De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 5 oktober pagina 2

5 oktober 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 'f, , «ene knijpt hij iets af, aan 't andere voegt iets toe en zoo maakt hij van 't zelfde «en nieuw zakje »allerhande." Onze stelt hem voor als de ouderwetsche ijnmeester, die in zijn apotheek uiteen aantal elkander neutraliseerende iniënten een geneesmiddel bereidt, niet adat hij de patiënt denkt te herstellen, maar hij het zijn plicht acht haar bezig te l houden. In dat opzicht is de brave man ^ÏSönBciëntieus genoeg. Och, hemel, wat heeft met zijn bureaux een onafzienbare reeks i optel- en afteek-, van vermenigvuldig- en Aeelsenrmen gemaakt, met gewone en tiendeelige brenken! Had Nederland wel ooit grooter rekenmeester? Edoch, een belastinghervormer, een minis ter, die ons zonderling stel van belastingen vervangen wil door een rationeel stelsel, ge vestigd op den grondslag van het draagver mogen, helaas, dat alleen is de heer de Beaufort niet! Zoo als te voorzien was, heeft het manifest, door den heer Tindal tot het Nederlandsche ' Tolk gericht, grooten indruk gemaakt. De door hem tegen het ministerie uitgesproken ^hnahuldiging is dan ook van zoo hoogst ?wistigen aard, dat zij wel sensatie moest Wekken, en dat de beschuldigden niet het .«tijgen zullen kunnen bewaren. Een paar ?flffieieuge berichtjes in binnen- en buitenlandeche bladen, omtrent den gezondheids toestand van Z. M. den koning zal het ministerie teeh zelf wel niet als een ant woord op die beschuldiging beschouwen. Ieder 'weet, wat zulke berichtjes waard zijn. Van de zijde van enkele bladen, die zich aelven tot de «achtenswaardige" rekenen, is eene poging gedaan om het betoog van den heer Tindal te ontzenuwen. Die poging bestond hierin, dat men zijn manifest voor stelde als een gevolg van persoonlijke spijtigfaeid. Omdat hij op het Loo niet door den zieken koning was ontvangen, beweerde hij, dat Z. M. niet in staat was of belet ?werd de regeering te voeren. Dat was vol gens den een »een onbezonnen en driftige «onclusie", volgens den ander »een reusach tige conclusie uit eene dwergachtige praeHMeae". De lezers dezer achtenswaardige organen schijnen een slecht geheugen te hebben. Alleen door die onderstelling kan men een taktiek motiveeren, welke de redttetiën der bedoelde bladen er toe brengt, liet essentieele van Tindal's bewering weg te laten. Wat is gebleken ? De heer Tindal heeft eene audiëntie gevraagd (en wel reeds in Mei, zoodat zijn »drift" over de onder vonden teleurstelling wel tijd heeft gehad om te bekoelen). Toen hem die audiëntie werd geweigerd, op grond van 's konings .gezondheidstoestand, heeft hij een onderzoek ingesteld, waaruit hem is gebleken, dat de koning, om welke reden dan ook, zijne plichten niet meer kan vervullen; de resul taten van dat onderzoek zijn in algemeene trekken door hem openbaar gemaakt. Maar van dat onderzoek spreken de achtenswaar dige bladen (de qualificatte is van het Han delsblad) liefst niet. Het publiek moet den indruk krijgen, dat de heer Tindal, niet op het Loo toegelaten om te bewijzen, dat »Nederland in gevaar" was, daarin eene per jeugd, die de liefde hun had geschonken, hen met een voor niets terugdeinzenden jeugdigen overmoed had bezield. Herr Sohnstein, die algemeen als een deftig, bezadigd en ge woonlijk omzichtig notaris bekend stond, Stelde in allen ernst voor, hoewel hij niet precies uitlegde, hoe het beoogde doel daar door bereikt zou worden, Gottlieb tot rede te brengen door zijn bakkerij in brand te «teken. En tante Hedwig, wier voorzichtig temperament voldoende was gebleken uit de angstvalligheid, waarmee ze langer dan twaalf jaren in haar eigen liefdesaangelegenheid gewikt en gewogen had, opperde niet minder «rnstig het voorstel, dat zij gezamenlijk uit het CaféNürnberg zouden wegloopen en een cpncurreerende zaak zouden opzetten. Herr Sohnstein gaf wel geen hoorbare blijken van instemming met tante Hedwig's gewelddadigen voorslag, maar scheen er toch door op een idee te zijn gebracht. Toen Gottlieb, ongeveer een dag of veer tien na den storm, toevallig de zuidzijde van Tompkins Square langs wandelde, zag hij zijn schreden belemmerd door een groot uit hangbord, dat op een paar schragen, dwars over het voetpad, met den beschilderden kant naar beneden, klaar lag, om op zijn plaats boven een keurige nieuwe winkelpui te worden aangebracht. In den winkel zelf zag hij schilders en behangers bezig, en op de trap er voor een man, die met kunst vaardige hand witte letters op de groote spiegelruit lijmde. De letters, die reeds op hun plaatsen waren bevestigd, vormden »Nürnberger Lebku". Een toen hij dat opswhrift met het achtervoegsel »chen" zag voltooien, liet hij een krachtigen Duitschen vloek van zijn lippen rollen en stampte op ien grond. Maar nog veel krachtiger was de vloek, dien hij uitte, toen het groote uit hangbord werd opgeheschen en hem daarop soonlijke verongelijking heeft gezien ; dat hij nu eerst recht Holland in nood achtte en zich onmiddellijk heeft gezet tot het schrij ven van zijn manifest. Men weet, dat het niet het geval is ge weest. Maar men weet ook, en dit beteekent nog meer, dat de beweringen van den heer Tindal door een aantal onafhankelijke bladen zijn bevestigd. Opmerkelijk is het getuigenis van De Tijd: »'t Is een feit" zoo schrijft dat blad »dat sints geruimen tijd zeer on gunstige geruchten loopen omtrent den lichamelijken en geestestoestand van onzen geeerbiedigden koning, en dat de zeer schaarsche, over het algemeen vrij gunstig klinkende be richten, welke langs offieieusen weg nu en dan ter kennis van het publiek worden ge bracht, bij de meeste Nederlanders geen ge loof vinden. »Het bezoek van den heer Tindal op Het Loo heeft deze hoogst belangrijke .zaak opnieuw in de dagbladpers ter sprake gebracht, en opmerkelijk mag het genoemd worden, dat op eenmaal de officieuse berichten zooveel minder geruststellend klinken. »Wij voor ons de verzekering zal voor de meesten onzer lezers wel overbodig zijn keuren de wijze, waarop de heer Tindal zijn meeningen ten opzichte der defensie ingang tracht te verschaffen, en waarop hij dezer dagen bij den zieken koning audiëntie zocht te verkrijgen, en zich daarna tot het Nederlandsche volk richtte, ten zeerste af. Deze afkeuring echter heeft weinig of niets te maken met de gewichtige quaestie, door het bezoek van den heer Tindal ter sprake gebracht. «Hoedanig is de toestand, waarin de koning gedurende de laatste weken en maanden licha melijk verkeert ? Is de koning werkelijk nog in staat behoorlijk kennis te nemen van de stukken, die hem door zijn omgeving wor den voorgelegd en zijn onderteekening behoeven ? Ziehier vragen, op welke het Nederlandsche volk recht heeft een ant woord te verlangen, en waaromtrent het thans in volkomen onzekerheid verkeert. Immers, reeds sinds jaren had het Nederlaudsche volk niet meer het voorrecht den koning te zien ; van algemeene bekendheid daarbij is, dat alle persoonlijke aanraking tusschen den koning en zijn grondwettige raadgevers sinds lang heeft opgehouden, en dat slechts een zeer kleine kring van per sonen, welke zich stipte stilzwijgendheid tot plicht schijnen te rekenen, door eigen aanschouwing van den toestand des konings kan zijn ingelicht. Wat niettemin uitlekt, is alles behalve geruststellend. In deze omstandig heden achten ook wij het hoogt wenschelijk, dat aan alle geheimzinnigheid een einde kome, en dat n door de Regeering on door 's konings omgeving een stilzwijgen worde verbroken, dat op den duur toch niet is vol te houden." Ten slotte maakt De Tijd melding van de informatiën, door de correspondenten van sommige bladen in de omgeving van Het Loo opgevangen, en zegt dan : »Wij voor ons achten het niet de roeping der pers in gewone omstandigheden van der gelijke geruchten notitie te nemen ; doch dan ook behoort elke redelijke aanleiding uit den weg te worden geruimd, die zou kunnen lei den tot het vermoeden, dat voor het Nederlandsche volk zaken en toestanden worden verborgen gehouden, welke het 't recht heeft in verguld Gothisch schrift tegenglinsterde : ituntberijer J HANS KÜHN. Of de engel-boekhouder bij machte is ge weest, de boeten, die hij bij deze gelegenheid verplicht was in 's Hemels grootboek op Gottlieb's debet te noteeren, met zijn tranen uit te wisschen, is hoogst onwaarschijnlijk. In het eenige bekende geval, waarin dit zilte vlekkenwater een schuldpost vernie tigde, was de aanleiding tot profanatie een lofwaardig moreel streven, onzelfzuchtig in de hoogste mate. Maar toen Gottlieb Bretzel van de westzijde rvan Tompkins square tot aan den hoek van Thirdstreet en vandaar, toen hij zijn boodschap had verricht, verder naar het caféNürnberg in Avenue B., den geheelen weg over, in zijn eigen moedertaal, ongezouten liep te vloeken, konden zijn be weegredenen in geenerlei wijze als moreel worden aangemerkt, want egoïsme was de kiem waaruit ze ontsproten. Gottlieb zag zich met de talrijke klanten, die zijn Lebkuchen kochten, reeds in ernstige moeilijkheden gewikkeld, want Hans' ver trek had hem genoodzaakt weer zijn toe vlucht tot zijn eigen methode te nemen, 8n met den jammerlijksten uitslag. Groote hoe veelheden van zijn eerste baksel werden hom teruggezonden, vergezeld van commentaren, zoowel in Hoog- als Platduitsch, van een allesbehalve vleienden aard. Met zijn tweede baksel uitgenomen de betrekkelijk onbe duidende hoeveelheden, die aan de alles versliudende kinderen van St. Bridget's school werden gesleten bleef hij eenvoudig in ? T"! ?? l zijn maag zitten. En nu, om zijn vernede ring te voltooien, ging die ontslagen knecht zieh daar zelf vestigen, en met alle kans, te weten en waarbij hooge belangen betrok ken zijn." Ziedaar eene conclusie, waartegen, naar het ons voorkomt, niets valt te zeggen valt. De regeering is thans aan het woord. Blijft zij zwijgen of ontwijken.-! antwoorden, dan ver oordeelt zij zieh zelf. Uit het Haagje, Afgeloopen is alweer het gewone bezoek, dat de zomer ons dit jaar gebracht heeft, maar dat dezen keer, in plaats van een vroolijk, opbeurend intermezzo", veleer een treurige condoleantievisite met heel veel tranen, zuchten en weeklach ten genoemd kan worden. Wilde iemand voor dezen natten, kouden, onaangenamen zomer uit goedhartigheid partij trekken, dan zou hij bepaald zijn toevlucht dienen te nemen tot eene aardig heid, zooals bijvoorbeeld Walter Scott ten beste gaf, toen een vreemdeling hem gekscherend vroeg of het in zijn geliefd Schotland niet altijd regende,en hij antwoordde: neen, het hagelt en sneeuwt er ook wel eens". Malsche, schitterende zomerdagen, waarbij de deftigste en pnbuigzaamste Hagenaar neiging gevoelt zich zoo maar op het grasveld neer te vlijen, zgn er bijna niet geweest. Deze heeft zoo goed als niets gedaan om het aanzien lijk gezelschap lanterfantende dames en heeren alhier aangenaam bezig te houden, hun de noodige afleiding en verstrooiing te bezorgen; maar niet temin veroorzaakt zijn heengaan toch eene groote leegte en wanorde, die trouwens altijd ontstaat, wanneer een erg hooggeplaatst persoon al heeft hij dan ook niets anders gedaan dan vieze ge zichten trekken eene partij verlaat. Nu de zomer op weg is, heerscht hier, zoolang de winterdienst nog niet goed loopt, eene cotnpleete anarchie in het gezellig verkeer. Zoowel in kleederdracht als in levenswijze is een toestand van chaotische verwarring ontstaan, die de resi dentie met hare buitenbezittingen maakt tot een ruw en ongeordend gevaarte, een baaierd. De meest onverecnigbare zaken, zooals zomerpret en wintervermaak zijn eenigszins in elkander verward. Zon, maan, gas en electriscb licht staan elkaar voortdurend in den weg. De koude worstelt om den voorrang met de warmte, de droogte met de vochtigheid, het zachte met het harde. Nu eens is het zoo nevelachtig, dat het er op Scheveningen uitziet, alsof land, zee en lucht tot ne pikante saus sainengeklutst zijn, en dan weder is het er zoo zonnig on lieflijk als het midden in den zoogenaamden zomer niet geweest is. Geen tijd van het jaar is rijker aan afwisseling en verrassingen van allerlei aard. Om te begin nen weet 's morgens niemand precies hoe hij zich moet kleeden, want alsof het weer bij het nade ren van de parlementaire campagne ook al aan politiek wil doen. maakt het de vreemdsoortigste en meest onverwachte zwenkingen. Vaak trekt men 's morgens klappertandend zijn demi- saison aan, drukt den verweerden regenhoed diep op het hoofd en neemt de parapluie onder den arm om 's middags, als men te ver van huis is om zich te gaan verkleeden, beschenen door een gloed van zonlicht en gestoofd door echte, onvervalschte zomerwarmte, eenvoudig voor gek te loopen en zijn ondoelmatige uitrusting te verwenschon. Den volgenden dag dankt men wijzer te zijn, en ver laat vol levenslust, opgewekt door den hoogen barometerstand en den totaal wolkenloozeivhemel in een licht, oponfladderend reispak zijne woning. Men geniet, want men gevoelt dat inen iets moet hebben van een versch roomkaasje onder een kristallen stolp. De vreugde is echter niet van langen duur. Nog voordat de vlugste barometer er iets van gemerkt heeft, is het weer op eens finaal omgeslagen. Ook al geheel buiten den alma nak om heeft er even eene zonsvcrduistering plaats, die niet veel goeds voorspelt. Tegelijk steekt er een ijzig stormwindje op, dat wel heel beleefd on voorkomend de afgevallen boombladeren in breede dat de voorgenomen concurrentie met succes zou worden gekroond. Waarlijk, er was mis schien toch nog wel iets ter vergoelijking van Gottlieb's profaan gedrag aan te voeren. Toen hij 's avonds thuis van Hans Kühn's aanmatigende plannen vertelde, werden zijn woorden met een onheilspellend stilzwijgen ontvangen. Tante Hedwig kuchte even en liet haar breipennen nog iets harder dan anders kletteren. Herr Sohnstein bewoog zich alleen even in zijn stoel en trok iets harder dan gewoonlijk aan zijn pijp. Minna, die in het kantoortje in den winkel de kas zat op te maken, boog zich nog slechts te vlijtiger over haar boeken. Maar toen Gott lieb nog een stap verder ging, en met een vinnigen blik op Herr Sohnstein beweerde, dat Hans zeker van den eenen of anderen grooten schelm geld ter leen had gekregen, om op zulk een groote schaal te kunnen be ginnen, stoof tante Hedwig dadelijk op en zeide met nadruk, dat schelmen, klein of groot, niet gewoon waren verdienstelijke jonge menschen financieel voort te helpen; terwijl Herr Hohnstein, al keek hij misschien een beetje schaapachtig en al mompelde hij ook een weinig in zijn grijzen knevel, de opmerking waagde: dat Amerika een vrij land was en dat de menschen, die er in woonden, volkomen vrijheid hadden, hun geld uit te leenen aan wien zij wilden, en Minna, van haar cijfers opziende want Gottlieb had zijn rug naar haar toegekeerd Herr Hohnstein rnet haar zachte vingertoppen, recht over haar vaders schouder heen, een zeer ondochterlijke kushand toewierp! Al hetwelk voldoende aantoont, dat er iets als openlijke krijg in het caféNürnberg was ontbrand, en de eens vreedzaam vereende familie daarbinnen, in scherp tegenover el kander staande vijandige kampen was ver gelederen van de straat ergens in een hoek jaagt, maar dat tevens gevoelig scherp door ons zomerpakje heendringt en ons doet rillen vun koude. Tot overmaat van ramp begint het zoo hevig te regenen, dat zelfs de gulzigste dakgoten al het hemelwater niet kunnen verzwelgen. Men gaat dan loopen wat men kan om een schuilplaats te zoeken, die men gewoonlijk vindt, juist als men tijd genoeg gehad heeit, om sliknat te worden. De avonden worden op de meest uiteenloopende en vreemde wijzen doorgebracht. Sommige families, die geen afscheid van den zomer verkiezen te ne men, voor en aleer het laatste nootje muziek 's Zondagmiddags in het Bosch gestaakt is, bege ven zich 's avonds nog strijk en zet naar Scheveningen. Nu Kogel weg is, gaan zij naarBerenbak in het bekende glazen hoekje uit den wind onder de galeries" panachée of plombières lepelen. De dames zijn allen voorzien van dikke mantels en bcas, maar prijken overigens nog trouw met hare groote kokardou van geel lint op den hoed: het symbool van den hatelijken zomer van 1890. Duidelijk te onderscheiden van dit betrek! e'ijk kleine groepje gele achterblijvers, is de bende claireurs van den winterdienst die al zouden ook de mosschen wegens de warmte van het dak vallen precies op l October in winter-tenue verschijnen, en van dien datum af met alle zomersche zaken geheel afgerekend hebben. Niet oneigenaardig mag het genoemd worden, d»t de dames die tot deze sectie behooren, als vereersters van huiselijkheid en gezelligheid, dezen keer den zeegroenen omslag van het Weekblad De Amsterdammer tot mode-kleur gekozen heb ben. In tegenstelling met de Gelen, die liefst in het nieuwe stadskwartier zoo dicht mogelijk in de nabijheid der Kurhaus-vervoermiddelen wonen, zijn de Groenen meer in de oud* stad gevestigd. De meeste avonden blijven zij gezellig thuis zitten", hetgeen de algemeen aangenomen uitdrukking is voor: op de canapee liggen slapen." Maar eene heel enkele keer, als zij lust hebben om eens ken nissen te ontmoeten en wat te babbelen, nemen zij plaatsen voor de Hollandsche Opera, om telkens in verwondering te geraken niet over zangen voordracht van zangers en zangeressen, die immers voor hun moeite betaald worden maar over het feit, dat zij van de Hollandsche Opera evenmin iets begrijpen als van de Fransche. Daar zij ge lukkig geen kennis hebben aan tooneelartisten en bovendien volkomen het vermogen missen om hunne platte gewordingen onsier woorden te brengen en aan anderen mede te deelen, doen zij niemand overlast aan. Integendeel verbeelden zich de vertooners, die van hun kant bij anderen zulk eea gebrek aan kunstgevoel zich niet kunnen inden ken, dat die verwonderde blikken regelrecht aan hun spel geadresseerd zijn en hulde brengen aan hunne kunst. Zoo komt ten slotte alles op zijn pooten te recht en blijkt de chaotische verwarring, die er over en weder ook bestaat in de opvatting van elkanders denkbeelden en bedoelingen, wel degelijk hare nuttige zijde te hebben. Z. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TO AMSTERDAM. »Grand Thëatre" : Possart, Possart is weder in Amsterdam. In het »Grand Théutre" in de Amstelstraat geeft hij op de avonden dat de vereeniging »Het JVed. tooneel" niet optreedt, zijn gastvoorstellingen, die altijd zoo druk bezocht zijn. Men heeft Possart in Amsterdam leeren waar deeren en hij heeft den bezoekers van den Schouwburg?v. Lier in de Amstelstraat een plaatsje in zijn hart gegeven. Hij heeft zich daar meermalen over uitgelaten en de welkomstgroet, die hem telkens als hij voor de eerste maal optreedt, gebracht wordt met handgeklap en fanfares, het afscheid van hem genomen als hij stoud in een tuin van bloemen, hem bij zijne laatste voorstellingen deeld. Gottlieb's droevig lot werd iets draaglij ker, toen hij ontdekte, dat de Lebkuchen, die Hans in zijn mooie nieuwe bakkerij voortbracht, ontegenzeggelijk van een infe rieur soort waren; niet veel beter inderdaad dan Gottlieb's eigen voortbrengsel. Voor ieder, die maar een beetje bakker was, lag de reden hiervan voor de hand: Hans maakte zijn Lebkuchen van nieuw honingdeeg. Zóó bereid konden zij, trots het beste recept, niet anders dan slecht uitval len. Gottlieb loosde een diepen zucht van verlichting, toen die troostrijke overweging in zijn brein was gerijpt, en dacht tegelijker tijd aan zijn eigen grooten voorraad honingpotten thans bij honderden te tellen alle kant en klaar voor onmiddellijk gebruik. Maar zijn voldoening week alras om plaats te maken voor een gevoel van machtelooze woede, toen hij inzag, hoe onmachtig hij zelf met heel zijn schat van honingpotteii was, om Lebkuchen te maken, die nog door een ander publiek dan de kinderen van fst. Bridget's-school met hun lederachtig verhemelte konden worden genoten. Hij zat alleen in het kamertje achter zijn winkel te rooken, toen die bittere waarheid tot hem doordrong en in zijn woede gaf hij zulk een harden slag met zijn vuist op de tafel naast hem, dat de poes, die vreedzaam a.chter de kachel sluimerde, met een angstig miaauw ! opvloog en in twee sprongen de openstaande deur uit was. Deze gedwongen afstand van al zijn hoop op bakkersroem, die al zijne an dere beproevingen het verzet van zijn eigen kleine, Minna, tante Hedwig's afval ligheid en de bijna openlijke vijandschap van Herr Sohustein als het ware de kroon opzette, was inderdaad een doodelijke slag. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl