De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 2 november pagina 3

2 november 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

WEEKBLAD NEBEHLANO. aan net gevaar, dat zijn gezin buiten ?verhouding tot zijn loon toenerne, en betaalt men hem dan meer ? Komt de schatkist liem dan, al zij het met nog zoo weinig, te gemoet ?" Met deze woorden en nuchtere feiten voor oogen, vragen wij daarom vol vertrouwen : wordt het geen tijd dat staat en stad met bevoorrechting van den een boven den an der ophouden, dat »gunst" plaats make voor »recht"? *) "Van Vloten's Benedictus de Spinoza beoordeeld door C. B. Spruijt. Utrecht 1876. p. VII. «) Vgl. de Hervorming van 24 Maart 1888. No. 2. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Kon. VereeniginghetNed. Tooneel: Een wereld, waarin men zich verveelt. Salon des Varietés: De barbier van Sevilla. Frascati-Schouwburg: De jonge Hertog. D. V. G.: Soiree Variée. Het kunnen goede dagen worden voor de tooneel-artisten. Het is te verwachten dat binnen een niet te lang tijdsverloop de aanvraag het aan bod overtreffen zal, en de directies zullen dan intrigeeren en bieden moeten om hun gezelschap voltallig te maken. Als de Bouwmeester-schouwburg tot stand komt en de Stadsschouwburg herbouwd is, als wellicht het théatre Bembrandt, een zij het dan ook be scheiden gezelschap vragen zal, zal men nog menig goede kracht kunnen gebruiken en dan zal meri wel eens zuchtend naar Rotterdam zien, dat ons drie jeugdige veelbelovende actrices wegkaapte. Misschien zal het zulk een vaart niet loopen; wellicht wordt een der meest oude barakken bij het verrijzen van nieuwe kunsttempels tegen den grond geworpen, maar men dient toch voorbereid te zijn op de dingen, die komen kunnen, want anders kon het op een gegeven oogenblik wel zoo staan, dat Amsterdam de schouwburgen heeft, maar Rotterdam de acteurs. Een eerste vereischte is nu m. i. dat men let op de jonge krachten, die zich in ons midden bevinden, dat men voor hen, die nu steeds in zeer ondergeschikte rollen optreden, de eerst volgende tijden tot een leertijd make, opdat zij, als het oogenblik gekomen is, in het volle vuur kunnen worden gebracht. Zoo zou het aantebevelen zijn, dat de jongere artisten van de Kon. Vereeniging «Het Ned. tooneel" een keer meer optraden. Daar zijn er, zooals de jonge dames Bos en Spoor, die zoo eens een enkel keertje (het laatst geloof ik in Het einde der Eeuw) even opkomen. Dat men die jeugdige artisten tijd tot studie laat, is zeker te prijzen, maar de theorie alleen kan het niet doen. Het Ned. tooneel" engageert wel jonge krachten, maar dan worden zy ook voor een poosje weggeborgen. Ik hoop, dat de nieuwelinge, die in Een wereld, waarin men zich verveelt debuteerde, een beter lot zal treffen Zooals men weet, trad mej. Sophie de Vries hierin op als Suzanne, en, zooals ik gehoopt had, naast haar moeder, die voor de hertogin de Béville speelde. Het genoemde tooneelspel is een dankbaar stuk, n voor de oude hertogin, met haar jonge hart en haar lust om jongelui vooruit te helpen n voor het natuurkind Susanne met haar onbegrepen liefde en slecht verborgen jaloezie. Dat mevrouw De Vries her haaldelijk toegejuicht werd, begrijpt een ieder, die haar ooit in dit tooneelspel van Pailleron zag optreden, en ik acht het gelukkig, dat haar dochter bij haar debuut in haar lot deelde. Mej. de Vries heeft een flinke gestalte, een frisch gezichtje en de heldere donkere oogen van haar moeder. Zij beweegt zich gemakkelijk op het tooneel en weet haar rol juist te zeggen. Waar zij op moet passen, is hierop, dat zij zorge steeds meesteres te blijven van haar stem en dat zy niet overdrijve in het bewegen van haar armen. Als zy voor deze beide zaken wat letten wil op de dames Frenkel en Pauwels-v. Biene zal zij begrypen wat ik bedoel. Als dan de directie haar in de gelegenheid stelt, verder meermalen naast haar moeder op te treden, heb ik vertrouwen genoeg in haar toekomst. Daarvoor pleit b.v. haar spel als zij voor het eerst weder alleen met haar voogd in, en als zij in het tweede bedrijf de hertogin de Iléville vertelt van den schixnpnaam, die een meisje in het klooster haar toe gevoegd had. De voorstelling van Een wereld, waarin men gich verveelt, die ik bijwoonde, werd door de medespelenden zeer aantrekkelijk gemaakt. De heer Tourniaire en mej. Lorjó als het jonggetrouwde paartje deden het publiek vroolijk oplachen, de . heer v. Dommelen had weder een mooien kop als Generaal de Briais (op hem mag de heer v. Dommelen Jr. wel eens letten). Onjuist was het m. i, dat in het 2e bedrijt bij de migraine-scène, de hertogin, Roger en de gravin telkens alle drie opspringen. Dit maakte, vooral omdat zij in n lijn zaten, een vreemden indruk. Het decoratief was in de eerste twee bedrijven meer dan sober. Het Let op de jongeren!" is dezer dagen op zeer te waardeeren wijze door de directie van den Salon des Variftfy in toepassing gebracht. Zooals men weet werd door een gedeelte van het gezelschap van den Schouwburg een rondreis ge maakt met Spoken van Ibsen en treedt een ander gedeelte in den Paleis-Schouwburg op met Stanley, In den Salon is, nu Hookie-Puokie aan verval van krachten overleden is, niet minder voor het voetlicht gebracht dan De liarbier van Sevilla van Beaumarchais. De heer Poolman trad in de titelrol op, mej. Beukers als Rosïne, de heer Malherbe als graaf Ahnavica en verder waren de rollen toevertrouwd aan de hh.: Ludolph, Kühn, Speet en Frank. Natuurlijk hielp het stuk veel mede om de vertooning te doen slagen. Het publiek amuseerde aach kostelijk met de geschiedenis van den gierigen voogd, die zoo beetgenomen wordt en lachte om de opmerkingen van Figaro, al bekommerde het zich minder om de bedoeling, die de schrijver meer dan een eeuw geleden er in neerlegde. Zeer veel lof komt echter de regie toe, want aan haar is te danken, dat uien succes had. Wel was de heer Pojlman een uitmuntende, alleen soms wat erg drukke Figaro, mej. Beukers een lieve, zij het ook wat kalme JRosine, en de heer Malherbe een voldoende Almaoiva, maar dat de heer Ludolph een zeer goeden Sartholo en de heer Kuhn een begrijpelyken Basüe voorstelde, meen ik, dat wel aan de regie te danken is. De heer Kuhn heeft b. v. geen zware stem; zijn voordracht over den laster had niets te maken met den indruk, dien men ontvangt als de bas in de opera het overeenkomende gedeelte de zaal in doet dreunen, en toch heeft de heer Kuhn het stuk goed gezegd. Hij had zijn stem dan ook volkomen in zijn macht en maakte er een zeer passend gebruik van. De heer Ludolph had er ook op gelet, hoever men hèt me t zelt beheersching bij het zeggen kan bren gen, hij miste bijna geheel den eenigszins huilerigen toon, die hem anders wel eens parten speelt. De heer Malherbe volgt den regel ieder vogeltje zingt, zooals het gebekt is," en schijnt niet te willen beproeven of hij mijn stem ook wat minder hoog kan doen klinken. Zijn voordracht zou anders aan kracht winnen. Maar hoe dit zij, de vertoo ning deed den Salon eer aan, en ik zie niet in, waarom wij er ook niet nog eens Le mariage de Figaro en La, mère coupable zouden zien ik voor mij wil naast de harde droeve waarheden van Ibsen c. s. den spot van Figaro wel eens hooren. Ook bij de h.h. Prot in den Frascati-Schouw burg is weder een nieuwe zangeres opgetreden, zoodat ik wel mag zeggen dat dit overzicht geheel aan jonge artisten is gewijd. Na talrijke voorstellingen van De Krekel en de Mier zijn. aldaar een paar vertooningen van De Jonge Hertog gegeven. Te verwachten was na tuurlijk dat een talrijk publiek zou opkomen om deze algemeen bekende en geliefde operette te zien en te hooren en zoo geschiedde het ook. Natuurlijk was dit ook een voordeel voor mej. Ter Hoeve, zooals de debutante heette. Mevrouw Buderman trad in de titelrol op, met den heer Kreeft als taaionderwijzer en den heer Willems als krijgskundige. Het drietal had een enorm succes, mevr. Butlerman om zang en spel, de heer Kreeft om zijn spel, en de heer Willems om zijn zang. Jammer maar dat de laatste nog steeds aan zijn Vlaamsche woorduitspraak de voor keur blijft geven. Dat heeft mej. Ter Hoeve op hem voor, dat zij zuiver Noord-Nederlandsch spreekt, zij het dan ook dat zij nog wat te leeren heett vóór zij die tooneelspreekwijze machtig zal zijn, die elk woord voor de geheele zaal hoorbaar maakt. Zij was nog niet tehuis voor het voetlicht, haar spel was geen geheel, haar bewegingen kwamen wat onverwacht, als volgde zij bevelen op van nu zus, nu zoo." Haar wijze van zingen, de stem zelt' is zeer aangenaam, verried ook nog gebrek aan gewoonte om samen te spelen, en het kwam te veel als nu moet ik." Toch konden haar persoonlijkheid en haar stem niet nalaten een aangenamen indruk te maken ; zij had trouwens weinig gelegenheid zich te doen gelden in de bescheiden rol van de jongge trouwde hertogin de Parthenaij. Afgaande op de vorderingen, die b. v. mej. Bamberg in den Frascati-schouwburg na een paar malen optreden maakte, geloof ik echter, dat mej. Ter Hoeve een aanwist voor het gezelschap zal zijn. Vooral haar zuivere uitspraak is voor het Noord-Nederlandsch oor streelend. En nu moet ik nog melding maken van een Soiree Variée van de tooneelvereeniging D. V. (*., die echter eigenlijk onder deze rubriek niet thuis behoort. De heer v. Maurik hield er een lezing en mej. Krebs vertoonde een voorstelling in het gedach ten lezen. Het eenig vermeldingswaardige te dezer plaatse is misschien een opmerking over de gebaren van deu heer v. Maurik bij zijn lezing. Ik was n.l. wat laat gekomen en mocht niet meer binnen treden gedurende de lezing voor wien het treft minder aangenaam, maar uit een oogpunt van orde, en beleefdheid tegenover den lezer, een zeer goede maatregel. Ik nam nu plaats vooreen glazen deur van een aangrenzende zaal, en ver maakte mij met den spreker en het publiek te zien. Al spoedig was ik door de gebaren op de hoogte van de voordracht. liet was allergrappigst een zaal vol meuschon stil te zien zitten, dan kwam er een lachende trek om de monden, en eensklaps over allen een beweging van de hoofden naar voren van schuddon met de schou ders en schateren van lachen. Vervolgens was men weer ernstig-. De dames keken medelijdend en knikten elkaar toe hoe liet het was!" Toen de lezing geëindigd was vroeg ik om een program ma, die waren er echter niet; ik stelde toen de vraag of v. Maurik niet over lachen en verdriet'' gesproken had en kreeg een antwoord dat mijn vermoeden bevestigde, want de lezing droeg den titel: De lach en de traan. FK. GLEOPAT11E. »De arme Sardou ! Hij i.s door de Parijsche kritiek ditmaal zoo schrikkelijk doorgehaald ge worden, dat ik, puur uit medelijden, in verzoe king kom om eene rehabilitatie van zijn Cléopdtre te schrijven." Aldus Ft-lix Vogt iii de Frankfurter. Het is waar, dat de kritiek niet zacht is voor Sardou. »Wanneer bouwmaatschappijen voor verre landen geheele dorpen op bestelling gereed gemaakt hebben, met kerk en gemeentehuis," schrijft Charles Martel in de Jtmtice, »alles geschikt om uit elkander genomen, getransporteerd en overal weer opgezet te worden, dan plegen zij vóór het vertrek, in de eene of' andere groote stad, als reclame, de kleine gemeente zonder vaderland op te zetten en uit te stallen. Iets dergelijks gebeurt rnet het handelsartikel Cléopatre. Vóór dat de Egyptische mummie, die men aan al de onuoozelen der nieuwe landen gaat vertooneri, in hare koffers gespijkerd wordt, behaagt het den Barnum's den inhoud dier koffers aan de beschaafden der oude wereld te laten kijken, en in deze tentoonstelling een voorwendsel te vinden voor de luidklinfcendste bekkenslagen. Als vol bloed freetraders, die gaarne aan de Amerikanen, in ruil voor hun trichinenvleesch, een stuk van Victorien Sardou willen zenden, zouden wij geen kwaad zien in die industrieele operatie, als men er maar niet, door alle kermipmiddelen, het aan zien van eene artistieke gebeurtenis aan wilde geven." Jules Lemaitre, Denayrouze, Paul Ginisty, Franeifque Sarcey, en de anderen zijn niet min der spottend of boos, omdat het stuk uit niets anders bestaat dan zeven of acht prachtige decors, muziek en dans, vier of vijf monologen voor Sarah en ... een slang; zonder historische waarde, zonder psychologisch vraagstuk of ontwikkeling, en zonder eigenlijk drama. Vojrt's rehabilitatie is gedeeltelijk spottend, ge deeltelijk serieus. Hij verdeelt haar in eenige punten. 1. Hoe kan Sardou zich verstouten om een onderwerp te nemen dat Shakespeare al be handeld heeft ? Antwoord: Sardou heeft ook eigenlijk dat denkbeeld niet verzonnen ; hij had Cleopatra afgewezen en heeft alleen toegestemd, toen Sarah met eene Cléonit/re van een ander, Emile Moreau, aankwam, en hem aanbood, deze voor haar in orde te maken en, als medewerker van Moreau, de winst met dezen te deelen. En wat de Antonius and Cleopatra van Shakespeare betreft, deze is bijna geheel Plutarchus op den voet gevolgd, terwijl het mooiste wat Shake speare erbij bedacht heeft, door Sardou niet is overgenomen. Men heeft wel Hamlet en Romeo and Juliet, die geheel van Shakespeare waren, nagemaakt, waarom dan Antonius and Cleopatra niet? 2. Sardou is met de historische waarheid al te ruw omgesprongen. Antwoord : Als men in de historische waarheid geen dramatische situatiën genoeg vindt, en men wil toch een drama geven, oaii moet men de situatiën er natuurlijk bijmaken, en dan is men er Sardou voor, om ze zoo dramatisch te maken, als dat maar eenigs zins kan. 3. Het decoratief is te overdreven; het eerste en vijfde tafreel zija volkomen nutteloos. Het ballet met de danse du vcntre is ;in een tragedie eigenlijk een schandaal. Antwoord: het is natuurlijk, dat men, de innerlijke historische waarheid verkrachtend, dit in het juiste der archaeologische details vergoedt. Het stuk is voor het decoratief geschreven, en voor Sarah, wier costumes en houdingen het schoonste decoratief zijn, en die geheel iets Oostersch heeft met haar bizar spel, hare zingende declamatie, hare origineele poses. Zij heeft ook de Cleopatra veel meer georiemaliseerd, dan noodig was; zij beeft zich zelfs bruinachtig gekleurd, ofschoon het koningshuis der Lagide.ii van Griekschen stam was, en de meeste van Cleopatra's voorgangers zelfs geen Egyptisch verstonden. Maar ook Shakeepeare stelde Cleo patra als een donkere Zigeunerprinses voor. En hoe heerlijk weet Sarah de rijke Oostersche costuuius, met zilcer eu goud doorwerkt, te dragen! Men beeft de opmerking gemaakt, dat zij, als «reine horizontale" hier bijna nooit staat maar altoos schilderachtig op divans of kussens ligt. Dit is natuurlijk niet bij toeval, want zulke poses weet zij het best te kiezen, en tot in het onein dige te varieeren. Alleen in het vijfde tableau staat zij, maar daarom is dat ook het minst in teressant." ?i. Naast Cleopatra zijn alle andere figuren maar schetsen, zelfs Antonius beeft nauwelijks een rot. Antwoord : monsieur Garuier behoefde maar wat meer talent te toouen, dan zou Sardou ook meer voor hem geschreven hebbeu. Sarah is hier alles, en daar is iedereen mee tevreden. 5. De stijl is deels te iyrisch, deels te plat. Antwoord : In een decoratiestuk is de stijl van de decoraties het voornaamste, en die is boven aanmerkingen verheven. (i. Er is te veel reclame gemaakt, zelfs voor de slajig. Antwoord: »Niet al wat geschreven is, was door Sardou, Duijiies-tl en Sarah geïnspi reerd. De chroniqueura zijn als roofvoge's op het onderwerp aangevlogen, eu hebben ervan verteld al wat zij maar afluisteren, raden of verzinnen konden. Waarom er nu aan Sardou een verwijt van gemaakt? Eu wat de levende slang betreft, in b':! Miik van Siiakehp'jare zegt de boer die aan Cleopatra de mand met de adder brengt: »I wish you joy of the worm"; ten opzichte van Sarah en Sardou, is de wt-u^cii in alle deelen vervuld.'' Jules Lemaitre behandelt bet stuk heel aar dig, zonder zich als dupe aan te stellen, en toch tot tevredenheid der nieuwsgierigen, zoowel als van Sardou en de actrice. »Als gij wilt weten, hoeveel Cléoputre van de HH. Sardou en Moreau als letterkundig werk waard is, gaat het dan eerst kijken; vraag u dan af, wat er van zou worden zouder de decors, zonder de costumes, zonder Mad. Sarah Bernhardt, en zonder de levende adder. Kortom, be proef' u voor te stellen, wat er van het stuk zou overblijven, als bet bij geval eens, ik zeg niet te Guéret of te Carpeutras, maar te Limoges of te Orléans gespeeld werd. Dan zult ge begrijpen, dat ik aan een gevoel van strikte billijkheid gehoor geef, als ik u een beetje meer spreek over de decors, dan over het stuk, en over Mad. Sarah Bernhardt bijna even veel als over de decors". Hij begint dan eenvoudig te beschrijven : «Eerste tableau, de oevers van den Cydnus, door Lemeunier. Het tooneel rerbeeldt den voorhof van het paleis van Antonius te Tarsus, Perzische stijl: bronzen leeuwen, monsters van gebeitclden steen, inlegsel van tegelvverk, zoo iets als de ingang van een paviljoen op de Ten toonstelling van verleden jaar. Rechts: op drie treden en onder een velum, eene sella curulis. Links: een vijftigtal figu ranten, Egyptische priesters, Romeinsche solda ten, en daarachter, het gepeupel van Tarsus, dat ik mij lang niet zoo zindelijk en fatsoenlijk aan gekleed had voorgesteld, en ook niet zoo kalm, want ze verroeren zich niet meer, dan tegen den muur geplakte poppen. Op den achtergrond de Cydnus, een beetje smal tusscben zijn loodrecht oploopende oevers. Een landschap vol licht, geel en blauw, als <ia een stuk Provence van Montenard. Getoeter van Egyptische trompetten, vervol gens een kwijnende, zachte muziek van jeugdige stemmen en strijkinstrumenten. En daar komt in het electriscb licht (nu al) de galei der ko ningin opdoemen, een apotheose-schip, met par peren touwwerk, rose satijnen zeilen, roeiers mét sphinxkoppen, sympathieke groepen van mooie meisje?; en op den voorsteven, op een paradebed, de huid lichtbruin geverfd, de zware rosse baren gekroesd en met gouden banden omsloten, smal en golvend, in haar eng wit goudgebloemd kleed, met lagen buikgordel van edelgesteenten,' ziet men baar, de koningin, de Nijl- adder, Sarah Cléopa>re! Haar stem is van goud zooals haar kleed, zij zegt haar phrasen langzaam, psalmachtig, op n enkelen toon, als een landerige godin; haar melopée wordt alleen nu en dan afgebroken door ongewacbte stembuigingen als van een kind. Het is misschien onzinnig, maar bet klinkt heel goed eu heel curieus. En de tekst ? Vooreerst een lange les in de Romeinsche geschieden!?, volkomen nutteloos, want al wat wij noodig hebben te weten, is, dat Marcus Antouius heel boos is op Cleopatra, om dat deze in 't geheim de bondgenoote is geweest van Brutus en Cassius. Hij zweert de notabelea van Alexandriëte zullen uitmoorden en Egypte tot een Romeinscli wingewest te maken. Maar Cleopatra verschijnt. Na vijf minutm gesprek met de sirene, is de triumvir getemd. Hij schenkt iedereen genade en geleidt de tooveres naar haar mooi pleiziervaaruig terug, met den arm om haar middel." Het is bier de plaats om een opmerking vaa Francisque Sarcey over de mise-er.-scène tusschen te voegen: »De mise-en-scène. .. . Wat is het jammer, dat er in de taal maar n woord is, om twee zoo geheel verschillende dingen uit te drukken. Cleo patra's galei glijdt over de wateren van den stroom; dat is mise en-se ne, omdat er geen ander woord voor is. Maar dat is eigenlijk gezegd niet an ders dan bewegelijke decoratie. Dat is te krijgen voor iedereen, met een beetje smaak en heel wat geld. Maar er is een andere mise-en-scène, van veel meer belang; die behoort tot de echte kunst. Zij bestaat daarin, dat men het denkbeeld van den dichter, toen hij het stuk schreef, weergeeft door de beweging der acteurs, die het stuk spe len, daarin, dut men ook voor de oogen zicht baar maakt, hetgeen zonder dit kunstmiddel, al leen door het verstand zou begrepen zijn. Ken voorbeeld. Wat komt Cïeopatra te Tarsus doen, als zij daar uit het schip stapt en zich voor Autonius komt vertoonen? Zij komt hem verleiden. liet denkbeeld der scène, die nu vol-. gen zal, is de verleiding. Welnu, het verloop daarvan moet tegelijk door den dialoog aange geven en door de beweging der personen duide lijk gemaakt worden. Antonius zit links, op zijn estrade, die met vier of vijf treden naar het plein afdaalt. Cleopatra komt en gaat zitten, op den achtergrond, recht tegenover het publiek, op tien pas afstands van hem. Zij begint bet gesprek; weldra staat Antonius on willekeurig op, hij zet den voet op de eerste trede, daarna op de tweede, als onbewust aangelokt door de be koring van haar woorden. Niet lang duurt het of hij is gelijkvloers rat-t haar; zij spreekt voort en hij nadert haar. gaat in vervoering achter om haar zetel heen, buigt zich langzaam over de leuuiug van den armstoel waarin zij zetelt, gaat dan weer voor haar langs, en neemt ein delijk, getemd, plaats naast baar op hetzelfde kussen. Het werk der verleiding is volbracht. Wij hebben er alle phasen, door de bewegin gen der acteur-t geheel aangeduid, van kun nen volgen. Dat is de ware mise en-scèae. Ik geef dit kleine samenstel niet als een geniale vondst, maar het is vernuftig, interessant, en wat mij betreft, ik geef er meer om, dan om de heele galei met haar goud en purper. Ik voeg er bij dat de scène heel goed geschre ven is, met lichte, zekere hand, en dat Mad. Sarah Bernhardt haar speelt met de coquetterie van een Oostersche Cémèiie, iets kwijneuds en be dwelmend* tegf-lijk, Egyptiscb-Zigeunerachtig; de verleiding deed aan beheksing, aan tosvenarij denken, den gtheelen mensch omstrikkend en ceervellend." (Slot volgt). MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Het zou eene schoone gelegenheid zijn, thans met dit wisselvallige weer, nu de zangsterren" onze stad met hun licht beschijnen in plaats van de ofiicieele sterren", eene beschouwing over ster ren in het algemeen en over zangeressen en zan gers in't bizonder te houden. Ieder kan echter voor zich zelf wel die vergelijking maken en ik wil ook niemand van het genoegen berooven, zijn of haar vernuft hierin te toonen. Ik wil dus ook niet onderzoeken of de bena ming ster" voor denoordslijke landen van Europa niet een beetje ondeugend is, omdat bij ons de sterren slechts een zeer bescheiden aandeel in de algemeene verlichting op zich nemen, maar zet mij dadelijk zonder verdere afdwalingen of para doxen aan mijn taak. De schrandere lezer heeft zeker reeds begrepen dat ik wilde beginnen met hot concert van Emma Nevada, dat deze groote zangeres met zes Italiaansche sterren (2 dames en 4 hoeren) gaf. De titel van het programma had dus kunnen luiden: Groot Pleiaden-concert enz. enz. Doch ik dwaal alweer af. Mevr. Nevada heeft ons door haar buigzaam glashelder geluid, hare voortreffelijke coloratuur en schoon mezza voce in verrukking gebracht. Zij beheerscht technisch de grootste moeieiijkheden en ook uit een muziekaal oogpunt kan men deze dame prijzen. Over de andere dames en heeren wil ik ditmaal niet in bijzonderheden treden; allen zijn toch blijkbaar op het tooneel beter te huis dan in een concertzaal Ik heb over de samen stelling van het programma reeds mijne opinie gezegd; nl. dat zulk eene opeenstapeling van soli en duetten een zeer twijfelachtig genot is. Daar ik echter verneem dat het plan bestaat ook een Italiaansche Opera met deze krachten te geven;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl