De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 28 september pagina 9

28 september 1890 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Te Huur. d* rubriek ,TB HÜB" worden voor OOK «bonnes gratis »ednrende ??*? nkMmd opgeüomen woningen, kamere en», welke v<66r Vrijdag jén unr opgegeven zijn, met vermelding van Stand, Lokaliteit, Huurprijs en wanneer te aanvaarden. Op gaven bieraan Biet voldoende kunnen nint g jplMts't worden. (O. 35 J 48 Een Huiflj f 800, te zien dage), van 12?2 uur. 60 Een Huis, bev. i gr. eu l kl. kamer, ' keuken,enz., te zien dag. van l?3 uur, te b«vr. 8t. Jansstraat 15. 129 Een Bovenhuis, f 450, bev. 2 kamers, alkoof, keuken, zolder, dag. te zien van 8-44 tinr, te bevf. Uilenburgerstraat 105. 139 Een Huis, f 1100, dagelijks te zien van 2?4 unr, te bevr. O. Z. Voorburgw. 173. 154 Een Huis, te zien dag., te bevr. Oude Doelenstraat 11. 164 Een Huis, f 575, dag. te zien na l uur. 181 Een Bovenhuis met Magazijn, prachtig licht, te zien Maandag en Donderdag van 2?4 uur, te bevr. aldaar. v. Baerlestraat. "22 Een vrij Bovenhuis, te bovr; in het huis 28 30 Een Bovenhuis, te bevr. v. Baerlestr. 28. Srouivertgracht. 67 Een Huis, dagelijks te zien, te bevr. Brouweregracht 84. 67 Een Bovenhuis, huurpr. f 325, dag. te zien. Te bevr. in het huis. Kinnen Broutverttraat. 9 Een Kelder, 50 et. p. w., te bavr. bij J. O. Schogt, Haarlemmerdijk 99. tilderdfilettraat. 13 Een geheel vrij Bovenhnis, f 6.50 p. w., bev. 3 kamers, alkoof, keuken, zolder enz. 15 Een Huis met Tuin, f 5.50 p. w., bev. 2 kamers enz. Een Ie en 2e Bovenhuis, f 4.50 en 4.-r p. w., bev. 3 kamers, alkoof enz., dag. te zien, te bevr. bij den makelaar H. A. Hassink, Gelderschekade 102. Binnenkant. 44 Een Huis met Tuin, f 900 p. j., direct te aanv. Da ('ottakatte, 12 Een geheel vrij Bovenhuis, f 6.50 p. w., bev. 3 kamers, alkoof, keuken, zolder en verdere gemakken. 14 Een Huis met Tuin, f 6.?p. w., bev. 2 kamers, alkoof, keuken, zolder en verdere gemakken. Een Ie en 2e Bovenhnie, f 4.50 en f4.?p. w, beiden goed ingericht, GasthuitmolentteeaEen onderste Bovenhuis, f 33 p. m., te bevr. bij L. Bouwman, Kloveniersburgwal 4. Haarlemmerstraat, 62 Een geheel huis met vergunning en billard, f 1700 per jaar, te bevr. bij den makelaar H. A. Hassink. 81 Nette, gemeubileerde Voorkamer met alcoof, f 16 per maand, dagelijks te bezichtigen. Heerengracmt. 6 Een Huis, te zien Dinsdag en Denderdag van 2-4 uur. 67 Een Kelder, waarin afgetimmerd kantoortje, f 12.50 p. m., voorzien van gasaanleg en duinwaterleiding, dag. te zien en desgewenscht direct te aanv., te bevr. in het huis. 152 Een Huis f 950. Te zien Maandag en Donderdag, te bevr. Keizersgracht 373. 191 Een Huis, te zien dagel. terstond te aanv., te bevr. bij van Liemt, Singel 309. 193 Een Bovanhuis, bevatt. 3 kamers, zol der of kelder. . 357 Drie net gem. Kamers en anite en apart spreekkamertje met afzonderl. opgang, f 60 p. m. ?fa» Steenxtraat, 263 Een net ingericht Huis met sousterrein en tuin, te aanv. l Nov., dag. te zien, te bevr, in het huis. Een dito net en groot 2de Bovenhuis, te aanv. l Nov., .e zien Dinsdag en Donderdag van 2?4 uur, te bevr. B. P. Wijsman, Bustenburgerstraat 63. Jan v. d. Heijdettttraat. 172 Een Kamer met kost en inwoning, Ie tage, f 30 p. m. Kalverttraat. 34 Een ruime Ie Etage, desverkiezende voor kantoorgelegenheid. 35 Een Bovenhuis, te bevr. Kokin 32. 158 Een Huis, te bevragen Eokin 32. 171 Kantoorlokalcn. Kerkstraat, 236 Een net geheel vrij Bovenhuis, f 450, direct te aanv., te zien dagel., te bevr. Boerhavestraat 11 huis. Keizertfjracht. 99 Een Huis, f 1300, te zien dag. te bevr. Heerenstraat 32. 212 Een Huis met Tuin, f 1600, te bevr. 3e Weteringdwarsstraat 36. 287 Een Huis'en tuin, huurprijs ?.1200, bevattende 7 kamers, keuken, zolder, meidenkamer enz., te zien Dinsdag en Donderdag van l?3 uur, aldaar te bevragen. 363- Een Huis, te bevragen Keizersgracht 385. 378 Een groot geheel nieuw ingericht Boven huis met drie salons en suite, vier slaap kamers, badkamer, keuken, zolder met boden- en mangelkamor en alle verdere gemakken, te aanv. l Nov. of eerder, te bevr. aan het huis. 444oEen Huis met Tuin, te bevr. 446. 458 Een Huis, f 1500, bev. 8 kamers, bad kamer, 2 keukens enz., te zien dage). van 2?4 uur, te bevr. Jacob v. Campenstraat 31. 513 Een Huis, te zien Maandag en Woens dag van 2?4 uur, mits vooraf belet te vragen, te bevr. Kerkstraat 393. 602 Een Huis met Tuin, f 1500, bev. 9 zoo wel gr. als kl. kamers, te zien op aan vragen bij S. Petri en Zoon, Heerengracht 289. 734 Een Huis, te zien Dinsdag en Donder dag van 2?4 uur, te bevr. Keizers gracht 704. ophoudelijk ... tingelinggelinggeling. »'k Zal ' wel even open doen, blijf maar" ... hoorde ik heel onverwacht daartusschen de stem van mijn vrouw achter de gesloten kamerdeur zeggen... en oogenblikkelijk daarna stond ik aan de Handelskade. Zonderling! zóó .?was het middag en nu ineens nacht. Het e licht, dat den romp en een deel het ruim der kolossale"stoomboot vóór helder bestraalde, deed mij eerst pijn aan de oogen, toen ik er inkeek, maar ze raakten «r spoedig aan gewend, 't Was een roepen, «en loopen en draven om mij heen, om hoofdpijn van te krijgen; stoomkranen en lieren zuchtten en stampten, kettingen rinJkelden, locomotieven gilden, goederentreinen reden dreunend af en aan, steekwagens, door «toere sjouwerlui voortgeduwd, bolderden mij voorbij, m'aar in weerwil der schijnbare ver warring ging alles geregeld en ordelijk zijn .gang. Toch kon ik niet zeggen, dat ik mij ?daar erg op mijn gemak bevond ; elk oogenblik moest ik op zij springen, om een aan.rollenden wagen te ontwijken, of een bonk van een vijftal in een strop aan de stoomkraan rondzwaaiende balen te vermijden; nu werd ik hierheen geduwd, dan daarheen gedrongen; nu kreeg ik rechts een stoot, dan links een stomp, of liep gevaar overreden te worden, zoodat ik eindelijk om uit het gedrang te raken, de loopplank overging en achter den man bij de stoomlier aan het grootluik een wijkplaats zocht. »Hiew!" »Vier!'' werd telkens uit het ruim geroepen, waarop de man aan de lier even geregeld: »Hiewen is 't!" of »Vieren is 't!" terugschreeuwde. Ik begreep van al die nachte lijke drukte hoegenaamd niets. »Wat is er ?eigenlijk aan de hand ?" riep ik hem einde lijk in het oor »Weet u dat niet . . . Vieren is 't! . . . vóór morgenochtend . . . Hiew!... moeten wij... Hiewen is 't! ... ?6000 balen tabak aan boord ... Vieren !" .meer verstond ik niet. Plotseling veranderde ihet tooneel opnieuw. Ik zat nog steeds achtfer den grooten mast, waar ik zeker in slaap moest zijn gevallen, want ik voelde mij pijn. lijk en stijf; maar nu scheen de zon, het rumoer was verstomd, de luiken waren ge floten en toen ik opkeek, zag ik boven mij ?op de brug den directeur van de stoombootmaatschappij met iemand in uniform staan praten en ving het volgende gesprek op: ?»Denk er aan, kaptein: 12000 gulden premie als de lading op tijd binnen is." :»Geen nood, mijnheer, ik zal de boot laten loopen, zooals ze nog nooit heeft geloopen... maar wat is het jammer, dat we er maar :2500 aan boord hebben gekregen." »Och ? dat hindert niet, de inladers betalen toch voor 6000, tegen 10 gulden het stuk; dat ?was de conditie, en als je schip nu maar voldoende geballast is, kaptein ..." «Ruimschoots, mijnheer 'k heb een vijf tig wagons kolen in het voorschip laten stor ten en de lading granietblokken, die de Noorsche brik gisteren op de kade heeft gelost, in het achterruim gestuwd ..." Zoo? jongens! daar zullen we last mee krijgen, die waren meen ik voor Belgi be.-stemd?enfin! dat zullen we met den eige naar wel schipperen, zoodra wij maar weten, wie hij is... Jammer dat wij de vaatjes Portland uit den Rotterdammer niet hier hadden en voor hem konden vervoeren ... ?enfin! de afzender vaart er wel bij! de ge heele lading is hem afgekocht, om ruimte ?voor de balen te maken, 't Cement zal goedkoop worden... a propos, is alles anders aan boord: de vaatjes specie ook ? en hebt u je aanwijzingen betreffende de voorschot ten aan de Amerikaansche koopers, om hen in staat te stellen de goederen in te klaren... twee en een half millioen uitschot aan in komende rechten is geen kleinigheid." »Ja, mijnheer, alles is in orde 'k heb ?een vijftig vaten petroleum meegenomen, om de fornuizen goed aan den gang te houden, -dus . .. klaar overal ? losgooien dan! Weg, mijnheer, van boord!... vooruit... Volle kracht!!" ? «Goede reis!" klonk het flauw achter mij, maar vreemd! 't was me ineens, of ik het ?orgaan van mijn beneden-buurman hoorde, in plaats van de stem van den directeur. Lang verwonderde ik mij daarover niet, want eensklaps sloeg mij de schrik om het hart bij de gedachte, dat ik aan boord was -en op weg naar Amerika. Ontzettend denk beeld ! Wat zou mijn vrouw wel denken, als ik niet thuis kwam en welk een angst zou zij uitstaan in de twaalf of misschien der tien dagen, die de overtocht duren zou ... Ik wilde spreken, den kapitein smeeken te laten stoppen en mij aan wal te zet ten, maar mijn keel werd als toegeschroefd en mijn tong weigerde allen dienst. Eindelijk herstelde ik mij in zooverre, dat ik weer eenigszins geregeld kon denken, en toen ik tot de geruststellende overtuiging kwam, dat ik in elk geval te IJmuiden de boot nog kon verlaten, keerde mijn bedaardheid lang zamerhand terug. Ik vlijde mij gemakke lijk met rnijn rug tegen den grooten mast aan; de boot stoomde snel maar statig tusschen de kanaaldijken door en de kalm voortglijdende beweging, het bruischen van het water voor den boeg en het rhytmisch geluid der schroefslagen susten mij weldra in een behaaglijke, droomerige rust. Een hevig gevoel van misselijkheid maakte aan dien aangenamen toestand plotseling een einde en een onuitsprekelijke gewaar wording overviel mij, toen ik verschrikt rond keek en niets dan lucht en water om mij heenzag. Wij waren in volle zee en de boot, naar haar tonnemaat nauwelijks voldoende geballast, slingerde en danste op de golven, dat het mij groen en geel voor de oogen 'werd. Rillend van zeeziekte en angst na derde ik den kapitein en klaagde hem mijn nood hij lachte mij uit en zei, dat ik dan maar bijtijds van boord had moeten gaan. Ik zocht troost bij de bemanning zij hadden het te druk met stoken en ver kozen niet naar mij te luisteren. De ijzeren schotten der machinekamer waren heet, on ophoudelijk schepten zij kolen op de vuren en wierpen van tijd tot tijd emmers vol petroleum in de fornuizen, om den gloed nog meer aan te wakkeren. Het angstzweet brak mij van alle kanten uit. »Goede he mel !" dacht ik ontzet, »willen die duivels dan met alle geweld den ketel laten sprin gen!" en deze gedachte, gevoegd bij den angst over mijn vrouw en kinderen thuis en het besef van mijn onvermogen maakte mij zoo wanhopig, dat ik in een doffe onver schilligheid verviel. Geruimen tijd had ik zoo in de snikheete machinekamer gelegen, toen rumoer van scheldwoorden loozen toestand deed opschrikken en aan dek vliegen. De geheele equipage, met den ka pitein aan het hoofd, liep den hofmeester achterna, met van woede verwrongen ge zichten en onder het uitbraken van de vreeselijkste verwijten en bedreigingen, tot dat de arme gejaagde man, eindelijk in een hoek gedreven en aan alle kanten omsingeld, met een gil van vertwijfeling in zee sprong. De oorzaak der algemeene verbittering tegen den Steward werd mij, nadat de onfelukkige reeds lang jammerlijk was verronken, duidelijk uit het onderling gemom pel en de vloeken van officieren en man schappen, waarvan: »geen brood in de kast dronkenlap sjouwen en ploeteren lui wammes" schering en inslag vormden. Toen ik den bootsman daarna een paar malen met klem had hooren betuigen, dat »den ouwe" en »de opper" allebei wel andere dingen aan hun kop hadden gehad, dan voor de victualie te zorgen, vermoedde ik, dat de Steward zich aan plichtverzuim moest hebben schuldig gemaakt en er geen eten aan boord was; een vermoeden, dat weldra zekerheid werd. Niemand had er in de haast aan ge dacht, dat de boot ook geproviandeerd moest worden! Dus ook dat nog! Voor mijzelf kon het mij minder schelen; ik gevoelde mij nog doorloopend zeeziek en de gedachte aan de gewone scheepsversnaperingen: snert, spek, gort, boonen en pekelvleesch, alleen, maakte mij reeds misselijk. Maar ofschoon ik, in volslagen onverschilligheid voor alles wat mijzelven betrof, rillend en huiverig in een hoek achter de verschansing bleef liggen hoelang weet ik niet voelde ik toch medelijden met de anderen, wier oogen al door holler, en wier gezichten aldoor bleeker en magerder werden door gebrek aan voed sel. De boot bruischte intusschen stampend en slingerend steeds voorwaarts brand stof was er in overvloed maar geen zeil, geen rookzuil vertoonde zich aan den hori zon; geen schip, dat hulp had kunnen bie den, verbrak de eentonigheid van. den verward vloeÜen, verwenschingen en mij uit mijn half bewusteOceaan. Eindelijk ging er een juichkreet op, zooals ik van mijn leven nog niet had gehoord: »Hoerah! een zeil! een zeil!" werd er ge roepen. De roerganger liet het wiel los, de stokers en machinisten verlieten hun fornuizen, de wacht te kooi stormde uit het logies aan dek. Allen snelden naar de verschansing of vlogen het want in en begonnen met hun mutsen en zuidwesters te wuiven en gaven zich aan de buitensporigste vreugde over. Wij naderden het vreemde vaartuig snel en toen ik een blik over de verschansing wierp, zag ik een groote diep geladen boot op de golven dansen. »Zij hebben ons gezien en bijgedraaid", was mijn eerste gedachte, maar toen ik naar boven keek, en de Hollandsche driekleur omgekeerd van den gaffel zag waaien, begreep ik, dat zij, evenals wij, in nood verkeerden. Wij waren intusschen tot op een paar kabellengten' genaderd; de ka pitein liet stoppen, sprong met een scheepsroeper op de brug en praaide: »Spaarndam, ahoy!" «Voorwaarts, ahoy! neem ons op sleeptouw, onze schroefas is warm geloopen en gebroken!" klonk het weerom. «Onmogelijk! ik heb te veel haast, maar doe ons wat van je provisie over; er is geen beschuit aan boord!" schreeuwde onze gezagvoerder te rug. »Als je ons op sleeptouw neemt!" »Neen!" «Verhonger dan!" »En blijf jelui dan ten eeuwigen dage drijven!" schreeuwde onze kapitein, zijn roeper drei gend tegen zijn Rotterdamschen collega op heffend, terwijl de manschappen hun woede en teleurstelling door gebalde vuisten en een vloed van verwenschingen lucht gaven. » Vooruit! volle kracht!'' klonk het com mando en een oogenblik later dobberde de andere boot ver achter ons. Mijn zeeziekte, door deze ontmoeting en de daarmee gepaard gaande spanning eenigs zins teruggedrongen, kwam met vernieuwde hevigheid opzetten en ik viel in mijn vorige suffende houding achter de verschansing terug, totdat de kreet: »ship, ahoy!" mij weer deed opspringen. »Ship, ahoy! what ship is that?" klonk het uit de verte, en ik zag een Amerikaanschen kustschoener met volle zeilen langs ons achterschip oploeven en bijdraaien. «Voorwaarts from Amsterdam .... we are badly in want of provisions, can you spare us some ?" vroeg de kapitein in n adem. » Yankee Doodle from Boston... yes, stranger and welcome. but we've only a cargo of jams on board.... take your choice: gooseberry, raspberry, currant, cherry... which dou you prefer ?" kwam de weder vraag. »That's all the same to us; for God's sake do send some cases, we are starving!" klonk het antwoord dringend, en een oogenblik later zag ik een sloep langszij komen, waar uit een zestal kisten aan boord werden geheschen. Met nagels, koevoeten, marlspijkers, kort om alles wat maar voor de hand kwam, werden de kisten opengebroken; als razenden vielen de uitgehongerde schepsels op de potjes jam aan en verbrijzelden ze, om den zoeten inhoud te kunnen verzwelgen. De aanblik dier onverzadelijke bende met rood, groen of geel al naar de kleur van het soort jam, waaraan ze zich te buitengingen ? besmeerde gezichten en klevende baarden, werkte zoo ongunstig op mijn nog altijd oproerige maag, dat ik opnieuw misselijk werd. Toen ik weer een weinig bijkwam, lag de boot tot mijn verwondering stil en oogen schijnlijk verlaten. Een aanhoudend gekerm en gekreun verschafte mij echter weldra de zekerheid, dat er nog levende wezens aan boord waren. Uit alle hoeken van het vaar tuig klonken zuchten, pijnlijke kreten en halfgesmoorde vloeken. Met moeite richtte ik mij op, om daarvan de oorzaak te ont dekken en vond de geheele equipage ten prooi aan hevige koliek en maagkrampen, de gevolgen van de jams. Een blik over de verschansing leerde mij verder, dat wij in gezicht van het land voor anker lagen, waarschijnlijk op de eene of andere reede, maar ik had geen flauw besef waar. Ter wijl ik nog besluiteloos naar mijn jam merende reisgenooten stond te zien, zag ik eensklaps een gegallonneerde pet boven de verschansing uitsteken, welker drager zich vervolgens als »officer" van ge neeskundigen dienst bekend maakte en den kapitein verzocht te spreken. Na veel zoe ken vond ik hem eindelijk kreunend in een klein kabinetje achter de kajuit zitten. Hij rees met veel moeite overeind en strompelde aan dek, maar de andere had intusschen zijn inspectie reeds geëindigd. Met een kort: »Contagious dysentery and presumptive symptoms of yellow fever fourteen days quaranteen" klom hij weer over de ver schansing en maakte aanstalten zich in zijn boot te laten zakken. Doodsbleek wankelde de kapitein nader en greep hem bij den arm. »Ik moet biunenloopen, versta je! ik moet!" riep hij dreigend.... »er is geen be smettelijke ziekte aan boord 't Is honger... Je bent een ezel, dat je 't niet ziet." Maar de »officer" die er trouwens geen woord van verstond, omdat de arme man in zijn rade loosheid Hollandsch sprak, trok eenvoudig de schouders op, bevrijdde zijn arm uit des kapiteins greep, herhaalde kortaf: »fourteen days quaranteen" en sprong in zijn sloep. De kapitein beproefde nog hem te vertee deren, maar tevergeefs. Verklaringen, smee kingen, beloften, niets was bij machte zijn eens opgevatte meening aan het wankelen te brengen en de »officer" verwijderde zich met de overtuiging: »that the captain of that Dutch steamer was a raving maniac.'1 De toestand van den armen gezagvoerder was werkelijk hartroerend. Een tijd lang stond hij als wezenloos de wegvarende sloep na te staren en barstte toen eensklaps in tranen uit: »Te laat! te laat!" jammerde hij...." vóór den eersten October heb ik ge zworen mijn schip hier in de haven te bren gen en nu.... 't is 28 September.... 'k had mijn eed kunnen houden, als die vervloekte neuswijze Yankee »O!" vervolgde hij, zich meer en meer opwindend, »als ik hem hier had...." en de handen voor het gezicht slaande: »'t Is vreeselijk! Geruïneerd.... mijn eer verloren, mijn premie verspeeld, mijn goeden naam kwijt; alles weg, onher roepelijk weg! Maar dat wil ik niet over leven !" riep hij heftig en met n sprong stond hij boven op de verschansing om zich in zee te storten. «Houd tegen! Houd tegen !" riep ik on willekeurig, en hem nasnellend greep ik hem bij de beenen; maar razend van smart, ver twijfeling en woede gaf de ongelukkige mij met zijn zware zeelaars een trap op het hoofd, en »Gut, man! wat maak je me nu aan 't schrikken!" riep mijn vrouw opeens, terwijl ik, met een pijnlijk gezicht mijn hoofd wrij vend, op den grond vóór de canapee overeind ging zitten. »Heb je je bezeerd ?" »Neen, 't is aiover. Ben ik er afgevallen?" vroeg ik nog half dommelig. »Dat schijnt, hè?'' lachte mijn vrouw. »Wel t wel! wat heb jij vast geslapen, 'k Heb je" maar stilletjes laten liggen, want er was geen wakker krijgen aan." »Hm! 't is eigenlijk jammer, want ik had nog zooveel te doen.... hoe laat is 't ? al elf uur.... 't Is nu niet meer de moeite waard om te beginnen," zei ik, min of meer knorrig op mijzelf. »O! wat dat betreft, hoefje geen spijt van je dutje te hebben," troostte mijn vrouw, »want 't is hier aldoor zoo'n herrie geweest, dat je toch niets had kunnen uitvoeren, 't ATerwondert me eigenlijk, dat je er geen oogenblik wakker van bent geworden." »Neen, 'k heb niets bizonders gehoord," betuigde ik. »Wat was er dan?" »0 ! allerlei drukte en geroezemoes,' begon mijn vrouw, blij dat ze, na den geheelen avond gezwegen te hebben, haar mondje weer eens kon roeren. »Eerst werd er ge scheld en kwam mijnheer van beneden met een kruier om den grooten koffer je weet wel: dat groote bakbeest te halen, dat op onzen zolder staat; zijn broer moest van avond naar Rotterdam, vertelde hij, om mor gen verder door te reizen naar het zuiden van Frankrijk, geloof ik, en zijn goed zou hem worden nagezonden. Dat was een ge stommel en een gesjouw op de trap van wat ben je me. Ze stonden met hun beiden te sjorren en te trekken, maar konden den kof fer maar niet om den draai van de zoldertrap krijgen, totdat ze hem eindelijk met een touw hebben afgelaten. Toen kwam die broer zelf om afscheid te nemen, vergezeld van een troep luidruchtige vrienden, die beneden en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl