Historisch Archief 1877-1940
WEEKBLAD
NEBEHLANO.
aan net gevaar, dat zijn gezin buiten
?verhouding tot zijn loon toenerne, en betaalt
men hem dan meer ? Komt de schatkist
liem dan, al zij het met nog zoo weinig, te
gemoet ?"
Met deze woorden en nuchtere feiten voor
oogen, vragen wij daarom vol vertrouwen :
wordt het geen tijd dat staat en stad met
bevoorrechting van den een boven den an
der ophouden, dat »gunst" plaats make voor
»recht"?
*) "Van Vloten's Benedictus de Spinoza beoordeeld
door C. B. Spruijt. Utrecht 1876. p. VII.
«) Vgl. de Hervorming van 24 Maart 1888. No. 2.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Kon. VereeniginghetNed. Tooneel: Een wereld,
waarin men zich verveelt.
Salon des Varietés: De barbier van Sevilla.
Frascati-Schouwburg: De jonge Hertog.
D. V. G.: Soiree Variée.
Het kunnen goede dagen worden voor de
tooneel-artisten. Het is te verwachten dat binnen
een niet te lang tijdsverloop de aanvraag het aan
bod overtreffen zal, en de directies zullen dan
intrigeeren en bieden moeten om hun gezelschap
voltallig te maken.
Als de Bouwmeester-schouwburg tot stand komt
en de Stadsschouwburg herbouwd is, als wellicht
het théatre Bembrandt, een zij het dan ook be
scheiden gezelschap vragen zal, zal men nog menig
goede kracht kunnen gebruiken en dan zal meri
wel eens zuchtend naar Rotterdam zien, dat ons
drie jeugdige veelbelovende actrices wegkaapte.
Misschien zal het zulk een vaart niet loopen;
wellicht wordt een der meest oude barakken bij
het verrijzen van nieuwe kunsttempels tegen den
grond geworpen, maar men dient toch voorbereid
te zijn op de dingen, die komen kunnen,
want anders kon het op een gegeven oogenblik
wel zoo staan, dat Amsterdam de schouwburgen
heeft, maar Rotterdam de acteurs.
Een eerste vereischte is nu m. i. dat men let
op de jonge krachten, die zich in ons midden
bevinden, dat men voor hen, die nu steeds in
zeer ondergeschikte rollen optreden, de eerst
volgende tijden tot een leertijd make, opdat zij,
als het oogenblik gekomen is, in het volle vuur
kunnen worden gebracht. Zoo zou het
aantebevelen zijn, dat de jongere artisten van de Kon.
Vereeniging «Het Ned. tooneel" een keer meer
optraden. Daar zijn er, zooals de jonge dames
Bos en Spoor, die zoo eens een enkel keertje
(het laatst geloof ik in Het einde der Eeuw) even
opkomen. Dat men die jeugdige artisten tijd tot
studie laat, is zeker te prijzen, maar de theorie
alleen kan het niet doen. Het Ned. tooneel"
engageert wel jonge krachten, maar dan worden
zy ook voor een poosje weggeborgen.
Ik hoop, dat de nieuwelinge, die in Een wereld,
waarin men zich verveelt debuteerde, een beter
lot zal treffen Zooals men weet, trad mej. Sophie
de Vries hierin op als Suzanne, en, zooals ik
gehoopt had, naast haar moeder, die voor de
hertogin de Béville speelde. Het genoemde
tooneelspel is een dankbaar stuk, n voor de oude
hertogin, met haar jonge hart en haar lust om
jongelui vooruit te helpen n voor het natuurkind
Susanne met haar onbegrepen liefde en slecht
verborgen jaloezie. Dat mevrouw De Vries her
haaldelijk toegejuicht werd, begrijpt een ieder,
die haar ooit in dit tooneelspel van Pailleron zag
optreden, en ik acht het gelukkig, dat haar
dochter bij haar debuut in haar lot deelde.
Mej. de Vries heeft een flinke gestalte, een
frisch gezichtje en de heldere donkere oogen van
haar moeder. Zij beweegt zich gemakkelijk op
het tooneel en weet haar rol juist te zeggen.
Waar zij op moet passen, is hierop, dat zij zorge
steeds meesteres te blijven van haar stem en dat
zy niet overdrijve in het bewegen van haar armen.
Als zy voor deze beide zaken wat letten wil op
de dames Frenkel en Pauwels-v. Biene zal zij
begrypen wat ik bedoel. Als dan de directie haar
in de gelegenheid stelt, verder meermalen naast
haar moeder op te treden, heb ik vertrouwen
genoeg in haar toekomst. Daarvoor pleit b.v.
haar spel als zij voor het eerst weder alleen met
haar voogd in, en als zij in het tweede bedrijf
de hertogin de Iléville vertelt van den
schixnpnaam, die een meisje in het klooster haar toe
gevoegd had.
De voorstelling van Een wereld, waarin men
gich verveelt, die ik bijwoonde, werd door de
medespelenden zeer aantrekkelijk gemaakt. De heer
Tourniaire en mej. Lorjó als het jonggetrouwde
paartje deden het publiek vroolijk oplachen, de
. heer v. Dommelen had weder een mooien kop als
Generaal de Briais (op hem mag de heer v.
Dommelen Jr. wel eens letten).
Onjuist was het m. i, dat in het 2e bedrijt bij
de migraine-scène, de hertogin, Roger en de gravin
telkens alle drie opspringen. Dit maakte, vooral
omdat zij in n lijn zaten, een vreemden indruk.
Het decoratief was in de eerste twee bedrijven
meer dan sober.
Het Let op de jongeren!" is dezer dagen op
zeer te waardeeren wijze door de directie van
den Salon des Variftfy in toepassing gebracht.
Zooals men weet werd door een gedeelte van het
gezelschap van den Schouwburg een rondreis ge
maakt met Spoken van Ibsen en treedt een ander
gedeelte in den Paleis-Schouwburg op met Stanley,
In den Salon is, nu Hookie-Puokie aan verval
van krachten overleden is, niet minder voor het
voetlicht gebracht dan De liarbier van Sevilla
van Beaumarchais. De heer Poolman trad in de
titelrol op, mej. Beukers als Rosïne, de heer
Malherbe als graaf Ahnavica en verder waren
de rollen toevertrouwd aan de hh.: Ludolph,
Kühn, Speet en Frank.
Natuurlijk hielp het stuk veel mede om de
vertooning te doen slagen. Het publiek amuseerde
aach kostelijk met de geschiedenis van den
gierigen voogd, die zoo beetgenomen wordt en lachte
om de opmerkingen van Figaro, al bekommerde
het zich minder om de bedoeling, die de schrijver
meer dan een eeuw geleden er in neerlegde.
Zeer veel lof komt echter de regie toe, want
aan haar is te danken, dat uien succes had.
Wel was de heer Pojlman een uitmuntende,
alleen soms wat erg drukke Figaro, mej. Beukers
een lieve, zij het ook wat kalme JRosine, en de
heer Malherbe een voldoende Almaoiva, maar dat
de heer Ludolph een zeer goeden Sartholo en
de heer Kuhn een begrijpelyken Basüe voorstelde,
meen ik, dat wel aan de regie te danken is.
De heer Kuhn heeft b. v. geen zware stem;
zijn voordracht over den laster had niets te
maken met den indruk, dien men ontvangt als de
bas in de opera het overeenkomende gedeelte de
zaal in doet dreunen, en toch heeft de heer
Kuhn het stuk goed gezegd. Hij had zijn stem
dan ook volkomen in zijn macht en maakte er
een zeer passend gebruik van.
De heer Ludolph had er ook op gelet, hoever men
hèt me t zelt beheersching bij het zeggen kan bren
gen, hij miste bijna geheel den eenigszins huilerigen
toon, die hem anders wel eens parten speelt.
De heer Malherbe volgt den regel ieder vogeltje
zingt, zooals het gebekt is," en schijnt niet te
willen beproeven of hij mijn stem ook wat minder
hoog kan doen klinken. Zijn voordracht zou anders
aan kracht winnen. Maar hoe dit zij, de vertoo
ning deed den Salon eer aan, en ik zie niet in,
waarom wij er ook niet nog eens Le mariage de
Figaro en La, mère coupable zouden zien ik
voor mij wil naast de harde droeve waarheden
van Ibsen c. s. den spot van Figaro wel eens hooren.
Ook bij de h.h. Prot in den Frascati-Schouw
burg is weder een nieuwe zangeres opgetreden,
zoodat ik wel mag zeggen dat dit overzicht geheel
aan jonge artisten is gewijd.
Na talrijke voorstellingen van De Krekel en de
Mier zijn. aldaar een paar vertooningen van De
Jonge Hertog gegeven. Te verwachten was na
tuurlijk dat een talrijk publiek zou opkomen om
deze algemeen bekende en geliefde operette te
zien en te hooren en zoo geschiedde het ook.
Natuurlijk was dit ook een voordeel voor mej.
Ter Hoeve, zooals de debutante heette.
Mevrouw Buderman trad in de titelrol op, met
den heer Kreeft als taaionderwijzer en den heer
Willems als krijgskundige. Het drietal had een
enorm succes, mevr. Butlerman om zang en spel,
de heer Kreeft om zijn spel, en de heer Willems
om zijn zang. Jammer maar dat de laatste nog
steeds aan zijn Vlaamsche woorduitspraak de voor
keur blijft geven.
Dat heeft mej. Ter Hoeve op hem voor, dat zij
zuiver Noord-Nederlandsch spreekt, zij het dan
ook dat zij nog wat te leeren heett vóór zij die
tooneelspreekwijze machtig zal zijn, die elk woord
voor de geheele zaal hoorbaar maakt. Zij was nog
niet tehuis voor het voetlicht, haar spel was geen
geheel, haar bewegingen kwamen wat onverwacht,
als volgde zij bevelen op van nu zus, nu zoo."
Haar wijze van zingen, de stem zelt' is zeer
aangenaam, verried ook nog gebrek aan gewoonte
om samen te spelen, en het kwam te veel als nu
moet ik."
Toch konden haar persoonlijkheid en haar stem
niet nalaten een aangenamen indruk te maken ;
zij had trouwens weinig gelegenheid zich te
doen gelden in de bescheiden rol van de jongge
trouwde hertogin de Parthenaij. Afgaande op de
vorderingen, die b. v. mej. Bamberg in den
Frascati-schouwburg na een paar malen optreden
maakte, geloof ik echter, dat mej. Ter Hoeve een
aanwist voor het gezelschap zal zijn. Vooral haar
zuivere uitspraak is voor het Noord-Nederlandsch
oor streelend.
En nu moet ik nog melding maken van een
Soiree Variée van de tooneelvereeniging D. V. (*.,
die echter eigenlijk onder deze rubriek niet thuis
behoort.
De heer v. Maurik hield er een lezing en mej.
Krebs vertoonde een voorstelling in het gedach
ten lezen.
Het eenig vermeldingswaardige te dezer plaatse
is misschien een opmerking over de gebaren van
deu heer v. Maurik bij zijn lezing. Ik was n.l.
wat laat gekomen en mocht niet meer binnen
treden gedurende de lezing voor wien het
treft minder aangenaam, maar uit een oogpunt
van orde, en beleefdheid tegenover den lezer, een
zeer goede maatregel. Ik nam nu plaats vooreen
glazen deur van een aangrenzende zaal, en ver
maakte mij met den spreker en het publiek te
zien. Al spoedig was ik door de gebaren op de
hoogte van de voordracht. liet was
allergrappigst een zaal vol meuschon stil te zien zitten,
dan kwam er een lachende trek om de monden,
en eensklaps over allen een beweging van de
hoofden naar voren van schuddon met de schou
ders en schateren van lachen. Vervolgens was
men weer ernstig-. De dames keken medelijdend
en knikten elkaar toe hoe liet het was!" Toen
de lezing geëindigd was vroeg ik om een program
ma, die waren er echter niet; ik stelde toen de
vraag of v. Maurik niet over lachen en verdriet''
gesproken had en kreeg een antwoord dat mijn
vermoeden bevestigde, want de lezing droeg den
titel: De lach en de traan. FK.
GLEOPAT11E.
»De arme Sardou ! Hij i.s door de Parijsche
kritiek ditmaal zoo schrikkelijk doorgehaald ge
worden, dat ik, puur uit medelijden, in verzoe
king kom om eene rehabilitatie van zijn Cléopdtre
te schrijven."
Aldus Ft-lix Vogt iii de Frankfurter. Het is
waar, dat de kritiek niet zacht is voor Sardou.
»Wanneer bouwmaatschappijen voor verre landen
geheele dorpen op bestelling gereed gemaakt
hebben, met kerk en gemeentehuis," schrijft
Charles Martel in de Jtmtice, »alles geschikt om
uit elkander genomen, getransporteerd en overal
weer opgezet te worden, dan plegen zij vóór het
vertrek, in de eene of' andere groote stad, als
reclame, de kleine gemeente zonder vaderland
op te zetten en uit te stallen. Iets dergelijks
gebeurt rnet het handelsartikel Cléopatre. Vóór
dat de Egyptische mummie, die men aan al de
onuoozelen der nieuwe landen gaat vertooneri,
in hare koffers gespijkerd wordt, behaagt het
den Barnum's den inhoud dier koffers aan de
beschaafden der oude wereld te laten kijken, en
in deze tentoonstelling een voorwendsel te vinden
voor de luidklinfcendste bekkenslagen. Als vol
bloed freetraders, die gaarne aan de Amerikanen,
in ruil voor hun trichinenvleesch, een stuk van
Victorien Sardou willen zenden, zouden wij geen
kwaad zien in die industrieele operatie, als men
er maar niet, door alle kermipmiddelen, het aan
zien van eene artistieke gebeurtenis aan wilde
geven."
Jules Lemaitre, Denayrouze, Paul Ginisty,
Franeifque Sarcey, en de anderen zijn niet min
der spottend of boos, omdat het stuk uit niets
anders bestaat dan zeven of acht prachtige decors,
muziek en dans, vier of vijf monologen voor
Sarah en ... een slang; zonder historische waarde,
zonder psychologisch vraagstuk of ontwikkeling,
en zonder eigenlijk drama.
Vojrt's rehabilitatie is gedeeltelijk spottend, ge
deeltelijk serieus. Hij verdeelt haar in eenige punten.
1. Hoe kan Sardou zich verstouten om
een onderwerp te nemen dat Shakespeare al be
handeld heeft ? Antwoord: Sardou heeft ook
eigenlijk dat denkbeeld niet verzonnen ; hij had
Cleopatra afgewezen en heeft alleen toegestemd,
toen Sarah met eene Cléonit/re van een ander,
Emile Moreau, aankwam, en hem aanbood, deze
voor haar in orde te maken en, als medewerker
van Moreau, de winst met dezen te deelen. En
wat de Antonius and Cleopatra van Shakespeare
betreft, deze is bijna geheel Plutarchus op den
voet gevolgd, terwijl het mooiste wat Shake
speare erbij bedacht heeft, door Sardou niet is
overgenomen. Men heeft wel Hamlet en Romeo
and Juliet, die geheel van Shakespeare waren,
nagemaakt, waarom dan Antonius and Cleopatra
niet?
2. Sardou is met de historische waarheid al te
ruw omgesprongen. Antwoord : Als men in de
historische waarheid geen dramatische situatiën
genoeg vindt, en men wil toch een drama geven,
oaii moet men de situatiën er natuurlijk
bijmaken, en dan is men er Sardou voor, om ze zoo
dramatisch te maken, als dat maar eenigs
zins kan.
3. Het decoratief is te overdreven; het eerste
en vijfde tafreel zija volkomen nutteloos. Het
ballet met de danse du vcntre is ;in een
tragedie eigenlijk een schandaal. Antwoord:
het is natuurlijk, dat men, de innerlijke
historische waarheid verkrachtend, dit in het
juiste der archaeologische details vergoedt. Het
stuk is voor het decoratief geschreven, en
voor Sarah, wier costumes en houdingen
het schoonste decoratief zijn, en die geheel iets
Oostersch heeft met haar bizar spel, hare zingende
declamatie, hare origineele poses. Zij heeft ook
de Cleopatra veel meer georiemaliseerd, dan
noodig was; zij beeft zich zelfs bruinachtig
gekleurd, ofschoon het koningshuis der Lagide.ii
van Griekschen stam was, en de meeste van
Cleopatra's voorgangers zelfs geen Egyptisch
verstonden. Maar ook Shakeepeare stelde Cleo
patra als een donkere Zigeunerprinses voor. En
hoe heerlijk weet Sarah de rijke Oostersche
costuuius, met zilcer eu goud doorwerkt, te dragen!
Men beeft de opmerking gemaakt, dat zij, als
«reine horizontale" hier bijna nooit staat maar
altoos schilderachtig op divans of kussens ligt.
Dit is natuurlijk niet bij toeval, want zulke poses
weet zij het best te kiezen, en tot in het onein
dige te varieeren. Alleen in het vijfde tableau
staat zij, maar daarom is dat ook het minst in
teressant."
?i. Naast Cleopatra zijn alle andere figuren
maar schetsen, zelfs Antonius beeft nauwelijks
een rot. Antwoord : monsieur Garuier behoefde
maar wat meer talent te toouen, dan zou Sardou
ook meer voor hem geschreven hebbeu. Sarah
is hier alles, en daar is iedereen mee tevreden.
5. De stijl is deels te iyrisch, deels te plat.
Antwoord : In een decoratiestuk is de stijl van
de decoraties het voornaamste, en die is boven
aanmerkingen verheven.
(i. Er is te veel reclame gemaakt, zelfs voor
de slajig. Antwoord: »Niet al wat geschreven
is, was door Sardou, Duijiies-tl en Sarah geïnspi
reerd. De chroniqueura zijn als roofvoge's op het
onderwerp aangevlogen, eu hebben ervan verteld
al wat zij maar afluisteren, raden of verzinnen
konden. Waarom er nu aan Sardou een verwijt
van gemaakt? Eu wat de levende slang betreft,
in b':! Miik van Siiakehp'jare zegt de boer die
aan Cleopatra de mand met de adder brengt:
»I wish you joy of the worm"; ten opzichte van
Sarah en Sardou, is de wt-u^cii in alle deelen
vervuld.''
Jules Lemaitre behandelt bet stuk heel aar
dig, zonder zich als dupe aan te stellen, en toch
tot tevredenheid der nieuwsgierigen, zoowel als
van Sardou en de actrice.
»Als gij wilt weten, hoeveel Cléoputre van de
HH. Sardou en Moreau als letterkundig werk
waard is, gaat het dan eerst kijken; vraag u
dan af, wat er van zou worden zouder de decors,
zonder de costumes, zonder Mad. Sarah
Bernhardt, en zonder de levende adder. Kortom, be
proef' u voor te stellen, wat er van het stuk zou
overblijven, als bet bij geval eens, ik zeg niet
te Guéret of te Carpeutras, maar te Limoges
of te Orléans gespeeld werd.
Dan zult ge begrijpen, dat ik aan een gevoel
van strikte billijkheid gehoor geef, als ik u een
beetje meer spreek over de decors, dan over het
stuk, en over Mad. Sarah Bernhardt bijna even
veel als over de decors".
Hij begint dan eenvoudig te beschrijven :
«Eerste tableau, de oevers van den Cydnus,
door Lemeunier. Het tooneel rerbeeldt den
voorhof van het paleis van Antonius te Tarsus,
Perzische stijl: bronzen leeuwen, monsters van
gebeitclden steen, inlegsel van tegelvverk, zoo
iets als de ingang van een paviljoen op de Ten
toonstelling van verleden jaar.
Rechts: op drie treden en onder een velum,
eene sella curulis. Links: een vijftigtal figu
ranten, Egyptische priesters, Romeinsche solda
ten, en daarachter, het gepeupel van Tarsus, dat
ik mij lang niet zoo zindelijk en fatsoenlijk aan
gekleed had voorgesteld, en ook niet zoo kalm,
want ze verroeren zich niet meer, dan tegen den
muur geplakte poppen.
Op den achtergrond de Cydnus, een beetje
smal tusscben zijn loodrecht oploopende oevers.
Een landschap vol licht, geel en blauw, als <ia
een stuk Provence van Montenard.
Getoeter van Egyptische trompetten, vervol
gens een kwijnende, zachte muziek van jeugdige
stemmen en strijkinstrumenten. En daar komt
in het electriscb licht (nu al) de galei der ko
ningin opdoemen, een apotheose-schip, met par
peren touwwerk, rose satijnen zeilen, roeiers mét
sphinxkoppen, sympathieke groepen van mooie
meisje?; en op den voorsteven, op een paradebed,
de huid lichtbruin geverfd, de zware rosse baren
gekroesd en met gouden banden omsloten, smal
en golvend, in haar eng wit goudgebloemd kleed,
met lagen buikgordel van edelgesteenten,' ziet
men baar, de koningin, de Nijl- adder, Sarah
Cléopa>re!
Haar stem is van goud zooals haar kleed, zij
zegt haar phrasen langzaam, psalmachtig, op n
enkelen toon, als een landerige godin; haar
melopée wordt alleen nu en dan afgebroken door
ongewacbte stembuigingen als van een kind. Het
is misschien onzinnig, maar bet klinkt heel goed
eu heel curieus.
En de tekst ? Vooreerst een lange les in de
Romeinsche geschieden!?, volkomen nutteloos,
want al wat wij noodig hebben te weten, is, dat
Marcus Antouius heel boos is op Cleopatra, om
dat deze in 't geheim de bondgenoote is geweest
van Brutus en Cassius. Hij zweert de notabelea
van Alexandriëte zullen uitmoorden en Egypte
tot een Romeinscli wingewest te maken.
Maar Cleopatra verschijnt. Na vijf minutm
gesprek met de sirene, is de triumvir getemd.
Hij schenkt iedereen genade en geleidt de
tooveres naar haar mooi pleiziervaaruig terug, met
den arm om haar middel."
Het is bier de plaats om een opmerking vaa
Francisque Sarcey over de mise-er.-scène tusschen
te voegen:
»De mise-en-scène. .. . Wat is het jammer, dat
er in de taal maar n woord is, om twee zoo
geheel verschillende dingen uit te drukken. Cleo
patra's galei glijdt over de wateren van den stroom;
dat is mise en-se ne, omdat er geen ander woord
voor is. Maar dat is eigenlijk gezegd niet an
ders dan bewegelijke decoratie. Dat is te krijgen
voor iedereen, met een beetje smaak en heel wat
geld. Maar er is een andere mise-en-scène, van
veel meer belang; die behoort tot de echte kunst.
Zij bestaat daarin, dat men het denkbeeld van
den dichter, toen hij het stuk schreef, weergeeft
door de beweging der acteurs, die het stuk spe
len, daarin, dut men ook voor de oogen zicht
baar maakt, hetgeen zonder dit kunstmiddel, al
leen door het verstand zou begrepen zijn.
Ken voorbeeld. Wat komt Cïeopatra te Tarsus
doen, als zij daar uit het schip stapt en zich
voor Autonius komt vertoonen? Zij komt hem
verleiden. liet denkbeeld der scène, die nu vol-.
gen zal, is de verleiding. Welnu, het verloop
daarvan moet tegelijk door den dialoog aange
geven en door de beweging der personen duide
lijk gemaakt worden. Antonius zit links, op zijn
estrade, die met vier of vijf treden naar het
plein afdaalt. Cleopatra komt en gaat zitten,
op den achtergrond, recht tegenover het publiek,
op tien pas afstands van hem. Zij begint bet
gesprek; weldra staat Antonius on willekeurig op,
hij zet den voet op de eerste trede, daarna op
de tweede, als onbewust aangelokt door de be
koring van haar woorden. Niet lang duurt het
of hij is gelijkvloers rat-t haar; zij spreekt voort
en hij nadert haar. gaat in vervoering achter
om haar zetel heen, buigt zich langzaam over
de leuuiug van den armstoel waarin zij zetelt,
gaat dan weer voor haar langs, en neemt ein
delijk, getemd, plaats naast baar op hetzelfde
kussen. Het werk der verleiding is volbracht.
Wij hebben er alle phasen, door de bewegin
gen der acteur-t geheel aangeduid, van kun
nen volgen. Dat is de ware mise en-scèae. Ik
geef dit kleine samenstel niet als een geniale
vondst, maar het is vernuftig, interessant, en
wat mij betreft, ik geef er meer om, dan om de
heele galei met haar goud en purper.
Ik voeg er bij dat de scène heel goed geschre
ven is, met lichte, zekere hand, en dat Mad. Sarah
Bernhardt haar speelt met de coquetterie van
een Oostersche Cémèiie, iets kwijneuds en be
dwelmend* tegf-lijk, Egyptiscb-Zigeunerachtig;
de verleiding deed aan beheksing, aan tosvenarij
denken, den gtheelen mensch omstrikkend en
ceervellend."
(Slot volgt).
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Het zou eene schoone gelegenheid zijn, thans
met dit wisselvallige weer, nu de zangsterren"
onze stad met hun licht beschijnen in plaats van
de ofiicieele sterren", eene beschouwing over ster
ren in het algemeen en over zangeressen en zan
gers in't bizonder te houden. Ieder kan echter voor
zich zelf wel die vergelijking maken en ik wil ook
niemand van het genoegen berooven, zijn of haar
vernuft hierin te toonen.
Ik wil dus ook niet onderzoeken of de bena
ming ster" voor denoordslijke landen van Europa
niet een beetje ondeugend is, omdat bij ons de
sterren slechts een zeer bescheiden aandeel in de
algemeene verlichting op zich nemen, maar zet
mij dadelijk zonder verdere afdwalingen of para
doxen aan mijn taak.
De schrandere lezer heeft zeker reeds begrepen
dat ik wilde beginnen met hot concert van Emma
Nevada, dat deze groote zangeres met zes
Italiaansche sterren (2 dames en 4 hoeren) gaf.
De titel van het programma had dus kunnen
luiden: Groot Pleiaden-concert enz. enz.
Doch ik dwaal alweer af.
Mevr. Nevada heeft ons door haar buigzaam
glashelder geluid, hare voortreffelijke coloratuur
en schoon mezza voce in verrukking gebracht. Zij
beheerscht technisch de grootste moeieiijkheden
en ook uit een muziekaal oogpunt kan men deze
dame prijzen. Over de andere dames en heeren wil
ik ditmaal niet in bijzonderheden treden; allen
zijn toch blijkbaar op het tooneel beter te huis
dan in een concertzaal Ik heb over de samen
stelling van het programma reeds mijne opinie
gezegd; nl. dat zulk eene opeenstapeling van soli
en duetten een zeer twijfelachtig genot is. Daar
ik echter verneem dat het plan bestaat ook een
Italiaansche Opera met deze krachten te geven;