Historisch Archief 1877-1940
TT'j. *'
^^
Batige worden genoemd. Maar
frte ontkennen, dat zij, die-de demo
beginselen . eerlijk en oprecht zijn
en.daarvan ook de toepassing
wilrst moeten trachten een einde te
aan den toestand, die de voogdij der
ie klassen over de niet-bemiddelden
een toestand, waarin de
hervorvan bovenaf moeten komen en men
- tot' tijd wel eens wat voor het volk
mits "-dit in 's hemelsnaam niet door
schiede. In. dien.zin mag.
wordat; de quaestie van algemeen
onze geheele politiek beheerscht. Of
oplossing aan,.het eene of andere
spet'programma ten goede zal komen, of
oor sommigen eene teleurstelling zal
t'"'?ziedaar vragen van ondergeschikt
Wij hopen daarom, dat vele
kiestiigipgen bereid zullen worden gevonden,
haren candidaten, in overeenstemming
'het'voorstel der Unie, den principieelen
K- te stellen, zonder 'door thans
overbobijyoegingen den indruk van zulk eene
*~ "attrar te verzwakken of hare kracht
aipperenv De eisch tot invoering van
een stemrecht mag niet langer worden
déld als iets dat »van zelf spreekt".
betgeen »van zelf spreekt", geeft men
in" den regel bitter weinig moeite, en het
thanB eene krachtige, kan het zijn,
gepoging te doen en niets
aanhettoe0ver te laten.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Tivoli: Het Herdersfluitje.
l "tt eens voor dat ge in Parijs zijt, met een
L'httt en reen zware beurs, terwijl er
tentoonJ"*"> terwijl er -een mengelende
menschenineen dronkenmakende drukte teweeg brengt.
u eewi voor dat ge na een goed diner met
B.-vrienden in een lustige stemming de vraag
rtelt: Wat zullen we nu doen ? Tien tegen een
dat.ieder zaL stemmen om ergens" heen te gaan,
ft- waar een dwaasheid te zien is.
* Geen zwaar ? kunstgenot voor een moegeloopen
ff" ssensch, maar een lichte kost, een gemakkelijken
5 l»oh', een baifgehoorde, ganw begrepen zotternij.
t1" P*'BJWt de"vertooning in het Théatre Cluny
^ t»' Par^s zijn geweest van het blijspel, dat nu in
?" k«t * Théatre Tivoli voor het voetlicht wordt
geDat is een voorstelling van Het Herdersfluitje
in Tivoli echter niet.
Ife heer Thönissen vooral schijnt het er op
geWit 'téhebben weer een' terdege plat te zijn, en
dié'richting moet ik blijven veroordeelen. Als de
«stenrs van Tivoli wilden samen werken om dit
P«ï$sebêsttik vlug en los te vertoonen, dan zou
lÉMB orer de gewaagde grappen het hoofd kunnen
schudden, maar zich niet ergeren. Ik vind het
onaangenaam, dat actrices als mevr. v. Ollefen,
inej., Dirickx en Frida Herberich bij deze wijze
Ttó spelen medewerken. Mij dunkt, dat de
directenf, de heer de la Mar, van wien'wij den vorigen
witter' nOg zulk een goeden Dr. Klaus zagen,
hlertn niet mee moest gaan.
Bet doet mij echter genoegen veel goeds te
kratten' zeggen van de voorafgaande vertooning
van- de kleine, operette Lischen en Frttzchen van
Offecfeach, De dames Dirickx en v. Ollefen droegen
dii stukje allerliefst voor, en het publiek
waardeerde deze vertooning, blijkens een aandachtige
sffltè" gedurende de voordracht en een luid applaus
daarna. FR.
CK. GOUNOD. LE DON JUAN DEMOZART.
II.
In mijne beschouwing over Gounod's werkje
beloofde ik nog iets te zul'en zeggen over
hetrbij schrijft betreffende de misbruiken, die
spera-uitvoeringen heersenen. Ik kan niet
Veter doen dan deze hoofdstukken op den voet
volgen, daar ik er mij geheel mede vereenigen
en- daar die misbruiken te veel het burger
den aanblik van zijn bleek, ontsteld gelaat,
al zijn onvriendelijkheid van de laatste dagen
vergetend1 met open armen naar hem
toeBMtelde, en hem met al de vroegere
teederhöid in hare stem smeekte, haar te zeggen,
wttt hém deerde. Onder die gunstige omstan
digheden begon Gottlieb's goede engel zich
iets krachtiger te roeren en voor een
oogentolik scheen het niet onmogelijk, dat het goed
Zou zegevieren over het kwaad. Maar on
middellijk sprong de duivel op het tooneel,
en liet allen natuurlijk terstond weer naar
a§n pijpen dansen. Het is bepaald jammer,
efat goede engelen in den regel zoo zwak in
hüengelachtige knieën zijn.
Gottlieb stiet Minna ruw terug, gaf tante
Hedwig heel onbeleefd ten antwoord, dat
geesten alken door vrouwen en gekken
geMen werden , onderrichtte Herr Sohnstein
op norschen toon, dat er tot nog toe in den
omtrek van Tompkins Square geen gebrek
aan politieagenten heerschte, en zocht toen,
na zijn dochter, zijn zuster en zijn vriend
deze hakende pijlen in de borst te hebben
gedreven, de afzondering van zijn eigen
bovenkamertje op. Toen hij hun verliet, be
groef Minna haar gelaat in tante Hedwig's
ruimen boezem en weende bitterlijk, en tante
Hedwig schreide mee ; en Herr Sohnstein
voor het oogenblik zijn pijp ter zij<le leegend,
sloeg zijn armen beschermend om haar beiden.
Zij waren ellendig, allemaal.
In de kamer boven, waar de lucht zoo
benauwd scheen, dat hij een raam moest
'recht verkregen: hebbent om er nog niet eens met
nadruk op te wijzen.
Bij de meesterwerken van Mozart zegt Gronnod
(ik zou zeggen bij. alle dergelijke werken!) moet
het effectbejag vermeden worden en men hoede
zich vooral ooit iets aan die werken te willen
veranderen. Geen schilder zal het in zijn hoofd
krijgen iets aan Kafaël's schilderijen' en geen ac
teur iets aan Kacine'a of Molière's verzen te Wil
len verandert n of verbeteren; en waarom moet
dan de muziek met minder respect behandeld
wordan, en waarom ziet de zanger er dan niet
tegen op, de accenten, d«< bewegingen'- efl de
waarde der noten te denatureefen 1
Omdat veel zangers er alleen aan denken hun
sehoone stem te doen bewonderen; zonder
wroeging'offeren zij de eisenen* va» juiste
wedergave aaa het succes van den virtuoos op; en
begrijpen dus niat dat de triomf van het ware"
duurzamer'is dan dévoorbijgaaade- voldoening
van de ijdelheid. Wat beteekent het (vraagt
Gounod verder) dat zooveel zangers, zoodra zij
een hooge noot te zingen hebben, die tot in
het oneindige verlengen ? Denken zij er dan
wel een oogenblik aan, welk een ongeduld de met
smaak bedeelde toehoorder moet ondervinden; en wat
wordt wel de rol van het orkest, dat zich gedurig
naar die grillen moet schikken? Dat wordt niets
dan wanorde en cacophonie!
Vele zangers stellen zich de maat voor als
een ondragelijk juk en als een hinderpaal voor
voordracht en uitdrukking. Zij denken dat de
maat hen tot machine maakt en alle waarde aan
de voordracht ontneemt.
Het tegendeel is waar. De' maat neemt de
goede eigenschappen in bescherming, terwijl de
ongelijkheid in maat, lo. de juistheid van de
muzikale frase in gevaar ? brengt, 2o. eene goede
uitvoering van ensembles onmogelijk maakt, ter
wijl ten 3o. het orkest een menigte détails he*ft
uit te. voeren, die aan de wetten van de maat
onderworpen zijn. Ook in het hoofdstuk over
de nuanceering wordt de taak van de stem
nauwkeurig aangegeven. Men neemt gewoonlijk
het middel voor het doel en den dienaar voor
den meester. Het woord en de uitdrukking
bekleeden indeazang eene voorname plaats en dus
moet de zanger vóór alles welsprekend zijn, en
niet aUeen zingen om zijne sehoone stern te
doen .bewonderen.
Het hoofdstuk over de ademhaling kan ik
laten rusten (dit is zeer oppervlakkig behandeld) ;
hierin wordt alleen op de grofste gebreken ge
wezen (o. a. dat het zeer slecht is om adem te
halen in het midden van een woord).
In zijn hoofdstuk over de uitspraak doet
Gounod uitkomen, hoevelen die verwaarloozen.
Twee zaken moeten vooral in het oog gehouden
worden. De uitspraak van een gezongen woord
moet zijn duidelijk en juist, en het oor niet in
tivijfel laten omtrent het uitgesproken woord (!!!)
(Deze expressie doet mij denken aan den gema
len componist, die het orkest: Die technische
Apparate des Tonhervorbringens" noemt) en
ten tweede moet zij zeer expressief zijn en voor
den geest het karakter van het uitgesproken
woord schilderen. Al wat alleen betrekking heeft
op den uiterlijken vorm van het woord heet ar
ticulatie, al het overige behoort tot het gebied
van de prononciatie. Het is m. i. niet overbodig
dat Gounod deze zaak nog eens ter sprake
brengt. Bij zanguitvoeringen geldt bij mij altijd
als maatstaf, of ik zonder tekstboekje verstaan
kan wat er gezongen wordt, en is dit niet het
geval, dan kan de fraaiste stem mij niet vol
doen.
De declamatie neemt bij het zingen eene zeer
gewichtige plaats in, en sedert men tot de over
tuiging is gekomen, dat het niet meer aangaat
te zeggen: »Ce qui ne vaut pas la peine d'être
dit, on Ie chante" moeten uitspraak en decla
matie een onderwerp van grondige studie uit
maken en wij weten allen, hoe dikwijls dit nog
verwaarloosd wordt.
Het laatste hoofdstuk is getiteld: Le chef
d'orchestre. Gounod zegt: »Hij is het middelpunt
van de muzikale uitvoering. Van hem moet uit
gaan de eenheid, van beweging; zijn
dirigeerstok moet zijn een veldheersstaf. Vele dirigenten
verlagen dien, vooral bij solo-voordrachten, tot
een staf der dienstbaarheid. Het is waar (zegt
Gounod) die staf moet niet gebruikt worden met
eene te mechanische juistheid, evenals destaf van
een métronome; dit zou de overwinning zijn
van de lettw op den geest De groote kunst
van den orkestmeester moet zijn een macht, die
men eene «suggestieve" zou kunnen noemen en
die van den zanger eene onbewuste gehoorzaam
heid verkrijgt, terwijl hij hem doet gelooven dat
hij den zanger geheel volgt. Met andere woorden:
hij moet den zanger overtuigen, doch hem geen
dwang opleggen. Hij is het ook die in de voor
dracht (ook waar deze vrij is) het karakter van
den rythmus moet weten te bewaren. Zijn hou
ding, blik en physionomie moet den zanger voor
bereiden op wat hij te doen heeft. Tevens moet
hij' den uitvoerder zelfvertrouwen iaboeeemen
door de rust en beslistheid van zijn houding»
Overdreven bewegingen zijn zeer af te keuren.
Het ware licht is rustig; en als de antieke dich
ter de macht van Jupiter wil uitdrukken, dan<
toont hij hem ons zooals hij met een enkele
hoofdbeweging den geheelen Olympus doet sid
deren:
De orkestmeester is de gevolmachtigde van de
ideeën van den componist, hij is er voor aanspra
kelijk tegenover de artisten en het publiek, en
van die ideeën moet hij zijn de levende
uitdrukking, de getrouwe spiegel en de onomkoopbare
schat bewaarder.
Deze denkbeelden moet m. i. een ieder toe
juichen !
Gounod stipt nog aan, dat hij het betreurt dat
aan het Par-ijsche conservatoire geen klasse is
tot opleiding, van dirigenten.
Dit is volkomen juist! In den regel worden
de dirigenten gekozen uit bekwame componisten
of executanten, en is de dirigent in functie ge
treden, dan moet het blijken of hij' (zooals men
dit noemt) er den slag van heeft, ja of neen. Ik
beschouwndit wel degelijk als de reden dat men
met dirigenten zoo dikwijls teleurstellingen on
dervindt. Geniale componisten hebben toch dik
wijls getoond slechte dirigenten te zijn (o. a.
Schumann). Was er op ieder conservatorium
eene klasse voor dirigenten en hield men daar
geregeld oefeningen in het partituur lezen, terwijl
men den leerling tevens gelegenheid gaf onder
toezicht eenvoudige en later meer ingewikkelde
werken te leiden, dan zou het reeds kunnen blij
ken óf zijn taient zich in die richting ontwik
kelen kan. Nu blijkt dit dikwijls ten koste van
de vereenigingen.
De ervaringen van een Franschman, in Frank
rijk opgedaan, schenen mij ook leerzaam voor
onze kunst toe, en daarom meende ik, met en
kele opmerkingen, die aan de trouwe lezers van
het Weekblad te moeten mededeelen. Ik vraag
verschooning indien ik te uitvoerig ben gewor
den, doch het kwam mij voor dat deze hoofd
stukken wel een afzonderlijk artikel verdienden.
Mogen dan. Gounod's opmerkingen, die de
meeste behartiging verdienen, ook aan de
Nederlandsche tooükunst ten goede komen.
M.
P. S. In mijn vorig stuk over Gounod is
een drukfout ingeslopen. Aan het slot moet
staan : de nuanceering in plaats van: de
numereering.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Als ioder beeld of iedere vergelijking niet min
of meer onjuist was, dan zou ik zeggen dat wij
nu in de periode van windstilte verkeeren, die
aan den storm voorafgaat. Er zullen toch van
morgen af verschillende nieuwe zaken to vermel
den zijn: n.l. de Duitsche opera, Trebelli,
Lamoureux, etc. Ik krimp dus mijn verslag.thans zooveel
mogelijk in om de getrouwe lezers van het Week
blad in de volgende week to verschrikken met
een stuk van verbazende lengte!
Het Concertgebouw heeft in den heer Hladky
een opvolger gevonden voor do heeren Timmner
en Wolft'. Ik houd er niet van, te zeggen dat een
opvolger hater of slechter is dan een voorganger,
daar. ieder talent geheel op zich zelf beoordeeld
moot worden. Ik heb echter den indruk gekregen
dat de heer Hladky niet berekend is voor de ge
wichtige plaats die hij gaat innemen. Hij had het
bekende concert van Alex. Bruch gekozen en die
keuze was onvoorzichtig, omdat do solist in de
finale toonde de techniek niet te kunnen
beheorschen. De voordracht leed over het geheel
aan droogheid, en van iemand met zulk een
Ilongaarschen naam mag, men toch waarlijk wel meer
temperament" verwachten. Wij hopon echter dat
de nieuwe concertmeester spoedig revanche zal
openen, om te kunnen ademhalen, gevoelde
Gottlieb zich ook ellendig. Hij beproefde zijn
gedachten van zijn misdaad af te brengen
en probeerde terzelfder tijd de belooning
ervoor te oogsten, door het gestolen recept
te bestudeeren; maar die poging slaagde niet
gelukkig, Onze kleine wereld is veel te
nauw, dan dat iemand kans zou hebben,
weg te loopen van bedreven kwaad, en de
kriebelige, door ouderdom verbleekte letters
op het geel geworden perkament dansten
hem voor de oogen ; de wonderlijk omslach
tige oud-Germaansche stijl werd hoe langer
hoe ingewikkelder hij kon er niemendal
uit wijs worden. En de gedachte bekroop
hem, dat hij er misschien nooit iets van zou
kunnen begrijpen dat, onverminderd de
straf, die er op moest volgen, de misdaad
zelf, wat het praktische voordeel betrof, dat
hij er mede had beoogd, misschien geheel
vergeefs kon blijken. Toen die vreeselijke
mogelijkheid hem voor den geest kwam,
kreeg hij een gewaarwording van flauwte en
duizeligheid; de kamer scheen met hem in
het rond te draaien ; 't was of alle kracht
eu leven hem ontvlood; hij had een akelig,
vreemd gedruiscii in do ooren. Hij zakie
voorover op de tafel, waaraan liij zat en
begroef' het gelaat in de handen.
Toen, wellicht, is Gottlieb in slaap geval- i
len, ofschoon, hij dat vermoeden nooit vol- \
komen tot klaarheid heeft kunnen brengen.
Bepaald zeker is het echter wel, dat hij
toen, zoo duidelijk als ooit vroeger bij haar ,
leven, zijn doode Minna zag; maar met een
zóó treurige uitdrukking op haar lief gelaat,
zóó verwijtend, zóó aandoenlijk smeekend, dat
het bloed in zijn aderen scheen te stollen,
terwijl zijn hart door een ijzige koude werd
bevangen. Hij spande zich in om haar aan
te spreken, haar te verzekeren, dat hij het
gedane kwaad wilde herstellen, haar vergif
fenis af te smeeken, maar welke moeite hij
ook aanwendde, geen andere woorden wilden
over zijn lippen komen, dan die hij taute
Hedwig een poos te voren had toegeworpen:
»do eenige menschen die geesten zien, zijn
vrouwen en gekken!"
En toen zag hij zich .weer op eens nog
altijd voor do tafel zitten, met het gele per
kament nog voor zich uitgespreid, in de
flauwe ochtendschemering, die het vertrek
binnendrong. Het raam stond wijd open
zooals hij het had gelaten, en hij was ver
kleumd tot op het gebeente; hij had een
geweldige verkoudheid in het hoofd en voelde
rheurnatische knepen in al zijn gewrichten,
toen hij opstond. Zijn door en door ellendig
gevoel lichamelijk tengevolge van deze
oorzaken, zedelijk door bet besef van zijn
misdaad maakfe hem zoo verschrikkelijk
kwaad gehumeurd, als ecu mensch tegen zich
zelf maar wc/cn kan. Hij was in geen stem
ming om opnieuw te beproeven do onlees
bare Duit.schc krabbels van het recept, de
bron van al zijn rampen, te ontcijferen. Het
gezicht ervan deed hem zeer eu hij stopte
het haastig in eeu ouden lessenaar, waarin
nemen en ook blijk zal gever* een geroutineerd
orkestspeler te zjjn.
Van het orkest hoorde ik nog een pa«* num
mers. De hegeleiding van het vioolconcert -werd
uiterst discreet, geacheveerd, voorgedragen, en dat
is geen geringe lof voor het orkest. Verder was
het strijkkwartet voortreffelijk in Grieg's Asa's
Tod uit de Peer Gynt suite. Het maakte een
zeer schoon effect dat het klagende tegenfiguur
van de violoncellen eenigzins domineerend optrad.
Ook het Lohengrin Vorspiel', werd, behoudens
een paar vlekjes, zeer schoon voorgedragen
M'
HET- ORKEST VAN CII. LAMOÜREUX.
lederen Zondagmiddag kan men ongeveer ten
half twee ure in de Champs-Elysées (Carr
Marigny) zich bij de zijingangen van een circus lang
zamerhand eene file" zien vormen van menschea
die plaatsen nemen voor de goedkoopste rangen
(Secondes) van Lamoureux'concerten. Voor 3 en
francs heeft men daar een plaats, en ik zou
iedereen die te Parijs tusschen October en April
vertoeft, aanraden daar eens een plaats te nemen.
Wel zijn de banken smal en zonder'leuning, en
is het voor iemand van mijne lengte uiterst
moeielijk te weten waar men zijn knieën zal bergen,
maar men hoort er beter dan op de duurdere
rangen en daar er op die plaatsen veel
toonkunstenaars, schilders en letterkundigen zitten, die
niet zoo angstig voor een gesprek met een buur
man in het publiek zijn als de ParijzenaarS'in
het algemeen, heeft men meer kans op interessante
wijze met iemand van gedachte te kunnen wis
selen.
Het heeft mij te Parijs dikwijls verbaasd onder
de toehoorders die geen toonkunstenaars zijn zoo
veel zaakkennis en juist oordeel te ontmoeten.
Het feit is hieruit te verklaren dat bijna geen
enkel Franschman onverschillig voor muziek is.
Tegen half drie en nog later l vullen zich de
eerste rangen. Dit zijn de gelukkigen die 15,12,
10, 8, 5 en 4 francs kunnen betalen.
Lamoureux die geregeld op een publiek van 4
;i 5ÜOÜmenschen kan rekenen, heeft de gewoonte
zoodra hij bij zijne uitvoeringen een solist van
beteekenis noodig heeft, de prijzen belangrijk te
verhoogon. Bij uitvoeringen zonder solisten zijn
de prijzen 8, 6, 5, 4, 3 en 2 tranes. Die solisten
zijn meest pianisten en zangers of zangeressen.
Een violist is zeldzaam, een violoncellist komt
nooit voor. Het belangrijkste blijft natuurlijk altijd
het orkest en hierover wil ik dus ookialleen sprekan,
Het orkest, bestaande uit 120 leden (waaronder
4 harpen) neemt langzamerhand plaats; precies
half drie treedt Lamoureux op, die eerst gestrenge
blikken in de zaal werpt om tot stilte aan te
manen, vervolgens met een gebiedend handgebaar
de ouvreuses wegstuurt, die1 nog plaatsen
aanwyzen,en als alles stil is, worden de deuren gesloten
en et concert begint.
Zooals men weet is het Parijsche publiek, (hoe
wel het bekend staat als zeer tapageur" zoodra
er iets te demonstreeren valt) uiterst oplettend bij
goede uitvoeringen. Met diepe aandacht worden dan
ook do uit een technisch oogpunt zoo voortreffe
lijke concerten aangehoord. Zooals men weet
lokten vroeger de uitvoering van nieuwe en,
vooral Wagnersche werken nog al eens protest
uit. Als er echter iets van dien aard voorvalt
wordt er den volgenden Zondag op het programma
een zeer strenge noot aan. het adres van het
publiek gericht met verzoek (lees: last.) zoo iets
niet weer te doen. Ook maakt hij van tijd tot tijd
op de programma's bekend dat hij nooit iets
bisseert, welke maatregel niet genoeg kan toegejuicht
worden; het bissocren toch verdient, onder alle
omstandigheden afkeuring.
In het orkest bevinden zich ook Nederlanders,
de heeren Salmon. en Kosman zijn mij o. a. bij
naam bekend. De heer Salmon is solo-violoncellist
en de heer Kosman violist en elève van hot Pa
rijsche Conservatoire, beiden zijn (als ik mij niet
bedrieg) Hagenaars. Do voorganger van den heer
Salmon was de heer C. Liégois, vroeger solo-cellist
bij het Groninger orkest en van daaruit benoemd
tot solo-cellist bij Bilse en later bij Lamoureux.
Lamoureux was vroeger chef d'orchestre aan de
Opéra-comique en Grand-Opéra en daarna stichtte
hij zijn orkest. Al spoedig, werd hij een geducht
mededinger voor de Concerts populaires van
Pasdeloup. Lamoureux, die reeds sedert eenigen
en dat waren ook al bronnen van narig
heid voor hem verscheidene geslachten
van onbetaalde vorderingen waren opgeslo
ten. Hij sloot den lessenaar en «tak den
sleutel in zijn zak, maar stak dadelijk den
sleutel weer in het slot eu liet er hem in
zitten, toen hij bedacht, dat het afsluiten
van den lessenaar, die in al de jaren, dat hij
hem had toebehoord nog nooit te voren op
slot was geweest, achterdocht kou opwekken.
Het kwam Gottlieb heel natuurlijk voor, dat
zijn handelingen wantrouwend zouden worden
nagegaan ; hij had den indruk, dat de halve
wereld reeds van zijn straf waardig bedrijf
moest zijn ingelicht.
Onloochenbaar waar is het dan ook zeker,
dat de eenige, die bij de ontdekking en bestraf
fing van Gottlieb's misdaad het meeste be
lang had Hans KuLn, namelijk er
voor den. nacht alles van wist; wat ver
wonderlijk zou kunnen lijken, in aanmerking
genomen, hoe behendig Gottlieb te werk
was gegaan, werd daarbij niet bedacht, dat
de kleine gezette Erunswijker weduwe zijn
argelooze medeplichtige was geweest en ware
het niet overbekend, dat kleine mollige-
weduwt.jes Bninswijker of andere, als
soort beschouwd?onbekwaam zijn eeu geheim.
te bewaren.
(Wordt vervolyd).