De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 21 september pagina 2

21 september 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

r aan een ziekbed in een armoedige ?ontmoette en sedert bare Trieadin is, Ita TOU n kant van aanzienlijke familie. f i* een achterkleindochter van de venve Cliier Merk champagne een grooter plaats in de geschiedenis onzer maatschappij de hertogstitel harer kleinkinderen; haar t fortuin werd geschat op 20 millioen, en ;jg met eenige millioenen van den kant der vermeerderd. Zij heeft drie kinderen; haar de hertog d'Uzès, is negentien jaar, oudste dochter trouwde kort geleden met hertog de Luynes, den boezemvriend .yertrouweling van dun jongen hertog van ^gna, en zijn ht Iper in het dwaze avontuur i dezen eenige maanden gevangen deed zetten. ?eminen die de hertogin aan Boulanger, of «r aan graaf DUIon, diens homme d'affaires, band stelde, vertegenwoordigen slechts een gedeelte van hetgeen zij voor een toestan i i zg dien wen&cht, zou overhebben. Zij is 'toch tegelijk r-iyalist en democrati-ch ; op hare ?ÜJftfaÜek te Reims hebben de arbeiders aandeel fc de -winst; zij heeft gemeend dat de monarchie -:ii» Frankrijk een gunstiger economisch socia'en towtand zou kunnen herstellen. TïF l -tt* Dit streven, tegelijk met de sympathie die baar ppen karakter voor den persoonlijken moed en & schijnbare energie van Boulanger gevoelde, naakte dat zij hem alles aanbood wat haar in vloed hem kon verschaffen. Voor den graaf van Parijs, die haar te weifelend was, koesterde zij «lecnts matige achting. Eenige maanden geleden iad zij, naar verteld wordt, twee bustes in haar salon, een van den hertog van Orlésns en een .tt*n Boulanger. Haar zoon maakte aanmerking «p deze zon lerlinge samenvoeging, die hij ongejnst vond; hij vond het tegen den goeden smaak Itijn vernietigd in een razernij van woede en * "verdriet. Gottlieb's levensdoel was: de beste Leb. Jbdcben te maken, die een bakker ooit bakte. Zijn droefheid genas in zekeren Ka, evenals het vleesch heelt rondom t' «en kogel, die te diep is doorgedrongen, ' em door de kunst van den heelmeester ver wijderd te kunnen worden, en hoewel de wonde, die zijn geheele wezen niet zelden '** pijnlijk deed krimpen, aldoor in zijn bin.^ sénste schrijnde, droeg hij haar voor de wei.' »ld verborgen en ging weer aan zijn werk. « Werken was zijn troost. Broodbakken is een tezigheid, die tegelijkertijd opwekt en kaljneert. Wanneer ieman'd het taaie deeg Jcneedt, heeft hij een gezonde lichaamsinspan ning en tijd voor geestesoefening meteen. ; Zoolang het brood in den oven bruint en gaar wordt, kon hij rookeu en nadenken. Yersch gebakken brood riekt lekker, en de warme lucht geeft allerlei prettige gedachten aan de tevreden gezichten der klanten, die - er zich aan verzadigen en de grage magen en witte tanden van hun kinderen, die er in Knullen. Daarbij komt, dat er in al de vier «i twintig uren geen tijd is, waarop een stad zoo veel op het rustige onbedorven «buiten", zoo onschuldig gelijkt, als die tijd ia den frisEchen morgenstond, wanneer een bakker zijn ronde doet. Daar Gottlieb zich door deze vele goede invloeden van zijn vredig bedrijf gesterkt en opgebeurd voelde, werd ziju droefheid allengs milder en drukte de last van zijn verdriet hem minder zwaar. Troostrijke ge dachten aan de kleine Minna die nu tot een aanvallig kind opgroeide mengden wch in zijn gepeinzen en in zijn binnenste - ontwaakte de hoop, dat zij op de lieve moe der zou gaan gelijken, die zij nooit had ge iend. Zoo schoten de teere vezeltjes van een nieuwe liefde wortel in zijn droevig hart ea weldra begon de liefelijke plant weer voor hem te bloeien en slingerde haar frissehe ranken stevig om het jonge wezen, dat ia waarheid een deel was van haar, aan wie die twee bustes als pendanten te nemen. >Gij lebt gelijk", zeide de heriogio, na een oogenbük nadenken. «Neem de boste van den hertog van Orléans weg," vervolgde zij koel tot den be diende, «en breng haar naar de mangelkamer.'' In de interview, die zij met een redacteur van den XlXe Siècle had, op het kasteel Entrain, waar zij de gast was van burggraaf d' Hunolstein, zeide zei: Hoe ik generaal Boulanger heb leeren ken nen ? Al heel lang geleden. Hij was toen nog minister van oorlog. De officieren die te Rarnbouillet in garnizoen waren, gingen met mij ja gen, tot zij een bevel van hooger haud ontvin gen om dat niet meer te doen. Men meende dat zij op jacht, waar er toch niet veel kans op was, de leden van de koninklijke familie zouden ontmoeten. Toen ik een mij oer vrienden dat zonderlinge bevel meedeelde, zeide hij : ;>Wilt ge dat ik u generaal Boulanger zal voorstellen? Dat meent ge niet? Werkelijk, ik spreek in ernst. Nu, goed dan!" EQ weinige dagen later presenteerde hij mij den generaal, die het gegeven bevel introk, en zeide dat het het werk was van een ondergeschikt officier, qui avait voulu faire du zèie. »Ik verzeker u, mevrouw de hertogin," had hij er bijgevoegd, «dat uw officieren niet gestraft zullen worden." Sedert noemde men de jagers van Eambouillet Ie régi ment de la grande duchesse." De hertogin heeft nooit aan den generaal zelf geld gegeven ; zij wil ook geen namen noemen en geen brieven van Boulanger laten lezen. »Toch zijn deze stichtelijk", zegt zij; »in twee of drie verzekert hij mij, dat hij voor het herstel der monarchie werkt." Op de vraag of het waar was, dat de graaf van Parijs haar als garantie voor haar 3 mil lioen een schuldbekentenis had gegeven, met de namen van eem'ge aanzienlijke royalisten onderteekend, zegt de hertogin : »Ik heb geen schuldbekentenis van den graaf ontvangen. Maar zijn eigen handteekening zou voldoende geweest zijn. Hij zelf heeft, naar ik meen, geen soit gestort. Wel zijn zijne vrienden om geld rondgegaan. De hertog de La Roehefoucauld is bij baron Alphonse de Rothschild geweest, maar deze weigerde kortaf; hij ontving zelfs den hertog heel koel; later heb ik verno men dat hij groote sommen juist aan den anderen kant had gegeven " Toch zond Aiphonse de Kothschild later aan den giaaf van Parijs nog 200,000 francs, een ware aalmoes ia vergelijking van de andere sommen. De hertogin heeft Boulanger twee gesprekken met den graaf van Parijs bezorgd en die bijge woond. Zij is na Boulangers val een paar malen naar Jersey geweest en ook naar den graaf van Parijs. Men weet, hoe na dit alles, Boulanger nog de schandelijkheid heeft bedreven, aan de hertogin persoonlijke bedoelingen ten zijnen op zichte toe te dichten; zelfs de buitenlandscue pers erkent algemeen dat haar gedrag niets dan opoffering en belangelooze toewijding geweest is; het Berliner Tageblatt maakt formeele excuses voor de spotternijen die het zich tegenover haar veroorloofd heeft. Aan het eind van een be schouwing zegt het: »De hertogin is eenige millioeuen en illusies armer geworden. De sterke wil dezer vrouw heeft schipbreuk geleden, tot heil der Eepubliek, op de zwakheil van twee mannen. Wat had Boulanger niet kunnen wor den, als hem, behalve deze moderne maagd van Orléans, nog eene Agnes Sorel in plaats van een madame de Bonnemain had terzijde gestaan!" Men weet dat madame de Bonnemain in hare zelfzuchtige genegenheid Boulangers kwade geest is geweest. Zij heeft hem op de beslissende zijn vroegere sterkere liefde zich had vastge hecht. Maar ofschoon de liefde in Gottlieb's borst zich weder had hersteld, was zij er verre van die geheel te vullen, zooclat er nog ruim plaats voor ambitie overbleef. Terwijl hij op zekeren avond droomerig naast den oven zijn tweede pijp zat te rooken, ontwaakte hij, min of meer tot zijn eigen verbazing, eensklaps midden in een onwille keurig gemijmer over zijn oude plan, het maken van Lebkuchen, zooals er nog nooit buiten .Neurenberg waren voortgebracht; Lebkuchen, die eiken Duitscheu bakker in New-York tot bewondering zouden dwingen en tot wanhoop voeren meteen. Ook vond hij, zijn gedachtengang verder voortzettend, geen enkele reden, waarom hij niet zachtjes aan zou beginnen dat plan te verwezenlij ken ; want hij had nu geld genoeg, meer dan genoeg zelfs, om den lang begeerden honing te koopen. Zijn oogeri glinsterden, hij vergat te rooken, en toen hij half werktuigelijk zijn gedachten weer tot zijn pijp bepaalde, was zij uitgegaan. Die ontdekking voerde hem tot de werkelijkheid terug. De glans ver dween uit zijn oogen; zuchtende stak hij zijn pijp weder aan en zoolang het bakken duurde was zijn geest niet meer bezig met eerzuchtige toekomstplannen voor het maken van Lebkuchen, maar verwijlde met wee moedige teederheid in het gelukkig verleden, dat zoo plotseling en zoo ruw was afgeslo- j ten geworden. Maar de vonk smeulde en weldra ont brandde het vuur. Toen hij Hedwig vertelde, dat de honing eindelijk gekookt was, stortte de brave vrouw hoewel ze doorgaans geen ovcrgroote aandocnlijkheid toonde tranen van vreugde. Ze was een stevige tante, die tante Hedwig, met brecde heupen, grove enkels, een dik middel, maar een opgeruimd rood gezicht met mooie, schitterend witte tanden en een paar heldere zwarte oogen; haar smaak voor kleeding was zoo, dat koning Salomo in al zijn glorie nooit schitterender oogenblikken, uit bezorgdheid voor zijn veiligheid, van krachtige maatregelen teruggehouden; tal van onverklaarbare stappen in het gedrag van den generaal worden door haar invloed opge helderd, welke dien der hertogin d'Uzès, zooveel belangeloozer en heldhaftiger, ondermijnde. Frank rijk is z<vker geluk te wenschen reet den loop dien de zaken genomen hebben, maar de hertogin d'Uzès had beter verdiend, dan zulk een cb,ec. Wat Mermeix betreft, hij hcefc steeds getracht van zich te doen spreken. Om zich te doen opmerken op den boulevard, maakte hij geheel het uiterlijk van wijlen Emile de Girardin na, de geschoren kin, de lok, het glas in het ne oog en zelfs het snit van diens jas. Toch was hij tot heden in de jouraalistische wereld weinig bekend, hij is begonnen redacteur te zijn van l' Union, toen van den Cottrrier du Var. Iu 1880 kwam hij bij den Gaulois en verliet, naar hij zelf verklaart, deze redactie, omdat Arthur Meyer weigerde een artikel te plaatsen, waarin Mermeis verklaarde republikein te worden en de redenen gaf van deze verandering van overtuiging. Hij ging toen naar de Francc, maar voed zich iu de republikeinen ook weer bedrogen en was, uit weerzin tegen hun handelwijze gereed, om ieder te steunen, die de republiek op een ande ren grondslag wilde stellen. Hij was Boulangist, vóórdat Boulanger er nog was; en nu ook in dezen bedrogen, heeft hij alles willen zeggen. De artikelen Les coulisses du Boulangisme werden eerst aan den Qoulois aangeboden,eerst daarna aan den Figaro ; Mermeix conditioneerde slechts 2000 franc* honorarium. Zij n onthullingen hebben hem van alle kanten beleedigende artikelen bezorgd, die hij met uitdagingen beantwoord heeft. Hij is nu bezig de duels uit te vechten, en heeft er reeds was, dan zij er Zondags uitzag, wanneer ze naar de Redemptoristenkerk in Thirdstreet wandelde, in haar verblindende praal van schreeuwend rood, groen en blauw. Maar onder haar bont omhulsel van harde kleu ren klopte een warm en trouw hart, zooals de kleine Minna reeds had ontdekt en zoo als haar broeder Gottlieb al lange jaren geleden had geweten. Daarom deed haar hartelijk blijk van deelneming Gottlieb goed en hij gaf baar den klinkenden zoen van haar roode lippen en den stevigen drukker van haar dikke armen even welgemeend terug. De verkwikkelijke aanblik dezer wederzijdsche genegenheidsuiting werkte zoo aan stekelijk, dat Herr Sohnstein, de notaris die er in het kamertje achter den winkel getuige van was dadelijk verklaarde ook honing te willen gaan koopen, waarop tante Hedwig, met zulk een gullen lach, dat al hare mooie witte tanden te zien kwamen, heel gevat antwoordde: »dat liij dan maar moest maken, dat hij wegkwam en wat koo pen, omdat hij misschien in denzelfdcn win kel een stuk of wat pakkers en zoenen er bij kon krijgen" een uitval waarover ze alle drie in een lach schoten. Herr Sohn stein was langen tijd een verklaarde aan bidder van tante Hedwig geweest en was (nu on dan letterlijk) steeds op een behoor lijken afstand gehouden door deze gespierde maar goedhartige dame zelve, die in den grond van baar medelijdend gemoed over tuig'! was, dat haar eerste plicht was, niet haar eigen geluk te raadplegen door Frau Sohnstein te worden, maar Friuileiii Bretzcl te blijven en voor haren eenzamen broeder en diens half verweesd dochtertje te zorgen. Aldus aangemoedigd koclit Gottlieb den honing terstond en begon hem met tante Iledwig's ijverige hulp te koken, af'te schui men en tot een kleverig deeg te kneden, alles volgens de voorschriften van den wij zen, ouden bakker, die hij zoolang in zijn geheugen had bewaard. En toen liet deeg gepakt was in aarden potten met blazen er een paar achter den rug. Hij Is vrij ernstig ge. wond, maar buiten gevaar. Intus8chenheefthij.de voldoening mogen smaken, dat zoowel de her togin als een aantal royalisten en republikeinen en de graaf van Parijs zelf, allerlei gedeelten van zijne onthullingen hebben bevestigd, en de genen die hem tegenspreken dit meestal alleen doen op de punten, waaromtrent zij noodig heb ben zichzelf schoon te waschen. Frankrijk schijnt al zeer dicht aan den rand van een coup d'état geweest te zijn. Het is nog stetds het onvoorziene dat het meest waarschijn lijke mag heeten, ofschoon voor de buiten sporigheden der bladen en der partijdrijvers de kern van het volk niet aansprakelijk mag gesteld worden. De namen, welk ook in deze Coulisses du Boulangisme telkens voor den dag komen, zijn steeds dezelfde en niet in innig verband met het eigenlijk volk. Eene auecdote, onlangs door Napoleon Ney in eene conférence medegedeeld en iu de Géographie opgenomen, is nog steeds waar en karakteristiek. »Een diplomaat," vertelt Ney, »die lang te Parijs gewoond had, dineerde met deu minister Dufaure. Er was dien dag een stormachtige Kamerzitting geweest; en de vreemde diplomaat betuigde zijn leedwezen erover, dat de Franschen zich niet verstaudiger betoonden; hij beweerde de natie te kennen. Excellentie," merkte Dufaure kalm op, «meent ge Frankrijk te kennen?" Zeker," luidde het antwoord, »ik woon hier immers sedert twintig jaren, en heb heel wat Fransche vrienden." »En hoeveel Fransche families die op de vierde verdieping wonen, kent gij?" vervolgde Dufaure. Een weinig verrast antwoordde de diplomaat, dat hij daar geene kennissen had. »Dan kent ge Frankrijk niet," zeide Dufaure, «want het Fransche volk, dat werkt en verstandig is, woont op de vierde verdieping." DE OPENING DER KAMERS. De zitting der Nederlandsche volksvertegen woordiging is, naar het aloude gebruik, Dins dag geopend met een redevoering, die ditmaal door deu heer JE. M a c k a y, minister van ko loniën werd uitgesproken. Na de paragrafen, waarin over 's koniags ge zondheid en de betrekkingen tot de mogendheden wordt gesproken, komt een toespeling op de hou ding der regeering ter anti-slavernij-conferentie te Brussel. »De Regeering betreurt het ten zeerste dat tot dusverre die conferentie niet heeft geleid tot het beoogde menschlievende doel", zegt de troon-redenaar. Maar of de treurende regeering vast besloten blijft, om het mannelijk >Neen" gestand te blijven dan wel of die treurigheid de voorbode van toegevendheid is, wordt niet vermeld. En dat hadden wij gaarne vernomen. De werkstakingen en de maatregelen tegen verstoring der openbare orde staan zoo broeder lijk naast elkaar, alsof een werkstaking nood wendig niet anders dan onordelijk kan zij n. Mis schien was het hier ook de plaats geweest om te spreken van de «goedgeslaagde betoogingen die in sommige streken des lands plaatshadden, om de invoering van algemeen kies- en stem recht te vragen." Maar van zoo iets wordt inde Troonrede geen gewag gemaakt; zelfs het h u i smanskiesrecht, dat toch volgens de Stan daard deel uitmaakt van liet regeeriugsprogram, wordt niet genoemd. Over zulke principieele quaesties zwijgt men liever; dat is wel zoo ge makkelijk. Behalve de reeds ingediende wetsontwerpen belooft de Regeering nog een wet op de «verveuingen", de «regeling der bevoegdheid om als over, werden ze allen, zoover mogelijk van den oven, op de koelste plaats in den kel der neergezet, om den kostbaren honing de subtiele verandering te laten ondergaan, die alleen de tijd teweegbrengt. Want er moet minstens een jaar over heen gaan, eer het honingdceg bepaald gezegd kan worden, goed te zijn, en hoe langer het i u de potten blijft, al is het vijf en twin tig jaren, des te beter wordt het. Daarom is het, dat alle makers van Lebkuchen, die er naar streven in hun vak te worden, hun voorraad honingdeeg ieder jaar aanvullen, maar altijd de oudste potten het eerst aanbreken, waaraan de tijd een geur heeft medegedeeld, die met den ouderdom koe langer hoe fijner en kostelij ker wordt. Op die wijze kunnen geheele sommen meer honderden dollars dan waarvan een jonge bakker, die de eerste schreden op zijn meeligen loopbaan zet, zou durven droomen in honing worden bele<*d; en de rijke, oude bakkers, die hun dochters veel honingpotten kunnen medege ven, weten, dat zij op het punt van schoon zoons niet verlegen behoeven te zitten, maar kieschkeurig mogen zijn. Het liep tegen de kerstdagen de ge schiktste tijd voor zulk werk toen Gott lieb zijn eerste honingdeeg maakte en het was een paar dagen voor den daaropvolgenden kersttijd, toen hij zijn eerste baksel Lebkuchea maakte. Een geheele week, voor dat deze gewichtige gebeurtenis plaats greep, leefde hij "m zenuwachtige spanning. Over dag kon hij ternauwernood slapen; 's nachts , als hij naast zijn oven zat, ging zijn pijp zoo gedurig uit, dat zijn tijdberekening to taal in de war liep en het al tweemaal was voorgekomen, dat zijn brood bijna tot be schuit was verbakken, en toen eindelijk de noodlottige nacht aanbrak, waarin ziju eerste plaat Lebkuchen in den oven kwam, ver gat liij van pure ontroering het ro oken heelemaal! (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl