De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 26 oktober pagina 2

26 oktober 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

|ft^geestdrift is toegejuicht. Het was een > Parijsche embalUments, waarin zeker het ,1*1» om «lies goed te vinden, wel zijn deel f*'*flfoar, al hebben wy ook eenige opmeromtrent het werk van onzen geestigen ... _^ 6, het bevatte ook ruimschoots genoeg om ^ontvangst, die het bij het publiek genoten ";,'te rechtvaardigen." peey vindt niet den afgevaardigde Leveau het best geziene en getcekende type, maar t vrouw. Deze rol is volkomen oorspronkelijk conceptie en superieur uitgewerkt." Leveau *gt meermalen vertoond; het is de parvenu"inté, plotseling door het algemeen stemrecht eer en macht gebracht, en die toch provingebleven is, die zich gemakkelijk door allerlei ene en wereldsche verleidingen laat verderven, »ch in zijn boersche brutaliteit een wapen dat anderen missen. Claretie heeft hem in Ie ministre al geteekend, en anderen , Maar deze parvenu" zegt Sarcey, heeft eene r KfOlfo'. H\j is getrouwd toen hij nog maar procu" I^H: in een klein stadje was; destijds was hij gelukkig haar te trouwen; hij had niets dan zijn '"JHjoeureurs kantoor, waarvan liij den prijs van iCétérneming nog niet eens had afgedaan; zij bracht |?Ï]HB 200,000 francs, die den grondslag tot zijn fortuin gelegd hebben. was een goedig fatsoenlijk vrouwtje, provinea burgerlijk van het hoofd tot de voeten; Mutbad haar man, hield met zorg hun huisen in orde, voedde met liefde haar eenige bier op, en kende geen ander genoegen dan de buurmevrouwen praatjes houden over de en andere huiselijke belangen." ' De man nu is een eerzuchtige; bij heeft in de ile politiek carrière gemaakt; te Parijs geheeft hij ook den voonleeligen kant van succes ingezien en eenige millioenen verdiend. bezit een soort van grove natuurlijke welspre" eid, die hem in de Kamer gezag geeft. Hij De dochter van den députéheeft den toon der '?"?.moderne wereld aangenomen, zonder er haar goed karakter en een beetje sentimentaliteit bij te ver* liezen. Zij houdt hartelijk van een jongman, Des; ?." litrières, die ook beter en hartelijker is, dan hij efch voordoet. De moeder gunt haar gaarne den uitverkorene, en deze vraagt herhaaldelijk haar hand 1 - Mm Levean, zonder succes. Mevrouw Leveau is goedig en liefhebbend, maar burgerlijk; niet leelijk, maar onbeduidend en pro vinciaal. Het stuk opent in een Parijschen salon, waar Leveau met vrouw en dochter genoodigd zijn. fiFevrouw Leveau gaat in een hoek op een canap zitten en overstelpt de eerste de beste buurvrouw, toevallig de vrouw van een groot acteur, met haar dfcoevige confldences.,,0 Mevrou\v,"zegtzij onhandig, .?al ge wist wat het is, de vrouw van een beroemd m*n te zijn." Dat weet ik heel goed," antwoordt de dame geragkt. Toch gaat mevrouw Leveau voort, een weinig belachelijk en toch aandoenlijk; ofschoon haar dbchter, die zooveel praatjes niet wenschelijk vindt, «T opmerkt, dat ze mevrouw wellicht niet zullen amuseeren. Zij geeft alzoo de expositie van het stuk; men is dan voorbereid als Leveau binnen komt. , Leveau heeft in de Kamer gesproken en het ministerie doen vallen. Hij is de held van den '* .dag, vertelt op triomfantelijken toon wat hij ge daan heeft, denkt er niet aan, van zijn vrouw notitie te nemen, en laat zich van alle kanten gelukwenschen. Onder de aanwezigen is ook eene * markiezin, die aan politiek doet. Zij is schoon, rjjk, intrigant, de vrouw van een afgevaardigde ?v' der rechterzijde, en laat zich Leveau voorstellen, Zij spreekt met hem, vleit hem op zeer kiesche wjjze en betoovert hem geheel. Hij wordt zoo geheel gewonnen, dat de markiezin hem g rnlaehend een tikje met don waaier geeft en zegt: tfZóó meen ik het niet!" juist als mevrouw Leveau binnenkomt, beschroomd on achterdochtig. Adolphe!" zegt zij op een toon van zacht verwijt. Het woord en de toon, op dit oogenblik. deden de zaal schateren. Levcau antwoordt, als een slecht opgevoed man, met een grot'hcid, en geeft den arm aan de markiezin. In het tweede bedrijf is Leveau steeds ruwer orde," verzekerde Herr Sohnstein, die het schijnbaar deed voorkomen, alsof' hij zijn ar men om alle drie wilde slaan, maar in wer kelijkheid alleen tante Hedwig omhelsde. Er was echter ruimschoots genoeg van tante Hedwig, om zelfs Herr Sohnsteiirs lange armen te vullen en in doorsnede genomen, maakte hij zijn omhelzing goed, door het derde gedeelte, dat hij gaf, als vergoeding voor de ontbrekende rest, drievoudige kracht " te verleen en. Hans' positie bij het aanschouwen dezer teederlijk wriemelende groep (die min of meer den. indruk maakte van een Laoköon van een nieuw genre, met een vierde figuur, een lofwaardig toevoegsel van kleedercn, en een in het oog vallende ontstentenis van slangen) zou, onder welke omstandigheden ook, een netelige zijn geweest, en daar de omstandigheden om te beginnen, al vrij ne telig waren, gevoelde hij zich inderdaad meer dan verlegen. Ter eere van tante Hedwig moet gezegd worden, dat zij de eerste was (na Minna, natuurlijk, en Minna kon niet met goed fatsoen in de preliminariëu op treden), die zijn verlaten toestand opmerkte. »Kom, Hans,'' zeide de hartelijke vrouw, met een stem, die trilde van aandoening en de stevigheid van Herr Sohnstein's greep om haar middel. »'k Zou maar komen, Hans," voegde Herr Sohnstein er jolig bij. »Wil je komen en mij vergeven, Hans ?" vroeg Gottlieb. Maar het was niet eer Minna, heel zacht jes, maar met een hemel van teederheid in voor z^jne vrouw; hjj weigert op nieuw aan Deslinières de hand zijner dochter. Hij erkent, dat hij de minnaar is van de markiezin, en wil. dat Mevr. Leveau in eene echtscheiding zal toestemmen. Nooit!" antwoordt zy, en woedend verlaat hij haar. Mevr. Leveau komt, in haar wanhopigen toe stand, op een vreemd denkbeeld; zij wil den markies een anoniemen brief zenden om hem alles te zeggen. Maar nauwelijks is de brief klaar, of Leveau komt binnen, leest hem en is nog ver ontwaardigder. Ge wilt me dus laten dooden l" roept hij. Mevrouw Leveau begrijpt niet wat hij bedoelt. Na dien briet moet ik toch immers duelleeren V" Jij duelleeren i" Daar heeft zij niet aan gedacht; procureurs duelleeren niet, en dat haar man, als afgevaar digde zoo geheel in een andere wereld geraakt is, kan zij steeds niet begrijpen. Hij legt haar dan de verandering van positie uit. Go spreekt beter dan ik," zegt zij, tnaar dat neemt niet weg dat ik gelijk heb." Hij brengt nu weer de scheiding op het tapijt. Zij weigert steeds even volhoudend, zelfs wanneer hij haar een afscliuwelijken ruil voorstelt: hij zal zijne toestemming geven tot het huwelijk van Deslinières met Marguerite, als zij wil scheiden. Zij weigert nog Als hij vertrokken is, komt Marguerite. Hare moeder vertelt haar het een en ander van den toestand. Marguerite keurt haai besluit goed, maar kan hare tranen niet inhouden. Houdt ge dan zooveel van hem?" vraagt hare moeder. Marguerite knikt zwijgend, en mevrouw Levcau brengt het verlangde oft'cr; zij zal scheiden. Het is jammer dat met het tweede bedrijf mevrouw Leveau's rol afgedaan is. Leveau wordt door zijne markiezin behoorlijk geëxploiteerd en ondergaat zijn straf: hij stelt al zijn radicale relaties ter beschikking van de rcactionnairen, en lijdt zelf bij de. verkiezingen de nederlaag. Hij is nogsteeds verliefd op de markiezin en wil dat deze evenals hij. echtscheiding zal aanvragen. Zij weigert; hij lokt haar in een valstrik, en zendt de markies den bewusten anoniemen brief, door zijne vrouw geschreven. Als de markies komt, laat hij nog de markiezin de keus, of zij fcheiden wil of niet. Neen", antwoordt zij, en Leveau laat den markies binnen. Deze is zeer correct, zegt kalm zijne vrouw aan, dat hij zich zal laten scheiden, en aan Leveau dat hij hem de kosten der verkiezing zal terug betalen en hem zijne getuigen zenden. Komaan," zegt de markiezin, haar hoed opzettend, dan zal ik toch de tweede mevrouw Leveau worden!" liehalve het dualisme in de intrige heeft het stuk nog als gebreken eenige onwaarschijnlijkheden in het karakter van de markiezin eu mijnheer Leveau; maar Lemaitre verdedigt zich omtrent deze vrij goed in zijn feuilleton in de Dcbata. Het stuk is vol gee:-tige, moderne treffende woorden en keurig geschetste kleine typen (?titels van hoofdstukken, waaraan do hoofdstukken nog ont breken" zegt Sarcey); het is uitmuntend en in den modernen toon des schrijvers gespeeld door Candéals Leveau, Mevr. Marie Samary als Mad. Levcau, de elegante en tolentvolle Mad. Ilading als markiezin. Een aantal woorden uit het derde bedrijf vindon na les coulisses du Jioulunffixme eene recht'streeksche toepassing, die, terwijl Lemaitre het stuk schreef, nog slechts op algemceno toe standen bedoeld waren. MUZIEK IX DE HOOFDSTAD. De concerts Lamourenx. Het artikel dat ik in een der vorige nummers van bet Weekblad wet dit orkest heb geschreven, ontslaat mij van de verplichting deze kunste naars bij het publiek in te leiden. Ik kan dus diidelijk beginnen met mij aau de vertolking te wijden. JLte naam van Lamoureux is iu de laatste chigen tallooze malen aan mijne p^n ontvloeid. Toch mag mij dit niet weerhouden, mijn indruk aan i de, lezers van het Weekblad mede te deelen. Wat ik toen reeds over het gehalte en de op vatting zeide, heeft zich bevestigd. De vertol king van de Fransche compi.siiiën moet in de eerste plaats genoemd worden, en die vertolking moet voor onze orkesten »maszgebend" zijn. haar stem, fluisterde: ».Ie moogt komen, Hans,'' dat Hans werkelijk kwam. En toen was er een poos lang een onder ling onstuimig omhelzen, van alles wat elk van de andere vier maar te pakken kon krijgen, waarvan de weerga, wat hartelijk heid en goeden wil betreft, nog in geen bak kerij ooit aanschouwd was geworden. Jon Gott.lieb's goede engel juichte grootelijks, en de duivel, die in do buurt was gebleven, hopende dat. de macht van het kwaad nog ter elfder ure over de macht van het goed mocht zegevieren, erkende zijn nederlaag met een gehud van teleurgestelde woede en vluchtte in een blauwachtige vlam en een bliksemstraal, waar de wateren der East River, die hij gedwongen was te doorwaden, van borrelden en s-isien. En nooit heeft: hij zelfs het tipje van zijn boozen neus weer j in het caféXiïrnberg durven vertooncn ! »Mnar je wilt mij die kleine, mijn dochter, toch niet ontrooven, Hans?'1 vroeg Gottlieb, toen zij zich eeiugszins uit elkander ontward hadden. »Jc zult bij mij komen wonen, en mijn compagnon zijn, en samen zullen wij nogmaals de goede Ei'bkiichcn maken. Is het O niet zoo ?" Dat vond Hans een lastige vraag. Hij keek naar Herr Sohnstein, besluiteloos wat te antwoorden. »0," zeide Herr Sohnstein, >je wilt zeggen, j dat een verschrikkelijk hardvochtige geld schieter een winkel voor je heeft gehuurd en er de keurigste bakkerij en fijnste restaura tie iu heel East-Side van heeft gemaakt, hè? En je bent bang, dat die man, die De Fransche merken op den eersten avond waren: Danse macabre van Camille Saint-Saëns, Le Camp de Wallenstein van Vincent d'Indy, Espana van Emmanuel Chabrier, Suite uit l'Arlé-<ienne van izet en Marche Hongroise van Beilioz. Saint-Saëns' werk is genoeg bij ons be kend. Dit werd zeer schoon voorgedragen. Nooit hoorde men bij ons de effecten zoo sprekend uitkomen; ik herinner o. a. aan het gerammel van de doodsbeendereu en de uitdrukking van de phrase: Le vent d'hiver souffléet la nuit est sombre. Van d'Indy's Walïenstein: Trilogie, bestaande uit: Le Camp de Wallenstein, les Piccolomini (Max et Thecla) en La Mort de Wallenstein, werd het eerste deel uitgevoerd. Het speet mij dat het gehec-Ie werk niet ten gehoore werd gebracht omdat het derde deel voor mij het belangrijkste is. Vooral het motief van het noodlot van de sterren maakt (ook door de instrumentatie) een zeldzamen indruk. Deze jonge en bescheiden componist van ond-Fransclien adel (hij maakt van zijn titel echter nooit gebruik) doet alles van zich venvachten. De compotiist was zoo vriendelijk mij in het vorige jaar de thematische analyse vau dit werk toe te zenden en hieruit; lezen wij dat het eerste motief de woeste krijgsbeuden uit den derligjarigen oorlog schildert: ces banden sauvages que peut seule diriger et discipliuer la main de leur général, de leur idöle. Hoewel bij dit gedeelte in Schillers werk Wal lenstein in het. geheel niet optreedt, is het Wallenstein-motief hier reeds ingeweven, daar vol gens de nieuwste dramatische opvattingen ook de motieven worden aangewend al is er" slechts sprake vau een der hoofdpersonen. Het eerste motief van de woeste krijgslieden is zeer gelukkig en komt in verschillende rythmische wendingen voor. Het 2e (dansmotief) treedt eerst rustig op doch wordt later al woester. Met het motief dat het optreden van den verontwaardigden monnik schil- { dert, heeft de componist zich een gewaagde, taak opgelegd, hij toont echter ia alles dat hij iets wagen kan en zijne fugatische bewerking van het scolastieke thema door de 4 fagotten geeft eene juiste en scherpe tegenstelling tegenover het ongebondene van het eerste motief, zoodat men het geheel als een zeer genialen greep moet bewonderen. Den monnik, die er dapper op los begint te preekea eu te schelden, wordt niet al te vriende lijk te kennen gegeven dat hij wel vertrekken kan; dobbel-pel eu drinkgelagen verhitten de ge moederen en iu het volle tumult eindigt dit eerste deel. Cnabrier's »Espana" genoot eene voortreffelijke uitvoering. Dit werk is sedert een paar jaar tot ons doorgedrongen, liet is aan Lamoureux op gedragen en blijkens het exemplaar van de orkestpartitie, dat Chabrier indertijd aan Pasdeloup cadeau gaf en dat thans iu mijn bezit is, (het eigenhandig opschrift van Chabrier luidt: »A Monsieur J. Pas de-!oup. Hommage de l'autenr. Etnnmnuel Chabrier'') was de partitie in 168.') reeds gedrukt. Dit stuk is gebouwd op 2 motieven, n.l. de krachtige refreinen van de Jota en de meer teedere phrasea vau de Malagnelas. De componist laat hierbij aan zijn vernuft en inspiratie den vrijen teugel. Chabrier huldiet ten voile het nieuwe in de kunst, ook is hij eengroot Wagner-vereerder. In den afgeloopen winter, toen Materna te Parijs het publiek geëlectriseerd had met de voordracht van de finales uit: »die (Jöttendammerütig'", toog Lamoureux met eenige componisten van de jonge Fransche -chool naar het hoiel waar Mad. Materna logeerde. Die heeren boden haar een souvenir aan als herinnering en als getuigenis { van hunne bewondering. Cjabrier was toen zóó in extase, dat hij, hoewel geen woord Duitsch verstaande, een Duitschen toost op Mevr. Materna heeft uitgebracht. Ik weet echter niet of' de groote zangeres dien toost goed begrepen heeft. Chabrier is als persoon eer klein dan groot, doch zeer breed geschouderd en gespierd, terwijl zijn gela'it een Oostersche tint heeft. De tweede dag bracht aau Fransche werken : Ouverture Patrie van Jjizot, Ballade Symphoniijue van Chevilhtrd, die goed bewerkt was, doch niet oude gierigaard, je al aan je overeenkomst wil houden ?'J Huns knikte ootmoedig toestemmend. »X'u dan, Hans, mijn jongen'', vervolgde Herr Sohnstein, op vroolijk gemoedclijken toon, en terwijl hij onder het spreken zijn arm weer om tante Hedwig's gevulde leest liet güjden, ->nu dan, Hans, mijn jongen, laat mij je vertellen, dat die leelijke, gierige oude kerel niet half zoo slecht is, als je zoudt denken. Herinner je nog, toen hij een tuin op hei, dak van die mooie bakkerij liet aanleggen, en jij hem vertelde, dat het ma« ken van een tuin daar uoodeloos geldverkwisten was, wat hij daarop ten antwoord gaf? Antwoordde hij niet, dat, als hij voor den tuin zorgde, God do bloemen zou zen den ? En toen dat. keurige uithangbord werd geschilderd, met »Nürnberger Bückerei" erop, : en jij hem waarschuwde, dat het niet billijk j was tegenover zijn ouden vriend, om dien j naam Xürnberg te nemen, stelde hij je toen niet geritst, dat hij die zaak met zijn ouden vriend wel zóó zou schikken, dat er geen ledematen bij zouden worden stukgcslagen ? i Want wist hij niet. allang, dat het sedert de i laatste vijf jaren Gottlieb's hartewenseh is ge[ weest, dezen ouden winkel, waarvan de huur precies aanstaande Mei vervalt, te verlaten, en juist; zulk een nieuwe, mooie bakkerij op het Square te openen, als jelui nu samen zult hebben ? X'een, die leelijke, oude gierigaard i is niet bang, of hij zal zijn woekergeld wel terug krijgen, en hij is niet zoo onnoozel, of hij had nog wel vertrouwen in zijn ouden vriend Gottlieb en wist, dat alles in orde ' «- «, i, j si" ? j . ' f' (t V ? interessant genoeg, om, bij hét beperkte aantal * Fransche compösitiëo die uitgevoerd werden, op het programma te prijken, Les Erirmyes" (2 frag menten) van Massenet, waarvan het hooren weer een genot was, en ale Cortège de Bacehus" uit Sylvia van Léon Deiibes. Op den derden avond hoorden wij: SaintSaens, Le Rouet d'Omphale", Ouverture", Le Carnaval Komain" van Berlioz en Marche Tzigane" van Reyer. De vertolking van al deze werken was voor treffelijk. Het laatste werk is in den afgeloopen winter voor het eerst uitgevoerd. Thans bespreek ik alleen nog mijn algemeenen indruk van de Duitsche werken die werden uit gevoerd. . Als uitvoering staat de 3e avond bovenaan. Toen was er ook vuur ia de vertolking, wat ik vooral bij den 2en avond geheel miste. Daar was iets gedrukts, iew »ick en weet niet wat'' zoowti bij uitvoerders als bij publiek waar te nemen, ea toch was do technische uitvoeriug zeer te roemen. Hoewel het mij wederom gebleken is, dat een orkest nergens beter speelt dan iu eigen omgeving, zoo hebben echter zoowel kunstenaars als dilettanten de volmaaktheid, van klank en van ensemble kunnen bewonderen. Ik weet niet wat meer te prijzen: de strijkinstrumenten (waarbij vooral de virtuositeit van alten en contra bassen als iets zeldzaams moet geroemd worden), de bouten blaasinstrumenten met den vollen grond van de 4 fagotten, of de koperen blaas instrumenten met de voortreffelijke hoorn?, trom petten en bazuinen. Van de uitgevoerde simfonie? moet ik in de eerste plaats Schumanr.'s 3e (Rheinische^ vermel den. Hier was de stijl ook bizonder.te roemen. In Mendelssohn's «Italiünischb" was vooral het andante zeer schoon. De andere deelen misten (hoewel voortreffelijk gespeeld) eenigszins karak ter. Over Beethoven's simfonie liepen de opinie's zeer sterk uiteen, en het zou mij ook verwon derd hebben, indien een Frauschman die opvatte zooals wij dit gewend zijn. Men krijgt in Frankrijk dikwijls een Beetho ven te hooren die niet den iudruk geeft van een machtigen eik in het woud, maar van een nnan van de wereld'', die keurig geganteerd en gefriseerd zijne entree de salon maakt en met belangstelling naar de migraine van de gast vrouw informeert. Dit is echter niet geheel van toepassing op de uitvoering van de 5e simfocie bij dit orkest. Er was veal ia te loven. Vau de Wagner werken moeten wij bijzonder vermelden: «Wald-weben uit Siegfried", Arorspiel 3ter act. uit «Lohengrin", de fragmenten uit «Parsifal" (het Vorspiel leed echter door een te langzaam tempo) eu vooral de fragmenten uit: die Meisterainger". Dit spande de kroon, en hierin was de meeste bezieling waar te nemen. Ten slotte vernield ik no» dat onze landgenoot; de heer Kosnian (Ie prijs van het Parijsche conservatoire^ een fragment uit Paganini's vioolcon cert op hoogst brillante wijze uitvoerde. Ea nu nog enkele opmerkingen. Uit alles blijkt dat voortdurend met de meest nauwlettende zorg door dezen dirigent, die be schikt over een orkest, samengesteld uit de beste instrumentalisten van Frankrijk, wordt gestu deerd, en dit maakt dat door zijn vertolking men een werk gemakkelijk kan aualyseeren. Ieder tegenfiguur tre<dt, waar het noodig is, met de vereischte duidelijkheid voor den dag. Op de aan merkingen omtrent de opvatting van de Duitsche muziek kan ik alleen antwoorden, dat een Fransenman geen Duitscher is, en hiermede is alles gezesd. Evenzoo kan men over bet algemeen veel afdingen op de vertoiking der Duitschers van Fransche muziek. Afgescheiden hiervan heeft echter de techniek bij dit orkest een honger standpunt bereikt dau de muzikaliteit, en de groote preciesheid doet wel eens aforeuk aan de grootschheid van stijl. Men moet de kunst niet alleen kunnen bewon deren, men moet ook aangegrepen worden. De Franschmau, vooral de Parijzenaar, opent zijn gemoedsleven alleen voor een enkel ver trouwd vriend. Hij is hoffelijk, beleefd, aange naam, vroolijk, geestig, doch eenigszins wantrou wend en gesloten voor de buitenwereld. Zoo schijnt liet mij ook eei/igszins met hunne kunst uitingen van den laalsteu tijd loe. /.on komen. En van nu aan zal waarachtig geluk iu ons midden wonen, want nu Gottiieb een flinken zoon heeft gewonnen, kan bij zijn trouwe zuster Hedwig aan mij af staan, en i lij zal mee naar (!e kerk gaan en ons allemaal op n onvergetelijken dag zien trouwen.'' Tante lied wig hief haar gelaat tot Herr Sohnstciu op, toen hij deze lange speech ? niet de mooiste misschien, maar zeer zeker de aandoenlijkste, die hij ooit van zijn leven had afgestoken, eindio-de en haar oogen ~- ' rr> £?> vulden zich met tranen, toen zij zachtjes zeide: :>l)us zijn wij jou dat cel uk ver schuldigd?" iïaar Herr Sohnstein's gezicht stond ern stig en zijn stem klonk eerbiedig, toen hij antwoordde: ;>Xiel; zoo, mijn Hedwig; ons geluk dankeu wij den goeden God, die het kwaad heeft weggenomen, dat het hart van onzen geliefden Gott.licb was binnengeslopen." Allen zwegen een wijle en in de stilte klonk liet liefelijk geluid van de klok in den dichtbij staauden kerktoren. Toen do laatste slag was weggestorven sprak Herr Bohnstcin weer, en op zijn gewoneu opgeruiinden toon : »Wat deze jonge lui betreft, wij zuilen de deur open-sluitenen hen uitlaten, om een poosje naar de muziektent iu het Square te kijken, die zij zoo lief hebben gekresen. En Hedwig komt naast mij zitten, Gottlieb, terwijl wij onze pijpen rooken. Hè? oude vriend! 't Is al een heele tijd geleden, sinds jij en ik gezellig samen. hebben zitten rookeu."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl