De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 12 oktober pagina 2

12 oktober 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

TT'j. *' ^^ Batige worden genoemd. Maar frte ontkennen, dat zij, die-de demo beginselen . eerlijk en oprecht zijn en.daarvan ook de toepassing wilrst moeten trachten een einde te aan den toestand, die de voogdij der ie klassen over de niet-bemiddelden een toestand, waarin de hervorvan bovenaf moeten komen en men - tot' tijd wel eens wat voor het volk mits "-dit in 's hemelsnaam niet door schiede. In. dien.zin mag. wordat; de quaestie van algemeen onze geheele politiek beheerscht. Of oplossing aan,.het eene of andere spet'programma ten goede zal komen, of oor sommigen eene teleurstelling zal t'"'?ziedaar vragen van ondergeschikt Wij hopen daarom, dat vele kiestiigipgen bereid zullen worden gevonden, haren candidaten, in overeenstemming 'het'voorstel der Unie, den principieelen K- te stellen, zonder 'door thans overbobijyoegingen den indruk van zulk eene *~ "attrar te verzwakken of hare kracht aipperenv De eisch tot invoering van een stemrecht mag niet langer worden déld als iets dat »van zelf spreekt". betgeen »van zelf spreekt", geeft men in" den regel bitter weinig moeite, en het thanB eene krachtige, kan het zijn, gepoging te doen en niets aanhettoe0ver te laten. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Tivoli: Het Herdersfluitje. l "tt eens voor dat ge in Parijs zijt, met een L'httt en reen zware beurs, terwijl er tentoonJ"*"> terwijl er -een mengelende menschenineen dronkenmakende drukte teweeg brengt. u eewi voor dat ge na een goed diner met B.-vrienden in een lustige stemming de vraag rtelt: Wat zullen we nu doen ? Tien tegen een dat.ieder zaL stemmen om ergens" heen te gaan, ft- waar een dwaasheid te zien is. * Geen zwaar ? kunstgenot voor een moegeloopen ff" ssensch, maar een lichte kost, een gemakkelijken 5 l»oh', een baifgehoorde, ganw begrepen zotternij. t1" P*'BJWt de"vertooning in het Théatre Cluny ^ t»' Par^s zijn geweest van het blijspel, dat nu in ?" k«t * Théatre Tivoli voor het voetlicht wordt geDat is een voorstelling van Het Herdersfluitje in Tivoli echter niet. Ife heer Thönissen vooral schijnt het er op geWit 'téhebben weer een' terdege plat te zijn, en dié'richting moet ik blijven veroordeelen. Als de «stenrs van Tivoli wilden samen werken om dit P«ï$sebêsttik vlug en los te vertoonen, dan zou lÉMB orer de gewaagde grappen het hoofd kunnen schudden, maar zich niet ergeren. Ik vind het onaangenaam, dat actrices als mevr. v. Ollefen, inej., Dirickx en Frida Herberich bij deze wijze Ttó spelen medewerken. Mij dunkt, dat de directenf, de heer de la Mar, van wien'wij den vorigen witter' nOg zulk een goeden Dr. Klaus zagen, hlertn niet mee moest gaan. Bet doet mij echter genoegen veel goeds te kratten' zeggen van de voorafgaande vertooning van- de kleine, operette Lischen en Frttzchen van Offecfeach, De dames Dirickx en v. Ollefen droegen dii stukje allerliefst voor, en het publiek waardeerde deze vertooning, blijkens een aandachtige sffltè" gedurende de voordracht en een luid applaus daarna. FR. CK. GOUNOD. LE DON JUAN DEMOZART. II. In mijne beschouwing over Gounod's werkje beloofde ik nog iets te zul'en zeggen over hetrbij schrijft betreffende de misbruiken, die spera-uitvoeringen heersenen. Ik kan niet Veter doen dan deze hoofdstukken op den voet volgen, daar ik er mij geheel mede vereenigen en- daar die misbruiken te veel het burger den aanblik van zijn bleek, ontsteld gelaat, al zijn onvriendelijkheid van de laatste dagen vergetend1 met open armen naar hem toeBMtelde, en hem met al de vroegere teederhöid in hare stem smeekte, haar te zeggen, wttt hém deerde. Onder die gunstige omstan digheden begon Gottlieb's goede engel zich iets krachtiger te roeren en voor een oogentolik scheen het niet onmogelijk, dat het goed Zou zegevieren over het kwaad. Maar on middellijk sprong de duivel op het tooneel, en liet allen natuurlijk terstond weer naar a§n pijpen dansen. Het is bepaald jammer, efat goede engelen in den regel zoo zwak in hüengelachtige knieën zijn. Gottlieb stiet Minna ruw terug, gaf tante Hedwig heel onbeleefd ten antwoord, dat geesten alken door vrouwen en gekken geMen werden , onderrichtte Herr Sohnstein op norschen toon, dat er tot nog toe in den omtrek van Tompkins Square geen gebrek aan politieagenten heerschte, en zocht toen, na zijn dochter, zijn zuster en zijn vriend deze hakende pijlen in de borst te hebben gedreven, de afzondering van zijn eigen bovenkamertje op. Toen hij hun verliet, be groef Minna haar gelaat in tante Hedwig's ruimen boezem en weende bitterlijk, en tante Hedwig schreide mee ; en Herr Sohnstein voor het oogenblik zijn pijp ter zij<le leegend, sloeg zijn armen beschermend om haar beiden. Zij waren ellendig, allemaal. In de kamer boven, waar de lucht zoo benauwd scheen, dat hij een raam moest 'recht verkregen: hebbent om er nog niet eens met nadruk op te wijzen. Bij de meesterwerken van Mozart zegt Gronnod (ik zou zeggen bij. alle dergelijke werken!) moet het effectbejag vermeden worden en men hoede zich vooral ooit iets aan die werken te willen veranderen. Geen schilder zal het in zijn hoofd krijgen iets aan Kafaël's schilderijen' en geen ac teur iets aan Kacine'a of Molière's verzen te Wil len verandert n of verbeteren; en waarom moet dan de muziek met minder respect behandeld wordan, en waarom ziet de zanger er dan niet tegen op, de accenten, d«< bewegingen'- efl de waarde der noten te denatureefen 1 Omdat veel zangers er alleen aan denken hun sehoone stem te doen bewonderen; zonder wroeging'offeren zij de eisenen* va» juiste wedergave aaa het succes van den virtuoos op; en begrijpen dus niat dat de triomf van het ware" duurzamer'is dan dévoorbijgaaade- voldoening van de ijdelheid. Wat beteekent het (vraagt Gounod verder) dat zooveel zangers, zoodra zij een hooge noot te zingen hebben, die tot in het oneindige verlengen ? Denken zij er dan wel een oogenblik aan, welk een ongeduld de met smaak bedeelde toehoorder moet ondervinden; en wat wordt wel de rol van het orkest, dat zich gedurig naar die grillen moet schikken? Dat wordt niets dan wanorde en cacophonie! Vele zangers stellen zich de maat voor als een ondragelijk juk en als een hinderpaal voor voordracht en uitdrukking. Zij denken dat de maat hen tot machine maakt en alle waarde aan de voordracht ontneemt. Het tegendeel is waar. De' maat neemt de goede eigenschappen in bescherming, terwijl de ongelijkheid in maat, lo. de juistheid van de muzikale frase in gevaar ? brengt, 2o. eene goede uitvoering van ensembles onmogelijk maakt, ter wijl ten 3o. het orkest een menigte détails he*ft uit te. voeren, die aan de wetten van de maat onderworpen zijn. Ook in het hoofdstuk over de nuanceering wordt de taak van de stem nauwkeurig aangegeven. Men neemt gewoonlijk het middel voor het doel en den dienaar voor den meester. Het woord en de uitdrukking bekleeden indeazang eene voorname plaats en dus moet de zanger vóór alles welsprekend zijn, en niet aUeen zingen om zijne sehoone stern te doen .bewonderen. Het hoofdstuk over de ademhaling kan ik laten rusten (dit is zeer oppervlakkig behandeld) ; hierin wordt alleen op de grofste gebreken ge wezen (o. a. dat het zeer slecht is om adem te halen in het midden van een woord). In zijn hoofdstuk over de uitspraak doet Gounod uitkomen, hoevelen die verwaarloozen. Twee zaken moeten vooral in het oog gehouden worden. De uitspraak van een gezongen woord moet zijn duidelijk en juist, en het oor niet in tivijfel laten omtrent het uitgesproken woord (!!!) (Deze expressie doet mij denken aan den gema len componist, die het orkest: Die technische Apparate des Tonhervorbringens" noemt) en ten tweede moet zij zeer expressief zijn en voor den geest het karakter van het uitgesproken woord schilderen. Al wat alleen betrekking heeft op den uiterlijken vorm van het woord heet ar ticulatie, al het overige behoort tot het gebied van de prononciatie. Het is m. i. niet overbodig dat Gounod deze zaak nog eens ter sprake brengt. Bij zanguitvoeringen geldt bij mij altijd als maatstaf, of ik zonder tekstboekje verstaan kan wat er gezongen wordt, en is dit niet het geval, dan kan de fraaiste stem mij niet vol doen. De declamatie neemt bij het zingen eene zeer gewichtige plaats in, en sedert men tot de over tuiging is gekomen, dat het niet meer aangaat te zeggen: »Ce qui ne vaut pas la peine d'être dit, on Ie chante" moeten uitspraak en decla matie een onderwerp van grondige studie uit maken en wij weten allen, hoe dikwijls dit nog verwaarloosd wordt. Het laatste hoofdstuk is getiteld: Le chef d'orchestre. Gounod zegt: »Hij is het middelpunt van de muzikale uitvoering. Van hem moet uit gaan de eenheid, van beweging; zijn dirigeerstok moet zijn een veldheersstaf. Vele dirigenten verlagen dien, vooral bij solo-voordrachten, tot een staf der dienstbaarheid. Het is waar (zegt Gounod) die staf moet niet gebruikt worden met eene te mechanische juistheid, evenals destaf van een métronome; dit zou de overwinning zijn van de lettw op den geest De groote kunst van den orkestmeester moet zijn een macht, die men eene «suggestieve" zou kunnen noemen en die van den zanger eene onbewuste gehoorzaam heid verkrijgt, terwijl hij hem doet gelooven dat hij den zanger geheel volgt. Met andere woorden: hij moet den zanger overtuigen, doch hem geen dwang opleggen. Hij is het ook die in de voor dracht (ook waar deze vrij is) het karakter van den rythmus moet weten te bewaren. Zijn hou ding, blik en physionomie moet den zanger voor bereiden op wat hij te doen heeft. Tevens moet hij' den uitvoerder zelfvertrouwen iaboeeemen door de rust en beslistheid van zijn houding» Overdreven bewegingen zijn zeer af te keuren. Het ware licht is rustig; en als de antieke dich ter de macht van Jupiter wil uitdrukken, dan< toont hij hem ons zooals hij met een enkele hoofdbeweging den geheelen Olympus doet sid deren: De orkestmeester is de gevolmachtigde van de ideeën van den componist, hij is er voor aanspra kelijk tegenover de artisten en het publiek, en van die ideeën moet hij zijn de levende uitdrukking, de getrouwe spiegel en de onomkoopbare schat bewaarder. Deze denkbeelden moet m. i. een ieder toe juichen ! Gounod stipt nog aan, dat hij het betreurt dat aan het Par-ijsche conservatoire geen klasse is tot opleiding, van dirigenten. Dit is volkomen juist! In den regel worden de dirigenten gekozen uit bekwame componisten of executanten, en is de dirigent in functie ge treden, dan moet het blijken of hij' (zooals men dit noemt) er den slag van heeft, ja of neen. Ik beschouwndit wel degelijk als de reden dat men met dirigenten zoo dikwijls teleurstellingen on dervindt. Geniale componisten hebben toch dik wijls getoond slechte dirigenten te zijn (o. a. Schumann). Was er op ieder conservatorium eene klasse voor dirigenten en hield men daar geregeld oefeningen in het partituur lezen, terwijl men den leerling tevens gelegenheid gaf onder toezicht eenvoudige en later meer ingewikkelde werken te leiden, dan zou het reeds kunnen blij ken óf zijn taient zich in die richting ontwik kelen kan. Nu blijkt dit dikwijls ten koste van de vereenigingen. De ervaringen van een Franschman, in Frank rijk opgedaan, schenen mij ook leerzaam voor onze kunst toe, en daarom meende ik, met en kele opmerkingen, die aan de trouwe lezers van het Weekblad te moeten mededeelen. Ik vraag verschooning indien ik te uitvoerig ben gewor den, doch het kwam mij voor dat deze hoofd stukken wel een afzonderlijk artikel verdienden. Mogen dan. Gounod's opmerkingen, die de meeste behartiging verdienen, ook aan de Nederlandsche tooükunst ten goede komen. M. P. S. In mijn vorig stuk over Gounod is een drukfout ingeslopen. Aan het slot moet staan : de nuanceering in plaats van: de numereering. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Als ioder beeld of iedere vergelijking niet min of meer onjuist was, dan zou ik zeggen dat wij nu in de periode van windstilte verkeeren, die aan den storm voorafgaat. Er zullen toch van morgen af verschillende nieuwe zaken to vermel den zijn: n.l. de Duitsche opera, Trebelli, Lamoureux, etc. Ik krimp dus mijn verslag.thans zooveel mogelijk in om de getrouwe lezers van het Week blad in de volgende week to verschrikken met een stuk van verbazende lengte! Het Concertgebouw heeft in den heer Hladky een opvolger gevonden voor do heeren Timmner en Wolft'. Ik houd er niet van, te zeggen dat een opvolger hater of slechter is dan een voorganger, daar. ieder talent geheel op zich zelf beoordeeld moot worden. Ik heb echter den indruk gekregen dat de heer Hladky niet berekend is voor de ge wichtige plaats die hij gaat innemen. Hij had het bekende concert van Alex. Bruch gekozen en die keuze was onvoorzichtig, omdat do solist in de finale toonde de techniek niet te kunnen beheorschen. De voordracht leed over het geheel aan droogheid, en van iemand met zulk een Ilongaarschen naam mag, men toch waarlijk wel meer temperament" verwachten. Wij hopon echter dat de nieuwe concertmeester spoedig revanche zal openen, om te kunnen ademhalen, gevoelde Gottlieb zich ook ellendig. Hij beproefde zijn gedachten van zijn misdaad af te brengen en probeerde terzelfder tijd de belooning ervoor te oogsten, door het gestolen recept te bestudeeren; maar die poging slaagde niet gelukkig, Onze kleine wereld is veel te nauw, dan dat iemand kans zou hebben, weg te loopen van bedreven kwaad, en de kriebelige, door ouderdom verbleekte letters op het geel geworden perkament dansten hem voor de oogen ; de wonderlijk omslach tige oud-Germaansche stijl werd hoe langer hoe ingewikkelder hij kon er niemendal uit wijs worden. En de gedachte bekroop hem, dat hij er misschien nooit iets van zou kunnen begrijpen dat, onverminderd de straf, die er op moest volgen, de misdaad zelf, wat het praktische voordeel betrof, dat hij er mede had beoogd, misschien geheel vergeefs kon blijken. Toen die vreeselijke mogelijkheid hem voor den geest kwam, kreeg hij een gewaarwording van flauwte en duizeligheid; de kamer scheen met hem in het rond te draaien ; 't was of alle kracht eu leven hem ontvlood; hij had een akelig, vreemd gedruiscii in do ooren. Hij zakie voorover op de tafel, waaraan liij zat en begroef' het gelaat in de handen. Toen, wellicht, is Gottlieb in slaap geval- i len, ofschoon, hij dat vermoeden nooit vol- \ komen tot klaarheid heeft kunnen brengen. Bepaald zeker is het echter wel, dat hij toen, zoo duidelijk als ooit vroeger bij haar , leven, zijn doode Minna zag; maar met een zóó treurige uitdrukking op haar lief gelaat, zóó verwijtend, zóó aandoenlijk smeekend, dat het bloed in zijn aderen scheen te stollen, terwijl zijn hart door een ijzige koude werd bevangen. Hij spande zich in om haar aan te spreken, haar te verzekeren, dat hij het gedane kwaad wilde herstellen, haar vergif fenis af te smeeken, maar welke moeite hij ook aanwendde, geen andere woorden wilden over zijn lippen komen, dan die hij taute Hedwig een poos te voren had toegeworpen: »do eenige menschen die geesten zien, zijn vrouwen en gekken!" En toen zag hij zich .weer op eens nog altijd voor do tafel zitten, met het gele per kament nog voor zich uitgespreid, in de flauwe ochtendschemering, die het vertrek binnendrong. Het raam stond wijd open zooals hij het had gelaten, en hij was ver kleumd tot op het gebeente; hij had een geweldige verkoudheid in het hoofd en voelde rheurnatische knepen in al zijn gewrichten, toen hij opstond. Zijn door en door ellendig gevoel lichamelijk tengevolge van deze oorzaken, zedelijk door bet besef van zijn misdaad maakfe hem zoo verschrikkelijk kwaad gehumeurd, als ecu mensch tegen zich zelf maar wc/cn kan. Hij was in geen stem ming om opnieuw te beproeven do onlees bare Duit.schc krabbels van het recept, de bron van al zijn rampen, te ontcijferen. Het gezicht ervan deed hem zeer eu hij stopte het haastig in eeu ouden lessenaar, waarin nemen en ook blijk zal gever* een geroutineerd orkestspeler te zjjn. Van het orkest hoorde ik nog een pa«* num mers. De hegeleiding van het vioolconcert -werd uiterst discreet, geacheveerd, voorgedragen, en dat is geen geringe lof voor het orkest. Verder was het strijkkwartet voortreffelijk in Grieg's Asa's Tod uit de Peer Gynt suite. Het maakte een zeer schoon effect dat het klagende tegenfiguur van de violoncellen eenigzins domineerend optrad. Ook het Lohengrin Vorspiel', werd, behoudens een paar vlekjes, zeer schoon voorgedragen M' HET- ORKEST VAN CII. LAMOÜREUX. lederen Zondagmiddag kan men ongeveer ten half twee ure in de Champs-Elysées (Carr Marigny) zich bij de zijingangen van een circus lang zamerhand eene file" zien vormen van menschea die plaatsen nemen voor de goedkoopste rangen (Secondes) van Lamoureux'concerten. Voor 3 en francs heeft men daar een plaats, en ik zou iedereen die te Parijs tusschen October en April vertoeft, aanraden daar eens een plaats te nemen. Wel zijn de banken smal en zonder'leuning, en is het voor iemand van mijne lengte uiterst moeielijk te weten waar men zijn knieën zal bergen, maar men hoort er beter dan op de duurdere rangen en daar er op die plaatsen veel toonkunstenaars, schilders en letterkundigen zitten, die niet zoo angstig voor een gesprek met een buur man in het publiek zijn als de ParijzenaarS'in het algemeen, heeft men meer kans op interessante wijze met iemand van gedachte te kunnen wis selen. Het heeft mij te Parijs dikwijls verbaasd onder de toehoorders die geen toonkunstenaars zijn zoo veel zaakkennis en juist oordeel te ontmoeten. Het feit is hieruit te verklaren dat bijna geen enkel Franschman onverschillig voor muziek is. Tegen half drie en nog later l vullen zich de eerste rangen. Dit zijn de gelukkigen die 15,12, 10, 8, 5 en 4 francs kunnen betalen. Lamoureux die geregeld op een publiek van 4 ;i 5ÜOÜmenschen kan rekenen, heeft de gewoonte zoodra hij bij zijne uitvoeringen een solist van beteekenis noodig heeft, de prijzen belangrijk te verhoogon. Bij uitvoeringen zonder solisten zijn de prijzen 8, 6, 5, 4, 3 en 2 tranes. Die solisten zijn meest pianisten en zangers of zangeressen. Een violist is zeldzaam, een violoncellist komt nooit voor. Het belangrijkste blijft natuurlijk altijd het orkest en hierover wil ik dus ookialleen sprekan, Het orkest, bestaande uit 120 leden (waaronder 4 harpen) neemt langzamerhand plaats; precies half drie treedt Lamoureux op, die eerst gestrenge blikken in de zaal werpt om tot stilte aan te manen, vervolgens met een gebiedend handgebaar de ouvreuses wegstuurt, die1 nog plaatsen aanwyzen,en als alles stil is, worden de deuren gesloten en et concert begint. Zooals men weet is het Parijsche publiek, (hoe wel het bekend staat als zeer tapageur" zoodra er iets te demonstreeren valt) uiterst oplettend bij goede uitvoeringen. Met diepe aandacht worden dan ook do uit een technisch oogpunt zoo voortreffe lijke concerten aangehoord. Zooals men weet lokten vroeger de uitvoering van nieuwe en, vooral Wagnersche werken nog al eens protest uit. Als er echter iets van dien aard voorvalt wordt er den volgenden Zondag op het programma een zeer strenge noot aan. het adres van het publiek gericht met verzoek (lees: last.) zoo iets niet weer te doen. Ook maakt hij van tijd tot tijd op de programma's bekend dat hij nooit iets bisseert, welke maatregel niet genoeg kan toegejuicht worden; het bissocren toch verdient, onder alle omstandigheden afkeuring. In het orkest bevinden zich ook Nederlanders, de heeren Salmon. en Kosman zijn mij o. a. bij naam bekend. De heer Salmon is solo-violoncellist en de heer Kosman violist en elève van hot Pa rijsche Conservatoire, beiden zijn (als ik mij niet bedrieg) Hagenaars. Do voorganger van den heer Salmon was de heer C. Liégois, vroeger solo-cellist bij het Groninger orkest en van daaruit benoemd tot solo-cellist bij Bilse en later bij Lamoureux. Lamoureux was vroeger chef d'orchestre aan de Opéra-comique en Grand-Opéra en daarna stichtte hij zijn orkest. Al spoedig, werd hij een geducht mededinger voor de Concerts populaires van Pasdeloup. Lamoureux, die reeds sedert eenigen en dat waren ook al bronnen van narig heid voor hem verscheidene geslachten van onbetaalde vorderingen waren opgeslo ten. Hij sloot den lessenaar en «tak den sleutel in zijn zak, maar stak dadelijk den sleutel weer in het slot eu liet er hem in zitten, toen hij bedacht, dat het afsluiten van den lessenaar, die in al de jaren, dat hij hem had toebehoord nog nooit te voren op slot was geweest, achterdocht kou opwekken. Het kwam Gottlieb heel natuurlijk voor, dat zijn handelingen wantrouwend zouden worden nagegaan ; hij had den indruk, dat de halve wereld reeds van zijn straf waardig bedrijf moest zijn ingelicht. Onloochenbaar waar is het dan ook zeker, dat de eenige, die bij de ontdekking en bestraf fing van Gottlieb's misdaad het meeste be lang had Hans KuLn, namelijk er voor den. nacht alles van wist; wat ver wonderlijk zou kunnen lijken, in aanmerking genomen, hoe behendig Gottlieb te werk was gegaan, werd daarbij niet bedacht, dat de kleine gezette Erunswijker weduwe zijn argelooze medeplichtige was geweest en ware het niet overbekend, dat kleine mollige- weduwt.jes Bninswijker of andere, als soort beschouwd?onbekwaam zijn eeu geheim. te bewaren. (Wordt vervolyd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl