De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 26 oktober pagina 4

26 oktober 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 696 liet spreekt van zelf, al vatten wij de minst berispelijke zijde pp, er blijft bedenkelijks in deze manier van de mevrouw Huet om elkander hun gene en huwelijkstrouw te bewijzen. En als naar aanleiding dezer mystificatie aan zien schrijven: »Ik meen te kunnen «n, dal het opstel in de Gids over mij, mr. Quack is," of aan zijne boezemtldin Mevr. Toussaint: »ik moet tevreden een zoo bevoegd en zoo onpartijdig t zoo veel erkenning en zoo veel uheid te zijn beoordeeld" of aan zijne , dat hg Quack door zijn zwijgen, »/,onder " of blozen" om den tuin heeft geleid ; van zelf de vraag of er aan Hujt niet Dtje viel waar te nemen, dat op den stand gemiddelde nadrclig heeft gewerkt ? Wanneer Huet dit oordeel kon lezen, zou hij ons en anderen antwoorden, wat hij zwager Van Deventer schreef nopens eene 1 jjeteekenendfl, veelbesproken kwestie. »Gij het niet bewonderenswaardig, dat ik mij, 3t bekomen van een vrijen overtocht her(Indië) belast heb met het samenstellen i$0n rapport en nog wel (dubbel hagchelijke JVoor een aanstaand dagbladschrij\er) van port over de Indische drukpers. Ik ook van den anderen kant zie ik niet in, _ ik gehouden zou zijn, eene onafgebroken van bewoi derenswaardige daden te veri". heeft o. i. Huet over deze zeker niet beoswaardige daad meer hard gevallen dan iyw», en in elk geval, haar niet op juiste afgekeurd. Dat Huet, die werkelijk de koloniale politiek van ganscher harte zichzelf niet compromitteerde door van Dürvatkf bewind een gunst aan te nemen, ^ in het oog. Hier te pprtken van verraad aan ("vrienden gepleegd, had o. i. geen zin. Huet zich nitt laten omkoopen. Toen hij eeni In Indiëwas, bestreed hij de liberale koloJitiek uit volle overtuiging. Indien er in i gêd/ag iets viel af te k> uren, was dat gelegen ._ feet aanvaarden *an de «dubbel hagchelijke" taiflr, gflijk hij zelf haar noemt, om een rapport teïj^chrijven over zijn aanstaande mededingers Hierin slak iets dat m?n alweder onkiesch zou kunnen heetf^i. Dat getuigde van een zeker ge brek aan fijnheid van gevoel. Zoo komt het ons daa ook, met het oog op de bei Ie hierboven besprokeu feiten, voor, dat Huet als ridder eer het >sai}8 peur" dan het «sans repreche' tot zijn lijfspreuk kon kiezen. B d och de beeldspraak is slechts in een geringe 'v mate van toepassing. Aan een rijder te deuken, b$t let lezen van Huet's brieven, ligt niet voor de haud. Men ziet hem voor zich, van 1847 tot 1886, OEafg«br< ken als een zeer net molern mensen,. Een man in alles even ordelijk. Iemand dte geen onregelmatigheden duldie in het deakeU, in het schrijven, en in de verrichtingen 1 van bet dagelijksch leven. Het is opmerkelijk -* hee zijn stijl van het begin tot het eind zich f] kenmerkt door een zeer groote zorg voor zachte : afronding der /innen, door een geleidelijk af A'ik; j keien der gedachtenreeks en «loor een zekere - v<Mfriiaamheid in de wijze vau uitdrukking, waarbij ' v«pk zelfs de pikantste uitvallen en de meest alïedaageche geestightd:n niet zonder een deftig*B tooi werden aangeboden De vorm bezat ' V0w Huet uitnemende waarde. »Ik wil of niet a%ebeeld worden, of zooals ik er uitzag in de dagen van mijn bloei." Zoo schreef hij, en hij hajj recht dit te bedingen, want hij had eri vojr gezorgd, dat hetgeen hij ten op'ziahte van zijn aardschen tabernakel begeerde: jeugdig uiterlijk, waarmede hij de lezers verkwikken, volkomen paste bij de geten, die bij hun in later jaren voorlegde. schrijver was hij tot aan het eind van zijn gelijk in de dagen van zijn bloei. Ja me-r "id^Bl dat. Terwijl zijn aangericht verouderde, : v<^jongde zich zijn geest. Zijn .stijl van de la| te^e jaren, won het van dien uit vroegeren tiud. Imnfttrs het gekunstelde en het te omslachtige zjjner schrijfwijze, die het levendige drukten, vva«iren eer af- dan toegenomen. Niet alzoo de neigH)g tot het pUchtige. De manier waarop Huet ? afecheid van zijn vrienden en vriendinnen neemt, al» hij hun schrijft, is steeds uit.fr.st waardig Voor Scholten, Bosboom, Mevr. Bosboom T^ussaiüt e. a. maakt hij zelfs vaik diepe bu'giugen, die hoe echt gemeend ook, wtl erns wat al te ceremo nieel schijnen. Ook in dit opzicht heeft bij '- den vorm zorgvuldig den eisch gegeven. Nooit ' bestaat er reden heoa schuldig te verklaren aan " iets te weinig. Zelfs de zoenen voor zijn vrouw ^eft zoon komen met de stiptheid uls die j v«n een hangklok, welke onveranderlijk bij heel '? -' en halfslag een mannetje met een par.ipluie uit en in- doet gaan. ' ? Het is met het oog op deze eigen aardigheden, dat wij Huet een net mecsch noemden in den {goeden zin van het woord, en als zoodanig een Elan uit n stuk. Zijn handschrift is nitts minder . iprecies dan zijn woordschikking. Zonder moeite correct. En bë-t laatste iu Jie mate, dat elke ? prief, ge-'.n enkele uitgezonderd, geschreven is, ? fils bad de uitgever een overeenkomst met hem i.4|esloten, volgens welke Huet gehouden was zijn episte's, zijn minnebrieven daaronder begrepen, 'persklaar te leveren. Ongetwijfeld uit dit oogpunt beschouwd, ia mevrouw Huet, toen zij de gelukkige Haarlen&sche was, aan wie Huet zijn modelbrief j es wild, de meest bevoorrechte aller Eva'sdochteren geweest. Immers de alverblii.dende Amor had In hem zijn man gevonden, d' u onoverwinnelijke, aan wien in het hè' tst van den strijd komma, ^attel noch jota ontsnapte Voor hen die naar de ge gevens van de brieven, die beiden schreven, een ziel kundige stude willen maken overHuetenMultatuli, zal het ppoedig dullelijk zijn, dat ze met twee ^«genvoeters te doen hebben. De een louter gevoel, met de overprikkelde aandoenlijkheid van ien kruidje-roer-me-niet; oaar wien mon slechts jehoefde te wijzen om hem als stylist alle orde, maat o evenwicht te doen verliezen ; terwijl de ander, tl stormde het in en om hem henen, nooit een iwenking of een tvending gedoogde, die ook maar len schijn mocht hebben, de afspiegeling te zijn (7an ontroering noch zelfs van een min of ?neer onrustige ziel;beweging. JMenter.gevolge is het verklaarbaar dat de brieven iets dors heb ben, en ons aan een schrijver doen denken, wiens gemiddelde een veel hooger peil bereikte ten op zichte van het verstand dan van het gemoed. Het is opmerkelyk hoe Huet alweder het bewijs leverde dat zelfkennis het allermoeilijkst wordt verkregen. Immers, terwijl hij meent dat men zijn per soonlijkheid het best naar zijn brieven zou kunnen teekeuen, zag hij geheel en al voorbij, hoe die brieven wel de zwakste voortbrengselen waren van zijn krachtigen geest. Niet zwak, indien men ze beschouwt als proeven van stijl. Gslet op de vol komenheid van uitdrukking, de gladheid en sier lijkheid van taal, verdienen zij veeleer modellen te heeten. Maar zij missen geheel het eigenaar dige wat brieven 'ot eene aantrekkelijke lectunr maakt, en waarom juist de vrouw terecht als de brie.'sc'irijfster hij uitnemendheid wordt genoemd. En dat is natuurlijk de openbaring, althans de bedekte aanduiding van hetgeen in het gemoeds leven omgaat, niet slechts bij de buitengewone, maar ook bij de kleinere voorvallen die de pen in beweging brengen, liet is het sentiment, waar mede men de feiten aanraakt, waarmede men op de wereld over welke men handelt licht en schaduw werpt, waarmede men aan zijn woorden leven geeft en aan zijn denkbeelden kleur. En scha keering van kleur, vindt men in Huet's brieven weinig ot niet. Daarin ziet reen bijna alles onder hetzelfde helle liclit, ontvangt men alles in den zelfden vorm en in gelijke mate, al wisselen de epistels in lengte van het telegram tot den vol slagen brief', lluet, zoo blijkt uit deze 600 blad zijden, waarin de zeldzame uitzonderingen den regel ten krachtigste bevestigen, was een man van zaken. Hij schreef letterkundige koopmansbrieven. Aardige gezegden, geestige en guitige invallen, smaakvolle zinspelingen, en ironische zetten ver gezelden nu on dau de meental prozaïsche mededeelingen, die hij zich verplicht zag te doen of te beantwoorden. Maar de firma had het te druk om langer van stof te zijn dan volstrekt noodig was, en kon dientengevolge met den hesten \\ il niet steeds aan h 31 stereotype ontkomen. Daarom, moge het ook in tegenspraak zijn met Huet's eigen beweren, hut zou ons niet verwonderen, indien zijn vrienden weldra kwamen verzekeren, dat Huet niet even goed als zijn brieven, maar veel beter dan deze is geweest. Wanneer z j, die, gelijk wij, lluet niet persoon lijk gekend hebben, in zijn geschriften zijn beeld willen opsporen, zullen zij hem zeker geen onrecht doen, zoo zij naast zijn brieven, d. i. het in tiemste wat hij gegeven heeft, zijn Lidewyde leggen, waarin hij, naar zijn eigen verklarin?, als zijn voornaamste kunstwerk geloofde. En dan dunkt ons, moet het ieder nauwgezet. lezer treffen, dat zoowel in de eenon als in het ander zich een zeer voelbaar gemis openbaart van do neiging om hetgeen er in hem zelf of zijn creaturen omgaat onmiddellijk te geven. In zi.m blieven re. teit Uuet niet, maar hij scliryft en in zijn Lidewy 'e handel jn de personen niet, maar hun karak ers worden te hoek gesteld. Alles is redeneering, nergens vindt men het drama. Dit is zóó sterk, dat juist daar, waar de verwikkeling aanleiding geeft de meest spannende tooneelen te verwachten, --zooals b. v. de ontmoeting van. Dr. Uuardi en Stfpherson,?het scherm opeens voor de neuzen der toeschouwers neervalt. In het klein en ia het groot, schiet zijn plastisch talont tekort, eenvoudig wijl hem al te zeer datger.o ontbreekt. wat hij zelf als de bezielende adera aller kunst heeft, erkend en aangewezen: ile hartstocht. Niets kan zonderlinger indruk m".ken, dan na Lidewyile, dat veel meer op een zielkundig reken hoek, dan op oen roman gelijkt, te hebban door gewerkt, in de Voorrede te lezen: Een apathisch tooncel is als een visch op het drooge. Passie is hier het eerste vnreischte, passie het tweede, passie, het derde. Doch hartstogten zijn geen olie iu do heilige lamp der deugd en lictor zal iemand door den schouwburg gevormd worden tot een held dan tot een braaf' menseh," of wel: Misschien geeft men er zich over het algemeen niet genoeg rekens-chap van, dat hartstogten op te wekken, de eigenaardige roeping is der kunst, en eene magf, die bestemd is om driften te doan ontwaken, o^k zelve uif driften gehuren moet zijn." Z iO iemand, dan heeft Huot, hc'aas op nega tieve wijs, voor ilie stelling een betoog geleverd in zijn roman Eenvoudig onnlat hij het woord hartstochten in veel te beperkten /in hèft op gevat. Had hij daarvoor in de plaats gosteid het intens gevoel, hij zou goraakk-.ilijker tot de ontdekking van zijn eigen z>vakheid als roman schrijver zijn gekomen. Zulk een krachtirj, warm gevoel als alleen in staat is don kunstenaar voorttebrengen, hecrscht niet alleen op dat gebied, waar Huet den hartstocht hij voorkeur meende te moeten vinden. De wellust, het wulpsche komt ongetwijfeld voor in het woordenboek van den hartstocht, maar slechts als een der vele sub stantieven, die daarin plaats moeten ontvangen. En nu kan men als kunstenaar, hetzij uit neiging, hetzij als gevolg van theorie of methode., meer dan anderen juist hij de grovere zinnelijke zijden van het menschelijk leven terecht komen, indien men niet in het alge-meen het klaar aanschouwen en diep gevoelen tot zijn deel heeft, dat tot scheppen in staat stelt, zal men geen kunstwerk vormen. Werkelijke kunstenaars gelijk Zula in Frankrijk, en van Deyssel ten onzent, hebben de geslachts drift niet versmaad, waarmede lluet als romancier tot het doen van wonderen zich bekwaam achtte. Maar hij hen is het niet de sterkste kant van hun arbeid. Integendeel. Immers het spreekt van ze!f: hoe materieeler de hartstocht is, hoe minder er vau de kunst wordt vereischt om hem reelit te doen wedervaren. Zij hebhen zich de een in hooger mate dan de ander meesters ge toond in de sensueele, maar bovenal in de psycho logische plastiek. Terwijl Huet meer man van rede neering dan van gevoel en phantasie zelfs bij die lagere soort van drift, nog zeer verre beneden zijn ideaal is gebleven. Want het inoet gezegd worden in Lidewyde zijn juist de pagina's, die in ons puriteinsch vaderland aanstoot hebben gegeven, maar weinig minder fletsch en kleurloos dan de re.st. Uit redeneering werd Huet's roman geboren, niet uit drift. Indien wy ons deze uitweiding veroorloven, dan is het om ons zelf rekenschap te geven van den hoofdindruk dien Huets arbeid, zoowel zijn beoor deelende als zijn scheppende arbeid, op ons maakt. Huet, zoo blijkt uit zijn roman, uit zijn historische en kritische werken, ook uit zijn brieven, behoorde tot de analytische naturen, die een stof, door j anderen hun gegeven, noodig hebben om tot de i ontplooiing van hun intellectueele kracht te ge- j raken. Noch in de sfeer van het denken, noch : in die van het gevoelen en mitsdien ook niet op het gebied der handelingen brengen zij het tot eenige uiting hunner individualiteit, die van een hoog ontwikkeld karaktervol leven getuigt. Zij nemen in zich op en verwerken, zij schiften en ordenen, drijven het lagere uit en verheffen het betere, zoodat dit meer in het oog valt, maar geven l weinig van henzelven. Wanneer men uit Huet's werken eens hij elkaar zocht de groote en diepe i denkbeelden, waarmede hij de litteratuur verrijkt j heeft, zou de oogst nie.t zeer groot zijn, en waar : men komt tot een onderzoek naar hetgeen hij, \ niet als verstandsman maar als gevoelsman, heeft geschonken en verricht, kin op zijn rekening \ maar. weiuig meer dan nihil worden geboekt. j Hervormende kracht en profetische zin ont braken hem ten eenenmale. Hij leefde voor het verleden en het heden, met scherpen blik betrachtte hij beiden, maar steeds stond hij met zijn rug naar de toekomst gekeerd. Zelfs voor de naaste toekomst, waarvan het morgenrood reeds zichtbaar werd, had hij weinig oog. Als het de schilderkunst betreft, schrijft hij aan Mevr. Bosboom: Met zijne (Simon v. d. Berg's) denk beelden over kunst, kan ik mij best vereenigen ; en met welgevallen bespeurde ik, dat hij, evenmin als Uw echtgenoot, mededoet met het nieuwe Ilaigsche tchilderschooltje, dat onder wederzijdsche zelfverheerlijking het penseel hoe langer hoe dieper in den aschpot doopt." Zelfs op het terrein, dat hij als zijn pri vaat jachtveld rnocht beschouwen, heeft het nieuwe hem verrast. In het laatst versche nen Nr. van de Nieuwe Gids, deelt K. een aanhaling uit een brief mede, geschreven 188-1. waarin lluet zegt: Sedert ik te Parijs woon, heb ik minstens zes malen aan vorschillendR personen iu Nederland, uitgevers of schrijvers, die mij de eer deden mij te. raadplegen over het oprichten van nieuwe tijdschriften, de redenen uiteengezet, die mij toeschenen daar tegen te pleiten. In de hoofdzaak is mijn onveranderlijk antwoord go- j weest: koop Nederland, koop den Spectutor, \ koop do Tijdspiegel, koop den Gids, koop e°n maandwerk of weekblad met eene geves tigde clientèle. Er is voor iets nieuws geen publiek, er zijn geen krachten. liet eenige wat beproefd kan worden is, eenig nieuw leven te storten in iets dat reeds bestaat." En als dat nieuwe, met een zoo duidelijk kenbaar streven, zich voor hem plaatst, schrijft hij : Met htm werk, (Dr. v. Deventer on Fred. v. Eeden, wier karak ter en kundigheden hoog bij hem staan aange schreven) dweep ik voorsalsnog niet, en de Lan taarn heeft tot heden meer geest, vind ik, dan de Nieuwe Gid.<\ Niet dat hij met spitsburgerlijke vooroordeelen bchebt, het nieuwe omdat het nieuw is met tegen ingenomenheid begroet. Maar wat zal ik u zeggen " roept hij ten Brink toe. Gij en ik, en de ouderen in het algemeen, wij roldoen die jongelieden blijkbaar niet. Zij zoeken iets anders en meer. liet beste wat wij kunnen is, een onderzoek naar onze eigen leemten in te stellen en op onzen ouden dag aan onze zelfver betering te gaan werken.'' Wat echter dat andere en dat meerdere was, hij had hot tevoien niet ontdekt, veehnin behoefte er aan gevoeld. Ongetwijfeld heeft niemand onbarmhartiger de vierschaar gespannen over de liberale politiek dan Huet. Ook als staatkundig criticus heeft hij met verrassende snelheid en bewonderenswaardige kracht een eereplaats ingenomen en zich daarop gehandhaafd. En op dit. gobied heeft hij iets posi tiefs gewild, waarvan echter de beteekenis voor de toekomst, ons althans, nimmer duidelijk is geworden. Doch mijn wensch is, dat de moderne theolo gie, na met de kerk en elk ander idealisme ge broken te hebben, toonen zal eene magt te nijn in den staat. Dat is hot denkbeeld, waarvoor ik aanhangers zoek te winnen en waarvoor ik er goene winnen kan. indien niet eerst is aangetoond on voclluar genaakt, dat ons staatkundig libera lisme in zijn geheelen omvang vermomde moderne theologie is." Dit staat in elk gaval hij mij vast : l o. i'.:it van die vrijzinnigheid, waarvan ik vroeger alles ver-vaehtto. niets anders is overge bleven als een kafeclusnius, dien de lieden eikan der nabiiiiwcn, en 2o. dat bet vernietigen van het prestige van dien katechismus volstrekt nood zakelijk is, zullen wij allen tezamen een sc'uede verder koaien." Of er behalve dezen negatieven cïsch ooit wel iets meer voor den politicus llrest heeft vast gestaan, zou men kunnen betwijfelen. Dat zijn aristocratische natuur, waarmede Van Vloten al te onverwacht het publiek in kennis heeft gesteld, den scepticus naar bet conservatisme heeft gedrongen, is genoeg bekend. Toch. eens heeft Huet boudweg een artikel ge schreven, waarboven als titel: l)c toekomst" stond te lezen, en, als wilde hij de stoutheid tot het uiterste drijven, schonk hij do in spanning verkoerende schare zijne profetieën aangaande de toe komst van niets minder of meer dan.... den gods dienst". Niemand z'il het hem euvel duiden, en wij allerminst, dat hij die toekomst bijzonder leeg vond. liet eenige middel om uit den doolhof van stelsels te geraken en met een vast gemoed te blijven voortleven het is de tegenwoordige periode der beschaving als eene herhaling aan te merken van den toestand, waarin tijdens do op komst dos Christendoms bet romeir.scbe rijk ver keerde. De richting waarin de wereldgeschiedenis zich op dit oogenblik beweegt, is een dcodlooper.de straat en wij zijn altegader bezig met ons hoofd tegen een muur te bonzen. Wil dit rm zeggen. dat do nienschheid geen toekomst meer heeft? Ongetwijfeld, zoo men aanneemt dal zij zonder ons of ons gelijken er niet komen kan; maarniet voor wie zich herinnert, dat uit elke ineengezonken maatschappij der oudheid, eene nieuwe en hetere te voorschijn is gekomen. Geen andere gedachte geeft zooveel rust.'1 Nu liet, gelijk wy gezegd hebben, de toekomst in het algemeen Huet nog al met rust. Zijn aan leg als verstandsman, zijn koel en kalm gestel deden hem niet hartstochtelijk vragen of zoeken naar het andere en meerdere" in de kunst, de litteratuur en de politiek, dat in onzen tijd aan deze drie een nieuwe richting heelt gegeven. Immers juist de verhoogde kracht van het ge voelsleven, de heerschappij van het sentiment, (in tegenstelling met het rationalisme en het sentimenteele) die om zoo te zeggen tegelijkertijd naar alle kanten zich heeft geopenbaard, kon moeilijk door iemand van Huet's aanleg en tem perament als hervormende macht worden ontdekt of geprezen. Naar die zijde zag hij niet uit; daarheen strekte zich zijn verlangen niet uit. * * * Het zou ons leed doen, indien men, wanneer wij niet anders trekken dan de groote lijnen, die o. i. Huets gemiddelde omgrenzen, meende, dat wij blind waren voor de vele kleinere strepen, welke aan die hoofdlijnen een minder harde uitdrukking moeten geven: of indien men het er voor hield, dat wij niet terwille van de dui delijkheid, maar uit zucht om een minder aan genaam beeld te teekenen, Iluet's gedaante had den trachten te ontluistren. Wij zien iu hemden veelheteekcnenden man, die aan het eind van een periode onzer kunst, letteren en politiek, deze heeft afgesloten op zulk eene wijs, da! men steeds reke ning met hem zal moeten houden. Want hetgeen uit het verleden in de toekomst mede overgaat heeft van hem zijn stempel ontvangen. En al stoi.d hij met zijn rug naar die toekomst gekeerd, hij was van zijn schouderen af opwaarts grooter dan al het volk; zoo hij zijn aangezicht wendde, om achter zich te zien, namen zijn oogen allicht meer waar, dan die van ons gewone stervelingen, die maar al te hunkerend de toekomst instaren, en aldus gevaar loopen het verleden en het heden te verwaarloozen en te minachten. M. a. w. ware Huet iets minder eenzijdig verstandsman geweest, hij zou zijn vaderland, in kunst, letteren en politiek nog oneindig grooter dienst hebben kunnen bewijzen, dan die, waarop hij zich beroemen kan en in wier lof wij niet gaarne zouden tekortschieten. Doch men beeft de mcnschen te nemen zooals zij zijn. Ook lluet. En dus kaa men voor zijn verschijning dankbaar wezen. Uit de vuurproef, waaraan y.ijne vrouw en zijn zoon hem onderwor pen hebben door de uitgave van zijn brieven, komt hij niet in eik opzicht ongedeerd te voorsebijn; i;jaar het is d>; vraag wie, op zulk een wijs aan een rechtbank overgeleverd, wél zal bestaan? Wij leerden hem kennen als een intel lect niet iets meer berekening dan wcnschelijk schijnt, m;<ar de keerzijde ontbreekt niet. Was Huet misschien wat al te kalm, te weinig gevoe lig en hartstochtelijk, bij heeft don zijnen in op geruimdheid vergoed wat hij aan vuur miste. Bovendien zijn goedhartigheid, zijn werkelijke lust om te helpen, het, blijkt zoo helder uit hetgeen hij voor Multatuli en Berman deed was groot. Tegenover de hcu«che talenten, blonk zijn boscheidenhoH, en moge hij het onverdienstelijke somtijds geprezen hotihcn, aan ware verdiensten betaalde bij met vorstelijke mildheid den tol. Hij v/as niet klein, niet vitterig, niet geniepig. Zijn werklust on zijn werkkracht dwongen bewondering a'; zijn kennis was verbazingwekkend, maar alle dezen werden overtroffen door zijn vaardigheid in het ontleden en rangschikken der denkbeelden, in het toetsen van den vorm en in hot wegen van den artistieken inhoud. Ook in het gemiddelde gonomen bliji't Huet groot, als man van talent, als man van geest Avoir de l'esprit vond ik de hoogste aanbeveling"' z >o dacht hij als student. Het nageslacht zal het ten deze met hem eens zijn, en bij alle verschil van zienswijze, die zich ook hier kan voordoen, ham uit dien hoofde onder de onstcrfelijken opnemen. Dit loon is voor hem weggelegd. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Volgens den Bosphore hi/ypticn moot het mot de zorg der E.ryptïschüregcering voor de pyramidcn al treurig gesteld zijn. Drie ploegen arbeiders, onder toezicht van (wee sheiks, zijn teger.woordig bozig, de blokken, die, de basis van de twee grootste pyramid<:u vormen, los te maken, ie stukken fe ui aan en op ka'.;;ee!en te laden; een geregelde dienst is daarvoor ingesteld. De oorzaak daar,au zijn vergunningen, door de regeering afgegeven, om de ver.-.prei-le blokken diüroi.doiu de pyramidcn liggen, weg te haion; hiervan maken da bevoor rechten rn'sbniik. Do r.ioi.uinerücn, levende geschieJboekon der vroegere besi baviüg, hebben de eenwen doorstaan, en worden mi aangetast door bet houweel der van dalen vuil Egypte. Men vraagt waar het toezicht der reyi' -a iiigfsn blyt't; do K/nyptischc rogeering heeft een am'.-toiiiU'.r ciaü^eveii', een sheik, tut bow;iardor der py;M!ii!dcn; dexe is w.iarscbijnlijk medeplichtig aan (!e feiten o i drijft l.ande! in de concessien, ofschoon men nauwelijks inziet, hoe de verkoop van deze steenen, die tot <le j.yrainiilon behooremle ecu ganseh andere waarde dan ergens anders heengevoerd, bezitten, hem keel veel kan opbrengen. EenijjCn tijd geleden vond een geleerde Assyrioïoog, de heer Ssnith, te Hilla, op de plaats waar eenmaal Babyion sto'. d, gebakken steenen, waarop een Chaldecuwschc lezing van den zondvloed Nu heeft de beroemde Ejyptoloog Brngsch-bey te Luxor, aan den Nijl, een document van de ge schiedenis van Jozef gevonden. Op eene cartouche werd vermeld, hoe de Nijl gedurende zeven jaren verzuimd heeft buiten zijn oevers te treden, het geen een vrccse! ijken hongersnood veroorzaakte. Brugsch-bey heeft ook liet tijlstip van dien hon gersnood uitgerekend, en stelt hem op ongeveer 1900 voor Christus; de berekening komt vrij wel met die der ouJ-testamentische boeken overeen. TOONEEL EN MUZIEK. De beroemde zangeres Patiline Lucca. heeft nut de partij van Selika in Meyerbeers Africaine van het Berlijnsch publiek afscheid genomen. Haar sterfbed onder den mancenillaboom was met bloe men bedekt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl