mad. de Pompadour b.v., wier brieven weinige jaren geleden slechts 17 francs golden, kan men ze nu voor 100 nauwelijks koopen. De hoogste prijzen haalden b.v.: Columbus, 4000 francs voor n handteekening; de eenige brief van Titiaan gold 3000 franc-;; een vau R.iphael 1500. Van Molière is geen brief over, maar zijne handteekeniug wordt nog met 1000 fr«ncs betaald. De eenige brief van Curneille is in Engeland; hij bracht 4000 francs op; Corndlle's haudteekening geldt 1000. Vau Napoleon I kan raen een brief voor 500 francs koopen, maar zijn laatste brief aan Marie Louise bracht oulaugs 4000 francs op. Vors een brie ven zijn altoos itts waard; van Hendrik IV en Lodewijk XIV geeft men 1000 francs alleen voor een handteekening. Moderne celebriteiten zijn al zeer verschillend ; behalve de bijzondere liefhebberij der koopers beeft hier ook de meerdere of mindere zeldzaam heid veel belang. Van Gatnbetta zijn er met veel brieven in den handel, ze kosten dan ook 400 francs ; van Vietor Hugo, die aau vrienden en vijanden dagelijks kleine episteltjes schreef, maar 20 tot U francs. Voorts De Musset ra De Stendhal 50 a 80; Baudelaire 105 ; Zola 20 a 50; Daudi-t wordt weinig gevraagd; de sterren van het Théatrefranja's: Mouuet-Sully, Reichemberg, 30 a u'Ü; schilders: Meissonnier 25, Millet 30 ; zangeressen : Patti en Nilsson 50 francs. Ook Engelsche autografen worden in Parijs wel verkocht.: oulangs bracht een Oom»-.ell 700 francs oj>; maar mijnheer Chavaray handelt ook op Engeland en heeft laien vol brieven daar voor. Baco 150 francs, Swift 300, Pope 200, Burns 800, Shelley 500, Byron 250, Walter Scott 30 il 75; Cariyle en Thackeray ieder 100; Dickens 25 ;1 40 francs. Een brief van Bismarck kan men voor 100 francs krijgen; van Gladstone voor 20; van Cavour voor 30 a 40; van Nelson en Wellington voor 100. Damesbrieven zijn altoos goedkooper, omdat zij er zooveel schrijven ; toch betaalt men voor een Mad. de Montt-span of GabrkLIe d'Estrées 150 francs; een Margaerite de Navarre 500, een Mad. de Lamballe 200, een Marie Antoinette 200 francs. Madame Roland's en George Saud'a brieven zijn. ofschoon zij er zoo tallooze schreven, om de belangrijkheid veel gtid waard. Louis Ulbach kocht or. langs een stel brieven van Carmen Pylva, twawlf stuks, voor 1UO francs. In Frankrijk hebben eenige bekende personen beroemde verzamelingen. Een particulier, mijn heer La Caille, gaat sllen te boven, maar de hertog van Aumale heeft op Charitilly een macht van unica, manuscripten en documenten ; de hertog de la Tremouille, Sardou, Alexandie Dumas fils, de hertogin d'Uzè.-, Sarah Bernhardt, Mlle Bartet, zijn beroemde vtrzamfeliutrs. Enorme schatten, maar buiten den handel, zij a die der G-rimaldis in het ps-Jeis te Monaco; die in het Vatikaan ; die te Wjnilsor. Maar op dit oogenIjlik /ijn Rutocrafen in de mode, en het zou moeiclijk gaan, iemand, in kunst of Irtteren be kend, te noemen, die er geen collectionneert. BISMARCK'S GRAFSCHRIFT. Ik heb nog maar n wensch: ik zou wel gaarne een goed grafschrift willen hebben." Deze woorden van Bismarck hebben de redactie der Pull Mail G a zette aanleiding gegeven, aan do lezers als prijsraadsel op te geven, een grafschrift voor Bismarck. Onder de ingekomen antwoorden zijn er niet veel zoo kort, treffend en juist, als wol wezen mocht; men kan betwijfelen of n wel het grafschrift der grafschriften is, dat de ex-Kanselier zou wenschen en verdienen; maar, zooals de Pall Mail zegt, de lucht is betrokken en Londen is leeg; laat ons in het gemis aan hot grafschrift een voorteeken zien, dat de be langwekkende persoonlijkheid er in lang geen zal noodig hebben. De heer Birk stelt, terwijl hij bescheiden toe geeft dat twee regels beter zouden zijn dan vier", het volgende voor: Bouw mij wen brons of marmer, 'k Wil er SI-CD. Vau bloed eu ij/er werd gebouwd, dooi1 mij en u, _M'jn Keize-, 't sterke Duitsolüaud. Gij gingt Uren ; Ik volg u nu. Bloed en ijzer" is natuurlijk de grondslag van een aantal exemplaren. De meeste zijn niet bui tengewoon treffend. Twee andere scrieën zijn die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl