De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 21 september pagina 1

21 september 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitlever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 21 September. Abonnement per 3 maanden ?1.125, fr. p. post f Voor Indiëper jaar n mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.10 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.29 Reclames per regel 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: I. Kardinaal Manning, (bi/j de plaat) II. Het einde van een complot, (met portretten). III. De opening der Kamers. FEUILLETON: Een bakkersroman, naar het AmerikaanscL, I. - KUNST EN LET TEREN : Het tooneel te Amsterdam, door Fr. De familie Kegge. Het tooneelsaizoen te Parijs. Muziek in de hoofdstad, door M. Ch. Gounod, Le Don Juande Mozart, door M. Een roman? door A -f Z. Kritiek? (Ingez.) door J. W. A. S. VARIA. SCHAAKSPEL. MILIT. ZAKEN: Een Rqkawapenfabriek te Amsterdam. Weer thuis, door Frans. Vlaamsche dorpskermissen, door Herman Bogaerd. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. CORRESPONDENTIE. RECLAMES. BEURSOVERZICHT. AD VERTENTIËN. Van verre en van naby. KARDINAAL MANNING. >Henry Edward Manning, kardinaal en aarts bisschop van Westminster, geboren 15 Juli 1808 te Totteridge in Herfortshire als zoon van een protestantsch koopman, werd in 1830 Anglikaansch geestelijke, sloot zich in 1840 als aarts diaken van Chichester aan bij de door Dr. Pusey in het leven geroepen beweging, en ging in 1852 over tot de katholieke kerk. Voor zijn sterk sprekend hiërarchisch talent opende zich thans eene schitterende loopbaan; hij werd doctor in de theologie, apostolisch protonotarius, pauselijk hulsprimaat, na den dood van kardinaal Wiseman in 1865 katholiek primaat van Engeland en in 1875 kardinaal, nadat hij zich op het Vatikaansch concilie had doen kennen als een on voorwaardelijk aanhanger der pauselijke staat kunde. Manning is niet slechts het erkende hoofd van het katholicisme in Engeland, maar daarenboven een der invloedrijkste kerkvorsten. In den laatsten tijd (dat wil zeggen een twaalf tal jaren geleden) heeft zijn literaire polemiek met Gladstone veel opzien gebaard. Hij schreef afgezien van de werken zijner jeugd en van een groot aantal in tijdschriften verspreide op stellen Leetures on the'groundsoffaith"(l8óQ), On the temporal sovereignty of the popes" (1865), True history of the Vatican eounciV' (1877), Miscellanies (1877). Zijne ^Sermons on eeelesiastical sutyeets" zijn verzameld in de jaren 1863?73 in drie boekdeelen verschenen. Ziedaar wat het eerste het beste woordenboek of »Conversations-Lexikon" over Manning te Ie Feuilleton. Een bakkersroman. Naar het Amerikaansch. I. Of de honing langzaam of op een heet vuur aan de kook moet worden gebracht; of hij lang of maar eventjes moet doorkoken; wanneer het meel er in gedaan moet worden en hoeveel; hoelang het mengsel gekneed moet worden; van welke grootte de steenen pot moet zijn, om het deeg in te bewaren en ?waarmede die potten het best afgesloten worden, om het deeg voo-r vocht en schimmel te beveiligen; of de potten in den kelder halverwege in de vochtige aarde begraven moeten worden of wel vrij aan de koele kelderlucht blootgesteld op plan ken moeten worden gezet al die geheimen zijn in een duister gehuld, dat alleen toegan kelijk is voor enkele uitverkoren Neuren ber ger bakkers, die volmaakte Lebkuchen maken. En hetzelfde is waar van de Brunswijker bakkers, die dit zeldzaam gebak Honigkuchen noemen en vau de makers van Pfefferkuchen, zooals het door de Saksische bakkers wordt geheeten. En hiermede is het geheim nog niet ge indigd. Dit zijn altemaal nog slechts toebereidselen, om tot het doel te geraken en om dat doel: het mengen en bakken van de volmaakte, onberispelijke honingkoeken te bereiken, daarvoor heeft elke meester bakker zijn eigen, speciaal recept, dat van den eenen of anderen voorouderlijken bakker uit verre streken tot hem is gekomen, of hem door zijn eigen aangeboren genie werd ingegeven. En dus, of het smakelijk resul taat Neurnberger Lebkuchen is, of Bruns wijker peperkoek, of Baseier »Leckerli", de bereiding er van is een geheim van den aanvang tot het einde. zen geeft. Dat de schets verre van volledig is, zal men gereedelijk erkennen. Laat ons beproe ven, er enkele trekken aan toe te voegen. Tweemalen heeft Lord Beaconsfield (Disraeli), de beroemde Engelsche staatsman en schrijver, in zijne romantische werken Manning geschil derd als de type, beter gezegd als het ideaal van den katholieken kerkvorst. In zijn Lothair herkent men de trekken van kardinaal Mannings beeld in dat van kardinaal Grandison, en in zijn Endymion in dat van Nigel Penruddock, aarts bisschop van Tyrus. Met voorliefde teekende de schrijver hem als den man, die zich in de groote wereld bewoog met evenveel gemak als in de kringen met welke hem zijne eigenlijke pastorale werkzaamheid in aanraking bracht, scherp van blik, beminnelijk in den omgang, ascetisch in zijne gewoonten en toch aan den feestdisch evenzeer op zijn plaats als op den kansel of in zijne stu deerkamer allen beheerschend, allen ontzag in boezemend door den adel van zijn geest en het verhevene en verheffende van zijn streven, aller harten winnende door zijne minzaamheid, zijn takt, zijne belangstelling voor de groote en kleine nooden en behoeften zijner omgeving. Doch Lord Beaconsfield heeft den kardinaal in zijne merkwaardigste phase niet gekend of althans niet geteekeud De katholieke kerk en de democratie" schreef het katholieke blad The Tablet in 1890 «staan van aangezicht tot aan gezicht tegenover elkander. Zij zijn te zamen te huis onder den Reformer's tree (*), en de tijd zal mis schien komen, ofschoon niet zonder grondig on derzoek des harten van beide zijden, waarin zij beiden zich evenzeer op haar gemak zullen ge voelen in de scholen en in de kerken. De kar dinaal-aartsbisschop van Westminster, met eene kar als kansel, met teetotalism als tekst, met straatventers als zijne toehoorders zeker, dat was de man van wien Lord Beaconsfield droomde noch xmonnik", noch «schcolman", maar met al de ei^e ischappen van beiden, vereenigd met die van den man uit onze dagen van ruimer opvatting." Sedert Lord Beaconsfield is overleden, heeft zich ui Engeland, evenals elders, de sociale quaestie meer en meer op den voorgrond gedrongen, en waar men thans in Engeland over de maatschap pelijke vraagstukken spreekt, wordt de n aam van kardinaal Manning onder de eersten genoemd. Reeds voor jaren was hij lid van de koniuklijke commissiën van enquête naar den toestand der armenwoningen en naar dien van de opvoeding der kinderen van onvermogenden. En toen zich in het vorige jaar eene commissie vormde, om het geschil tusschen de dokwerkers en de dokdirectiën bij te leggen, was kardinaal Manning de aangewezen man, aangewezen in de oogen der patroons zoowel als in die der arbeiders, om Dit geheim was het, dat Gottlieb Bretzels' leven sedert bijna twintig jaren had verbit terd feitelijk van het oogenblik af, dat zijn eerste poging tot het bereiden van Neurnberger Lebkuchen dagteekende. Toen was hij nog maar een jonge bakker; nu was hij een oude; maar in weerwil der voor zichtige lofspraak van vrienden en den partijdigen bijval van het publiek (voornamelijk dat gedeelte van het publiek, beneden den leeftijd van tien jaren, dat St. Bridget's school bezocht) wist hij zeer goed, dat in al die jaren zijn pogingen om in New-York Lebkuchen te maken, zooals hij ze als jon gen thuis, in Neurnberg, gegeten had, niet meer of minder dan een lange reeks mis lukkingen waren geweest. In de hoopvolle dagen van zijn leerling schap had alles hem zoo gemakkelijk toege schenen. Al wat hij noodig had, was een klein winkeltje en dan een klein kapitaaltje daarbij, om zijn voorraad honing in te slaan en het zaakje zou klaar zijn geweest, 't Is waar, een recept bezat hij niet, want hij was geen bakker bij overerving, maar uit keuze. Maar hij had van een ouden wijzen bakker de kunst van honingkoeken maken geleerd, en hij geloofde stellig uit de zuivere bron van zijn eigen genie een formule te kunnen putten voor het bereiden van zulke voor treffelijke Lebkuchen, dat alle andere Leb kuchen, bij de zijne vergeleken, smakeloos zouden schijnen. Maar dit waren schitte rende jongelingsdroomen, die de tijd gewei gerd had te verwezenlijken. Het winkeltje kwam mettertijd tot stand; een heel klein winkeltje was het in East Fourthstreet. Het kapitaaltje kwam daaren tegen langzamer, en drie verschillende keeren, toen het bijna reeds tot een voldoend bedrag was aangegroeid, werd het onttrokken aan zijn oorspronkelijke bestemming: liet koopen van den honing, zonder welke onmisbare grondstof Gottlieb zelfs de eerste schrede niet kon zetten op zijn zegevierende Lebkuchenbaau. zitting te nemen naast den hoogstgeplaatsten geestelijke der Anglikaansche kerk en den LordMayor van Londen, en om in de onderhandelin gen, die met John Burns, Benjamin Tillet en andere leiders der werkstakers werden gevoerd, op te treden als de drager van dien geest der wederzijdsche waardeering en der christelijke liefde, zonder welken, ook nadat de vrede is tot stand gekomen, de angel van het wantrouwen blijft bestaan. Het conflict tusschen de dokbesturen en de dokwerkers was eene cause eélèbre, maar kardi naal Manning is niet minder ijverig, waar het eene stille, doch zegenrijke werkzaamheid geldt in het belang van verdrukte medemenschen. Zoo verhaalde dezer dagen de vroegere redacteur van de Pall Hall Oazette, de heer Stead, hoe hij den kardinaal voor het eerst had hooren spreken in de jaarvergadering der ^Metropolitan Association for Befriending Young Servants", eene vereeniging, die zich het lot der armste klasse van dienstbo den aantrekt. «Hij sprak vol gevoel en teederheid, klaarblijkelijk onder den indruk der sym pathie voor de afgebeulde en veel geplaagde kleine dienstmeisjes in deze groote stad. Er was geen hartstocht in zijn woorden, alleen medelijden; hij sprak rustig en vriendelijk..." «Kardinaal Manning" zoo zegt dezelfde schrijver «heeft bewezen, dat de echte Engel sche democraat niet ophoudt democraat te zijn, zelfs als hij een vorst der Kerk is geworden." Zijn katholicisme heeft niets exclusiefs, en zijne verheffing tot den hoogsten rang, dien het hoofd der katholieke kerk kan verleenen, is een der verstandigste maatregelen geweest, dien de Hei lige Stoel in Engeland heeft genomen, al heeft zij daar indertijd onder de oude getrouwen groote ergernis gewekt. Het was eene daad, die van moed getuigde en die door de uitkomst volko men gerechtvaardigd is. «Kortzichtige menschen" ? zeide de kardinaal eenige jaren geleden op eene nieuwjaarsrecep tie «vervallen dikwijls in de dwaling van te denken, dat er geen vooruitgang is. Het is alsof de reizigers op eene mailboot, steeds denzelfden hemel boven zich ziende en steeds dezelfde menschen op het dek heen en weer ziende gaan, zich verbeelden dat zij stil staan. Maar het duurt niet lang of zij worden wak ker en bemerken, dat zij de haven hebben bereikt." Van dezen katholiek zal men geen verzuchtingen hooren over den cirkelgang der menschheid. Voor hem leidt de weg steeds vooruit en steeds opwaarts. Hij heeft het dezer dagen weer bewezen door zijn stout moedig maar bewonderenswaardig schrijven aan het katholieken-congres te Luik. Oazen lezers is dit krachtig pleidooi voor het recht der proletariërs op een menschwaardig bestaan en voor Zijn eerste spaarpenningen werden ver zwolgen door een overwinning, die de Liefde behaalde op de Eerzucht. In dit geval was de Liefde verpersoonlijkt in een zekere Minna Schaus volstrekt geen typische stevige Duitsche deern, glunder van uiterlijk en kloek in haar manieren maar een fijn ontwikkeld, goudlokkig maagdelijn, met lichtblauwe oogen vol teederheid en een zachtheid van karakter, die Gottlieb en met meer reden dan rrvnnaars gewoonlijk van zoo iets meenen niet meer of minder dan engelachtig vond. En voor zijn liefde tot haar vergat Gottlieb een wijle zijn grootsche plannen met betrekking tot het Lebkuchenbakken en werd deels ter bestrij ding der onkosten van zijn eenvoudig brui loftsfeest, deels voor de inrichting van hun bescheiden huishoudentje boven de bakkerij het geld, voor de vulling van zijn honingpotten ter zijde gelegd, op het altaar zijner genegenheid o! zoo gaarne ten offer ge bracht. Voor de tweede maal werden zijn honing potten opgeofferd, om eene kleine Minna hare intrede in de wereld zacht en gemakkelijk te maken. Dit offer werd eveneens bereid willig gebracht, hoewel Gottlieb in het diepst van zijn hart een zweem van spijt gevoelde, dat zijn eerstgeborene geen zoon was, die zijn roem en fortuin, noodzakelijker wijze aan het maken van onberispelijke Leb kuchen verbonden, zou kunnen erven. Maar hij was op zijn manier een wijsgeer en ver koos zich geenszins ernstig uit het veld te laten slaan door een toeval, dat volstrekt niet onherstelbaar way. Toen hij dien nacht, terwijl het brood in den oven lag, zijn lange pijp rookte, zeide hij opgeruimd in zichzelf: »Het is een meisje. Ja, dat gaat zoo. Meisjes spruiten overal, precies als gras. Maar een jongen, en dan een jongen, die tot zulk een bakker moet opgroeien, als mijn jongen zal worden o! dat is een andere zaak. Maar geduld, Gottlieb; alles op zijn tijd." Daarna, toen zijn derde pijp was leeggerookt wat de plicht van den Staat om hierin beslist ter hulp te komen, uit het vorig nummer van ons ' blad bekend. Moge het kloeke woord van den hoogbegaafden en hooggeëerden prelaat velen zijner geloofsgenooten, en niet alleen dezen, doen inzien, dat het niet meer voldoende is, de armen en verdrukten te vertroosten met het uitzicht Op , eene betere toekomst hiernamaals, maar h«a:,' aansporen om wat hunne hand vindt om te doen, te doen met al hunne macht. * ~ (*) Het verzamelingspunt der groote volk*» -T. meetings in Hydepark. ,«? HET EINDE VAN EEN COMPLOT. y Wij achten ons gelukkig, onzen lezers het pon«,ft" tret van de hertogin d'Uzès te kunnen geven^i' ** alsmede dat van den journalist Mermeix, die : onder den titel Les coulisses du Boulangisme da " onthullingen omtrent den voorgenomen coup d'état, de geldschieters, de betrokkenen, de eigealijke waarde van den generaal en hetgeen zjjn helpers en helpsters van hem verwachtten, heeft " geleverd. Wij zullen niet de gansche historie, welke nu reeds een aanzienlijk aantal bladzijden in den Figaro in beslag genomen heeft, en door verklaringen van allerlei kanten in de andere bladen is aangevuld geworden, weder ophalen. Zij doet een treurig licht opgaan over de mora liteit der partijhoofden; degenen die het meest belang bij eene omkeering hadden, komen er nog niet het slechtst af. Onder al het verkoopen en beloven, het ver raden en bedriegen, de zwakheid en de lafheid, is er ne figuur, die in het gunstigste licht komt; het is die van de hertogin d'Uzès. Zij heeft niets gevraagd en 3,200,000 francs gegeven; zij heeft enkel voor de zaak van hst herstel der monarchie, die zij als de goede beschouwde, veel meer gedaan dan geld betaald; zij heeft fees ten ter eere van Boulanger georganiseerd, zijn vrienden verdragen, hem met voorkomendheden en attenties overladen, hem haar tgd, haar invloed, haar kennissen beschikbaar gesteld, en dat alles zonder nu nog, nu alles mislukt is, en men van alle zijden elkander blijkt bedrogen te hebben, een woord van bitterheid te laten ontsnappen. Zij is riddelijk en edelmoedig ge weest; hare trouw aan de monarchie heeft met volle overtuiging alles geofferd; zelfs de garantie, die de graaf van Parijs, zelf zoo zuinig, en over bluft door haar aanbod, haar heeft willen bezor gen, weigerde zij De hertogin d'Uzès, wier naam sedert jaren genoemd is, als dappere jageres, als geestige vrouw, als onberispelijke gastvrouw, vooral als buitengewoon liefdadig, men weet dat Lonise zijn maatstaf was voor den duur van het bakken haalde hij met zijn lange schop het lekker riekende warme brood uit den oven, en vertrok op zijn ronde naar de klanten. En hij floot een lustig oud Neureiibergsch wijsje, terwijl hij zijn kar in de vorstige morgenlucht voor zich uit door de straten duwde en in zijn hart dankte bij den goeden God, die hem in zijn dierbare vrouw, zijn lief dochtertje en zijn bloeiende zaak zulk een rijken zegen had ge schonken. En nogmaals werden zijn honingpotten opgeofferd, masr ditmaal was de opoffering inderdaad treurig. Sedert den dag waarop de kleine Minna de wereld intrad, begon zijn eigene Minna, zooals hem weldra maar al te duidelijk werd, aanstalten te maken om haar te verlaten. Naar gelang de weken voorbij gingen, ontzonk haar weer het weinigje kracht, dat ze eerst had opgedaan; het zachte blosje op hare wangen verwelkte; en ze werden zóó doorschijnend, dat de aderen als een uiterst fijn weefsel van zachtblauwe tinten door de marmerblanke huid heenschemerden; en terwijl de lieve oogen steeds inniger en teederder werden, verdoofde lang zamerhand hun glans meer en meer. Zoo kwam nog binnen een jaar het einde. In die overstelpende smart vergat Gottlieb zijn eerzucht en bekommerde zich, toen de reke ningen betaald waren, er niet over, dat zijn honingpotten nog ongevuld bleven. Zijn zuster Hedwig kwam bij hem, om zijn huishouden en de kleine Minna te verzorgen en het werk in de bakkerij ging, een tijd lang treurig genoeg, zijn gewonen dagelijkschen gang. Maar een sterke man, bezield met een krach tig voornemen, geeft dat voornemen niet zoo licht op, en de eenige, alles vergoedende eigen schap van het leven veler smarten, dat wij allen gedoemd zijn op deze wereld te leven, is, dat zelfs de bitterste droefheid door den tijd wordt gelenigd. Zonder dien troost zou ons ras ongetwijfeld reeds eeuwen geleden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl