Historisch Archief 1877-1940
6
BE AMSTEBDAMMEB, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 690
meer behoefde te doen, verbraste hij
tractement en de collegegelden" en
beven zyn theewater op de les.
I'Sbi**», voor de vensters der wachtkamer,
der collegezaal, stonden de
wagenmees; 4w*einopzichtors, wisselwachters, wegers enz.
Hl aeagsel van nijd en spot naar hun
ex, den par venu Rothmüller te kijken, zooals
r-op een groot schoolbord strepen stond te
en ons daarbij voorkauwde: bek, bak,
bok, boek, beuk, buik", enz. Het moet
"J" een komisch gezicht zijn geweest,
te zien zitten als schooljongens, met den
, met gouden tressen prijkenden
stations**n het hoofd. De vlijt van den chef was
allen lof verheven. Hij liet ook op zijn
leerboeken komen, die door de meeste
volvan het college" niet eens werden
openge
^?Het zou te ver voeren, al de bijzonderheden
deae Sturm- und Drangpeiiode" te schetsen.
zaak ging geregeld haar gang, tot de chef en
van ons werkelijk reeds tamelijk konden
apheeren. Eiken Zondag werd er parlement
en daarbij werden groote redevoeringen
en opgeteekend. Natuurlijk liet ik mij
. niet onbetuigd, met allerlei uitroepen
tusubeide te komen, om toch maar door den
' opgemerkt te worden. Ook werden er dienst
oen met het oefentoestel voor de
leeretegrafiat overgeseind en stenographisch
nen, en voorts werden er heele
spoorweggearrangeerd, met de stenographie als
uitid dienstschrift. Daar de oude" altijd alles
wilde doen, meende hy dat alles
voortreffel ging en Rothmüller durfde niemand een slecht
". te geven op zyn lijstje: daartoe was hij nog
veel de subalterne ziel. Het oefeningswerk
Kt hij namelijk corrigeer en, en als iemand hem
cahier met caricaturen gaf waarinde
stations0 met een korte broek en een schooltasch stond
'! Stoebeeld, dan was het ook goed.
-, VpSoo hadden wij op zekeren avond weer les in
8e wachtkamer, toen wij buiten plotseling een
luide stem hoorden, die wij tot onze ontzetting
'" dadelijk al8 die van den hoofdinspecteur
FelsenSebneider herkenden. Hoe was hij in 's hemels
naam hier gekomen? Een trein werd er volstrekt
aiet verwacht, en zelfs de ambtenaar van dienst
mt by ons op de schoolbank.
Wel weergaas l Wat is dat hier voor een
mise" rabele boel! Wat staan jelui lummels daar
alleiual in de wachtkamer te kijken in plaats van
Op jelui post te zijn! Ik moest zelf den wissel
vanwtten voor mijne draisine Zoo iets heb ik
Wi m;|n leven nog niet gezien. Zee, zou jelui
ook antwoorden? Waar zijn de beambten? Waar
ia de chef? Wat gebeurt daarbinnen toch ?
Deze uitroep van verbazing ontsnapte den
hoofdinspecteur, toen hij ons daar ijverig zag zitten
leeïen; op bevel van den chef waren wij namelijk
stil op onze plaats gebleven. Strikt genomen was
«p niet het minste dienstverzuim gepleegd, want
niemand kan weten wanneer er zoo'nlorrie of draisine
de lijn langs komt, en dus had de hooge heer niets
te zeggen toen hy binnentrad. Wij maakten eer
biedig de honneurs voor hem en hij informeerde
«enigszins onzeker naar ons doen en laten. Hij
?was zeer verbaasd toen hij hoorde wat wij stu
deerden, stond met open mond naar den
doceeM&dem ladingmeester te kijken, die boven op zijn
eatrade een impertinente houding had
aangenomea, en leefde eindelijk geheel op, toen onze
stationschef ten slotte zeide :
En dat alles, mijnheer de hoofdinspecteur, is
Jiat gevolg van de aansporing, die u bij gelegen
heid van uw laatste bezoek heeft gegeven. Als
vit ons streven iets nuttigs voortkomt, dan komt
de verdienste daarvan aan u toe!"
De hoofdinspecteur zette een gewichtig gezicht
en zeide met nadruk:
JDat treft bijzonder goed, want ik rijd nu de
Ijjn af, omdat de volgende week de minister zijne
inspectiereis zal doen. In dit station zal Zijne
Excellentie geruimen tijd vertoeven en dan zullen
wjj verder over de zaak spreken"
Eigenlek hebben de hoofdinspecteur en de
stationschef nog denzelfden avond in de woning
«an den laatste breedvoerig over de quaestie
geSproken. Wij vernamen dit van professor"
Rothaüller, die de conferentie als deskundige een kor
ten tyd had bijgewoond. De stationschef bleef er
lag, dat de heer Felsenschneider den stoot tot de
zaak had gegeven en zoo hebben de beide heeren
superieuren het waarschijnlijk als volgt bedisseld:
den hoofdinspecteur een lintje en den
stationschef een baantje bij het hoofdbestuur.
En na verloop van een week kwam werkelijk
de Minister van Handel, in een extratrein en met
«en groot gevolg.
De Minister is, zooals ook op het station bekend
was, zelf een man van initiatief en in dit opzicht
'zelfs wereldberoemd. Hij verstaat het verkeers
wezen als geen ander, en heeft, sinds deze ge
schiedenis is voorgevallen, o. a. ook het zooge
naamde zonentarief ingevoerd. Maar in dit
herYormingsstation bleef het hem toch onbekend, dat
zjjn extratrein met stenographische kortheid op
een verkeerd spoor liep, gelukkig zonder dat het
een botsing gaf. Iedereen was toch zoo opgewonden,
en misschien namen nu ook de wisselwachters in
het geheim privaatles bij Rothmüller, om met den
nieuwen tijdgeest mee te gaan. Niemand in den
trein bemerkte echter iets van den verkeerden
wisselstand, behalve de hoofdinspecteur Felsen
schneider, die zich intusschen wel wachtte iets
te zeggen, daar bij zulke gelegenheden de blik
sem steeds de hoogste punten treft. De Minister
en zjjn gevolg stegen uit om het station te be
zichtigen. Alle beambten werden voorgesteld en
de Minister was zeer vriendelijk, in tegenspraak
iset den roep die van hem uitging. Hij liet zich
door den stationschef aan diens vrouw voorstel
len, maakte een beleefde buiging en praatte lang
met de charmante en zeer verstandige dame,
waarbij de chef als op heete kolen stond en er
voortdurend met zijn stenographie tusschen wilde
komen. Eensklaps heette het: Wij hebben ons
verlaat en moeten verder." De stationschef trok
den hoofdinspecteur aan zijn rok, maar de heer
Felsenschneider schudde heftig van neen. Toch
liet de chef zich niet weerhouden den Minister
aan te spreken, toen deze reeds op het punt
was in te stappen.
Excellentie l Ik zou u nog gaarne een beleefd
voorstel willen doen, betreffende een zeer belang
rijke hervorming in den dienst."
Nu, als het niet te lang duurt. Anders had ik
liever dat u het schriftelijk deed."
Onze chef werd zeer benauwd, toen hij zag dat
de hoofdinspecteur wanhopige gebaren maakte, dat
hij toch in 's hemels naam zou zwijgen. Maar de
hervormer wilde niet zwijgen. Nu of nooit!
Excellentie! Ik heb, met het oog op vereen
voudiging van het vele schrijfwerk in den uitvoe
renden dienst, waarvoor de tijd zoo kort is, het
denkbeeld opgevat..."
Ah zoo, ik weet het al," zeide de minister,
zeer ongedwongen lachend, dit is hier het station,
waar de stenographie geleerd wordt, ha, ha, ha!
Ik heb er van gehoord, ha, ha, ha! maar het is
onzin, ha, ha, ha!''
En de hoofdinspecteur lachte mede.
Den stationschef rezen de haren te berge
Als Uwe Excellentie echter wilde bedenken",
stotterde hij, dat daarmede een grooto verlich
ting ..."
Neen", viel de Minister hem weer in de rede,
ditmaal zeer ernstig, dat geeft niets, het is gek
heid. Pardon ! Het idee zelf is zeer prijzenswaar
dig, maar het is eenvoudig onuitvoerbaar. Want
al die geschreven stukken zijn documenten, die
eventueel aan den rechter moeten overgelegd
worden. Het spoorwegwezen is geen veld voor de
vrije kunsten; laten wij ons maar aan het gewone
schrift houden. Adieu, chef! Misschien bedenkt u
later wat beters!"
En daarmee reed de ministerieele trein weg.
Maar de vrouw van den chefzeide tot haar man,
die daar als een marmeren beeld stond: Zie je,
dat heb ik dadelijk al wel gedacht!" ...
De eenige die voordeel bad bij de geschiedenis.
was onze professor, de ladingmeester Rothmüller,
die om de buitengewoon gunstige rapporten van
den chef over zijn gedrag en bijzondere geschikt
heid, en tevens omdat zijn leerling en superieur
al zijn invloedrijke connecties voor hem in het
werk had gesteld, inderdaad tot goederenklerk
werd bevorderd. De benoeming kwam reeds den
dag na het bezoek des Ministers, juist toen Roth
müller er over begon te denken om weer naar het
magazijn terug te keeren.
Nog iemand anders had er van kunnen
profiteeren, en dat ben ik zelf. Het spijt mij nog, dat
ik destijds aan Rothmüller's lessen in de steno
graphie zoo weinig aandacht heb geschonken. Wat
zou die kunst mij nu in beroep als journalist te
pas komen! Maar men kan alle dingen van te
voren niet weten ....
VOOR DAMES.
Mode. Rouw. Gasfornuis.
Kamerbloemen. Een
weduwenoffer. Beenen: recht.
Afrikaansche Tteiiken.
Voor den winter worden weer grooto rotondes
van laken, met zijde gevoerd, aangekondigd, zooals
men ze vroeger gedragen heeft. Zij hebben een
taille-band van binnen in den rug, en moeten
van voren met een gracieusen handgreep opge
nomen worden. Men versiert ze met rosetten van
soutache, een aantal rijen langs de voorranden
en de zijbanen, en een zestal rosetten op de
achterzijde, vanwaar pompons en dikke koorden
afhangen.
Zeer kostbare stoffen worden weer in gereed
heid gebracht. Men maakt, in fluweel en zijden
pluche, patronen met bloemen in relief van ver
schillende hoogte, dessins met randen van satijn
of frisé, met moezen en noppen van gekleurde
zijde, met dambord of sehubbenfignren; ook het
Schotsen zal weer veel in fluweel en pluche ge
dragen worden, en niet enkel, zooals de laatste
jaren, als garneersel, maar voor geheele japonnen.
Een aardig pluchepatroon voor garneering is dat
met kleine goudgele knopjes, die onder de lange
plucheharen doorschemeren; dan heeft men het
velours quadrille, dambord of ruitenpatronen met
satijnen omlijsting, het velours ccoasais, hierboven
genoemd, en het velours ffron/jrain, om den anderen
breede zijden strepen en breede fluweelstrepen,
al of niet met een Oostersch kleurenpatroon
voorzien.
Lint zal met het nieuwe saizoen veel worden
toegepast, als pattes, als dwars- of kruis-strepen
over gebouillonneerde dunne zijde, als drievoudige
rand, in alle vormen. Men maakt het meest met
picots, ook met gouden biezen, satijnen randen,
chenillestrepen, smalle franje, of uit twee stoften,
moiréen fluweel, changeant en effen, moiréen
satijn, pluche en glad. Voor de hoeden is lint
het aangewezene ; ook wordt het fluweel a, jour
voortgezet, dat reeds een paar winters ge
bruikt is.
Eenige Engelsche dames van hoogen rang heb
ben sinds lang ingesteld, in plaats van het zwarte
rouwcostuum, eenvoudig een strik van zwart krip
om den arm te dragen. In Frankrijk is er van
gesproken, maar men zou het daar zeer
onvoegzaam vinden. Het ?gaat er ook niet zoo als bij
ons, dat de eene familie rouwt, de andere niet;
allen rouwen er, misschien draagt de omstandig
heid, dat zwart de Frangaises bijzonder goed staat,
daar iets toe bij. Daarentegen draagt men in
Frankrijk niet zoolang doffe wollen stoffen en
krip, als bij ons; zwarte zijde en kant worden
reeds na de eerste dagen van den zwaren rouw
toegelaten; voor lichten rouw kan men ze ter
stond dragen.
*
* *
Door W. Sugg & Co., Keizersgracht 400, is een
artikel alhier ingevoerd, waaraan in Engeland een
groot succes mocht ten deel vallen. Het is het
Westminster Gasfornuis", geschikt tot bereiding van
welken aard ook en dat om de vele voordeden
die het oplevert geroepen schijnt het
ouderwetsche steenkolenfornuis te verdringen in die plaatsen
waar gas verkrijgbaar is.
Om ieder te overtuigen dat het koken met gas
goedkooper, zuiniger en beter is dan met ander
vuur, bestaat er gelegenheid gedurende 6 maanden
een fornuis op proef te bekomen en wordt het
noodige onderwijs in de wijze van behandeling
gaarne door de firma verstrekt.
Wij twijfelen niet of velen zullen van dit aan
bod gebruik maken.
De fornuizen zijn dagelijks in de magazijnen
der firma Sugg & Co. in werking te zien.
* *
*
De heer Leonard A. Springer heeft een aardig
Duitsch boekje van II. Davidis en J. Hartwig,
onder den titel De Jcamertuin voor onze vrouwen
en dochters, in het Nederlandsen bewerkt; de
uitgever komt er juist in den goeden tijd mee
voor den dag. Voor ieder, die in wintertijd gaarne
wat groen en bloemen om zich heeft, maar vooral
voor degenen die er een naar buiten of naar
binnen uitgebouwd raam, een plantenkamer of
een serre op na kunnen houden, bevat het boekje
een gemakkelijke en zeer uitvoerige handleiding
Het inrichten der kamer, het opstellen van planten
in de woonkamer, de grondsoortcn en het altijd
toch eenigzins noodzakelijke mesten, de groote
quaestie van bloempotten, kuipen en schotels,
welke door den bloemist uit een ander oogpunt
dan door den porseleinverkooper wordt beschouwd,
het gieten, spuiten, schoonhouden, luchten, be
schaduwen, worden op eenvoudige maar zeer duide
lijke wijs besproken. Evenaart het boekje ook niet in
gemoedelijkheid en onderhoudendbeid de -werkjes
van den geestigen en verstandigpn hortulanus van
Leiden, Witte, er is hier in een kort bestek veel
wetenswaardigs bijeen gebracht. Hoofdstukken
over oppotten, inpotten, snoeien, aanbinden, trek
ken van bol- en knolgewassen, volgen ; en hot ge
heel wordt besloten met eene lijst van een
zeventigtal planten voor den kamertuin, ieder met
opgave van de kweekwijze.
Het kan niet missen of wie het boekje gezien
heeft, gaat aan het werk om te trachten de helft
van zijn woonkamer tot een wintertuin te maken,
aralia's te stekken (waarvoor niet de schrijver,
maar de vertaler een opmerkelijke methode~0"geeft),
begonia's en varens te kwecken, zijn vensters
met hoya en passiebloemen te laten begroeien,
of de kamer met reseda en viooltjes te
doorgenren. Wij twijfelen niet, of het werkje zal veel
aftrek vinden.
* #
Niet ver van Foo chou heeft zich, naar Engel
sche bladen melden, een geval van zoogenaamde
suttee", een weduwenoffer, voorgedaan. Het be
klimmen van brandstapels of schavotten door
weduwen komt in China niet veel meer voor,
maar het wordt altoos nog als oene hoogst ver
dienstelijke daad beschouwd. Ditmaal was het
eene vrouw van 24 jaar, wier man in het begin
van dit jaar aan melaatsehhnid gestorven was, die
besloot zich zelf den dood te geven. Zij had geene
kinderen en alleen verre bloedverwanten, wien zij
om bijstand kon vragen. Daarom had zij. gelijk zij
verklaarde, geen andere keus, dan zich zelf te
offeren. Zooclra baar plan bekend werd, ontving
zij vele uitnoodigingen tot irroote feestmalen. Zij
nam alle aan en gedroeg zich zoo kalm, alsof zij
niet aan haar einde dacht. Xa zulk een gastmaal
beklom zij eene speciaal met dit doel gebouwde
tribune. De oudsten van het dorp kwamen er
omheen en knielden voor haar. alsof zij reeds een
gecanoniseerde heilige was. Toen werd met liet
afschieten van een kanon bet toeken gegeven, de
jonge vrouw plaatste zich onder eene galg en
wurgde zich voor aller oogcn.
Men zegt dat de keizer, zoodra de onderkoning
der provincie hem van het geval zal berichten,
aan de nagedachtenis der trouwe weduwe een
monument zal wijden.
*
* *
In de nalatenschap van eene liefdadige onde
Duitsche dame, die dezer dagen te New-York
overleed, Mevr. Barbara Scheider, vond men ook
den reispas, waarmede zij indertijd, in 1849, uit
haar geboorteplaats, Pfannenstiel, in het Oberamt
Aachen vertrokken wa?. In het signalement komt
voor: gezicht mooi; haren blond; gestalte
slank; beenen recht." De Nezo-Yorker
Staatsztituwj (een in het Duitsch geschreven blad)
merkt op:
De aandoenlijke nauwkeurigheid, waarmede
in het jaar des heus 1849 een koninklijk
Oberamtmann in Zwaben het signalement van een op reis
gaand landskind opnam, heeft als moment in de
Kulturgesehichte" werkelijk beteekenis. Hoe
moet een Zwabisch Oboramtmann het in dien tijd.
wel aangelegd hebben, om te constateeren of de
vrouwelijke landskinderen rechte of kromme beenen
hadden! De wereld is intusschen een paar maal
rondgedraaid. In Zwaben hebben de menschen geen
pas meer noodig, en al hebben ook de Zwabische
meisjes zooals men dit onlangs op het Zwabische
feest kon zien nog even flinke en rechte beenen
als in 1849, deze omstandigheid behoeft fik-t
meerdoor de hooge overheid te worden geconstateerd
en in den reispas vermeld."
*
* *
Zal het Zwarte Werelddeel, evenals bijna iedere
nieuw-ontdekte streek, aan de cosmopolitische
keuken zijn schatting leveren ? Volgens den
Afrika-reizigcr Rohlfs moet menig gerecht, aaa
de haute cuisine van Afrika ontleend, niet te
versmaden zijn. In da steden van Marokko en
Barbarije eet men de sfintsch", waarvan
dejuiste bereiding een kunststuk, maar de ingre-.
dienten heel eenvoudig zijn. In eene kast rol met
kokende olijfolie worden kleine schepjes dun,
eenigzins gekruid, meelbeslag geworpen; men eet
deze Afrikaansche oliekockcn heet, met honig.
Chlea" is een deel van de proviand voor den
woestijnreiziger. Schapen- of gcitenvleessh wordt
in streepjes een vingerlang, gesneden, en dan
zoo lang in boter gebakken, tot alle vocht er uit
geweken is. Het op deze wijs verkregen uitmun
tend vleesch kan men maandenlang bewaren.
Eene andere wijze om het vleesch te conserveeren,
is, het in zeer dunne vlakjes te snijden, en
dezein de zon te drogen. Bij de vreeselijke droogte
der Sahara is het vleesch in 24 uur volkomen
droog. In Abyssiniëeet men ook het rundvleesch
geheel rauw, zooiets als biefstuk d la Tartare,
maar dan zonder zout of peper; de Europeanen
lusten dit er even gaarne als de inboorlingen.
Het gerecht beet brondo" en komt pp de tafels
voor, niet enkel bij de Engelschen, die aan rauw
vleesch gewend zijn, maar ook bij Duitschers,
diehet vroeger nooit anders dan uitgekookt gegeten
hebben.
Kameelvleesch wordt gegeten; als een kameel
gewond is of niet verder kan, wordt hij gedood.
en geslacht. In ue oasen vindt men dagelijks
versch kameel vleesch op de markt; maar het is
niet smakelijk, noch gekookt, noch gebraden,
noch rauw. Giraffenvleesch daarentegen is een
fijne schotel, maar hij komt zelden voor; de Ara
bische koks beschouwen een giraffengebraad als.
hun meesterstuk. Een zeer goed eten zijn ook
de kifta" der Marokkanen, kleine stukjes
schapenvleesch en schapenvet, afwisselend aan een stokje
geregen (als speetjespaling) met peper en zout
bestrooid en boven een kolenvuur geroosterd.
In Noord-Afrika en de Sahara wordt ook een
deel van den struisvogel gegeten; de bouten zijn
niet van rundvleesch te onderscheiden; het overige
eet men niet. Struiseieren verschillen in smaak
niet veel van kippeneieren; men maakt er een
uitmuntende ommelet van; n struisei komt in
voedsel gelijk aan 30 kippeneieren. Men kan ook
het ei in zijn geheel koken, en roert er dan met
een stokje in om alles gaar te krijgen. Eene
afschuwelijke liefhebberij is die van eenige stam
men, om de eieren eerst goed rot te laten worden,
eer zij ze eten; deze adellijke hant-gnnfkonAan
heer Rohlfs niet behagen. Ook krokodilleneieren
en krokodillenvlecsch smaakten hem niet, wel
slangen, die, geheel als paling toebereid, daarvan
niet te onderscheiden waren.
De vogels eet men natuurlijk gaarne; fazanten..
duiven, vooral papegaaien zijn delicatessen. Ook
eet men rupsen. Op de bazars te Ihadan en andere
steden ziet men negerinnen zitten, mot een plankje.
vol rupsen, gewone borenspinncrs, vóór zic!i, noljes.
uitgespreid. Do stedelingen kochten ze gaarne.
De toebereiding is eenvoudig; de haren worden
er afgeschroeid. en de rupsen in eeno taus van
thea- boter (eene soort van boom vet) gedompeld
en opgegeten.
E?e.
3 L.c4
4 d3
5 L.e3
6 P.c3
7 D.e-2
8 P.dó
9 ed.5:
10 L.g5
11 0-0-0
12 d4
13 L .f4:
Probleem No.
1.
3
L.có 14 Thel cG
d6 15 d5.' K.f8
L.bG 1G dcG: PcG:
P.fG 17 P.g5 P.d4
L.eG 18 D.b.5 T.c8
L.dó:V 19 L.f7: P.c2:
P.e7 20 P.eti t K".e7
D.d7 21 D.g5 j opgegeven.
P.fdö: Neemt zw. L.t'7 dan zet
P.f4? wit in 5 zetten mat.
e f4:
OPLOSSINGEN.
35, van Prof Berger.
D a3 cG c5
D al gevolgd door
L cl 4: met varianten.
zes onlangs blindelings gespeelde partijen door '? No. 37. Probleem van Koths en Koekelkorn,
den heer Loman.
te Keulen.
ZWABT
Probleem No. 3G van denzelfden.
1. D b7 K d5
2. L bl ei)
3. L aij ± met varianten.
Van den heer W. v. II. te Delft ontvingen wij
goede oplossingen.
i
,\
ft-.\<
De volgende eindstelling kwam voor in een der
a b c d c f g h
WIT j
Wit dwong de partij door .c-1. j
Wit K.dl .d-i P.f5 pions a2 b2 c2 do f4 en h.4.
Zwart K.ftj T.l'3 P.h7 pions af> b4 c7 dG 17 en h5. ;
c
d e f g h
?WIT
In 3 zetten mat.
Wit: K.el D g5 L.e7. Zwart: K.a4.