Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 696
liet spreekt van zelf, al vatten wij
de minst berispelijke zijde pp, er blijft
bedenkelijks in deze manier van de
mevrouw Huet om elkander hun gene
en huwelijkstrouw te bewijzen. En als
naar aanleiding dezer mystificatie aan
zien schrijven: »Ik meen te kunnen
«n, dal het opstel in de Gids over mij,
mr. Quack is," of aan zijne
boezemtldin Mevr. Toussaint: »ik moet tevreden
een zoo bevoegd en zoo onpartijdig
t zoo veel erkenning en zoo veel
uheid te zijn beoordeeld" of aan zijne
, dat hg Quack door zijn zwijgen, »/,onder
" of blozen" om den tuin heeft geleid ;
van zelf de vraag of er aan Hujt niet
Dtje viel waar te nemen, dat op den stand
gemiddelde nadrclig heeft gewerkt ?
Wanneer Huet dit oordeel kon lezen, zou hij
ons en anderen antwoorden, wat hij
zwager Van Deventer schreef nopens eene
1 jjeteekenendfl, veelbesproken kwestie. »Gij
het niet bewonderenswaardig, dat ik mij,
3t bekomen van een vrijen overtocht
her(Indië) belast heb met het samenstellen
i$0n rapport en nog wel (dubbel hagchelijke
JVoor een aanstaand dagbladschrij\er) van
port over de Indische drukpers. Ik ook
van den anderen kant zie ik niet in,
_ ik gehouden zou zijn, eene onafgebroken
van bewoi derenswaardige daden te
veri".
heeft o. i. Huet over deze zeker niet
beoswaardige daad meer hard gevallen dan
iyw», en in elk geval, haar niet op juiste
afgekeurd. Dat Huet, die werkelijk de
koloniale politiek van ganscher harte
zichzelf niet compromitteerde door van
Dürvatkf bewind een gunst aan te nemen,
^ in het oog. Hier te pprtken van verraad aan
("vrienden gepleegd, had o. i. geen zin. Huet
zich nitt laten omkoopen. Toen hij
eeni In Indiëwas, bestreed hij de liberale
koloJitiek uit volle overtuiging. Indien er in
i gêd/ag iets viel af te k> uren, was dat gelegen
._ feet aanvaarden *an de «dubbel hagchelijke"
taiflr, gflijk hij zelf haar noemt, om een rapport
teïj^chrijven over zijn aanstaande mededingers
Hierin slak iets dat m?n alweder onkiesch zou
kunnen heetf^i. Dat getuigde van een zeker ge
brek aan fijnheid van gevoel. Zoo komt het ons
daa ook, met het oog op de bei Ie hierboven
besprokeu feiten, voor, dat Huet als ridder eer het
>sai}8 peur" dan het «sans repreche' tot zijn
lijfspreuk kon kiezen.
B d och de beeldspraak is slechts in een geringe
'v mate van toepassing. Aan een rijder te deuken,
b$t let lezen van Huet's brieven, ligt niet voor
de haud. Men ziet hem voor zich, van 1847 tot
1886, OEafg«br< ken als een zeer net molern
mensen,. Een man in alles even ordelijk. Iemand
dte geen onregelmatigheden duldie in het
deakeU, in het schrijven, en in de verrichtingen
1 van bet dagelijksch leven. Het is opmerkelijk
-* hee zijn stijl van het begin tot het eind zich
f] kenmerkt door een zeer groote zorg voor zachte
: afronding der /innen, door een geleidelijk af
A'ik; j keien der gedachtenreeks en «loor een zekere
- v<Mfriiaamheid in de wijze vau uitdrukking, waarbij
' v«pk zelfs de pikantste uitvallen en de meest
alïedaageche geestightd:n niet zonder een
deftig*B tooi werden aangeboden De vorm bezat
' V0w Huet uitnemende waarde. »Ik wil of niet
a%ebeeld worden, of zooals ik er uitzag in de
dagen van mijn bloei." Zoo schreef hij, en hij
hajj recht dit te bedingen, want hij had
eri vojr gezorgd, dat hetgeen hij ten
op'ziahte van zijn aardschen tabernakel begeerde:
jeugdig uiterlijk, waarmede hij de lezers
verkwikken, volkomen paste bij de
geten, die bij hun in later jaren voorlegde.
schrijver was hij tot aan het eind van zijn
gelijk in de dagen van zijn bloei. Ja me-r
"id^Bl dat. Terwijl zijn aangericht verouderde,
: v<^jongde zich zijn geest. Zijn .stijl van de
la| te^e jaren, won het van dien uit vroegeren tiud.
Imnfttrs het gekunstelde en het te omslachtige
zjjner schrijfwijze, die het levendige drukten,
vva«iren eer af- dan toegenomen. Niet alzoo de
neigH)g tot het pUchtige. De manier waarop Huet
? afecheid van zijn vrienden en vriendinnen neemt,
al» hij hun schrijft, is steeds uit.fr.st waardig Voor
Scholten, Bosboom, Mevr. Bosboom T^ussaiüt e.
a. maakt hij zelfs vaik diepe bu'giugen, die hoe
echt gemeend ook, wtl erns wat al te ceremo
nieel schijnen. Ook in dit opzicht heeft bij
'- den vorm zorgvuldig den eisch gegeven. Nooit
' bestaat er reden heoa schuldig te verklaren aan
" iets te weinig. Zelfs de zoenen voor zijn vrouw
^eft zoon komen met de stiptheid uls die
j v«n een hangklok, welke onveranderlijk bij heel
'? -' en halfslag een mannetje met een par.ipluie uit
en in- doet gaan.
' ? Het is met het oog op deze eigen aardigheden,
dat wij Huet een net mecsch noemden in den
{goeden zin van het woord, en als zoodanig een
Elan uit n stuk. Zijn handschrift is nitts minder
. iprecies dan zijn woordschikking. Zonder moeite
correct. En bë-t laatste iu Jie mate, dat elke
? prief, ge-'.n enkele uitgezonderd, geschreven is,
? fils bad de uitgever een overeenkomst met hem
i.4|esloten, volgens welke Huet gehouden was zijn
episte's, zijn minnebrieven daaronder begrepen,
'persklaar te leveren. Ongetwijfeld uit dit oogpunt
beschouwd, ia mevrouw Huet, toen zij de gelukkige
Haarlen&sche was, aan wie Huet zijn modelbrief j es
wild, de meest bevoorrechte aller Eva'sdochteren
geweest. Immers de alverblii.dende Amor had
In hem zijn man gevonden, d' u onoverwinnelijke,
aan wien in het hè' tst van den strijd komma,
^attel noch jota ontsnapte Voor hen die naar de ge
gevens van de brieven, die beiden schreven, een ziel
kundige stude willen maken overHuetenMultatuli,
zal het ppoedig dullelijk zijn, dat ze met twee
^«genvoeters te doen hebben. De een louter
gevoel, met de overprikkelde aandoenlijkheid van
ien kruidje-roer-me-niet; oaar wien mon slechts
jehoefde te wijzen om hem als stylist alle orde, maat
o evenwicht te doen verliezen ; terwijl de ander,
tl stormde het in en om hem henen, nooit een
iwenking of een tvending gedoogde, die ook maar
len schijn mocht hebben, de afspiegeling te zijn
(7an ontroering noch zelfs van een min of
?neer onrustige ziel;beweging. JMenter.gevolge is
het verklaarbaar dat de brieven iets dors heb
ben, en ons aan een schrijver doen denken, wiens
gemiddelde een veel hooger peil bereikte ten op
zichte van het verstand dan van het gemoed.
Het is opmerkelyk hoe Huet alweder het bewijs
leverde dat zelfkennis het allermoeilijkst wordt
verkregen.
Immers, terwijl hij meent dat men zijn per
soonlijkheid het best naar zijn brieven zou kunnen
teekeuen, zag hij geheel en al voorbij, hoe die
brieven wel de zwakste voortbrengselen waren van
zijn krachtigen geest. Niet zwak, indien men ze
beschouwt als proeven van stijl. Gslet op de vol
komenheid van uitdrukking, de gladheid en sier
lijkheid van taal, verdienen zij veeleer modellen
te heeten. Maar zij missen geheel het eigenaar
dige wat brieven 'ot eene aantrekkelijke lectunr
maakt, en waarom juist de vrouw terecht als de
brie.'sc'irijfster hij uitnemendheid wordt genoemd.
En dat is natuurlijk de openbaring, althans de
bedekte aanduiding van hetgeen in het gemoeds
leven omgaat, niet slechts bij de buitengewone,
maar ook bij de kleinere voorvallen die de pen
in beweging brengen, liet is het sentiment, waar
mede men de feiten aanraakt, waarmede men op
de wereld over welke men handelt licht en schaduw
werpt, waarmede men aan zijn woorden leven
geeft en aan zijn denkbeelden kleur. En scha
keering van kleur, vindt men in Huet's brieven
weinig ot niet. Daarin ziet reen bijna alles onder
hetzelfde helle liclit, ontvangt men alles in den
zelfden vorm en in gelijke mate, al wisselen de
epistels in lengte van het telegram tot den vol
slagen brief', lluet, zoo blijkt uit deze 600 blad
zijden, waarin de zeldzame uitzonderingen den
regel ten krachtigste bevestigen, was een man
van zaken.
Hij schreef letterkundige koopmansbrieven.
Aardige gezegden, geestige en guitige invallen,
smaakvolle zinspelingen, en ironische zetten ver
gezelden nu on dau de meental prozaïsche
mededeelingen, die hij zich verplicht zag te doen of
te beantwoorden. Maar de firma had het te druk
om langer van stof te zijn dan volstrekt noodig was,
en kon dientengevolge met den hesten \\ il niet
steeds aan h 31 stereotype ontkomen. Daarom,
moge het ook in tegenspraak zijn met Huet's eigen
beweren, hut zou ons niet verwonderen, indien
zijn vrienden weldra kwamen verzekeren, dat Huet
niet even goed als zijn brieven, maar veel beter
dan deze is geweest.
Wanneer z j, die, gelijk wij, lluet niet persoon
lijk gekend hebben, in zijn geschriften zijn beeld
willen opsporen, zullen zij hem zeker geen onrecht
doen, zoo zij naast zijn brieven, d. i. het in
tiemste wat hij gegeven heeft, zijn Lidewyde
leggen, waarin hij, naar zijn eigen verklarin?,
als zijn voornaamste kunstwerk geloofde. En
dan dunkt ons, moet het ieder nauwgezet.
lezer treffen, dat zoowel in de eenon als in het
ander zich een zeer voelbaar gemis openbaart van
do neiging om hetgeen er in hem zelf of zijn
creaturen omgaat onmiddellijk te geven. In zi.m
blieven re. teit Uuet niet, maar hij scliryft en in
zijn Lidewy 'e handel jn de personen niet, maar
hun karak ers worden te hoek gesteld. Alles is
redeneering, nergens vindt men het drama. Dit
is zóó sterk, dat juist daar, waar de verwikkeling
aanleiding geeft de meest spannende tooneelen te
verwachten, --zooals b. v. de ontmoeting van. Dr.
Uuardi en Stfpherson,?het scherm opeens voor
de neuzen der toeschouwers neervalt. In het klein
en ia het groot, schiet zijn plastisch talont tekort,
eenvoudig wijl hem al te zeer datger.o ontbreekt.
wat hij zelf als de bezielende adera aller kunst
heeft, erkend en aangewezen: ile hartstocht.
Niets kan zonderlinger indruk m".ken, dan na
Lidewyile, dat veel meer op een zielkundig reken
hoek, dan op oen roman gelijkt, te hebban door
gewerkt, in de Voorrede te lezen: Een apathisch
tooncel is als een visch op het drooge. Passie
is hier het eerste vnreischte, passie het tweede,
passie, het derde. Doch hartstogten zijn geen
olie iu do heilige lamp der deugd en lictor zal
iemand door den schouwburg gevormd worden tot
een held dan tot een braaf' menseh," of wel:
Misschien geeft men er zich over het algemeen
niet genoeg rekens-chap van, dat hartstogten op
te wekken, de eigenaardige roeping is der kunst,
en eene magf, die bestemd is om driften te doan
ontwaken, o^k zelve uif driften gehuren moet zijn."
Z iO iemand, dan heeft Huot, hc'aas op nega
tieve wijs, voor ilie stelling een betoog geleverd
in zijn roman Eenvoudig onnlat hij het woord
hartstochten in veel te beperkten /in hèft op
gevat. Had hij daarvoor in de plaats gosteid
het intens gevoel, hij zou goraakk-.ilijker tot de
ontdekking van zijn eigen z>vakheid als roman
schrijver zijn gekomen. Zulk een krachtirj, warm
gevoel als alleen in staat is don kunstenaar
voorttebrengen, hecrscht niet alleen op dat gebied,
waar Huet den hartstocht hij voorkeur meende
te moeten vinden. De wellust, het wulpsche komt
ongetwijfeld voor in het woordenboek van den
hartstocht, maar slechts als een der vele sub
stantieven, die daarin plaats moeten ontvangen.
En nu kan men als kunstenaar, hetzij uit neiging,
hetzij als gevolg van theorie of methode., meer dan
anderen juist hij de grovere zinnelijke zijden van het
menschelijk leven terecht komen, indien men
niet in het alge-meen het klaar aanschouwen en
diep gevoelen tot zijn deel heeft, dat tot scheppen
in staat stelt, zal men geen kunstwerk vormen.
Werkelijke kunstenaars gelijk Zula in Frankrijk,
en van Deyssel ten onzent, hebben de geslachts
drift niet versmaad, waarmede lluet als romancier
tot het doen van wonderen zich bekwaam achtte.
Maar hij hen is het niet de sterkste kant van hun
arbeid. Integendeel. Immers het spreekt van ze!f:
hoe materieeler de hartstocht is, hoe minder er
vau de kunst wordt vereischt om hem reelit
te doen wedervaren. Zij hebhen zich de een
in hooger mate dan de ander meesters ge
toond in de sensueele, maar bovenal in de psycho
logische plastiek. Terwijl Huet meer man van rede
neering dan van gevoel en phantasie zelfs bij die
lagere soort van drift, nog zeer verre beneden zijn
ideaal is gebleven. Want het inoet gezegd worden
in Lidewyde zijn juist de pagina's, die in ons
puriteinsch vaderland aanstoot hebben gegeven, maar
weinig minder fletsch en kleurloos dan de re.st.
Uit redeneering werd Huet's roman geboren, niet
uit drift.
Indien wy ons deze uitweiding veroorloven, dan
is het om ons zelf rekenschap te geven van den
hoofdindruk dien Huets arbeid, zoowel zijn beoor
deelende als zijn scheppende arbeid, op ons maakt.
Huet, zoo blijkt uit zijn roman, uit zijn historische
en kritische werken, ook uit zijn brieven, behoorde
tot de analytische naturen, die een stof, door j
anderen hun gegeven, noodig hebben om tot de i
ontplooiing van hun intellectueele kracht te ge- j
raken. Noch in de sfeer van het denken, noch :
in die van het gevoelen en mitsdien ook niet op
het gebied der handelingen brengen zij het tot
eenige uiting hunner individualiteit, die van een
hoog ontwikkeld karaktervol leven getuigt. Zij
nemen in zich op en verwerken, zij schiften en
ordenen, drijven het lagere uit en verheffen het
betere, zoodat dit meer in het oog valt, maar geven l
weinig van henzelven. Wanneer men uit Huet's
werken eens hij elkaar zocht de groote en diepe i
denkbeelden, waarmede hij de litteratuur verrijkt j
heeft, zou de oogst nie.t zeer groot zijn, en waar :
men komt tot een onderzoek naar hetgeen hij, \
niet als verstandsman maar als gevoelsman, heeft
geschonken en verricht, kin op zijn rekening \
maar. weiuig meer dan nihil worden geboekt. j
Hervormende kracht en profetische zin ont
braken hem ten eenenmale. Hij leefde voor het
verleden en het heden, met scherpen blik
betrachtte hij beiden, maar steeds stond hij
met zijn rug naar de toekomst gekeerd. Zelfs voor
de naaste toekomst, waarvan het morgenrood
reeds zichtbaar werd, had hij weinig oog. Als
het de schilderkunst betreft, schrijft hij aan Mevr.
Bosboom: Met zijne (Simon v. d. Berg's) denk
beelden over kunst, kan ik mij best vereenigen ;
en met welgevallen bespeurde ik, dat hij, evenmin
als Uw echtgenoot, mededoet met het nieuwe
Ilaigsche tchilderschooltje, dat onder wederzijdsche
zelfverheerlijking het penseel hoe langer hoe
dieper in den aschpot doopt."
Zelfs op het terrein, dat hij als zijn pri
vaat jachtveld rnocht beschouwen, heeft het
nieuwe hem verrast. In het laatst versche
nen Nr. van de Nieuwe Gids, deelt K. een
aanhaling uit een brief mede, geschreven 188-1.
waarin lluet zegt: Sedert ik te Parijs woon, heb
ik minstens zes malen aan vorschillendR personen
iu Nederland, uitgevers of schrijvers, die mij de
eer deden mij te. raadplegen over het oprichten
van nieuwe tijdschriften, de redenen uiteengezet,
die mij toeschenen daar tegen te pleiten. In de
hoofdzaak is mijn onveranderlijk antwoord go- j
weest: koop Nederland, koop den Spectutor, \
koop do Tijdspiegel, koop den Gids, koop
e°n maandwerk of weekblad met eene geves
tigde clientèle. Er is voor iets nieuws geen
publiek, er zijn geen krachten. liet eenige wat
beproefd kan worden is, eenig nieuw leven te
storten in iets dat reeds bestaat." En als dat
nieuwe, met een zoo duidelijk kenbaar streven,
zich voor hem plaatst, schrijft hij : Met htm werk,
(Dr. v. Deventer on Fred. v. Eeden, wier karak
ter en kundigheden hoog bij hem staan aange
schreven) dweep ik voorsalsnog niet, en de Lan
taarn heeft tot heden meer geest, vind ik, dan
de Nieuwe Gid.<\ Niet dat hij met
spitsburgerlijke vooroordeelen bchebt, het nieuwe omdat het
nieuw is met tegen ingenomenheid begroet. Maar
wat zal ik u zeggen " roept hij ten Brink toe.
Gij en ik, en de ouderen in het algemeen, wij
roldoen die jongelieden blijkbaar niet. Zij zoeken
iets anders en meer. liet beste wat wij kunnen
is, een onderzoek naar onze eigen leemten in te
stellen en op onzen ouden dag aan onze zelfver
betering te gaan werken.'' Wat echter dat
andere en dat meerdere was, hij had hot tevoien
niet ontdekt, veehnin behoefte er aan gevoeld.
Ongetwijfeld heeft niemand onbarmhartiger de
vierschaar gespannen over de liberale politiek dan
Huet. Ook als staatkundig criticus heeft hij
met verrassende snelheid en bewonderenswaardige
kracht een eereplaats ingenomen en zich daarop
gehandhaafd. En op dit. gobied heeft hij iets posi
tiefs gewild, waarvan echter de beteekenis voor de
toekomst, ons althans, nimmer duidelijk is geworden.
Doch mijn wensch is, dat de moderne theolo
gie, na met de kerk en elk ander idealisme ge
broken te hebben, toonen zal eene magt te nijn
in den staat. Dat is hot denkbeeld, waarvoor ik
aanhangers zoek te winnen en waarvoor ik er
goene winnen kan. indien niet eerst is aangetoond
on voclluar genaakt, dat ons staatkundig libera
lisme in zijn geheelen omvang vermomde moderne
theologie is." Dit staat in elk gaval hij mij
vast : l o. i'.:it van die vrijzinnigheid, waarvan ik
vroeger alles ver-vaehtto. niets anders is overge
bleven als een kafeclusnius, dien de lieden eikan
der nabiiiiwcn, en 2o. dat bet vernietigen van
het prestige van dien katechismus volstrekt nood
zakelijk is, zullen wij allen tezamen een sc'uede
verder koaien." Of er behalve dezen negatieven
cïsch ooit wel iets meer voor den politicus llrest
heeft vast gestaan, zou men kunnen betwijfelen.
Dat zijn aristocratische natuur, waarmede Van
Vloten al te onverwacht het publiek in kennis
heeft gesteld, den scepticus naar bet conservatisme
heeft gedrongen, is genoeg bekend.
Toch. eens heeft Huet boudweg een artikel ge
schreven, waarboven als titel: l)c toekomst" stond
te lezen, en, als wilde hij de stoutheid tot het
uiterste drijven, schonk hij do in spanning
verkoerende schare zijne profetieën aangaande de toe
komst van niets minder of meer dan.... den gods
dienst". Niemand z'il het hem euvel duiden, en
wij allerminst, dat hij die toekomst bijzonder leeg
vond. liet eenige middel om uit den doolhof van
stelsels te geraken en met een vast gemoed te
blijven voortleven het is de tegenwoordige
periode der beschaving als eene herhaling aan te
merken van den toestand, waarin tijdens do op
komst dos Christendoms bet romeir.scbe rijk ver
keerde. De richting waarin de wereldgeschiedenis
zich op dit oogenblik beweegt, is een dcodlooper.de
straat en wij zijn altegader bezig met ons hoofd
tegen een muur te bonzen. Wil dit rm zeggen.
dat do nienschheid geen toekomst meer heeft?
Ongetwijfeld, zoo men aanneemt dal zij zonder
ons of ons gelijken er niet komen kan; maarniet
voor wie zich herinnert, dat uit elke
ineengezonken maatschappij der oudheid, eene nieuwe en
hetere te voorschijn is gekomen. Geen andere
gedachte geeft zooveel rust.'1
Nu liet, gelijk wy gezegd hebben, de toekomst
in het algemeen Huet nog al met rust. Zijn aan
leg als verstandsman, zijn koel en kalm gestel
deden hem niet hartstochtelijk vragen of zoeken
naar het andere en meerdere" in de kunst, de
litteratuur en de politiek, dat in onzen tijd
aan deze drie een nieuwe richting heelt gegeven.
Immers juist de verhoogde kracht van het ge
voelsleven, de heerschappij van het sentiment, (in
tegenstelling met het rationalisme en het
sentimenteele) die om zoo te zeggen tegelijkertijd
naar alle kanten zich heeft geopenbaard, kon
moeilijk door iemand van Huet's aanleg en tem
perament als hervormende macht worden ontdekt
of geprezen. Naar die zijde zag hij niet uit;
daarheen strekte zich zijn verlangen niet uit.
* *
*
Het zou ons leed doen, indien men, wanneer
wij niet anders trekken dan de groote lijnen, die
o. i. Huets gemiddelde omgrenzen, meende, dat
wij blind waren voor de vele kleinere strepen,
welke aan die hoofdlijnen een minder harde
uitdrukking moeten geven: of indien men het
er voor hield, dat wij niet terwille van de dui
delijkheid, maar uit zucht om een minder aan
genaam beeld te teekenen, Iluet's gedaante had
den trachten te ontluistren. Wij zien iu hemden
veelheteekcnenden man, die aan het eind van een
periode onzer kunst, letteren en politiek, deze heeft
afgesloten op zulk eene wijs, da! men steeds reke
ning met hem zal moeten houden. Want hetgeen
uit het verleden in de toekomst mede overgaat
heeft van hem zijn stempel ontvangen. En al
stoi.d hij met zijn rug naar die toekomst gekeerd,
hij was van zijn schouderen af opwaarts grooter dan al
het volk; zoo hij zijn aangezicht wendde, om achter
zich te zien, namen zijn oogen allicht meer waar,
dan die van ons gewone stervelingen, die maar al te
hunkerend de toekomst instaren, en aldus gevaar
loopen het verleden en het heden te
verwaarloozen en te minachten. M. a. w. ware Huet iets
minder eenzijdig verstandsman geweest, hij zou
zijn vaderland, in kunst, letteren en politiek nog
oneindig grooter dienst hebben kunnen bewijzen,
dan die, waarop hij zich beroemen kan en in wier
lof wij niet gaarne zouden tekortschieten.
Doch men beeft de mcnschen te nemen zooals
zij zijn. Ook lluet. En dus kaa men voor zijn
verschijning dankbaar wezen. Uit de vuurproef,
waaraan y.ijne vrouw en zijn zoon hem onderwor
pen hebben door de uitgave van zijn brieven,
komt hij niet in eik opzicht ongedeerd te
voorsebijn; i;jaar het is d>; vraag wie, op zulk een
wijs aan een rechtbank overgeleverd, wél zal
bestaan? Wij leerden hem kennen als een intel
lect niet iets meer berekening dan wcnschelijk
schijnt, m;<ar de keerzijde ontbreekt niet. Was
Huet misschien wat al te kalm, te weinig gevoe
lig en hartstochtelijk, bij heeft don zijnen in op
geruimdheid vergoed wat hij aan vuur miste.
Bovendien zijn goedhartigheid, zijn werkelijke lust
om te helpen, het, blijkt zoo helder uit hetgeen
hij voor Multatuli en Berman deed was groot.
Tegenover de hcu«che talenten, blonk zijn
boscheidenhoH, en moge hij het onverdienstelijke
somtijds geprezen hotihcn, aan ware verdiensten
betaalde bij met vorstelijke mildheid den tol. Hij
v/as niet klein, niet vitterig, niet geniepig. Zijn
werklust on zijn werkkracht dwongen bewondering
a'; zijn kennis was verbazingwekkend, maar alle
dezen werden overtroffen door zijn vaardigheid in het
ontleden en rangschikken der denkbeelden, in het
toetsen van den vorm en in hot wegen van den
artistieken inhoud. Ook in het gemiddelde
gonomen bliji't Huet groot, als man van talent,
als man van geest Avoir de l'esprit vond ik de
hoogste aanbeveling"' z >o dacht hij als student.
Het nageslacht zal het ten deze met hem eens
zijn, en bij alle verschil van zienswijze, die zich
ook hier kan voordoen, ham uit dien hoofde onder
de onstcrfelijken opnemen. Dit loon is voor hem
weggelegd.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Volgens den Bosphore hi/ypticn moot het mot
de zorg der E.ryptïschüregcering voor de pyramidcn
al treurig gesteld zijn. Drie ploegen arbeiders,
onder toezicht van (wee sheiks, zijn teger.woordig
bozig, de blokken, die, de basis van de twee grootste
pyramid<:u vormen, los te maken, ie stukken fe
ui aan en op ka'.;;ee!en te laden; een geregelde
dienst is daarvoor ingesteld. De oorzaak daar,au
zijn vergunningen, door de regeering afgegeven,
om de ver.-.prei-le blokken diüroi.doiu de pyramidcn
liggen, weg te haion; hiervan maken da bevoor
rechten rn'sbniik.
Do r.ioi.uinerücn, levende geschieJboekon der
vroegere besi baviüg, hebben de eenwen doorstaan,
en worden mi aangetast door bet houweel der van
dalen vuil Egypte. Men vraagt waar het toezicht der
reyi' -a iiigfsn blyt't; do K/nyptischc rogeering heeft een
am'.-toiiiU'.r ciaü^eveii', een sheik, tut bow;iardor der
py;M!ii!dcn; dexe is w.iarscbijnlijk medeplichtig aan
(!e feiten o i drijft l.ande! in de concessien, ofschoon
men nauwelijks inziet, hoe de verkoop van deze
steenen, die tot <le j.yrainiilon behooremle ecu
ganseh andere waarde dan ergens anders
heengevoerd, bezitten, hem keel veel kan opbrengen.
EenijjCn tijd geleden vond een geleerde
Assyrioïoog, de heer Ssnith, te Hilla, op de plaats waar
eenmaal Babyion sto'. d, gebakken steenen, waarop
een Chaldecuwschc lezing van den zondvloed Nu
heeft de beroemde Ejyptoloog Brngsch-bey te
Luxor, aan den Nijl, een document van de ge
schiedenis van Jozef gevonden. Op eene cartouche
werd vermeld, hoe de Nijl gedurende zeven jaren
verzuimd heeft buiten zijn oevers te treden, het
geen een vrccse! ijken hongersnood veroorzaakte.
Brugsch-bey heeft ook liet tijlstip van dien hon
gersnood uitgerekend, en stelt hem op ongeveer
1900 voor Christus; de berekening komt vrij wel
met die der ouJ-testamentische boeken overeen.
TOONEEL EN MUZIEK.
De beroemde zangeres Patiline Lucca. heeft nut
de partij van Selika in Meyerbeers Africaine van
het Berlijnsch publiek afscheid genomen. Haar
sterfbed onder den mancenillaboom was met bloe
men bedekt.