Historisch Archief 1877-1940
r aan een ziekbed in een armoedige
?ontmoette en sedert bare Trieadin is,
Ita TOU n kant van aanzienlijke familie.
f i* een achterkleindochter van de venve
Cliier Merk champagne een grooter plaats
in de geschiedenis onzer maatschappij
de hertogstitel harer kleinkinderen; haar
t fortuin werd geschat op 20 millioen, en
;jg met eenige millioenen van den kant der
vermeerderd. Zij heeft drie kinderen; haar
de hertog d'Uzès, is negentien jaar,
oudste dochter trouwde kort geleden met
hertog de Luynes, den boezemvriend
.yertrouweling van dun jongen hertog van
^gna, en zijn ht Iper in het dwaze avontuur
i dezen eenige maanden gevangen deed zetten.
?eminen die de hertogin aan Boulanger, of
«r aan graaf DUIon, diens homme d'affaires,
band stelde, vertegenwoordigen slechts een
gedeelte van hetgeen zij voor een toestan i
i zg dien wen&cht, zou overhebben. Zij is
'toch tegelijk r-iyalist en democrati-ch ; op hare
?ÜJftfaÜek te Reims hebben de arbeiders aandeel
fc de -winst; zij heeft gemeend dat de monarchie
-:ii» Frankrijk een gunstiger economisch socia'en
towtand zou kunnen herstellen.
TïF
l -tt*
Dit streven, tegelijk met de sympathie die baar
ppen karakter voor den persoonlijken moed en
& schijnbare energie van Boulanger gevoelde,
naakte dat zij hem alles aanbood wat haar in
vloed hem kon verschaffen. Voor den graaf van
Parijs, die haar te weifelend was, koesterde zij
«lecnts matige achting. Eenige maanden geleden
iad zij, naar verteld wordt, twee bustes in haar
salon, een van den hertog van Orlésns en een
.tt*n Boulanger. Haar zoon maakte aanmerking
«p deze zon lerlinge samenvoeging, die hij
ongejnst vond; hij vond het tegen den goeden smaak
Itijn vernietigd in een razernij van woede en
* "verdriet.
Gottlieb's levensdoel was: de beste
Leb. Jbdcben te maken, die een bakker ooit
bakte. Zijn droefheid genas in zekeren
Ka, evenals het vleesch heelt rondom
t' «en kogel, die te diep is doorgedrongen,
' em door de kunst van den heelmeester ver
wijderd te kunnen worden, en hoewel de
wonde, die zijn geheele wezen niet zelden
'** pijnlijk deed krimpen, aldoor in zijn
bin.^ sénste schrijnde, droeg hij haar voor de
wei.' »ld verborgen en ging weer aan zijn werk.
« Werken was zijn troost. Broodbakken is een
tezigheid, die tegelijkertijd opwekt en
kaljneert. Wanneer ieman'd het taaie deeg
Jcneedt, heeft hij een gezonde lichaamsinspan
ning en tijd voor geestesoefening meteen.
; Zoolang het brood in den oven bruint en
gaar wordt, kon hij rookeu en nadenken.
Yersch gebakken brood riekt lekker, en de
warme lucht geeft allerlei prettige gedachten
aan de tevreden gezichten der klanten, die
- er zich aan verzadigen en de grage magen
en witte tanden van hun kinderen, die er in
Knullen. Daarbij komt, dat er in al de vier
«i twintig uren geen tijd is, waarop een
stad zoo veel op het rustige onbedorven
«buiten", zoo onschuldig gelijkt, als die tijd
ia den frisEchen morgenstond, wanneer een
bakker zijn ronde doet.
Daar Gottlieb zich door deze vele goede
invloeden van zijn vredig bedrijf gesterkt
en opgebeurd voelde, werd ziju droefheid
allengs milder en drukte de last van zijn
verdriet hem minder zwaar. Troostrijke ge
dachten aan de kleine Minna die nu tot
een aanvallig kind opgroeide mengden
wch in zijn gepeinzen en in zijn binnenste
- ontwaakte de hoop, dat zij op de lieve moe
der zou gaan gelijken, die zij nooit had ge
iend. Zoo schoten de teere vezeltjes van
een nieuwe liefde wortel in zijn droevig hart
ea weldra begon de liefelijke plant weer
voor hem te bloeien en slingerde haar
frissehe ranken stevig om het jonge wezen, dat
ia waarheid een deel was van haar, aan wie
die twee bustes als pendanten te nemen. >Gij
lebt gelijk", zeide de heriogio, na een oogenbük
nadenken. «Neem de boste van den hertog van
Orléans weg," vervolgde zij koel tot den be
diende, «en breng haar naar de mangelkamer.''
In de interview, die zij met een redacteur
van den XlXe Siècle had, op het kasteel Entrain,
waar zij de gast was van burggraaf d'
Hunolstein, zeide zei:
Hoe ik generaal Boulanger heb leeren ken
nen ? Al heel lang geleden. Hij was toen nog
minister van oorlog. De officieren die te
Rarnbouillet in garnizoen waren, gingen met mij ja
gen, tot zij een bevel van hooger haud ontvin
gen om dat niet meer te doen. Men meende
dat zij op jacht, waar er toch niet veel kans op
was, de leden van de koninklijke familie zouden
ontmoeten. Toen ik een mij oer vrienden dat
zonderlinge bevel meedeelde, zeide hij : ;>Wilt
ge dat ik u generaal Boulanger zal voorstellen?
Dat meent ge niet? Werkelijk, ik spreek
in ernst. Nu, goed dan!" EQ weinige dagen
later presenteerde hij mij den generaal, die het
gegeven bevel introk, en zeide dat het het werk
was van een ondergeschikt officier, qui avait
voulu faire du zèie. »Ik verzeker u, mevrouw
de hertogin," had hij er bijgevoegd, «dat uw
officieren niet gestraft zullen worden." Sedert
noemde men de jagers van Eambouillet Ie régi
ment de la grande duchesse."
De hertogin heeft nooit aan den generaal zelf
geld gegeven ; zij wil ook geen namen noemen
en geen brieven van Boulanger laten lezen.
»Toch zijn deze stichtelijk", zegt zij; »in twee of
drie verzekert hij mij, dat hij voor het herstel
der monarchie werkt."
Op de vraag of het waar was, dat de graaf
van Parijs haar als garantie voor haar 3 mil
lioen een schuldbekentenis had gegeven, met de
namen van eem'ge aanzienlijke royalisten
onderteekend, zegt de hertogin :
»Ik heb geen schuldbekentenis van den graaf
ontvangen. Maar zijn eigen handteekening zou
voldoende geweest zijn. Hij zelf heeft, naar ik
meen, geen soit gestort. Wel zijn zijne vrienden
om geld rondgegaan. De hertog de La
Roehefoucauld is bij baron Alphonse de Rothschild
geweest, maar deze weigerde kortaf; hij ontving
zelfs den hertog heel koel; later heb ik verno
men dat hij groote sommen juist aan den anderen
kant had gegeven "
Toch zond Aiphonse de Kothschild later aan
den giaaf van Parijs nog 200,000 francs, een
ware aalmoes ia vergelijking van de andere
sommen.
De hertogin heeft Boulanger twee gesprekken
met den graaf van Parijs bezorgd en die bijge
woond. Zij is na Boulangers val een paar malen
naar Jersey geweest en ook naar den graaf van
Parijs. Men weet, hoe na dit alles, Boulanger
nog de schandelijkheid heeft bedreven, aan de
hertogin persoonlijke bedoelingen ten zijnen op
zichte toe te dichten; zelfs de buitenlandscue
pers erkent algemeen dat haar gedrag niets dan
opoffering en belangelooze toewijding geweest is;
het Berliner Tageblatt maakt formeele excuses
voor de spotternijen die het zich tegenover haar
veroorloofd heeft. Aan het eind van een be
schouwing zegt het: »De hertogin is eenige
millioeuen en illusies armer geworden. De sterke
wil dezer vrouw heeft schipbreuk geleden, tot
heil der Eepubliek, op de zwakheil van twee
mannen. Wat had Boulanger niet kunnen wor
den, als hem, behalve deze moderne maagd van
Orléans, nog eene Agnes Sorel in plaats van een
madame de Bonnemain had terzijde gestaan!"
Men weet dat madame de Bonnemain in hare
zelfzuchtige genegenheid Boulangers kwade geest
is geweest. Zij heeft hem op de beslissende
zijn vroegere sterkere liefde zich had vastge
hecht.
Maar ofschoon de liefde in Gottlieb's borst
zich weder had hersteld, was zij er verre van
die geheel te vullen, zooclat er nog ruim plaats
voor ambitie overbleef.
Terwijl hij op zekeren avond droomerig
naast den oven zijn tweede pijp zat te
rooken, ontwaakte hij, min of meer tot zijn eigen
verbazing, eensklaps midden in een onwille
keurig gemijmer over zijn oude plan, het
maken van Lebkuchen, zooals er nog nooit
buiten .Neurenberg waren voortgebracht;
Lebkuchen, die eiken Duitscheu bakker in
New-York tot bewondering zouden dwingen
en tot wanhoop voeren meteen. Ook vond
hij, zijn gedachtengang verder voortzettend,
geen enkele reden, waarom hij niet zachtjes
aan zou beginnen dat plan te verwezenlij
ken ; want hij had nu geld genoeg, meer dan
genoeg zelfs, om den lang begeerden honing te
koopen. Zijn oogeri glinsterden, hij vergat te
rooken, en toen hij half werktuigelijk zijn
gedachten weer tot zijn pijp bepaalde, was
zij uitgegaan. Die ontdekking voerde hem
tot de werkelijkheid terug. De glans ver
dween uit zijn oogen; zuchtende stak hij
zijn pijp weder aan en zoolang het bakken
duurde was zijn geest niet meer bezig met
eerzuchtige toekomstplannen voor het maken
van Lebkuchen, maar verwijlde met wee
moedige teederheid in het gelukkig verleden,
dat zoo plotseling en zoo ruw was afgeslo- j
ten geworden.
Maar de vonk smeulde en weldra ont
brandde het vuur.
Toen hij Hedwig vertelde, dat de honing
eindelijk gekookt was, stortte de brave
vrouw hoewel ze doorgaans geen
ovcrgroote aandocnlijkheid toonde tranen van
vreugde. Ze was een stevige tante, die tante
Hedwig, met brecde heupen, grove enkels,
een dik middel, maar een opgeruimd rood
gezicht met mooie, schitterend witte tanden
en een paar heldere zwarte oogen; haar
smaak voor kleeding was zoo, dat koning
Salomo in al zijn glorie nooit schitterender
oogenblikken, uit bezorgdheid voor zijn veiligheid,
van krachtige maatregelen teruggehouden; tal
van onverklaarbare stappen in het gedrag van
den generaal worden door haar invloed opge
helderd, welke dien der hertogin d'Uzès, zooveel
belangeloozer en heldhaftiger, ondermijnde. Frank
rijk is z<vker geluk te wenschen reet den loop
dien de zaken genomen hebben, maar de hertogin
d'Uzès had beter verdiend, dan zulk een cb,ec.
Wat Mermeix betreft, hij hcefc steeds getracht
van zich te doen spreken. Om zich te doen
opmerken op den boulevard, maakte hij geheel
het uiterlijk van wijlen Emile de Girardin na,
de geschoren kin, de lok, het glas in het ne
oog en zelfs het snit van diens jas. Toch was hij
tot heden in de jouraalistische wereld weinig
bekend, hij is begonnen redacteur te zijn van
l' Union, toen van den Cottrrier du Var. Iu 1880
kwam hij bij den Gaulois en verliet, naar hij
zelf verklaart, deze redactie, omdat Arthur Meyer
weigerde een artikel te plaatsen, waarin Mermeis
verklaarde republikein te worden en de redenen
gaf van deze verandering van overtuiging. Hij
ging toen naar de Francc, maar voed zich iu
de republikeinen ook weer bedrogen en was,
uit weerzin tegen hun handelwijze gereed, om
ieder te steunen, die de republiek op een ande
ren grondslag wilde stellen. Hij was Boulangist,
vóórdat Boulanger er nog was; en nu ook in
dezen bedrogen, heeft hij alles willen zeggen.
De artikelen Les coulisses du Boulangisme werden
eerst aan den Qoulois aangeboden,eerst daarna aan
den Figaro ; Mermeix conditioneerde slechts 2000
franc* honorarium. Zij n onthullingen hebben hem
van alle kanten beleedigende artikelen bezorgd, die
hij met uitdagingen beantwoord heeft. Hij is nu
bezig de duels uit te vechten, en heeft er reeds
was, dan zij er Zondags uitzag, wanneer ze
naar de Redemptoristenkerk in Thirdstreet
wandelde, in haar verblindende praal van
schreeuwend rood, groen en blauw. Maar
onder haar bont omhulsel van harde kleu
ren klopte een warm en trouw hart, zooals
de kleine Minna reeds had ontdekt en zoo
als haar broeder Gottlieb al lange jaren
geleden had geweten. Daarom deed haar
hartelijk blijk van deelneming Gottlieb goed
en hij gaf baar den klinkenden zoen van
haar roode lippen en den stevigen drukker
van haar dikke armen even welgemeend
terug.
De verkwikkelijke aanblik dezer
wederzijdsche genegenheidsuiting werkte zoo aan
stekelijk, dat Herr Sohnstein, de notaris
die er in het kamertje achter den winkel
getuige van was dadelijk verklaarde ook
honing te willen gaan koopen, waarop tante
Hedwig, met zulk een gullen lach, dat al
hare mooie witte tanden te zien kwamen,
heel gevat antwoordde: »dat liij dan maar
moest maken, dat hij wegkwam en wat koo
pen, omdat hij misschien in denzelfdcn win
kel een stuk of wat pakkers en zoenen er
bij kon krijgen" een uitval waarover ze
alle drie in een lach schoten. Herr Sohn
stein was langen tijd een verklaarde aan
bidder van tante Hedwig geweest en was
(nu on dan letterlijk) steeds op een behoor
lijken afstand gehouden door deze gespierde
maar goedhartige dame zelve, die in den
grond van baar medelijdend gemoed over
tuig'! was, dat haar eerste plicht was, niet
haar eigen geluk te raadplegen door Frau
Sohnstein te worden, maar Friuileiii Bretzcl
te blijven en voor haren eenzamen broeder
en diens half verweesd dochtertje te zorgen.
Aldus aangemoedigd koclit Gottlieb den
honing terstond en begon hem met tante
Iledwig's ijverige hulp te koken, af'te schui
men en tot een kleverig deeg te kneden,
alles volgens de voorschriften van den wij
zen, ouden bakker, die hij zoolang in zijn
geheugen had bewaard. En toen liet deeg
gepakt was in aarden potten met blazen er
een paar achter den rug. Hij Is vrij ernstig ge.
wond, maar buiten gevaar. Intus8chenheefthij.de
voldoening mogen smaken, dat zoowel de her
togin als een aantal royalisten en republikeinen
en de graaf van Parijs zelf, allerlei gedeelten
van zijne onthullingen hebben bevestigd, en de
genen die hem tegenspreken dit meestal alleen
doen op de punten, waaromtrent zij noodig heb
ben zichzelf schoon te waschen.
Frankrijk schijnt al zeer dicht aan den rand
van een coup d'état geweest te zijn. Het is nog
stetds het onvoorziene dat het meest waarschijn
lijke mag heeten, ofschoon voor de buiten
sporigheden der bladen en der partijdrijvers
de kern van het volk niet aansprakelijk
mag gesteld worden. De namen, welk ook in
deze Coulisses du Boulangisme telkens voor den
dag komen, zijn steeds dezelfde en niet in innig
verband met het eigenlijk volk.
Eene auecdote, onlangs door Napoleon Ney in
eene conférence medegedeeld en iu de Géographie
opgenomen, is nog steeds waar en karakteristiek.
»Een diplomaat," vertelt Ney, »die lang te Parijs
gewoond had, dineerde met deu minister Dufaure.
Er was dien dag een stormachtige Kamerzitting
geweest; en de vreemde diplomaat betuigde zijn
leedwezen erover, dat de Franschen zich niet
verstaudiger betoonden; hij beweerde de natie te
kennen.
Excellentie," merkte Dufaure kalm op, «meent
ge Frankrijk te kennen?" Zeker," luidde het
antwoord, »ik woon hier immers sedert twintig
jaren, en heb heel wat Fransche vrienden."
»En hoeveel Fransche families die op de vierde
verdieping wonen, kent gij?" vervolgde Dufaure.
Een weinig verrast antwoordde de diplomaat, dat
hij daar geene kennissen had.
»Dan kent ge Frankrijk niet," zeide Dufaure,
«want het Fransche volk, dat werkt en verstandig
is, woont op de vierde verdieping."
DE OPENING DER KAMERS.
De zitting der Nederlandsche volksvertegen
woordiging is, naar het aloude gebruik, Dins
dag geopend met een redevoering, die ditmaal
door deu heer JE. M a c k a y, minister van ko
loniën werd uitgesproken.
Na de paragrafen, waarin over 's koniags ge
zondheid en de betrekkingen tot de mogendheden
wordt gesproken, komt een toespeling op de hou
ding der regeering ter anti-slavernij-conferentie
te Brussel. »De Regeering betreurt het ten zeerste
dat tot dusverre die conferentie niet heeft geleid
tot het beoogde menschlievende doel", zegt de
troon-redenaar. Maar of de treurende regeering
vast besloten blijft, om het mannelijk >Neen"
gestand te blijven dan wel of die treurigheid
de voorbode van toegevendheid is, wordt niet
vermeld. En dat hadden wij gaarne vernomen.
De werkstakingen en de maatregelen tegen
verstoring der openbare orde staan zoo broeder
lijk naast elkaar, alsof een werkstaking nood
wendig niet anders dan onordelijk kan zij n. Mis
schien was het hier ook de plaats geweest om
te spreken van de «goedgeslaagde betoogingen
die in sommige streken des lands plaatshadden,
om de invoering van algemeen kies- en stem
recht te vragen." Maar van zoo iets wordt inde
Troonrede geen gewag gemaakt; zelfs het h u i
smanskiesrecht, dat toch volgens de Stan
daard deel uitmaakt van liet regeeriugsprogram,
wordt niet genoemd. Over zulke principieele
quaesties zwijgt men liever; dat is wel zoo ge
makkelijk.
Behalve de reeds ingediende wetsontwerpen
belooft de Regeering nog een wet op de
«verveuingen", de «regeling der bevoegdheid om als
over, werden ze allen, zoover mogelijk van
den oven, op de koelste plaats in den kel
der neergezet, om den kostbaren honing de
subtiele verandering te laten ondergaan, die
alleen de tijd teweegbrengt.
Want er moet minstens een jaar over
heen gaan, eer het honingdceg bepaald gezegd
kan worden, goed te zijn, en hoe langer het
i u de potten blijft, al is het vijf en twin
tig jaren, des te beter wordt het. Daarom
is het, dat alle makers van Lebkuchen,
die er naar streven in hun vak te
worden, hun voorraad honingdeeg ieder
jaar aanvullen, maar altijd de oudste
potten het eerst aanbreken, waaraan de tijd
een geur heeft medegedeeld, die met den
ouderdom koe langer hoe fijner en kostelij
ker wordt. Op die wijze kunnen geheele
sommen meer honderden dollars dan
waarvan een jonge bakker, die de eerste
schreden op zijn meeligen loopbaan zet, zou
durven droomen in honing worden
bele<*d; en de rijke, oude bakkers, die hun
dochters veel honingpotten kunnen medege
ven, weten, dat zij op het punt van schoon
zoons niet verlegen behoeven te zitten, maar
kieschkeurig mogen zijn.
Het liep tegen de kerstdagen de ge
schiktste tijd voor zulk werk toen Gott
lieb zijn eerste honingdeeg maakte en het
was een paar dagen voor den
daaropvolgenden kersttijd, toen hij zijn eerste baksel
Lebkuchea maakte. Een geheele week, voor
dat deze gewichtige gebeurtenis plaats greep,
leefde hij "m zenuwachtige spanning. Over
dag kon hij ternauwernood slapen; 's nachts ,
als hij naast zijn oven zat, ging zijn pijp
zoo gedurig uit, dat zijn tijdberekening to
taal in de war liep en het al tweemaal was
voorgekomen, dat zijn brood bijna tot be
schuit was verbakken, en toen eindelijk de
noodlottige nacht aanbrak, waarin ziju eerste
plaat Lebkuchen in den oven kwam, ver
gat liij van pure ontroering het ro oken
heelemaal!
(Wordt vervolgd).