De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 12 oktober pagina 4

12 oktober 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

^, ..?., ,, fff' !fl(tN*g|,lJk,"T -i i , -^w ^n liï^'ï.r w-J*),, T T^f^ ?"il^ »* Uffli !»T ' " jp*T» - " > ? fl!VY'*** DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR was dan ook veel, wat alleen 'denkbeelden van den auteur te weggelaten. De objectiviteit van er niet onder geleden hebben. V0et 1890. P. J. BLOK. Hogendorp (1761?1822) door L (Amst., v. Kampen, 1890). *GEN. SCHILDERKUNST. 'den 5den October is te Parijs in den Luxemburg tiet gedenkteeken ontvan Eugène Delacroix, hetwelk opvolgens het ontwerp van Dalou. Dalou inkelijk artist en telt vele vereer,pers. Het is dus niet te verwonderen * werk van te voren reeds veel besproken niette zeggen dat er veel reclame voor 'TWS. van de romantiek was zelf geen , hij was leelijk van gezicht en van Eg verbood zelfs bij testament dat er na T een gipsafgietsel van zijn masker werd Hierom dan ook zag Dalou er van af geheel weer te geven. En hij zag er op om de allegorie weder te baat te allegorie, die in de beeldhouwkunst afgedankt is geworden en na zelfs in waar zy eenigen tijd geheel uit is geweest, weer vorderingen begint te namelijk de buste in brons van den een hoog steenen voetstuk, aan den hij drie allegorische figuren groe? evenzeer uit brons gegoten: den Tijd, de den Roem, nl. twee mannelijke figuren, en de Kunst (Ie Temps et l'Art) en een '~ .de Roem (la Gloire.) óndéSaturnus, een magere, gevleugelde die aangeeft dat eerst het nageslacht ?chllder volkomen recht heeft laten weder. varest, is in zittende houding en heft in zijne , arnttaa een naakte vrouwelijke figuur, de Roem, op, die «en palmtak voor de boven haar staande boste nederlegt. Rechts naast Saturnus zit de 'HM&te genius der kunst, versierd met de attri buten van Apollo en betuigt zijne instemming ?? hieSBee. Hij klapt zelfs zoo hard in zijne groote handen, dat hij zoo dadelijk in een ' Par§sch theater als chef de claque" kon geëngageerd worden; indien hij zich ten minste van hemd en jas voorzag. Aan de buste ' zeli valt reeds van verre op de dikke cache-nez, die de ziekelijke schilder in zijn leven steeds schijnt te- hebben gedragen. Men kan er zekerlijk aan twgfelen of Dalou er wél aan gedaan heeft om deze cache-nez in het brons te reproduceeren. Hu herinnert maar al te zeer aan den bronzen cylinder-hoed dien men op Dalou's grafmonument TOOT Victor Noir bewonderen kan. n den kop herkent men den echten Delacroix van wieu zijn tydgenooten getuigden dat hij den kop had van een zieken leeuw. Men zou Dalou haast meer als architect dan als beeldhouwer wil len prezen, want het bassin waaruit het voetstuk met treden zich verheft, is inderdaad een geluk kige vondst. Bij de onthulling werd door alle aanwezigen het voorbeeld gevolgd van den genius der Kunst. Zij werd heftig toegejuicht en gevolgd door vier redevoeringen, n van Vacquerie uit naam van , bet comité, een van den minister van onderwijs Bourgeois, die zeer ter recht op den voorgrond ?telde dat Delacroix een ijverig beschermer heeft gevonden in Thiers, door onwetenden altijd voor «aft-artistiek gescholden, een van Delaborde uit 1 DMun der Académie des Arts, een van Paul Mantz, den bekenden kunst- kritikus. Tot slot werd een gedicht van Banville gereci teerd door Mounet-Sully. De geheele ceremonie duurde nauwelijks n geheel uur. De heer George Scharf, directeur van de Londensche National Portrait-Gallery, schreef dezer dagen aan een vriend over portretten van Koningin Elizabeth van Engeland: Merkwaardig is het, «egt hij, dat er «oovele catalogi en verzamelingen bestaan van portretten van Maria Stuart, terwijl men er niet n kan aanwijzen van haar mededingster Koningin Elizabeth. Algemeen denkt men dat, terwijl al de portretten van Maria onderling zoo verschillend zijn, die van Elizabeth allen naar n origineel zijn. Niets is minder waar. Een vriend van mij heeft tele jaren lang aanteekenirigen gemaakt van al de bekende schilderstukken en gravures, die koningin Elisabeth voorstellen, van haar meisjesjaren tot haar dood, met het voornemen die te publiceeren. Maar wonderlijk genoeg is die publicatie tot dusTOr nog niet geschied." De hoogste onderscheiding op de Dresdener Tentoonstelling is toegekend geworden aan Hubert Vds, voor zijn pastei Home Rulers". Men zegt dat er een nieuwe Rafael is ontdekt. Een zekere Ruez, kleermaker te Pérousse, in de- omstreken van Belfort heeft zeven jaar gele den voor nog geen twee iranks van een vreemde familie, die haar inboedel aan den meestbiedende verkocht, een schilderstuk verworven dat nu door vele deskundigen voor een Rafael gehou den wordt. Het stelt voor den heiligen Jozef die in zijne armen het Christus kind draagt. De kleine Jezus heeft in zijn handen een bloementros. De achtergrond van het schilderij bestaat uit een donker gekleurd gordijn dat halverwege opgelicht een stukje landschap laat zien aan een waterkant. Heelemaal in de verte ziet men blauwende berg ruggen. Het stuk is vrij wel geconserveerd, maar de handteekening is bijna uitgewischt. Met een loupe kan men alleen bespeuren dat er een R. en een f, staat. Te Parijs, in het Pavillon de la Ville de Paris, niet ver van de Champs-Elysées, is de tentooni stelling van Blanc-et-Noir eenige dagen geleden geopend. Bij een eersten blik vallen daar het meest op de caricaturen van Caran d'Ache en Robida. Men kan hier zien, dat Robida de eigenlijke uitvinder is van de caricatuur-voorstelling van den president Carnot, met zijn onveranderlijke zwarte jas en pantalon, zijn onveranderlijk zwarten hoogen hoed. Van hem heeft men ook de amusante croquis : Zinc d'Art: Carnot mécanique fait avec des déchets de la Tour Eiffel," onschuldige grapjes, zonder kwaadaardigheid, zooals het Fransche vandevillisme er zich altijd heeft gepermitteerd met hen die de macht in handen hebben. Eerst na Robida is Caran d'Ache gekomen, dien hij ook in andere dingen veel imiteert, zooals men hier goed kan zien, waar hun croquis naast elkander te zien zijn. En dit is niet alleen waar van de caricaturen van den heer Carnot, maar ook in die andere stukken wier dikke, bloeiende en gewrongen teekening de personen doet gelijken op loopende appelboomen. Behalve deze wijze van doen heeft Caran d'Ache er nog eene, nl. een rechtlijnige en geometrische, waarvan hy zich vooral voor de scènes uit het militaire leven bedient. Want, evenals de GrandeDuchesse, il aime Ie militaire." Dit is een zaak van herediteit; hij is de zoon van een soldaat van de Grande-Armee, genaamd Poirée. De tee kenaar heett dezen burgerlijken naam laten varen voor den meer eleganten Caran d'Ache. Hij zelf is een elegant, doet veel aan sport, heeft het voorkomen van een Eagelschman, een groote blonde snor, draagt nog nooit geziene boorden en gecompliceerde dassen. HU kent en volgt alle voorschriften van den chic; niet n morgen, of men ziet hem op het vaste uur caracoleeren in de allee des Poteaux. Misschien wel heeft hij zijn succes voor geen klein gedeelte aan deze eigenschappen te danken. Want talent vindt men bij nog heel wat meer caricaturisten en teekenaars die de geïllus treerde bladen voorzien. Deze exposeeren hier de origineelen van hun gepubliceerde illustraties. Er valt dus heel wat te leeren over al die bladen als rillustration, Ie Monde. Revue lllustrée, Vie Parisienne, Le Courrier francais. Welk een verscheidenheid van die vlugge krabbels van Gerbault, Vallet, Bac, Sahib, van wien hier onder anderen te £ien is de aankomst der Olympia in het Louvre" ontvangen door den toorn van Diana, van Polymnia, van de Venus van Milo, het kind aan de bron van Ingres; van de Wagneriaansche phantasiën van Fantin, de Middeleeuwsche voorstellingen van Pille tot de bytende ironie der stukken van Forain, den waardigen opvolger van Gavarni en Daumier. G. T. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Het plafond van de zaal der schoone kunsten in het Louvre is van de steigers bevrijd, die het gezicht beletten. Dit prachtig stuk van Carolus Duran, de Triomf' van Maria de Medicis", in een zaal ge plaatst die uitsluitend bestemd is voor Rubens, Holbein, en schilders van de Vlaamsche school, maakt een schitterenden indruk. TOONEEL EN MUZIEK. In de I rankfurter Zeitung schrijft Frits Schaum over het werk van een onzer landgenooten het volgende: De opmerkende stilte die tegenwoordig op het gebied van kamermuziek heerscht, wordt op aange name wijze verbroken door de verschijning van een nieuw trio voor klavier, viool en violoncel van Jan Brandts Buijs, uitgegeven bij Steijl en Thomas te Frankfort a/M. Het werk draagt het opus getal I, wat des te verrassender is, omdat men uit den inhoud een gerijpt kunstenaar leert kennen, wiens denkbeelden reeds tot klaarheid zijn geko men. De vorm is vloeiend en natuurlijk, de melodieën zijn niet banaal, al zijn ze ook niet bijzonder sprekend, terwy'l het geheel voortreffelijk bewerkt is. Na dit opus I zal het niemand meer verrassen, den heer Buijs in zijn opus 2 als fij«gevoelend en lyrisch liederencomponist te leeren kennen. Het bundeltje bevat zes nummers waarvan No. l (Es stand ein Veilchen) No. 5 (die Brücke) en No. 6 (Wegewart) tot de beste voortbrengselt-.i in de nieuwere liederenlitteratuur mogen gere kend worden. Na zulk een begin mag men van de toekomst van den jongen Hollandschen com ponist veel verwachten." De schrijver vestigt verder de aandacht op eenige nieuwe uitgegeven werken van Ant. Rubinstein, die zich thans met verdubbelden ijver aan het componeeren schijnt te wijden. Van hem verschenen: Concertbtiick voor klavier, Ouverture voor orkest, eene verzameling klavierstukken getiteld: Tweede Akrostikon" en eenige bundel tjes liederen voor n en meer stemmen. Ook verscheen bij Hanfstangl te München eene photogravure van Beethoven. De meester wordt voor gesteld staande, over een muziekblad gebogen met de pen in de hand. liet wordt zeer geroemd en is genomen naar eene schilderij van wijlen den Frankforter portretschilder Uez. M. Omtrent den nieuwen componist die in Itali opgestaan is, wordt nog het volgende gemeld: De belofle wordt misschien niet gehouden, maar voor het tegenwoordige ziet zij er .schitterend uit. De opera noemt zich een melodrama in n acte; de titel, reeds gemeld, is Cavalier ia rusticana. Zij is geschreven door een jongman, Pietro Mascagni ge naamd, den zoon van een bakker te Livorno. Graaf Florestano de Larderel nam de muzikale opvoeding van den knaap onder zijn zorg en plaatste hem op het conservatorium te Milaan. Sonzogno, de eigenaar van den Sccolo, nam ook levendig aandeel in het doen verschijnen van dit eerste product van Mascagni's talent; hij loofde drie prijzen uit voor de drie beste opera's, die hem zouden worden aangeboden. Van de werken, die den eersten en derden prijs verwierven, zal wellicht nooit meer iets vernomen worden, maar de tweede prijs was aan de Cavalleria rusticana toegewezen; deze werd te Rome opgevoerd en verwierf, gelijk gemeld is, een buitengewoon succes, evenals later te Livorno. De stadgenooten van den jongen componist namen bij de laatste repetitie stormenderhand het topneel in. Bij de eerste voor stelling verdrongen zij zelfs de soldaten, die als wacht waren opgesteld en drongen lang vóór den ty'd het tooneelgebouw binnen. De nieuwe opera zal den volgenden winter te Turijn, Milaan, Bologna, Genua, Florence en Na pels, en misschien nog op andere plaatsen ten gehoore gebracht worden. Het libretto is ontleend aan de Scène popolari van Verga, een drama in drie acten, dat vrij goed bekend is op het Italiaansch tooneel. Het inwerken tot n bedrijf is vrij handig gedaan; het stuk speelt in Sicilië, en de intrige is een zeer eenvoudige liefdesgeschie denis ten plattelande, eindigend met een moord. Hierby heeft de componist frissche, gracieuse, levendige muziek gemaakt. Zooals in een eerste werk niet onnatuurlijk is, zijn er herinneringen aan de componisten, die de musicus heeft bewon derd; eenige eigenaardigheden van muzikale uit drukking zijn ook herhaald, die later of tot gemanierdheid kunnen ontaarden, of als het merkteeken van het genie kunnen gelden. Maar er is ook kracht in, oorspronkelijkheid en voor zoover men uit het piano-uittreksel kan oordeelen, die essentieele eigenschap, zonder welke alle andere nutteloos en zonder waarde zijn: Ie charme. De opbrengst der Oberammergauer passiespelen. Uit München wordt geschreven: De Oberammer gauer tooneelspelers zijn voor een deel uit hunne geboorteplaatsen vertrokken om aan de uitnoodigingen van bewonderaars en bewonderaarsters tot een aangenaam verder verblijf gedurende de vacantie, gehoor te geven. Omtrent het stoffelijk resultaat der Passiespelen en de quaestie over de rolverdeeling in het vervolg wordt aan het Fremdenblatt uit Ammergau, dus van welingelichte zijde, geschreven: Gedurende het speelseizoen heeft burgemeester Joh. Lang alleen over de 30,000 brieven en tele grammen ontvangen. Bij iedere voorstelling waren er ongeveer 5?8000 menschen te huisvesten en te verzorgen. Dat de gemeentekas daarbij niet te kort kwam, spreekt van zelf. De gezamenlijke ontvangst aan entreegeld moet ongeveer 700,000 mark bedragen, dus dubbel zooveel als tien jaar geleden. Toch zijn de gages van de meespelende kunstenaars, wier getal ongeveer 700 bedraagt, in evenredigheid klein. Zoo ontvangt de vertooner van Christus, Mayer, evenals voor 10 jaar zijne 1000 mark, de leiders van het koor en KajapLas ieder 800 mark, Petrus en Pilatus 500 mark, de overigen in verhouding steeds minder, tot den Haan" die in het jaar 1880 ruim 40 mark kreeg. De oudste Amsterdamsche Rederijkerskamer, de Koninklijke Letterlievende Vereeniging Hooger zij ons Doel", herdacht dezer dagen in huiselijken kring haar 55-jarig bestaan, bij welke gelegenheid zij o. a. een wedstrijd hield in uiterlijke welspre kendheid De vriendschappelijke geest en de jeug dige frischheid, die deze vereeniging bezielen, verzekeren haar ongetwijfeld een hoogen ouder dom, dien elk beoefenaar der fraaie letteren haar zeker gaarne van harte toewenscht. Secretaris is de heer C. A. C. Schoonemeyer. Naar Het Vaderland verneemt, is Marcellus Emants bezig zijn gedicht Lilith" tot een ora torium-tekst voor den componist Zweers om te werken. LETTEREN EN WETENSCHAP. Arthur Fitger's vijftigste verjaardag. Uit Bremen wordt geschreven : Den vierden dezer vierde Arthur Fitger, de dichter van Die Hexe, Von Gottes Gnaden, Huaen von Tyburn, Winttrnachte en Fahrendes Volk, zijnen vijftigsten verjaardag. Ofschoon de eenvoudig pittige schilder-dichter geen vriend is van luidruchtige feesten en ver heerlijking van zijn persoon, hebben de letterkun dige kringen onzer stad dien dag een feest gege ven, op grootsche wijze, in het litterarische ge zelschap de Künstlerverein", waarvan Arthur Fitger zoovele jaren voorzitter is geweest. Zooals vroeger dikwijls, heeft de dichter ook nu nieuwe bewijzen geleverd van zijn talent. Als feestvoorstelling in het Theater had de directeur, de heer Senger, de Hexe" uitgekozen, maar het stuk kon wegens verhinderingen van de laatste dagen niet worden gegeven. Uit zijn tegenwoordige kunstenaarswoning, in de nabijheid van het Rheinberger kerkhof, te midden van een donkere woeste om geving, eeuwenoude machtige knoestige eiken, zooals men ze in het Noorden zelden vindt denkt Fitger nog naar een nieuwe woonplaats te verhuizen, heerlijk aan de Vahr gelegen en die hij aan de gulheid van een vereerder van zijn genie te danken heeft. Om zijne tweede vaderstad Eremen pleizier te doen, heeft Fitger onlangs voor de uitnoodiging van zijn vorstelijken vriend, den her tog van Heiningen, om voor al tijd n aar Heiningen te komen, bedankt. Wij verheugen ons, dat de grootste dichter van het noodwesten van Duitschland, de moedige strij der voor moderne ideën, wiens werken zoo goed het midden houden tusschen realisme en idealisme, om de beide strijdwoorden te gebruiken, en die zich als dichter zoo moeilijk laat classificeeren, ons behouden blijft. Zt'ker stelt hij zijn rijke krachten als schilder in dienst van het algemeen, zoodat hij tot nog toe zoo veelvuldig heeft gedaan; de wondervolle muurschilderingen in de beurs, in den raadskelder, het jongens-weeshuis en den Kutenhof gevsn een bewijs van zijn onbaatzuchtigheid. De fresco's aan de muren der beursgalerij, de import en export voorstellend, zijn bijna gereed. Zooals te hopen is zal Fitger's beroep als schilder hem ook in de volgende jaren tijd en moed tot grootere po tische werken overlaten, want hoe hoog Arthur Fitger als schilder wordt geschat, zeker nog grooter is hij als dichter." Uit Kopenhagen meldt men den dood van den heer Mailing- Kansen, gedurende vijftig jaar direc teur van het Deensche doofstommeninstituut. De heer Malling-Hansen was bij al de geleerden van de heele wereld bekend om zijne studiën over den groei van kinderen. Sedert 1862 woog hyiederen dag al de leerlingen van zijne inrichting en de uitslag van deze onderzoekingen is in een werk uitgekomen, dat in alle nieuwe talen is over gezet. De heer Malting- Kansen had het zonderling feit opgemerkt, dat wanneer het gewicht vermeerdert, de lengte zoo blijft, en omgekeerd. Het maximum van den groei in de lengte komt volgens hem voor in April tot Juli. Wat het gewicht betreft, dit bereikt zijn maximum van Augustus tot Decem ber. Bij Dentu is een nieuwe roman van Jules Claretie, Puyjoli" verschenen; hij is opgedragen aan Sardou. Men verbaast zich hoe Claretie, bij al zijn werk als directeur der Comédie-Franc.aise, bij al zijn officieel werk, als recepties, begrafenissen, enz, nog t\jd heeft voor romans, die meetellen in de litteratuur van zijn tijdvak. Het Weekblad voor Meisjes Lelie- en Eozeknoppen, vroeger onder redactie van Mej. Cath. Alberdingk Tnijm, thans onder die van Mej. M. E. Pijnappel, is thans den lOen jaargang ingetreden. De redactrice, zoowel als de uitgevers, de HH. Nijgh en Van Ditmar, te Rotterdam, doen hun best om het blad aan zijn bestemming, die van nuttig en onderhoudend te zijn voor den be paalden kring van lezeressen, te doen beant woorden. Het nieuwe werk van Björnstjerne Björnson.in het Duitsch vertaald onder den naam Magni, heet in het oorspronkelijke Pa Guds veje (Op Gods wegen), en is reeds in het Nederlandsch vertaald door Mej. Ph. Wijsman, de bekende vertolkster uit de Noordsche talen. De vertaling verscheen ouder den titel Ole Tuft. bij den uitgever S. C. van Doesburgh te Leiden. Van de NovellenbibliotheeTc van den heer S. Warendorff komen steeds nieuwe nummers uit; No. 6 is thans verschenen, het is Een aangetrouwde tante van James Payn. Van de vijf vorige num mers waren drie oorspronkelijk, door Gerard Kei ler, Melati van Java, Johan Gram, en Louis de Haes; het vijfde was van Lars Dilling, wiens novellen hier zeo populair zijn. Thans worden de zes nummers, in n deel vereenigd, onder den titel Bij den Haard ver krijgbaar gesteld. Bij de HH. Nijgh en Van Ditmar te Rotterdam, verscheen op 7 October het eerste nummer van Californië, weekblad aan de Landverhuizing naar Caliibrnië, onder de anspiciën der Holland-Calitbrnia Land-Company" gewijd. Bij den Heer S. L. Van Looy, uitgever, alhier, wordt sedert de laatste drie jaren onder redactie van den archivaris Mr. N. de Roever, een Amzterdamsch Jaarboekje uitgegeven, waarin o. a. een aantal gebeurtenissen betrekkelijk de geschiedenis van Amsterdam, met vermelding van hun datum zijn opgenomen. Voor den volgenden jaargang van het Jaarboekje, dat in November a. s. ver schijnt, zag de uitgever deze Kroniek gaarne uit gebreid tot de vermelding ook van die voornaamste feiten, die in den boezem van zooveel mogelijk openbare en bijzondere lichamen van godsdienst, wetenschap^ kunst, handel, nijverheid etc., plaats grepen. Ten einde zich in deze den grootst mogelijken waarborg van volledigheid en juistheid te ver schaffen, heeft de uitgever zich tot verschillende besturen gericht, met verzoek om, van die vermeldingswaardige gebeurtenissen, die tusschen 10 October 1889 en l October 1890 in hun college, genootschap, maatschappij of vereeniging voor vielen, zoo spoedig mogelijk opgave met juiste dagteekening te doen aan Mr. N. de Roever, (P. C. Hooftstaat 21) alhier. Militaire Zaken. DE LANDSVERDEDIGING. Bij de uitgeversmaatschappij Eiserier te Amster dam verscheen dezer dagen de eerste aflevering van het maandschrift de Landsverdediging, een gids voor militairen en voor allen, die in de weerbaarheid en de onafhankelijkheid van Neder land belang stellen. Du redactie wil daarbij eiken partijstrijd buitensluiten, elk persoonlijk belang doen zwichten; zij wil zich alleen de vraag stellen: hoe kunnen wij op de eenvoudigste en minst kostbare wijze de onafhankelijkheid van het vader land en het ongestoord bezit onzer koloniën waarborgen, onze neutraliteit verzekeren, ons aanzien naar buiten verhoogen. Dit is een vraag, die niet alleen den militair, maar ook den leek belang moet inboezemen. Haar program heeft de redactie saamgevat in een artikel Wat wij willen en kunnen." Daarin wijst zij op het bedroevende feit, dat wij ondanks vele offers niet in staat zijn onder alie omstan digheden onze nationaliteitsrechten te doen eer biedigen ," iets wat veranderen kan en veranderen moet. Het ligt niet op haa" weg, om te zoeken naar de schuldigen van onze weerloosheid," daarmede zou het doel geenszins worden bereikt, en trou wens heeft de geheele natie schuld, al zondigde zij ook grootendeels door onwetendheid." Maar de Landsverdediging zal zich beijveren,, om zonder aanzien des persoons te wijzen op alles, wat naar [hare] waarachtige overtuiging nadeelig is voor de weerbaarheid." Dien strijd voor het grootste landsbelang zal door de redacteuren gevoerd worden met gesloten -^zier, doch zij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl