De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 14 september pagina 6

14 september 1890 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 BE AMSTEBDAMMEB, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No. 690 meer behoefde te doen, verbraste hij tractement en de collegegelden" en beven zyn theewater op de les. I'Sbi**», voor de vensters der wachtkamer, der collegezaal, stonden de wagenmees; 4w*einopzichtors, wisselwachters, wegers enz. Hl aeagsel van nijd en spot naar hun ex, den par venu Rothmüller te kijken, zooals r-op een groot schoolbord strepen stond te en ons daarbij voorkauwde: bek, bak, bok, boek, beuk, buik", enz. Het moet "J" een komisch gezicht zijn geweest, te zien zitten als schooljongens, met den , met gouden tressen prijkenden stations**n het hoofd. De vlijt van den chef was allen lof verheven. Hij liet ook op zijn leerboeken komen, die door de meeste volvan het college" niet eens werden openge ^?Het zou te ver voeren, al de bijzonderheden deae Sturm- und Drangpeiiode" te schetsen. zaak ging geregeld haar gang, tot de chef en van ons werkelijk reeds tamelijk konden apheeren. Eiken Zondag werd er parlement en daarbij werden groote redevoeringen en opgeteekend. Natuurlijk liet ik mij . niet onbetuigd, met allerlei uitroepen tusubeide te komen, om toch maar door den ' opgemerkt te worden. Ook werden er dienst oen met het oefentoestel voor de leeretegrafiat overgeseind en stenographisch nen, en voorts werden er heele spoorweggearrangeerd, met de stenographie als uitid dienstschrift. Daar de oude" altijd alles wilde doen, meende hy dat alles voortreffel ging en Rothmüller durfde niemand een slecht ". te geven op zyn lijstje: daartoe was hij nog veel de subalterne ziel. Het oefeningswerk Kt hij namelijk corrigeer en, en als iemand hem cahier met caricaturen gaf waarinde stations0 met een korte broek en een schooltasch stond '! Stoebeeld, dan was het ook goed. -, VpSoo hadden wij op zekeren avond weer les in 8e wachtkamer, toen wij buiten plotseling een luide stem hoorden, die wij tot onze ontzetting '" dadelijk al8 die van den hoofdinspecteur FelsenSebneider herkenden. Hoe was hij in 's hemels naam hier gekomen? Een trein werd er volstrekt aiet verwacht, en zelfs de ambtenaar van dienst mt by ons op de schoolbank. Wel weergaas l Wat is dat hier voor een mise" rabele boel! Wat staan jelui lummels daar alleiual in de wachtkamer te kijken in plaats van Op jelui post te zijn! Ik moest zelf den wissel vanwtten voor mijne draisine Zoo iets heb ik Wi m;|n leven nog niet gezien. Zee, zou jelui ook antwoorden? Waar zijn de beambten? Waar ia de chef? Wat gebeurt daarbinnen toch ? Deze uitroep van verbazing ontsnapte den hoofdinspecteur, toen hij ons daar ijverig zag zitten leeïen; op bevel van den chef waren wij namelijk stil op onze plaats gebleven. Strikt genomen was «p niet het minste dienstverzuim gepleegd, want niemand kan weten wanneer er zoo'nlorrie of draisine de lijn langs komt, en dus had de hooge heer niets te zeggen toen hy binnentrad. Wij maakten eer biedig de honneurs voor hem en hij informeerde «enigszins onzeker naar ons doen en laten. Hij ?was zeer verbaasd toen hij hoorde wat wij stu deerden, stond met open mond naar den doceeM&dem ladingmeester te kijken, die boven op zijn eatrade een impertinente houding had aangenomea, en leefde eindelijk geheel op, toen onze stationschef ten slotte zeide : En dat alles, mijnheer de hoofdinspecteur, is Jiat gevolg van de aansporing, die u bij gelegen heid van uw laatste bezoek heeft gegeven. Als vit ons streven iets nuttigs voortkomt, dan komt de verdienste daarvan aan u toe!" De hoofdinspecteur zette een gewichtig gezicht en zeide met nadruk: JDat treft bijzonder goed, want ik rijd nu de Ijjn af, omdat de volgende week de minister zijne inspectiereis zal doen. In dit station zal Zijne Excellentie geruimen tijd vertoeven en dan zullen wjj verder over de zaak spreken" Eigenlek hebben de hoofdinspecteur en de stationschef nog denzelfden avond in de woning «an den laatste breedvoerig over de quaestie geSproken. Wij vernamen dit van professor" Rothaüller, die de conferentie als deskundige een kor ten tyd had bijgewoond. De stationschef bleef er lag, dat de heer Felsenschneider den stoot tot de zaak had gegeven en zoo hebben de beide heeren superieuren het waarschijnlijk als volgt bedisseld: den hoofdinspecteur een lintje en den stationschef een baantje bij het hoofdbestuur. En na verloop van een week kwam werkelijk de Minister van Handel, in een extratrein en met «en groot gevolg. De Minister is, zooals ook op het station bekend was, zelf een man van initiatief en in dit opzicht 'zelfs wereldberoemd. Hij verstaat het verkeers wezen als geen ander, en heeft, sinds deze ge schiedenis is voorgevallen, o. a. ook het zooge naamde zonentarief ingevoerd. Maar in dit herYormingsstation bleef het hem toch onbekend, dat zjjn extratrein met stenographische kortheid op een verkeerd spoor liep, gelukkig zonder dat het een botsing gaf. Iedereen was toch zoo opgewonden, en misschien namen nu ook de wisselwachters in het geheim privaatles bij Rothmüller, om met den nieuwen tijdgeest mee te gaan. Niemand in den trein bemerkte echter iets van den verkeerden wisselstand, behalve de hoofdinspecteur Felsen schneider, die zich intusschen wel wachtte iets te zeggen, daar bij zulke gelegenheden de blik sem steeds de hoogste punten treft. De Minister en zjjn gevolg stegen uit om het station te be zichtigen. Alle beambten werden voorgesteld en de Minister was zeer vriendelijk, in tegenspraak iset den roep die van hem uitging. Hij liet zich door den stationschef aan diens vrouw voorstel len, maakte een beleefde buiging en praatte lang met de charmante en zeer verstandige dame, waarbij de chef als op heete kolen stond en er voortdurend met zijn stenographie tusschen wilde komen. Eensklaps heette het: Wij hebben ons verlaat en moeten verder." De stationschef trok den hoofdinspecteur aan zijn rok, maar de heer Felsenschneider schudde heftig van neen. Toch liet de chef zich niet weerhouden den Minister aan te spreken, toen deze reeds op het punt was in te stappen. Excellentie l Ik zou u nog gaarne een beleefd voorstel willen doen, betreffende een zeer belang rijke hervorming in den dienst." Nu, als het niet te lang duurt. Anders had ik liever dat u het schriftelijk deed." Onze chef werd zeer benauwd, toen hij zag dat de hoofdinspecteur wanhopige gebaren maakte, dat hij toch in 's hemels naam zou zwijgen. Maar de hervormer wilde niet zwijgen. Nu of nooit! Excellentie! Ik heb, met het oog op vereen voudiging van het vele schrijfwerk in den uitvoe renden dienst, waarvoor de tijd zoo kort is, het denkbeeld opgevat..." Ah zoo, ik weet het al," zeide de minister, zeer ongedwongen lachend, dit is hier het station, waar de stenographie geleerd wordt, ha, ha, ha! Ik heb er van gehoord, ha, ha, ha! maar het is onzin, ha, ha, ha!'' En de hoofdinspecteur lachte mede. Den stationschef rezen de haren te berge Als Uwe Excellentie echter wilde bedenken", stotterde hij, dat daarmede een grooto verlich ting ..." Neen", viel de Minister hem weer in de rede, ditmaal zeer ernstig, dat geeft niets, het is gek heid. Pardon ! Het idee zelf is zeer prijzenswaar dig, maar het is eenvoudig onuitvoerbaar. Want al die geschreven stukken zijn documenten, die eventueel aan den rechter moeten overgelegd worden. Het spoorwegwezen is geen veld voor de vrije kunsten; laten wij ons maar aan het gewone schrift houden. Adieu, chef! Misschien bedenkt u later wat beters!" En daarmee reed de ministerieele trein weg. Maar de vrouw van den chefzeide tot haar man, die daar als een marmeren beeld stond: Zie je, dat heb ik dadelijk al wel gedacht!" ... De eenige die voordeel bad bij de geschiedenis. was onze professor, de ladingmeester Rothmüller, die om de buitengewoon gunstige rapporten van den chef over zijn gedrag en bijzondere geschikt heid, en tevens omdat zijn leerling en superieur al zijn invloedrijke connecties voor hem in het werk had gesteld, inderdaad tot goederenklerk werd bevorderd. De benoeming kwam reeds den dag na het bezoek des Ministers, juist toen Roth müller er over begon te denken om weer naar het magazijn terug te keeren. Nog iemand anders had er van kunnen profiteeren, en dat ben ik zelf. Het spijt mij nog, dat ik destijds aan Rothmüller's lessen in de steno graphie zoo weinig aandacht heb geschonken. Wat zou die kunst mij nu in beroep als journalist te pas komen! Maar men kan alle dingen van te voren niet weten .... VOOR DAMES. Mode. Rouw. Gasfornuis. Kamerbloemen. Een weduwenoffer. Beenen: recht. Afrikaansche Tteiiken. Voor den winter worden weer grooto rotondes van laken, met zijde gevoerd, aangekondigd, zooals men ze vroeger gedragen heeft. Zij hebben een taille-band van binnen in den rug, en moeten van voren met een gracieusen handgreep opge nomen worden. Men versiert ze met rosetten van soutache, een aantal rijen langs de voorranden en de zijbanen, en een zestal rosetten op de achterzijde, vanwaar pompons en dikke koorden afhangen. Zeer kostbare stoffen worden weer in gereed heid gebracht. Men maakt, in fluweel en zijden pluche, patronen met bloemen in relief van ver schillende hoogte, dessins met randen van satijn of frisé, met moezen en noppen van gekleurde zijde, met dambord of sehubbenfignren; ook het Schotsen zal weer veel in fluweel en pluche ge dragen worden, en niet enkel, zooals de laatste jaren, als garneersel, maar voor geheele japonnen. Een aardig pluchepatroon voor garneering is dat met kleine goudgele knopjes, die onder de lange plucheharen doorschemeren; dan heeft men het velours quadrille, dambord of ruitenpatronen met satijnen omlijsting, het velours ccoasais, hierboven genoemd, en het velours ffron/jrain, om den anderen breede zijden strepen en breede fluweelstrepen, al of niet met een Oostersch kleurenpatroon voorzien. Lint zal met het nieuwe saizoen veel worden toegepast, als pattes, als dwars- of kruis-strepen over gebouillonneerde dunne zijde, als drievoudige rand, in alle vormen. Men maakt het meest met picots, ook met gouden biezen, satijnen randen, chenillestrepen, smalle franje, of uit twee stoften, moiréen fluweel, changeant en effen, moiréen satijn, pluche en glad. Voor de hoeden is lint het aangewezene ; ook wordt het fluweel a, jour voortgezet, dat reeds een paar winters ge bruikt is. Eenige Engelsche dames van hoogen rang heb ben sinds lang ingesteld, in plaats van het zwarte rouwcostuum, eenvoudig een strik van zwart krip om den arm te dragen. In Frankrijk is er van gesproken, maar men zou het daar zeer onvoegzaam vinden. Het ?gaat er ook niet zoo als bij ons, dat de eene familie rouwt, de andere niet; allen rouwen er, misschien draagt de omstandig heid, dat zwart de Frangaises bijzonder goed staat, daar iets toe bij. Daarentegen draagt men in Frankrijk niet zoolang doffe wollen stoffen en krip, als bij ons; zwarte zijde en kant worden reeds na de eerste dagen van den zwaren rouw toegelaten; voor lichten rouw kan men ze ter stond dragen. * * * Door W. Sugg & Co., Keizersgracht 400, is een artikel alhier ingevoerd, waaraan in Engeland een groot succes mocht ten deel vallen. Het is het Westminster Gasfornuis", geschikt tot bereiding van welken aard ook en dat om de vele voordeden die het oplevert geroepen schijnt het ouderwetsche steenkolenfornuis te verdringen in die plaatsen waar gas verkrijgbaar is. Om ieder te overtuigen dat het koken met gas goedkooper, zuiniger en beter is dan met ander vuur, bestaat er gelegenheid gedurende 6 maanden een fornuis op proef te bekomen en wordt het noodige onderwijs in de wijze van behandeling gaarne door de firma verstrekt. Wij twijfelen niet of velen zullen van dit aan bod gebruik maken. De fornuizen zijn dagelijks in de magazijnen der firma Sugg & Co. in werking te zien. * * * De heer Leonard A. Springer heeft een aardig Duitsch boekje van II. Davidis en J. Hartwig, onder den titel De Jcamertuin voor onze vrouwen en dochters, in het Nederlandsen bewerkt; de uitgever komt er juist in den goeden tijd mee voor den dag. Voor ieder, die in wintertijd gaarne wat groen en bloemen om zich heeft, maar vooral voor degenen die er een naar buiten of naar binnen uitgebouwd raam, een plantenkamer of een serre op na kunnen houden, bevat het boekje een gemakkelijke en zeer uitvoerige handleiding Het inrichten der kamer, het opstellen van planten in de woonkamer, de grondsoortcn en het altijd toch eenigzins noodzakelijke mesten, de groote quaestie van bloempotten, kuipen en schotels, welke door den bloemist uit een ander oogpunt dan door den porseleinverkooper wordt beschouwd, het gieten, spuiten, schoonhouden, luchten, be schaduwen, worden op eenvoudige maar zeer duide lijke wijs besproken. Evenaart het boekje ook niet in gemoedelijkheid en onderhoudendbeid de -werkjes van den geestigen en verstandigpn hortulanus van Leiden, Witte, er is hier in een kort bestek veel wetenswaardigs bijeen gebracht. Hoofdstukken over oppotten, inpotten, snoeien, aanbinden, trek ken van bol- en knolgewassen, volgen ; en hot ge heel wordt besloten met eene lijst van een zeventigtal planten voor den kamertuin, ieder met opgave van de kweekwijze. Het kan niet missen of wie het boekje gezien heeft, gaat aan het werk om te trachten de helft van zijn woonkamer tot een wintertuin te maken, aralia's te stekken (waarvoor niet de schrijver, maar de vertaler een opmerkelijke methode~0"geeft), begonia's en varens te kwecken, zijn vensters met hoya en passiebloemen te laten begroeien, of de kamer met reseda en viooltjes te doorgenren. Wij twijfelen niet, of het werkje zal veel aftrek vinden. * # Niet ver van Foo chou heeft zich, naar Engel sche bladen melden, een geval van zoogenaamde suttee", een weduwenoffer, voorgedaan. Het be klimmen van brandstapels of schavotten door weduwen komt in China niet veel meer voor, maar het wordt altoos nog als oene hoogst ver dienstelijke daad beschouwd. Ditmaal was het eene vrouw van 24 jaar, wier man in het begin van dit jaar aan melaatsehhnid gestorven was, die besloot zich zelf den dood te geven. Zij had geene kinderen en alleen verre bloedverwanten, wien zij om bijstand kon vragen. Daarom had zij. gelijk zij verklaarde, geen andere keus, dan zich zelf te offeren. Zooclra baar plan bekend werd, ontving zij vele uitnoodigingen tot irroote feestmalen. Zij nam alle aan en gedroeg zich zoo kalm, alsof zij niet aan haar einde dacht. Xa zulk een gastmaal beklom zij eene speciaal met dit doel gebouwde tribune. De oudsten van het dorp kwamen er omheen en knielden voor haar. alsof zij reeds een gecanoniseerde heilige was. Toen werd met liet afschieten van een kanon bet toeken gegeven, de jonge vrouw plaatste zich onder eene galg en wurgde zich voor aller oogcn. Men zegt dat de keizer, zoodra de onderkoning der provincie hem van het geval zal berichten, aan de nagedachtenis der trouwe weduwe een monument zal wijden. * * * In de nalatenschap van eene liefdadige onde Duitsche dame, die dezer dagen te New-York overleed, Mevr. Barbara Scheider, vond men ook den reispas, waarmede zij indertijd, in 1849, uit haar geboorteplaats, Pfannenstiel, in het Oberamt Aachen vertrokken wa?. In het signalement komt voor: gezicht mooi; haren blond; gestalte slank; beenen recht." De Nezo-Yorker Staatsztituwj (een in het Duitsch geschreven blad) merkt op: De aandoenlijke nauwkeurigheid, waarmede in het jaar des heus 1849 een koninklijk Oberamtmann in Zwaben het signalement van een op reis gaand landskind opnam, heeft als moment in de Kulturgesehichte" werkelijk beteekenis. Hoe moet een Zwabisch Oboramtmann het in dien tijd. wel aangelegd hebben, om te constateeren of de vrouwelijke landskinderen rechte of kromme beenen hadden! De wereld is intusschen een paar maal rondgedraaid. In Zwaben hebben de menschen geen pas meer noodig, en al hebben ook de Zwabische meisjes zooals men dit onlangs op het Zwabische feest kon zien nog even flinke en rechte beenen als in 1849, deze omstandigheid behoeft fik-t meerdoor de hooge overheid te worden geconstateerd en in den reispas vermeld." * * * Zal het Zwarte Werelddeel, evenals bijna iedere nieuw-ontdekte streek, aan de cosmopolitische keuken zijn schatting leveren ? Volgens den Afrika-reizigcr Rohlfs moet menig gerecht, aaa de haute cuisine van Afrika ontleend, niet te versmaden zijn. In da steden van Marokko en Barbarije eet men de sfintsch", waarvan dejuiste bereiding een kunststuk, maar de ingre-. dienten heel eenvoudig zijn. In eene kast rol met kokende olijfolie worden kleine schepjes dun, eenigzins gekruid, meelbeslag geworpen; men eet deze Afrikaansche oliekockcn heet, met honig. Chlea" is een deel van de proviand voor den woestijnreiziger. Schapen- of gcitenvleessh wordt in streepjes een vingerlang, gesneden, en dan zoo lang in boter gebakken, tot alle vocht er uit geweken is. Het op deze wijs verkregen uitmun tend vleesch kan men maandenlang bewaren. Eene andere wijze om het vleesch te conserveeren, is, het in zeer dunne vlakjes te snijden, en dezein de zon te drogen. Bij de vreeselijke droogte der Sahara is het vleesch in 24 uur volkomen droog. In Abyssiniëeet men ook het rundvleesch geheel rauw, zooiets als biefstuk d la Tartare, maar dan zonder zout of peper; de Europeanen lusten dit er even gaarne als de inboorlingen. Het gerecht beet brondo" en komt pp de tafels voor, niet enkel bij de Engelschen, die aan rauw vleesch gewend zijn, maar ook bij Duitschers, diehet vroeger nooit anders dan uitgekookt gegeten hebben. Kameelvleesch wordt gegeten; als een kameel gewond is of niet verder kan, wordt hij gedood. en geslacht. In ue oasen vindt men dagelijks versch kameel vleesch op de markt; maar het is niet smakelijk, noch gekookt, noch gebraden, noch rauw. Giraffenvleesch daarentegen is een fijne schotel, maar hij komt zelden voor; de Ara bische koks beschouwen een giraffengebraad als. hun meesterstuk. Een zeer goed eten zijn ook de kifta" der Marokkanen, kleine stukjes schapenvleesch en schapenvet, afwisselend aan een stokje geregen (als speetjespaling) met peper en zout bestrooid en boven een kolenvuur geroosterd. In Noord-Afrika en de Sahara wordt ook een deel van den struisvogel gegeten; de bouten zijn niet van rundvleesch te onderscheiden; het overige eet men niet. Struiseieren verschillen in smaak niet veel van kippeneieren; men maakt er een uitmuntende ommelet van; n struisei komt in voedsel gelijk aan 30 kippeneieren. Men kan ook het ei in zijn geheel koken, en roert er dan met een stokje in om alles gaar te krijgen. Eene afschuwelijke liefhebberij is die van eenige stam men, om de eieren eerst goed rot te laten worden, eer zij ze eten; deze adellijke hant-gnnfkonAan heer Rohlfs niet behagen. Ook krokodilleneieren en krokodillenvlecsch smaakten hem niet, wel slangen, die, geheel als paling toebereid, daarvan niet te onderscheiden waren. De vogels eet men natuurlijk gaarne; fazanten.. duiven, vooral papegaaien zijn delicatessen. Ook eet men rupsen. Op de bazars te Ihadan en andere steden ziet men negerinnen zitten, mot een plankje. vol rupsen, gewone borenspinncrs, vóór zic!i, noljes. uitgespreid. Do stedelingen kochten ze gaarne. De toebereiding is eenvoudig; de haren worden er afgeschroeid. en de rupsen in eeno taus van thea- boter (eene soort van boom vet) gedompeld en opgegeten. E?e. 3 L.c4 4 d3 5 L.e3 6 P.c3 7 D.e-2 8 P.dó 9 ed.5: 10 L.g5 11 0-0-0 12 d4 13 L .f4: Probleem No. 1. 3 L.có 14 Thel cG d6 15 d5.' K.f8 L.bG 1G dcG: PcG: P.fG 17 P.g5 P.d4 L.eG 18 D.b.5 T.c8 L.dó:V 19 L.f7: P.c2: P.e7 20 P.eti t K".e7 D.d7 21 D.g5 j opgegeven. P.fdö: Neemt zw. L.t'7 dan zet P.f4? wit in 5 zetten mat. e f4: OPLOSSINGEN. 35, van Prof Berger. D a3 cG c5 D al gevolgd door L cl 4: met varianten. zes onlangs blindelings gespeelde partijen door '? No. 37. Probleem van Koths en Koekelkorn, den heer Loman. te Keulen. ZWABT Probleem No. 3G van denzelfden. 1. D b7 K d5 2. L bl ei) 3. L aij ± met varianten. Van den heer W. v. II. te Delft ontvingen wij goede oplossingen. i ,\ ft-.\< De volgende eindstelling kwam voor in een der a b c d c f g h WIT j Wit dwong de partij door .c-1. j Wit K.dl .d-i P.f5 pions a2 b2 c2 do f4 en h.4. Zwart K.ftj T.l'3 P.h7 pions af> b4 c7 dG 17 en h5. ; c d e f g h ?WIT In 3 zetten mat. Wit: K.el D g5 L.e7. Zwart: K.a4.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl