De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 28 september pagina 2

28 september 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

Dg'in den toestand onzer weermiddelen > dit zelfs geen punt tan ernstige bedoea uitmaken. ^ mvermalen besprak ik met eenige van ' taindigste officieren de veranderingen, die ik r wenschen aangebracht te zien, en, zooals ik In een van mijne requesten aan de Tweede zeide, die deskundigen zijn overtuigd van stheid van mijne zienswijze. Maar hoe den te veranderen ? slechts n weg bleef In overeenstemming met hen besloot ik beroep te doen op Z. M. den Koning, en fc in kennis te stellen met het gevaar dat onafhankelijkheid dreigt. begaf mij naar het Loo om eene audiëntie f Tragen. Ik zou den Koning zelf overtuigen a& het gevaarvolle van onzen toestand, en het ?:"ffu. mij mogelijk zijn tegenover den Koning nog «fiel wat andere argumenten te gebruiken, dan bet openbaar heb kunnen of mogen beziDaarenboven wilde ik duidelijk aangeven, alles veranderd kan worden en zou hiertoe ?en «eer gedetailleerd plan hebben overgelegd. »Op bet Loo werd ik ontvangen door den Adjüdant van , dienst, den Kapitein der Artillerie Bamn Sirtema. van Grovestins. In zijne hoe(idnigbeid van Adjudant van dienst, deelde deze ""«r mij mede, dat de gezondheidstoestand vau M. den Koning van dien aard is, dat hij weii moest zelfs mijn verzoek om audiëntie aan Koning, over te brengen. Na eenigen tijd de». Heer Sirtema van Grovestins hierover oken te hebben, verliet ik het Loo, nadat beloofd was; dat, mocht er eenige wijziging komen in den gezondheidstoestand des men Z. M. met mijn verzoek zou in stellen. ? »De treurige indruk, dien dit bezoek op het jJ&O* op mij maakte, is begrijpelijk. De gezond*Hlid*toestand van den regeerenden Vorst bleek i dien aard te zijn, dat men zelfs moest weieen verzoek om audiëntie over te brengen iemand, di« den Koning wenschte te spreken zaken, de hoogste belangen van den Staat 'rakende. »Met den gezondheidstoestand des Konings, den ? Opperbevelhebber van Zee- en Landmacht, die, Volgens de Grondwet, verdragen sluit en befarohtigt met vreemde Mogendheden»van welker inboud' alleen wordt kennisgegeven aan de beide Kamers der Staten-Generaal, zoodra Hij oordeelt, dat het belang van den Staat dit toelaat", die be»Hst over oorlog en vrede, enz., was het zóó treurig gesteld, en de natie werd hiervan onktandig gehouden ! *Ifc besloot alles nauwkeurig te onderzoeken, <jbuur ik meende hierin alweder eene verklaring gevonden te hebben van het feit, dat ons onafSffikelijk volksbestaan gevaar blijft loopen, niet tegenstaande de groote offers die de natie zich VÖOP het behoud van hare onafhankelijkheid getroost. »Wat dit onderzoek mij leerde is schier onge looflijk. Ik had niet gedacht, dat toestanden, zooals ife ze vond, op het einde der negentiende eeuw mogelijk zouden zijn. Het komt mij wer kelijk onverantwoordelijk voor, dat het volk niet met de geheele waarheid wordt bekend ge naakt. Daar dit echter van Regeeringswege niet «gebiedt, zoo acht ik het mijn plicht mijne landgenooten in kennis te stellen met den waren . toestand. *D« Koning wordt afgescheiden gehouden van d» geheele wereld; niemand, behalve enkele per senen, die met den dienst zijn belast, worden bij Hem toegelaten, en de personen, die toegang tot Bent hebben, weten vooraf waarover /ij mogen spreken en waarover zij moeten zwijgen. De «?moeken van personen, die den Koning wenaehen t« spreken worden niet overgebracht, zelfs niet al betreft dit de gewichtigste belangen van den. Staat. Brieven of stukken den Koning toeverkoelende verfrisschingen, zooals roomijs en limonade. Op de groote spiegelruiten was, onder de fraai gebogen lijn, die in koen, wit letter schrift den naam van het etablissement ver meldde; in kleinere letters liet opschrift: «CaféNürnberger" aangebracht. Gottlieb, tante Hedwig, en de mau, die het had ge«childerd, waren (deze laatste echter alleen uit eigenbelang, omdat er meer letters in . zaten) sterk voor het oude, eerlijke Duitsche »Kaffehaus" geweest; maar Minna, wier smaak fijner was ontwikkeld, had op het tóeer moderne Fransche »Cafe"' aangedron gen ; het stond gekleeder zeids zij. En dit was een zaak, waarin chic zich paarde aan wezenlijke deugd. Het lekkers, dat Gottlieb bakte en de goede dingen, die tante Hedwig opdiscbte, verschaften het CaféNürnberger weldra een benijdenswaardige reputatie. Het w«rd zelfs een druk bezochte plaats van bijeenkomst voor de aristocratie, in dit geT»l vertegenwoordigd door de bewoners der rijke huizen aan de noord- en oostzijde van Tompkins square, 's Winters 's avonds, als Let heldere gaslicht en de gezellig snorrende kachel het lokaal in een waarlijk prettige pleisterplaats hadden herschapen, liepen tal rijke gezelschappen dezer aristocraten op hun terugweg naar huis uit het Thalia Theater nog even binnen en propten zich vol met Hasenpfefier en Sauerbratcn en Kartoffelklösse en slurpten tante Hedwig's sterke koffie (uit koppen, groot en dik genoeg om voor granaten te dienen en uit een mortier geschoten te kunnen worden) totdat het haast onbegrijpelijk scheen, dat ze niet uit hun, aristocratische huid barstten. A'lles bijeengenomen had Gottlieb dus een bloeiende zaak en zonder het smartelijk leed, dat de tij'd nooit geheel kon verdrijven en het onophoudelijk mislukken van zijn po gingen om voortreffelijke Lebkuchen te bak ken, zou hij een gelukkig man zijn geweest. Hij was nu middelerwijl een gegoede bakgezonden komen niet in Zijne handen, zij wor den achtergehouden. DB Koning krijgt alleen te hooren en te weten, wat de regeering en Zijne omgeving goeddunkt. Hoe streng dit isolement wordt toegepast, kan uit het volgende blijken. Gedurende de laatste jaren is door Mie dag bladen in Nederland onze defensie druk bespro ken. Telkens kwam men er op terug, deze schreef in eenen, gene in anderen zin, maar de zaak bleef steeds aan de orde. Welnu, tot op het huidige oogenblik weet Z. M. de Koning niet, dat er eenige quaestie hieromtrent bestaat. Het is Hem geheel onbekend, dat ooit eenige aanmerking is gemaakt op het beleid van den Minister van Oorlog. »De gevolgen van eene dergelijke afsluiting van de wereld zijn duidelijk. Hoe is het voor een Vorst mogelijk te regeeren, als men den toegang weigert aan iedereen, die Hem inlichtingen zou kunnen geven; wanneer geen brieven of stukken tot Hem komen, zelfs, niet die, welke betrekking hebben op de gewichtigste staatsbelangen ; wan neer Hij niet door de organen der publieke opinie op de hoogte wordt gehouden vau wat er in de wereld en in Zijn koninkrijk omgaat ? Twee onderstellingen zijn in deze slechts mo gelijk, of wel Z. M. de Koning wordt tegen zijn zin gevangen gehouden, en dit komt mij, niet waar schijnlijk voor, of wel de Koning is werkelijk niet in staat iemand te ontvangen en zich met hem over gewichtige zaken bezig te houden ; Hij is niet meer in staat brieven en stukken te lezen en te beoordeelen ; de staat van zijne gezondheid is van dien aard, dat zelfs couranten Hem ont houden moeten worden. Maar in dit geval is de Koning zeker »buiten staat de regeering waar te nemen", de Ministers verzuimden dan den plicht, hun door Art. 38 der Grondwet opgelegd. «Het eerste lid van Art. 38 van de Grondwet luidt als volgt: Het Koninklijk gezag wordt mede aan een Regent opgedragen ingeval de Koning buiten staat geraakt de Regeering, waar te nemen." »In art. 3 van de Wet op de verantwoordelijk heid van de Hoofden der Ministerieele Departe menten lezen wij: »Strafbaar zijn de Hooiden der Ministerieele Departementen e. die nalaten uitvoering te geven of te doen geven aan de voorschriften der Grondwet enz. f. die, ook zonder opzet, de uitvoering, onder litt. e omschreven, grovelijk verzuimen." Bestaan die wetten nog of niet ? zoo zij be staan, waarom worden zij dan niet toegepast? Deze vraag moet zoo spoedig mogelijk opge lost worden; niet alleen de onafhankelijkheid, maar ook de eer van het Nederlandache volk is daarmede gemoeid." Het verraadt eens zeer geringe kennis van per sonen en van zaken, wanneer uien in het boven staande slechts eene uitdrukking iril zien van persoonlijke teleurstelling of van spijt. Eeue teleurstelling was het ongetwijfeld voor den heer Tindal, die menigmaal in de gelegenheid is ge weest om zich persoonlijk te overtuigen, hoe toegankehjk Z. AI. de Kouing was voor een flink en overtuigd woord, nii te bemerken, dat men Z. M. niet meer het recht meent te mogen toes taan, zelf te beslissen, of hij personen wil ont vangen, die hem over 's lands belangen kwamen spreken, te meer als die personen voor Z. M. geen vreemden zijn. Doch het feit staat helaas niet op zich zelf. De heer Ticdal verzekert en wij hebben geeuerlei reden om aan zijne waarheids liefde te twijfelen dat de Koning opzettelijk onkundig wordt gelaten van alles wac hij be hoort te weten, om zijne taak naar behooren te vervullen ; dat hem brieven, stukken en docu menten wordea onthouden, omdat bij niet in staat is, die te lezen en te beoordeelen. Welke waarde onder deze omstandigheden de konink ker geworden. Het zware werk deden de leerlingen en de morgenronde werd bezorgd door den jongen man, die de broodkar reed. Als het zomer was placht hij Minna en tante Hedwig, altijd vergezeld van haar ge trouwen Herr Sohnstein, op uitstapjes naar Guttenberg en andere fatsoenlijke biertuinen mee te nemen ; en gedurende de lange win teravonden zat hij gezellig zijn lange pijp te rooken, in het kamertje achter den winkel, waar Minna en tante Hedwig hem ge/elschap hielden, en Herr Sohnstein, eveneens met een lange pijp in den mond, gewoonlijk ook. Somwijlen zong Minna hun dan een of andere Duitsche romance voor, waarbij zij zichzelf niet onverdienstelijk op een ka merorgel accompagneerde; want Minna had niet alleen het nuttig onderricht genoten, dat haar in staat stelde de winkelboeken te houden, maar was ook in de fraaiere kun sten: muziek en dans onderwezen. Als zij 's zomers niet op expeditie uittrokken, wer den die rookpartijen gewoonlijk op het dak gehouden, waar Gottlieb een tuinfjc had aangelegd en rozen in potten teelde, ja zelfs een paar zeldzaam heerlijke bloemkoolen had gekweekt. Het was een verrukkelijk zitje, dat dak op warme zomeravonden, vooral wanneer de opgaande volle maan een blinkend zilveren spoor over de kabbelende golfjes der EustIliver sloeg, en Hunters Point overgoot met een geheimzinnig waas van schemerig blauw, dat die slinkende wijk, met haar oliepak huizen en al, liet aanschijn gaf' van een tooverachtig tafereel uit het wonderland. Op zulke tijden, als zij tusschen de rozenpotten en bloemkoolen zaten, gebeurde het vaak, dat Herr Sohnstein zijn lange pijp veronachtzaamde om tersluiks tante Hed wig's gevulde band te drukken. En ook Gottlieb vergat dikwijls te rookon, wanneer zijn gedachten langs dat glisterend pad over het water zweefden en zóó omhoog, naar den hemel, naar zijn Minna was. En dan lijke onderteekening heeft, behoeven wij niet nader aan te duiden. Aangenomen, dat dit alles volkomen waar is ; aangenomen, dat de regeering handelt in 's Ko nings lichamelijk belang, door hem geheel buiten de regeeringszaken te houden want men handelt zeker niet in iemands z e d e l ij k belang, door hem te beletten zijn plicht te doen . kan men dan zeggen, dat de regeering óók heeft gehandeld in 's lauds belang ? Indien de mededeelingen van den heer Tindal niet op afdoende gronden worden tegengesproken, dan heeft de regeeriug niet slechts haren plicht verzuimd, maar zich ook eene bevoegdheid aan gematigd, die haar niet toekomt. Welke daarbij hare bedoelingen zijn geweest, doet niets ter zake. Het voorschrift der grondwet is impera tief; het mag niet worden ontdoken of buiten werking gefield, om eene misplaatste teergevoe ligheid te sparen. Wij mogen hier veilig spreken van eene mis plaatste teergevoeligheid ; want wij houden ons overtuigd, dat den Koning de traditiün van zijn geslacht en het belang van het land te zeer ter harte gaan, om te dulden, als hij het kan verhindereu, dat de eerste dienaren der kroon met de monarchistische idee een roekeloos spel wagen. De beschuldiging tegen het ministerie inge bracht is van hoogst ernstigeu aard. Wordt zij niet ernstig wederlegd, dan is het met het pres tige onzer regeering gedaan. Kunst en Letteren. EEN NIEUW DRAMA VAN ERNST VON WILDENBRUCH. Die H au benl er c h e." Ernst von Wildenbruch heeft met zijn nieuw drama gisteren in het Deutsche Theater een vol komen succes veroverd," schrijft men aan de Netie Freie Presse, en de Berlijnsche pers is het, met weinig uitzonderingen, er over eens, dat de dichter van Die Quitzows zichzelf overtroffen heeft. Paul Lindau wijst, in de studie welke hij aan het stuk wijdt, op de verandering, die langza merhand gekomen is in de kringen, waarin men het drama laat spelen. Er was een tijd, waarin men eenvoudige burgerrnenschen ongeschikt achtte om door hun avonturen een ernstigen indruk te maken ; voor het publiek begon de dramatische mensch pas bij den baron. Langzamerhand komt men tot het tegenovergestelde uiterste, en de Duitsche dramaturgen der latere jaren zoeken hun belangwekkende personen meest en met succes in de onderste lagen der bevolking. Plat Berlijnsch op het tooneel is niet meer te laag voor liet tragische ; evenals in L'Assommoir en de stukken van het Théatre Libre maakt de onedele taal een deel uit van het dramatisch aangrijpende. Veel verder dan in Wildenbruch's Qml\ ow's ging Hermann Sudermann in Die Khre. Geen onbevooroordeelde kon zich onttrekken aan de machtige werking, die de krachtige model leering van den echten Berlijner minderen man uitoefende. Alles was zoo scherp waargenomen, zoo juist weergegeven, zoo lerenswaar en levenswarm, dat de woorden en uitdrukkingen, die ons anders in hun grove leelijkheid kwetsen, in de lijst van dit kunstwerk volstrekt niet meer stoor den, dat dit gansene drama zonder zijn Ber lijnsch element niet meer te deuken was. Het kan geen toeval zijn dat dichters van zoo fijne structuur als Wildenbruch en Sudermann zich in hun drama's thans vau de middelen be diend hebben, die tot voor weinig jaren aan an deren, door de kritiek minder h ooggeplaatsten, werden overgelaten ; en dat thans de bezoekers dor voornaamste theaters deze werken toejuichen. En als het geen toeval is, is het dan misschien keerden zijn gedachten weer terug naar de aarde, naar zijn kleine Minna want voor hem was zij nog altijd oen kind ? en het gevoel van dankbaarheid, dat dan in hem oprees, over het bezit van die lieve dochter en zooveel andere zegeningen, die hij had mogen behouden, hoewel zijn grootste schat hem ontnomen was, verminderde zijn ver driet. De Lebkuchendroom van Goltlieb's jeugd bleef echter onvervuld; nog was het doel, dat twintig jaren geleden zoo dichtbij bad geschenen, niet bereikt. Maar als een vol hardende bakker van het echte, kloeke, oudNeurenberger ras, gaf bij den moed daarom nog volstrekt niet op. Ieder jaar vermeer derde hij zijn voorraad honing, met de over tuiging, dat bij, zoodra de fortuin hem gun stig werd en dat ze het eindelijk doen zou, geloofde hij nog vast dan ook een honingdecg tot zijn beschikking bad, waar hij Lebkuchen van kon maken, die waard zouden zijn, door den Kaiser zelf te worden ge geten ! Na het geval met de gebroken schop was er tusschen Gottlieb en den oudsten leerling een zekere koelheid ontstaan, die. aldoor erger wordend, in volslagen onverschillig heid was overgedaan en daarna lot een scheiding had geleid. En toen geschiedde het, dat het noodlot een groote spaak stak in al de wielen, waarop het caféNiirubers; liep, door een frisselien jongen Neurenberger, onlangs uit die eerwaardige stad naar NewYork getogen en Hans Kuhn genaamd, in Gottlieb Bretzcl's dienst te voeren. Het was geen toeval, wat Hans bewoog zijn kost in een bakkerij te verdienen, toen hij naar New-York ging. Hij was bakker geboren, bakker uit keus, uit aandrift, krach tens erfelijk recht en aangeboren genie. Sedert onheugelijkeu tijd, ver terug in het donker der middeleeuwen, zoo ver zijn familieoverlevering en de kronieken van het Neurenberger bakkersgihle in het verleden reeds eene concessie aan de eischen door Zola, Ibsen en Tolstoïzoo heftig gesteld, wanneer ook de Duitsche dichtkunst haar oog naar beneden richt en in plaats van welvaarten weelde liever de treurige diepte beschouwt van hen die honger lijden ? Hoe het zij, met lichten voet is zij over de grenzen van het gepaste heecgestapt, en voor het drama is de scheidsmuur tusscben het litte rair voorname en het volksstuk, dat vroeger naar de voorstadtheaters verbannen was, weggevallen. Evenals Sudermann's F.kre is ook Wildenbruch's Hau'jenlcrche een stuk dat, afgezien van zijne dichterlijke eigenschappen, eenige jaren geleden moeit-lijk op dezelfde planken zou zijn vertoond geworden, waar men Faust en Don Carlos geeft. # * * De intrige van Die ilunbcnlcrche is heel een voudig. In de buurt van Berlijn woont een fabri kant, die zich door de werklieden niet »gmidiger Herr" laat noemen, maar wlleen »Herr Aujust". Hij meent het goed met zijn volkje. Hu zou gaarne als geestverwant van Hendrik IV, die lederen boer 's Zondags een kip gunde, lederen arbeider een varken vet laten mesten en slach ten. Hij is het met het manifest des Keizers eens, dat de oplossing der sociale quaestie in hoofd zaak door de twee voornaamste belanghebbenden, werkgever en werkman, moet gevonden worden. Voor de fisehen zijner arbeiders heeft hij verstand en hart. Hij acht degenen die thans op d«n voor grond treden niet zijne gezworen vijanden, maar veeleer de boden eener jonge cultuur, die, van hun doel bewust, vooruitstreven. En met deze moeten de bourgeois, de mannen der oude cul tuur, zich zoeken te vereenigen, vrijwillig-, door vermenging des bloeds .... Hier volgt de knoop. August zelf verlangt naar zulk eene vermen ging. Voor Lena, het heldere ftibrieksmeisje, dat zoo vlijtig werkt eu zoo aardig zingt, gevoelt hij een ware en innige toegenegenheid. Alleen het verschil in stand heeft hem tot nog toe verhin derd, zich van deze geheime wenschen van zijn hart rekenschap te geven. Welnu, hij zal het vooroordeel trotseeren en Lena trouwen. Hij doet zijn aanzoek bij Lena's moeder, eene oude, gebrekkige vrouw, aan huren rolstoel ge bonden. De oude vrouw is eerst als bedwelmd door het voorstel. De vreugde, de schoonmoeder van zulk een rijk man te worden, wordt voor haar samengevat in de gedachte dat zij 's zomers naar een badplaats zal kunnen gaan en genezing zoeken voor de rheumatiek in haar been. Na tuurlijk zal zij met Leiia spreken. En oom Ale, een prachtig type, de ontevreden arbeider, die geen vroolijk gezicht van zijn gezellen zien kan, wejen die Lage der Arbeiter", is plotseling bekeerd en ondersteunt haar. Lena begrijpt het eerst nauwelijks. Als er van trouwen sprake is, denkt zij het eerst aan niemand anders dan den papierschepper llefeld, een brave jongen, dien zij lief heeft en die ook haar bemint. »Herr Aujust. nu ja, ;>der jute Herr Aujust" die is »janz jut.." in zooverre... Maar zoo maar, niet om te trouwen. Toch neemt zij het aanzoek aan, ter wille van haar moeders gezondheid, en het is een uiterst treffend tooneel, waarin Lena haar besluit neemt. ]Su is zij verloofd, draagt damesjaponnen en kan zich niet schikken in al die weelde. Zij is diep ongelukkig. Iedereen ziet het, en het best Hermann, een jongere halve broeder van Herr August, een gewetenlooze losbol, die op de knappe Leua reeds lang een oogje gehad heeft. Hij weet met vrouwen van allerlei slag om te gaan, ook met fabrieksmeisjes; hij heelt spoedig Lena's geheim doorgrond, haar aan 't praten gebracht, en neemt de kans waar om in troebel water te visschen. Hij zal zijn broeder, den »Moralsatzke" zooals hij hem noemt, het mooie meisje voor den neus wegkapeu, maar er geen mevrouw van reikten, waren alle mannelijke loden van zijn stam bakkers geweest en meesters in hun vak. Bakken was zijn lust en zijn le ven; het was geen begeerte zijn handwerk te laten varen, wat hem bewogen had Neurenberg te verlaten en den Oceaan over te steken; veeleer een edele eerzucht, die hem dreef, zijn kunst op een breeden, vasten grondslag in de Nieuwe Wereld op te bou wen. En het had daarenboven toevallig getrof fen, dat hij i 11 de conscriptie een laag num mer had getrokken. Toen die jonge man, door den naam zijner eigen geboortestad op de spiegelruit aange trokken, het CaféNiiriiberg binnenging en om werk vroeg, maakten zijn openhartig uiterlijk en het verstand, waarmee hij over de bakkerij wist te praten, dat Gottlieb da delijk schik in hem kreeg, en Minna, die zedig over haar wiukelboek zat heengebogen, in het kleine kantoortje, achter liet loket, waarboven een mooi blauw geëmailleerd ijzeren plaatje met het opschrift »Kas" in vergulde letters was aangebracht, schepte veel behagen altijd op een gepaste, maagdelijk-zedige manier in zijn frissche wan gen, zijn vollen, lichtbruine;! krullebol en vlossig kneveltjc en eerlijke, blauwe oogen. Toen hij, in antwoord op Gottlieb's vragen, mededeelde, dat hij een kleinzoon was van den einensten bakker, wiens overheerlijke Lebkuchen Gottlieb als jongen in Neuren berg zelf had gegeten, en dat niet het onbe langrijkste deel van zijn bakkersuitrusting het Lebkuchenrccept was, dat van den genialen uitvinder, zijn verren voorzaat, vau vader op zoon in zijn familie was overgegaan kortom, zulk een verleidelijk getuigenis van zichzelf gaf, was het waarlijk niet te ver wonderen, dat Gottlieb zich in de handen wreef van louter vreugd en hem op staanden voet, niet als leerling, maar als vol slagen knecht in dienst nam.. (Wordt vercofyiT).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl