De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 28 september pagina 4

28 september 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Bwdel-leerling dan in Gent. Hy ging _ _ -rog en het kon hem weinig schelen * die~otifle akademikus zyn stukken by de conen het minste achtte. Zoo vond het jaar der ie in hem reeds een halven revolutionair. tónt aan het evenement van den val der [-monarchie ook een groote beteekenis in de .konstgeschiedenis toe. Gelijk het jaar '30 de roWWitificha school had doen geboren worden, Jpw dateert van 1848 de realistische richting. Het ww een enthousiast streven naar iets ws. Men begon met datgene te bestadeeren ' Zola later zou noemen de nieuwe sociale, en nattorlyke omgeving. Men begon de wegen :én velden grondiger te bestudeeren, zich met de Bfcrtetocbten en sentimenten der geringe lieden ?-tn contact te stellen en hun de eer te bewyzen ffle tot nog toe goden en helden werd gebracht." 35oo schildert Breton de nieuwe beweging, als wier voorgangers hij Corot, Rousseau, Diaz en Troyon noemt. Corot, met wien hy later persoonlyk bevriend werd, is Breton's enfant chéri. Over geen schilder van zijn tijd laat hij zich mot zoo'n enthousiasme uit als over hem, en dat is zeer karakteristiek voor zyn eigen persoonlijkheid in de kunst, want even als Corot heeft Breton aan bevalligheid de voorkeur gegeven boven het con sequente realisme. Zoo kan men ook zijn afkeer verklaren van den gepassionneerden romanticus Delacroix, en zyn eenigszins koele erkenning van den krachtigen Millet, en zijn veroordeeling van C0nrbet en zyn bespotting van Manet. -Het jaar 1848 bracht Breton op nieuwe wegen, 1 maar allereerst op een dwaalweg. Hy liet zich deels door de politieke gebeurtenissen, deels door ' de ruinoering en spoedig gevolgden dood van zyn "wder verleiden tot een soort van socialistische tendenn-schüderkunst. Wanhoop" en Honger" 'Iweten twee der groote melancholische stukken, '? die op den Salon onopgemerkt bleven. Evenzoo ging het te Brussel met de Zigeuners", een -romantische terugstap. Maar tegelijk met de Zigeuners" had Breton .^«en klein stuk de kleine arenleesster" naar Brussel gestuurd, dit hij naar een meisje van Courrières geschilderd had en waar hy maar weinig gewicht aan hechtte. Met dit stuk had de schil der, die na 26 jaar oud was, zich zelf terugge vonden. Hy had eenvoudig weg geschilderd wat hem z\ja geheele leven het naaste was geweest, wast hu was zoowel te Gont als te Parijs altijd aan zyn geboorteplaats blijven hechten; hij keerde er zoo vaak mogelijk terug. In het j aar 1854 zond mj een grooter stuk met hetzelfde sujet: de arenlëessters" naar den Parijschen Salon, dat hem een derde medaille en een gevestigden naam bezorgde. Breton hecht er veel gewicht aan, dat zijne -Arenleessters" uit het jaar 1854 dateeren, maar die van Millet uit 1857. Maar toch kan men zoo maar niet den invloed van Millet op Breton ontkennen. Breton zelf ontkent dien niet openlijk, maar geeit dien ook niet opanlyk toe. De kritiek kan het niet toelaten om den gelukkigen omme keer, die van het jaar '53 af in Breton's talent waar te nemen is, niet enkel aan het gadeslaan van de natuur en aan de revolutie van 1848, maar aan het voorbeeld van Millet toe te schrijven, die, zooals Breton zelf zegt, juist in het jaar 1853 met een boerenstuk optrad, waarin de figuren wezenlijk waargenomen en natuurlijk zijn. Dit stuk kreeg een tweede medaille en vestigde het eerst de aandacht der kunstenaars, nog niet der koopers, op Millet. Eene eigenaardigheid van Breton (waarin ook gedeeltelijk zyn kracht ligt) is zyn innige gehecht heid aan zijn noordelijke afkomst. In zijn jeugd gevoelde hjj eenmaal, evenals alle noordelyken, het verlangen naar het zuiden. Arles was zijn ideaal. Maar toen hij er kwam, voelde hij zich teleurgesteld, zoodat hy er het penseel geheel liet rusten. In Italiëis hy nooit lang geweest en hij héft ? ook nooit naar een Prix-de-Rome gedongen. Hij beweert zelfs dat het al te vlytig bestudeeren van de oude Italianen zoowel Ingres als zyn stu diegenoot Baudry hun originaliteit gekost heeft. Behalve Artois en het naburig Vlaanderen heeft slechts Bretagne Breton blyvend kunnen inspireeren en Idj zalf verklaart zich dit als een atavisme daar zyn familienaam hem als afkomstig uit Bretagne doet kennen. G. T. l) Jules Breton, membre de l'Institut. La Vie d'un artiste. Paris, Lemerre 1890. Dezer dagen is voor de eerste maal in ons land een stuk van Matüujs Maris verkocht, en wel door den "kunstkooper E. J. van Wisselingh. Het stuk werd aangekocht door den heer Lebret te Dordrecht. MEVROUW COURTMANS?BERCHMANS. Op Maandag jl. overleed te Maldeghem in Vlaan deren, in den gezegenden ouderdom van 79 jaren, de befaamde Zuid-Nederlandsche schryfster, Me vrouw Courtmans?Berchmans. Johanna Desideria Berchmans ontving het levens licht in het kleine dorpje Audeghem bij Dendermonde. Door haar huwelijk met den verdienste lijken leeraar J. Courtmans, een ijverig en strij dend fiamingant, kwam de jonge, begaafde vrouw weldra in betrekking met de voornaamste beoefe naars onzer herboren Vlaamsche letterkunde : Rens, Ledeganck, Van Duyse, Willems en anderen. Wanneer deze mannen haar echtgenoot kwamen bezoeken, woonde Mevr. Courtmans de gesprekken by die tusschen hen gevoerd werden, en zooveel invloed hadden deze op haar, dat zij weldra be sloot zich ook op de beoefening der letterkunde toe te leggen. Hare eerste proeven waren dichtstukken, getuigend van eenen gewissen aanleg, (meerdere verschenen in den Almanak voor N erlands Katholieken), doch het was slechts na den dood van haren echtvriend dat zij de ware baan vond: de novellistische literatuur, en het Vlaamschlezend publiek dien reinen schat van verhalen en romans schonk, die heuren naam onsterflijk zul len maken. Meer nog dan de romans van Conscience weer spiegelen hare werken het Vlaamsche leven. Al hare gewrochten dragen den stempel van eenen fijnen opwekkingsgeest, gepaard aan menschenkennis en juiste opvatting. Haar trant van ver halen is zwierig en onderhoudend; zij wist uit te vinden die haren stipt eene ««er eigenaardige en persoonlyke tint gaven. Haar schoonste titel op onzen eerbied is het feit dat zij, door haar roman: De Hut van tante Klara", de hatelyke kantwerkscholen in Vlaanderen heeft doen verdwynen. Haar Geschenk van den jager" is een krachtig verzet tegem het misbruik dat van de pandbergen in groote steden gemaakt wordt. Mevr. Courtmans was ridder der Leopolds orde en genoot de eer van den vijfjarigen staats prijs voor Vlaamsche letterkunde. Voor hare kinderen, allen nog zeer jong toen haar echtgenoot stierf, heeft zij gezwoegd en ge zorgd zooals nooit eene moeder het deed. Ook droegen deze der goede moeder eeue grenzelooze liefde toe, en het zal voor de waardige vrouw een laatste en zoete troost geweest zijn al hare be minden rond haar sterfbed te vinden. Toen wij voor de laatste maal de eer hadden bij de schrijf ster toegelaten te worden, bracht Mevr. Courtmans het gesprek op hare overleden lettervrienden en intiemen. Eene harer dochters, ziende dat al die herinneringen het gemoed der moeder te veel aandeden, gaf met veel takt eene andere wending aan ons onderhoud. Moeder mag niet te veel aan sterven denken", verklaarde zij ons bij het uitleiden. En nu is de geliefde schrijfster ook naar elders gereisd. Hare werken toch zullen blijven : blijven als de reinste parelen in den Vlaamschen letterkrans, trouw bewaard in de liefde harer bewon deraars : al de Vlamingen. HEKMAN BOGAEHD. BASILIO ALEXANDRI. Te Mercescu in Moldaviëwerd op 7 September de grootste dichter, dien Roemeniëtot heden bezat, ten grave gedragen. Zijn familie was uit Boven'Italiëafkomstig, maar reqds onder Basilio's voorvaderen geheel Roemeensch geworden; in 1821, in het jaar toen Roemeniëzich van de heerschappij der Phanarioten vrijmaakte, was hij geboren. Hem was door het lot behalve een buitengewoon po tisch talent, ook een ryk aandeel in de goederen der aarde toegewezen; hij werd dan ook naar Parys gezonden, studeerde er al wat hij wilde en leerde het leven der wereldstad kennen. Hy volgde de colleges in medische en de juridische vakken, wy'dde zich met ijver aan de litteratuur en kwam er in de aanzienlijke kringen der intelligentie. Nauwe lijks twintig jaar oud, debuteerde bij met zijn Buchetiero dia florenta, eon novell;, die in de Dada literara, eene revue onder redactie van Cogalniceanu werd opgenomen. De dood zijner moeder riep den jongen dichter naar Moldavi terug, en hij legde zich terstond op de atndie van het volksleven aldaar, dat tot dien tijd nog in 't geheel niet behandeld was, toe. Op zijn tal rijke tochten door het gebergte luisterde hij de meestal weemoedige volkswijken en de in den mond der boeren en herders voortlevende sagen en sprookjes af, en hier, aan de levende bron der volks-poëzio, schepte Basilio Alexandri de impulsie en de steeds vernieuwde kracht, om de stichter te worden van een nieuwe poëtische richting en tegelijk de hersteller der Roemeensche taal op nationalen grondslag Uit den tijd van Alexandri's reizen in de bergen van Moldaviëstammen de meeste der volksdichter, die in 1852 verschenen en in 1862 herdrukt zijn. Zij brachten het bewijs, dat het de Roemeensche taal noch aan buigzaamheid noch aan rijkdom van woorden ontbrak, en zij voor schoone gedachte ook een schoonen vorm beschikbaar had. In hot jaar 1848 stond de dichter Basilio Alexandri aan de zijde der liberale revolutiepartij, als welker lid hij ook voor de onder bescherming van Russische bajonetten binnenstormende reactie het land moest verlaten. In deze politieke Sturm-und-Drang" periode ontstond de Roemeensche vrijheidshymne", het eenige groote politiek gedicht van Alexandri. Reeds in het jaar 1844 had Alexandri zich met Cortache Negruzzi, den stichter van het theater te Jassy in verbinding gesteld, en voor dit laatste een groot aantal stukken geschreven, die voor een deel thans nog op het repertoire van dat theater gekomen zijn. Toen na het volledig verdwijnen van het Rus sisch protectionaat door den vrede van Par^s, in 1856, en na den aftocht der Oostenrijksche troe pen in het volgende voorjaar, het verlangen der Roemeensche patriotten na eene vereeniging der Donau-Vorstendommen zich weer luide deed hooren, sloot zich ook Alexandri, in overeenstemming met zijn gansche verleden, aan dit streven aan Dit kwam in 1859 tot de overwinning, door het verkiezen van Joannes Alexander Couza tot vorst van Moldaviëen later van Walachije, en de dich ter werd eerst met de portefeuille van buitenlandsche zaken, en later met den gezantschap:post te Parijs begiftigd. Ook in deze officieele betrekkingen vond Alexandri gelegenheid en tijd tot litteraire werkzaamheid. Hij verleende onder anderen zijn steun aan de in 1864 te Jassy opgerichte vereenighig Jun mea", het uitgangspunt der latere junimistische partij." In lateren tijd zetten de heldendaden, door het Roemeensche leger in den Russisch-Turkschen oorlog verricht, den dichter aanleiding gegeven tot eene reeks van gedichten, meest van epischen aard, van welke enkele, Benesch, de Balkan en De sergeant, in den volsten zin des woords eigendom der gansche Roemeensche natie geworden zijn. Uit den tijd van zijn beste werken, stammen de drama's Fontana Bauduzei en Ovidius, welke als zijn beste scheppingen op dat gebied worden beschouwd. Maar van hoeveel beteekenis Alexandri, die gelijk men weet onder het kabinet Jean Bratiano tot zijn dood gezant te Parijs was, als dramaticus mag ge weest zijn, zijn voornaamste kracht ligt in zijn lyrische gedichten en balladen, aan het volkslied verwant, door welke hij aan de Roemeensche volkstaal hare tegenwoordige plaats in de rij der Europeesche litteratuurtalen heeft verschaft. Dat de dood van zulk een man door alle politieke par tijen in Roemeniëals een zwaar verlies voor het land wordt beschouwd, kan niemand verwonderen. Hij heeft eene plaats verworven in het hart zijner landgenooten; en terwijl de regeering zijne nage dachtenis eert door eene plechtige begrafenis op staatskosten, is de grootste glorie voor Alexandri wel deze geweest, dat vele zijner volksgedichten nog gedurende zijn leven eigendom van het volk zyn geworden. MS (Ingezonden.) MARIO, De Morrisons. Utrecht, J. L. Beijers, 1890. De heer L. van Deyssel heeft dit boek in ver band gebracht met Couperus' Eline Vere, en gezegd dat Mario op zwakke wy'ze aan het na bootsen is geweest toen zij want Mario is een zij de familie Morrison op 't papier bracht. Ook heeft de heer L. van Dey«el in eenige zyner eigenaardige, booze, onhebbelijke volzinnen gezegd dat er r.iets goeds in dit boek is, eene uitspraak die niet klopt met de beken tenis dat de heer van Deyssel na het eerste hoofd stuk het boek dichtsloeg, omdat hy van de rest genoeg had. Er is wél wat goeds in dit boek. En het is zoo weinig eene nabootsing van Eline Vere dat de auteur Mario nog moet beginnen aan de eerste bladzijde van Couperus' mooien en indrukwekkenden roman. Door vergelijken loopt men gevaar onbillijk te zijn, en geregeld is dit het geval wanneer men twee ongelijksoortigheden samenbrengt; kan een aardig schoothondje 't helpen dat liet niet fier steigeren kan als een weeldepaard, of heeft de bouwmeester van een rank pleiziervaartuig schuld eraan, dat zijn werk afsteekt naast een driemaster met volle zeil ? Mario durf ik beweren ver langt niet naast Couperus te wandelen, heeft nog minder de pretensie hem op zijde te willen komen; onder onze eerste romanschrijvers zich een plaats af te dwingen liet zij aan hem over ; doch zelve vraagt zij, en vroeg zij reeds sedert Schetsen en Verhalen" het licht zagen, geteld te worden bij de verdienstelijke auteurs van een lageren rang. Door Mario met Couperus in n zin te noemen, als Van Deyssel deed, dicht men aan de eerste eene aanmatiging toe, waartoe zij niet de aanleiding gaf. Doch het is geheel in den hoogmoedigen uitsluitingsgeest van den critiseerenden Van Deyssel, om aan elk ander genre clan Let zijne het bestaansrecht te betwisten en don ver worpen auteur zijne ongenade toe te duwen met in den regel barscher terminologie dan de woor den uit zijne bekende brochure Onze litteratuur": omdat gij niet groot zijt kunt gij gerust thuis blijven." Wil men de wijze van zien en van schrijven van Couperus en van Mario inderdaad vergelij ken, dan heeft men slechts den aanvang van Cou perus' roman, de voorstelling der tableaux-vivants ten huize van 'de Yerstraetens, te leggen naast de bladzijde (217) waarop Mario van een dergelyke partij verhaalt; of de thuiskomst van het jonge paar De Woude van de huwelijksreis bij Couperus te vergelyken met die van Lizzie en Von Goltz bij Mario : en het groote verschil is daghelder. Mario heeft de gebeurtenissen van een deftigen Amsterdamschen familiekring geschetst, zooals die een dertig jaar geleden, en misschien nu nog wel, leefde en dacht, eentonig leefde en weinig dacht. Mario zotte zich neer en vertelde, vertelde van de familie, die bestond uit vader, moeder, twee volwassen dochters en een zoon-student, en een tante-malloot en oen goedigen aantrekkelijken oom. En hoe 'n deftig bankier die vader was, en ook wel een beetje belezen" want hij kon 't There are more things in heaven and on earth" aanhalen, en hoo onbeduidend de niama; en hoe poppig-snocpig Lizzie die tot vreugd harer ouders trouwen ging met den rijken en knappen Von Goltz; en hoe Fanny heel anders was, veel dege lijker, en hoe die don fatterigen broer van haren zwager afwees, en werkzaamheid zocht op haar atelier, en daarna stil verliefd raakte op een knappen jongen weduwnaar, en hoe deze haar eindelijk vroeg in den maneschijn in de geheim zinnige schaduwen van het overhangende hout", en hoe gelukkig zij was toen zij, getrouwd, bloei ende kindertjes kreeg. En dan dio vriendin, die Thora, die zoo rijk was en alles wilde weggeven om rust te vinden in een levensdoel ter eere van God, wijl zij ongelukkig alleen was achtergebleven na den dood eener zuster, en hoe die Thora naar Parijs ging en het beleg doorleefde als weldoende verpleegster, en ten laatste, zich wijdende aan de choleralijders in het Zuiden van Frankrijk, daar stierf; en hoe de student-broer op die flinke vriendin verliefd was geweest, zooals een knaap verliefd is op eene jonge vrouw die hem over 't hoofd is gewassen, en hoe hij 'n blauwtje liep, maar niettemin later zijn verdriet vergat in eene andere vrijage. En van de sympathie van Fanny voor Oom en van Ooin voor Fanny, en zoo al meer. Van dat alles wist Mario te verhalen. Mij dunkt, zij moet eene uitstekende vertelster zijn, en, indien zij minder deftige woorden bij het spreken gebruikt dan in haar boek, sterk door kinderen zijn gezocht. Als eene goede vertelster begint zij ook gewoonlijk met bet weer : het was zomer", de Maartsche buien spookten", 't was aan den avond van een eerste schoonen, rechtaf warmen Junidag" [waarom die voorkeur aan dat leelijke rechtaf? rechtaf ongelukkig" (114), rechtaf tevreden" (116)]. het was zwoel en heet" enz. altemaal inleidingen die een tot luiste ren gereede kinderschaar aanstonds op hun ge mak zetten. Mario is zeer zorgvuldig in het meedeelen van alle bijzonderheden die voor de oogen van don lezer het leven van den kring 's winters in Am sterdam, 's zomers buiten, moeten duidelijk maken. Zij spaart hem goen regendropje buiten , geen sigaren-rookwolkje binnen 's huis. Elk lijntje van de teekening moet er staan, op gevaar af dat de perspectief er door lijden zal. En bij eene tcekening van het leven der Morrisons en van Thora blijft het ook. Het boek wil geen roman zijn met zich ontwikkelende, boeiende karakters, met zwaren strijd voerende, in zaligheid jubelende of ellendig ondergaande personen het is eene vertelling, eene lieve vertelling van het burgerlijk leven van deftige menschen die met God en met eere door het leven komen. De eenige figuur, die uit het gareel wil en uit den band springt is zwak van teekening en draagt den Morrisonnaam niet. Van Fanny is het meest werk gemaakt: is de auteur bezig Fanny te beelden, dan raakt zij buitengewoon op dreef. Fanny bij haar broer op zijn kast", Fanny met de kinders in de serre (155), Fanny op bezoek bij oom Frans (228), Fanny met van Maerle zittend in het gras (247, daan en die men zich, Is de lectuur gaarne herinnert Voor het teekenen yan gewone karakters, dit heeft men opgemerkt, in niet te groote ly'sten, heeft Mario een bijzonder en on miskenbaar talent. Over heel het boek ligt eene beminnelijkheid die een aangenamen indruk maakt. Naar het voorbeeld van prof. A. Pierson J) heeft de auteur op personen en zaken een licht doen vallen waar door zij beminnenswaard zijn geworden, en zy is zoo weinig objectief te werk gegaan, dat haar goed hart op bijna elke bladzijde heeft gesproken. Ook zij wil wol liefhebben." Dat Maria's ver tellingen en schetsen recht geven om iets grooters, iets diepers en breeders van haar te verwachten, moet, vrees ik, worden betwijfeld. Al hare boeken zijn door dezelfde lijnen begrensd, waarover haar talent niet schijnt heen te komen. Doch, al moest die meening juist blijken, wat nood? Is ook wat deze auteur met zorg en niet zonder talent ver dicht, is do detail-teekening eenige waardeering niet waard? Moet het minder voortreffelijke naast het boste, weggedaan en vertrapt? Ook op het gebied van den geest", zegt Pierson in het genoemde boek, geldt het gebod: gij zult niet dooden." Utrecht. S. Z. A. Pierson: Oudere Tijdgenooten, Voorrede. Wetenschap. HET HYPNOTISME IN DE GENEESKUNDE. Op het onlangs te Berlijn gehouden geneeskun dig congres werd, onder meer andere belangrijke onderwerpen, ook het hypnotisme besproken. Dr. Bérillon, hoofdredacteur van de Revue da l'Hypnotisme et de la psychologie physiologigue, hield daar een voordracht over hypnotisme en suggestie, die een diepen indiuk heeft gemaakt. Genoemde geneesheer behandelde in de laatste achttien maanden 360 zenuwlijdcrs volgens ge noemde methode. Een groot aantal dier lijders, die te vergeefs reeds op allerlei andere wijzen waren behandeld geworden, werden door hem genezen, of meer of minder verbeterd. Hij had vooral veel succes bij zenuwpijnen, scheele hoofd pijn en pijnen van verschillenden aard. Naar zijne overtuiging kan de hypmtischésuggestie belang rijke diensten bewijzen bij alle zenuwlijders, ook dan wanneer het lijden van organischen aard is; hij geeft tevens de verzekering dat de toepassing der suggestie nimmer gevaar kan bieden, wanneer zij toevertrouwd is aan ervaren geneeskundigen. Tal van waarnemingen, veracht door andere gencesheeren, bevestigen het gunstig oordeel van Dr. Bérillon. Tijdens de groote tentoonstelling te Parijs, in hot vorige jaar, werd daar het eerste internationale congres van proefondervindelijk en geneeskundig hypnotisme gehouden. Als eerevoorzit ters fungeerden de professoren Charcot, BrouardeJ, Brown-Séquard en Lombroso. Bij die gelegenheid werd het bestaan der nieuwe wetenschap officieel erkend, en kon men zich een overzicht vormen van de werkelijke diensten, die de hypnotische suggestie in steeds kliminender mate aan de ge^ neeskunde bewijst. Het is met van belang ontbloot hier melding te maken van eenige mededeelingen, die op dat congres zijn gedaan. Dr. Auguste Voisin, de be roemde geneesheer aan het bekende Parijzer gast huis la Salpétrière" is zoo gelukkig geweest door suggestie zekere vormen van krankzinnigheid te genezen, alsook verslaafdheid aan sterken drank en aan morphine. Met uitstekend gevolg behan delde hij langs dien weg kwade gewoonten, ka rakterfouten, slechte zeden vooral bij kinderen. Hij stelde den loden van het congres verschillende zijner gewezen patiënten voor, wier herstel reeds van twee jaren en langer dagteekende, een stellig bewijs tegen de meening van vele tegenstanders der hypnose die do goede uitkomsten dezer ge neeswijze slechts schijngenezingen noemen. Professor Fontan van Toulon heeft schitterende uitkomsten verkregen door toepassing der sugges tie bij verlammingen en bij vele andere zenuw aandoeningen. Volgens Dr. Bérillon viert deze geneeswijze haar schoonste triomfen bij zekere kinderziekten, als nachtelijk bedwateren, verschil lende zenuwaandoeningen, stotteren, angst om alleen in het donker te zijn en kwade gewoonten. Ook in een pedagogisch opzicht verdient de sug gestie allo aandacht, als een uitstekend hulpmid del bij de opvoeding. Zij is vooral aangewezen orn ondeugden te bestrijden, als liegen, luiheid, wreedaardigheid, diefstal, ongehoorzaamheid. De heer Iléinent, inspecteur gcnéral honoraire de l'Universitéde Paris" beveelt insgelijks mot warmte en overtuiging de toepassing der sugges tie aan in de pedagogie, vooral bij kinderen, bij wie de gewone middelen tot verbetering zonder vrucht zijn aangewend. Onder alle mcdodeelingen verdient in hooge mate de aandacht het verslag der doctoren van Itenterghem en Van Eeden uit Amsterdam, wier inrichting tot behandeling van zenuwzieken door hypnotisme in Nederland beroemd is. Hun ver slag, loopcnde over de jaren 1887-1889, maakt melding van ruim vierhonderd ziektegevallen. Wanneer men in aanmerking neemt, dat het meerendeel der patiënten, alvorens zich aan de behandeling door hypnotisme te onderwerpen, alle meer gewone behandelingswijzen door medica menten, electriciteit, massage, hydrotlierapie, ther maal- en badkuren zonder vrucht hadden be proefd, dan moet men verbaasd staan over bet groot aantal genezingen, dat genoemd verslag aan wijst. Dr. de Jong, specialiteit voor zcnuwziekten in den Haag, wees op gunstige resultaten door hem verkregen bij zwaarmoedigheid en lichte vormen van zielsziekten. Welk besluit moet men nu trekken uit al die daadzaken, die wonderbaarlijk schijnen en toch slechts de uitvloeisels zijn van eenvoudige natuur wetten; zoo niet dat er een nieuwe en machtige geneeskracht is ontdekt, een kracht die geroepen is, niet om de bekende geneeskrachten te vervan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl