De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 9 november pagina 4

9 november 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

is een grooten meester waard, hierom. w\j zouden van Looy ig gadeslaan. Den heer Albert aen vjj liever in zijn binnenhuizen, ofBe schilderij met. de zonnebloem veel beeft. Ook van den heer Mesdag wy ons werk dat ons dieper trof. ef sraels, de veelzydigste onzer groote mees, zondeeae bijna levensgroote schilderij Vroujan! \Zantvoort". Streng, zooals wij het zelran hem zagen, is deze schildery opgevat. a eene vereeuwiging van het werk en het vaft die vrouwen van de zee hangt ze daar i. de eereplaats, tegenover de Marissen. Ernstig het onderwerp is de stemming in het sobere Ischap, Mooi toekent de lijn over de duinkruizich tegen de dreigende lucht. Jan Veth is ia den goeden zin een maker van portretten. Hij Jtijkt u in de ziel en bestudeert uw bewegingen; vielen zal hy u nimmer. Zijn beide werken zijn goede stalen van zijn kunst, het karakter van die buide dames is uitstekend gegeven, het zijn ken nissen van ons geworden. Ulo oude dame is bij wat ze doet en hoe goed de beweging van haar handen. Hetzelfde kan 'gezegd worden van het andere portret van die ; «enigszins byzonder jonge vrouw, de buiging van hut yi' is los en natuurlijk. De donkerroode roos ijoet goed tegen haar donker kleed. Aan een nauwkeurige observatie paart zich hier gelukkig '*4e mooie manier van doen van een fijnvoelend .«M*. Het werk van Van der Valk en Karsen za^jjea wij reed* vroeger dan hier. Roland Holst exjtweert hier voor zoover wij weten zijn eersteling, %it ia een goed begin en er zit stellig een scliil'ffgt in «jjn werk. .'.' I>e heeren Dankmeyer, Hart Nibbrig en Woulers zonden elk iets dat de moeite van het zien * waard is. . Poggenbeek kennen wy uit zijn beter werk. 5pe Bock's langs het Zwarte Water" is een 200 * goede scbildery als wij in lang niet van hem za gen, toch heelt by er vele goede gemaakt. De schilderij Dooi" van Bastert is van goede atkomst; met breede hard geschilderd, geeft het goed het moment weer. Zijn Nichte vecht" lijkt ons oppervlakkig De schilderij van Jansen is niet geheel ontbloot van goc-de qualiteiten, maar jetuigt van een grovo wijze van zien. De heer Frankfort blijft eeu beefjts te lang op dezelfde hoogte. Het portret van Kever bezit goede eigen schappen, wij begrijpen echter niet waarom hij e«ne zoo groote schilderij begint alleen om den kop, daar de rest werkelijk maar zóó zóó gebleven is. Het portret van mrj. Schwartze zagen wij met " meer genoegen dan gewoonlijk, wat meer blank heid van kleur zou het nog beter gemaakt heb ben. Ook het werk van mej. Wandscheer lykt ODS een vooruitgang. Van mej. Moes zijn wij echter wat beters gewoon. Nog exposeerden hier eenige artisten van naam, maar waaraan wij een betere heugenis hadden. Verder wordt deze ten toonstelling opgeluisterd door ongeveer honderd en vy'ftig schilderijen, waarover wy ons vroolijk maakten. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Het beroemde doek van Millet, l'Angélus, komt weer in Frankrijk ttrug en zal Parijs niet weer rerlaten. De heer Magnard, redacteur en chef van den Figaro, heeft dienaangaande den volgenden brief gekregen van den heer Henri Garnier, redac teur van du Guide de l'amateur d'<euvres d'art. Mijnheer en geachte collega. Vertrouwende op een bericht uit Parijs aan de New-York Herald gezonden, hebben verscheidene couranten medegedeeld, dat het meesterwerk van Millet, l'Angelus, teruggekocht -was door eenige amateurs en weer naar Frankrijk terug zou gaan. Slechts het laatste van dit bericht is waar. L'Angélus zal inderdaad tegen half Januari weer in Parys komen, maar is gekocht iiiet door eeniije amateurs, maar doop den heer Chauchard, wien alleen de eer van deze edelmoedige daad toekomt. Voor hem allén en uit zijn naam heb ik den aankoop bewerkstelligd met den Parijschen ver tegenwoordiger van de heeren Button en Robertson, president en vice-president van de American Art Association, die het beroemde stuk van Mil let in bezit hadden sedert de veiling Sécrétan. Ziedaar de volledige waarheid. Wees verzekerd enz. HENK! GABXIER. De geschiedenis van die onderhandelingen is de volgende: Men weet welk een roep er in de heele wereld gh.ig van de veiling Sécrétan. Men was uit alle landen samengestroomd om de voornaamste doe ken van deze beroemde galerij te lichten. Alle - Ettropeesclie musea hadden er hun vertegenwoor diger; 80 Franschen, Russen en Denen (een triple alliantie, zooals hup president geestig opmerkte), hadden zich verbonden om den Angelus voor het Louvre te bewaren. En, toen de Amerikanen ge hoord hadden dat hij hun eigendom zou worden, ?was hun opgewondenheid niet gering, en de ex positie 'die er van in de voornaamste steden der Yereenigde Staten werd gehouden, was een voorbeeldeloos succes. Het tchilderij van Millet, den len Juli 1889 verkocht voor fr. 503.000, kostte aan de American Association met aüe onkosten fr. 580.öf)0. Millet zolf heeft er niet meer daa 1150 francs voor ge kregen. Het kwam in de Ver. Staten vrij van rechten voor een duur van 6 maanden, en in de verschil lende steden waar het werd geëxposeerd, NewYork, Chicago, Boston, Philadelphia, San Francisco, Washington, Montreal, Quebec en geheel Canada, bracht het fr. 350.000 op, na aftrek der vervoerskosten. Van tijd tot tijd werden er aan de American Art Association (de bezitster) goede aanbiedingen gedaan, o. a. bood het Metropolitan Museum van New-York den inkoopsprijs en de Corcoran Gallery bood zelfs 600.000. Eerst de heer Garnier deed aanbiedingen waar men over dacht. Zoodra hij daar iets van losge laten had, telegrapheerden de heeren Sutton en Robertson, president en vice-president van die Associatiou dadelijk Robertson komt Maandag'' geteekend Sutton. Acht dagen later was de heer Robertson dan ook te Parys en binnen acht dagen was de ver koop by notarieele acte geschied en wel voorden prijs van fr 750.000. Een moeilyke concessie moest de heer G. doen, nl. dat het stuk tot 25 Januari in Amerika moest blijven om tot dien datum te Boston geëxposeerd te blijven. In Februari '90 zal hij dus eerst in Parijs geinstalleerd^ worden in het hotel van het Pare Monceau. \ Daar zal%ij een plaats vinden naast de tijgerjacht van Djlacroix, naast de Lacher on de Confidence van Meissonier; naast de Witte koe, de overtocht van de Gue, het weiden in het dal van Toucques van royon; de Clairière, Souvenir van Ville-d'Avray en Amour désarmévan Corot; de Mare aux Chênes van Dupré; de oevers van de Oise en nog eenige landschappen van Daubigny. Als een voorbeeld dat da hoer Chanchard niet tegen groote prijzen opziet diene dat hij eenige jaren geleden het stuk vau Meissonier, getiteld 1814'', voor 800,000 franks heeit gekocht. . T. HALF-EN-HALF. Spl/inx,door Josephine Giesc Atnst., P. N. v. Kampen & Zoon. 1890' 2 Dln. Htrman Oswalt is overleden en zijn jonge vrouw krijgt, e>)uige maanden na zijn dood, haar eerste kindje, een dochtertjt». Va;; hit tijdstip hari-r bevalling af, kwijnt zij langzaam weg, ge sloopt door het treuren over haar man en door den schok dieu haar gestel bij de geboorte van Anna heeft ontvangen. Weldra sterft zij, en het Ie hoofdstuk is uit. Heel eigenaardig doet .Tosephine Git se haar nieuwen roman op deze wijze met eeu sterfgeval beginnen. Uit is, symbolisch, ten goed begin, omdat de lezt.r nu als 't ware de jonge levensbloem, de kleine Anua, ziet opgroeien uit de zoden, die het graf harer moeder dekken. En techniscb-reöcl i» liet een goed begin, omdat de lezi-r zoodoende in eens een blik krijgt in den toestand, die zicli geleidelijk zal ontwikkelen : het samenleven v«n groot moeder en klein-kind, en de gevolgen cie het ontbreken van ouderlijke liefde ei) leiding, (Vervangen door de alleen-ver troetelende grootoulerlijke liefle) voor het te vormen kindei karakter zal hebber. ALua's grootmoeder, mevr. van Weiier, en haar broeder, AUUH'S oudoom, een vrijgezel, dragen het kind een afgodische liefje toe. Geen van beiden hebben zo Ju hun vroeger leven veel liefde te besteden gehad en het is als wilden ze, nu hun haar grijs t-n hun gelaat gerimpeld is, in halen wat ze tengevolge der omstanuigheden in deze te kort zijn gebleven toen hun gelaat fri-cher en hun huar blond ut' bruin was. Het ge volg hiervan is, dat de oudjes een zonnigen levensavond krijgen en een levend gorlje hebben oni dagelijks te dienen. Miuir liet gevolg voor het go.ije zelf is van een audt ren aard. Anna, die ee.n buoud-r wispelturig meisje is, wordt nooit gestraft, PU al hare wensclien worden zon der eenige omzichtigheid ingvwillHul. Er ontbreekt nog maar aan, dat eeae Duit-c'ie gouvernacte, die op verlangen van het meisje wordt wegge zonden, den laatsten dag nog verzocht wordt toch maar liever te blijven, omdat Annatje het nu weer anders wil. Nu gaat Anna naar school en, naast de ijdel heid en de wispelturigheid, groeit nu haar derde, meest kenmerken-le, eigenschap op: een onmiskenbaie drang om komedie te spelen, om zich anders voor te doen dan zij was. Niet alleen bootst zij een voor een al h;iar klasgenooten voor oom en grootrna na, maar zij houdt ook dol van veikleedpit.rtijen en onbesuisde vertooningen. Ernstiger wordt cie zaak, als zij eindelijk, hoewel pas een meisje van een jaar of tien, twaalf, zijnde, smoorlijk verliefd wordt op een operazanger. Zij valt flauw als ze hem ontmoet. Die liefde duurt tot hare volwassenheid. Die liefde woidt gevolgd door haar liefle voor luitenant Bertüus Kling, met zijn mooi ge.iicht en mooi uniform, een liefde die in de intimiteit van haar eigen getnoetl si chts a's toquade bestaat, die zich voor de wereld, openbaart als een offtciëe Ie ver loving en die den lezer de onnatuurlijke en schrik verwekkende veranderlijkheid en heftigheid van haar, thans volwassen, karakter, nu ten volle doet kem.en. IVrthus is al even geduldig en toegei fiijk met haar, a!s haar bejaarde huisgenooten, maar a's zij hem zegt dat ze van hem afiiet, wacht hij toch niet tot ze het herhaalt en is het voor goed tusschen hen gedaan. Berthus was nut het karakter dat harmonisch bij het hare paste. Fraai heeft Josephine Giese het verdriet van Anna beschreven, als zij de zekerheid heeft, dat het nu, niet bij manier van spreken, maar wer kelijk uit is tusschen Berthus en haar. Dan ge'Ofït ze zich zoo armzalig, zoo krachteloos ais een bedroefd klein kindje, en 's nachts kan zij 't alleen niet uithouden en gaat troost zoeken bij haar grootmoeder voor haar vreeselijken angst. Hoe grootmoeder haar troostend bij zich in bed neemt en haar koestert aan haar oude hart, ver telt jufvr Giese zoo eenvoudig tragisch dat elke gedachte aun sentimentaliteit verre blijft. Als Anna genezen is van haar eerste groote liefdesmarr, komt er een zomer, die in haar le ven eene periode vormt van pure coquetterie. Zij laat zich bewonderen en het hof maken, speelt met iedereen, maar hecht hare gedachten niet aan n persoon in 't bizonder. Ka dezen zomer, vult ze de lange winteravonden met de repetitiën en de vertooningen van een komediedub, waar zij zelve zoowat aan 't hoofd van staat. Een der leden vertelt op een avond van een vrind, die een komediestuk klaar zou hebben. Ofschoon hem niet kennende, wil Anna toch dat die per soon, Dr. Kanter geheeten, dadelijk gehaald zal "worden, om zijn stuk voor te lezen. Zoo ge schiedt, het stuk wordt aanvaard en in repetitie genomen. De schrijver interesseert Anna, en op een der repetitie-avonden detikt zij een weinig coquetterie met hem te spelen, zoo als zij dat reeds zoo dikwijls met anderen heeft gedaan. Zij plaagt hem door hare rol slecht te zeggen. De toeleg loopt echter mis, want Kanter trekt zich terug, onmiddellijk, kort en beslist van karakter als hij is. Van hare handelwijze heeft Anna zelf het meeste verdriet. Zij is vernederd, overwon nen. Om hem weer te winnen, gaat ze hem be zoeken, of-choon ze zijne familie volstrekt niet kent. Nu, die blijkt niet talrijk te zijn, want zij bestaat alleen uit Kanters oude moeder. Tusschen de Kanters en Anna ontstaat er nu eene betrekking, die de auteur gelegenheid geeft nieuwe geheel onvoorziene karaktereigenschappen vau Anna te doen uitkomen: haar huiselijkheid, haar menschlievendheid in den vorm harer toe wijding aan de zieke mevrouw Kanter, en haar behoefte aan liefde voor en van den man, die zich haar meerdere toont. Indien men de gehechtheid bespeurt, die Anna aan de oude mevrouw Kanter begint te bewijzen, is men aanvankelijk geneigd te meenen. dat deze ver houding te veel overeen komst heeft metdietusschen Anna en hare grootmoeder en er olus aan eene onsrewenschte herhaling gedacht moet worden. Iets waars is hier ook wel in. De toegenegenheid van Anna voor mevrouw Kanter is hetzelfde ge voel wat zij hare grootmoeder toedraagt, maar de omstandigheden nutnceeren het zoo. dat zij het bijna geheel nieuw maken, want zij brengen er Anna toe zich te metamorfoseeren in een huismoedettjo en in eene ziekenoppasster, b^ide rollen, die wij haar onbekwaam hadden gerekend op haar leveaetooneel te vervuilen. De figuur van Kanter is een zeer sterk gepro nonceerd en goed beschreven karakter, maar Kan ter heeft het na'ïeel (nadeel voor de harmonia van bet werk al,s geheel) zulk een exceptioneel individu te wezen, dat de lezer er belang in gaat stellen iu hoeverre de roman ten zijnen opzichte biografie wordt, wie aan de schrijfster tot model voor haar Knnter he"ft gediend. Hierdoor wordt eene nieuwsgierigheid gaande gemaakt, die tot eene mindere orde van sent i mepten behooit dan die, welke een roman, wil hij kunstwerk heeten, mag veroorzaken De langzame verovering van Anna door Kan ter, waarbij hij zelf gehee.l passief blijft, even pas sief als bij zijn eigene verovering door Anna. is anders wel het beste gedeelte van het werk. Hij blijft maar kort eu teruggetrokken, hij houdt zicri maar afgezonderd in zijn studeervertrek, wair Anna hem dagelijks boven haar hoofd hooit loopen als zij zijne moeder oppast. Hoe begint zij nu naar hem te verangen ! Hoe zeker is op deze wijze zijn overwinning! Als hij het er om ge daan had, zou hij het niet beter hebben kunnen aanleggen. He>t eindigt dan ook met dat Anna Kanter, wel niet woordelijk, maar toch zoo goed als ten huwelijk vraagt. Zoo koel en terughou dend mo/elijk gaat hij op haar voorstel in. echter meer uit liefde voor zijne moeder, wie bij voor goed eene aanhankelijke nelpster wil verzekeren, dan om zijne eigene, nog niet zeer krachtige lief-le voor haar te voldoen. Zij gaan samen naar het stadhuis in een oude vigelante. in hun daagsche pakjes, en Kariter doet maar niets dan spotten met de buweliiksplechtigheiu. Dit alles DU is eigenlijk te buiten sporig voor een frn-tigen roman Kanter i» hier niet een type, tot de detaiileering van wiei's ka rakter buouderhetlen als die van de vigelante en het spotten zouden behooren. Maar deze bizonderheden hebben al den schijn van slechts ar;ekdotive feitjes te wezen uit het leven van den persoon, die als model voor Kar.ter heefc gezeten. De lezer interesseert zich dan ook hoe langer hoe meer voor Kanters identiteit. Wie mag we.1 die meneer wezen, dus hoort ieder onzer eene stem in zich fluisteren, die d« ploertige onkie.^chheid begaat van tegen ?ijn zooeven met hem gehuwd en door de huwelijksplechtiprbeid ten heftigste ontroerd vrouwtje, als zij daardoor zeer bleek ziet en zijn moeder onderstelt dat dit uit moe heid is, te zeggeu: Wel neen, maar die komedie zal haar hebben verveeld, niet waar, Anna?'' (bl. 222). Het eerste deel eindigt met dit huwelijk en liet sterven van Kanters moeder, die op den zelfden dag aan een beroerte bezwijkt. Het tweede deel behandelt het huwelijksleven van Kanter en Anna. Nu de oude mevrouw Kanter dood is, vervalt voor beide eigenlijk het motief van hun huwelijk. Want voor Anna werd Kanters huis aantrekkelijk gemaakt door hnre verhouding tot de oude vrouw, oor dat het huwlijk- en ?iekenoppassters element in haar ka rakter zoodoende tot ontwikkeling kwam ; maar wat moet zij beginnen, nu er niets meer op Ie passen is. met een man. die zich altijd alleen in zijn kamer opsluit eu zijn heele leven met zwij gen en schrijven doorbrengt'? En Kanter, v:m zijn kant, had Anna eigenlijk alleen genomen, omdat hij haar blijvend aan zijne moeder wiide verbinden. Datgene, wat de personen samen deed leven, is dus Xooveel als ontbonden, en de roman be gint opnieuw. Dit moet aangemerkt wonien als een handige zwenking in de compositie, war.t indien bet huwelijk voor Anna eeue bevrediging geweest ware, zou het verhaal hiermede onher roepelijk gesloten zijn geweest. Bij al het disharmonische wat er tusschen de karakters van Kanter en zijne vrouw bestaat, voegt zich nu Anna's hevige verdriet en wan hoop, als zij op een avond verneemt dat Kanter vroeger nog eens verliefd is geweest en \vtl op een meisje uit een ci.ft'i-chautarit. Dit feit op zich zelf zou haar nog niet zoo wanhopig maken in dien zij er niet het gevolg uit trok, dat haar man i:i zijn werkelijk, persoonlijk leven dezelfde theorie omtrent de liefde is toegedaan, die zij in zijne geschrfren ontdekt eu waaruit, naar haar rrieeiumr, blijkt, dat hij in de liefde alleen het zinnelijk elermnl erkent. In haar wanhoop, die tot een langdurigen toe stand harer ziel vordt, zegt zij op een zekeren dag tot zich zelve: »Er is dus niets, nu ga ik zien of ik mij amusecren kan', (bl. 21, 2e dl) Van dit moment dajtvekeiit eene groote periode in haar leven, waarin haar \vcreldschlicid van voorheen hsar weder geheel be'ieerscht. Zij wordt hoe langer hoe onru-tiger en ongelijkmatiger van gestel en levensinrichting. Nu is ze weer geheel van haar mau verwijderd, gaat geheel op in al lerlei feesten buitenshuis en in huis zelf, waarbij Kanter natuurlijk steeds afwezig is ; dun tracht ze haar man weer voor zich te wiunen door zich in mooie klef re n aan hem te vertoonen, enz. «a dus, onbewu-t, dezelfde liefde bij hem op te wekken welke zij zoo veracht, of ze beproeft plotseling weer huiselijk te worden en gaat bij hem in zijn studeerkamer huiselijk werk ver richten en thee schenken ; maar wat zij ook doet of nalaat, telkens, in elk geval, heeft de onver mijdelijke butsing tusschen hun karakters plaats, gevolgd door eeu grootere verwijdering. Eindelijk wordt de toestand onhoudbaar en Anna heeft een onverwinnelijke behoefte haar man tijdelijk te verlaten. Een aandoenlijk oogenblik is dat van hun af scheid (blz. 67, 2e dl), aandoenlijk en van zeer inenschkundige waarneming getuigend. Want als zij van elkaar zullen gaan, blijkt plotseling hoe diep, in hunne onbewustheid, eene «ederzijdsche liefde heeft wortel geschoten. Anna verlaat ijlings het rijtuig, waarin ze, na een kort afscheid, reeds had plaats genomen, en, voor dat zij weggaat, worden de eerste woorden van innige en oprechte teederheid tus:-chen haar en haar man gewisseld. Met het XVIe hoofdst. (2e dl. bl. 68) wordt de roman zwakker en blijft dat, in weerwil van de fraaie brokjes, het geheele 2e deel door. De golvingen iu Anna's karakter, het daarmtêsa mengaand beurtelings inniger eu losser worden van den echtelijken b.iud, het zijn herhalingen van het spel vau haar hartstochten- of neigingenvloed, die wij in het eerste deel al medegeleefd hebben, en die alleen letterkundig gerechtvaar digd zouden zijn als zij in intensiteit toenamen. De tuettand is we! ar.dew, omdat zij nu een man heeft, die lijdt ouder al hare wisselvallig heden ; maar dat is, met betrekking tot de uitin gen vau Anna's karakter, eene bijkomstigheid van ongenoegzame beteekenis. Een fout van bizoudere duidelijkheid, waarop met nadruk gewezen moet worden, is de veran dering iu Kanter's gevoel voor Anna, die plot seling vermeld wordt (bl. 137), zonder dat de lezer vau die, vermoedelijk langzame, wording der liefde in zijn borst, iets heeft mogen bespeuren. Van blz. 81 tot 111 zet de roman zich voort in den vorm eener briefwisseling tusechen Anna en haar man, die wei niet geheel van karakteritr.iek ontbloot is ini'.ar die toch onaange naam losjes afsteekt bij den overigen meer geserreerden vorm van den verhaaltrant. Of nu Kamers liefde door Anna's brieven zoo vergroot. wordt, blijkt niet, maar dit moet 't toch wel wezen Het gevolg der briefwisseling is. dat Kanter zijn vrouw naar Venetiëkomt cagereisd. Dau onder vinden zij een tijdje al htt honigzoete eener hu welijksreis, maar weldra wordt Anna voor haar man weer het oude lastige persoontje. 'Ae vermoeit hem do( r hiiar ziekelijkhcd.'n, ze ergert hem door haar behaagzucht. Als zij weer thuis zijn, begint het lieve levt-u vau vroeger, even erg als vroeger, Anna gaat alleen uit, speelt komedie, enz. Het slot is, dat Anna ii gezegende omstandig heden iornt te verfceeren. Iu eeu paar bladzijden verandert zij daardoor geheel en al, en Kanter gaat met zijn vrouw een gelukkige toekomst te gemoet. Dit slot zal menigeen wat abrupt lijken. Het is zoo aangenaam voor den lezer iu een roman, het gacsche verhaal door. eenigszins te vermoe den wat het slot zal zijn, zouder daaromtrent nochtans eenige zekerheid te hebben. Josephine Giese heeft oiis dat genoegen niet gegeven. Kon den wij ons al miti of meer op dood of echt scheiding verwachten, dat eece eenvoudige zwangerschap zou volstaan, gisten wij zeker niet. En of dit besluit zielkundig juist gezien is, is aan twijfel onderhevig. Het moederschap zouden wij cog als een oplossing van bet vraag stuk kunnen aanvaarden, maar slichts de hoop op bet moederschap bezwaarlijk. Josephine Giese produceert trouwens te snel, evenals Mautits. Haar werk draagt daarvan de sporen. Oct. '00. A. J. V A R I A. PLASTISCHE KUNST. Maandag 10 November zal weer een zeer be langrijke verzameling door do II.H. Frederik Muiier & Co., Doelenstraat 10, geveild worden. Zij bevat prenten, teekeningen van oudere en nieuwere meesters en werken over schoono kunsten uit de verzameling gevormd door wijlen prof. dr. J. A. Alberdingk Thijm, mr. M. A. J. Hoekwater, burgemeester van Hillegom eu Voorburg, en prof. Aug. Ilolmberg to München. De collectie is zoo belangrijk als men zo van deze namen verwachten zou; zij is geclassificeerd en in 't juiste licht ge steld, zooals dat aan de firma Frederik Muller is toevertrouwd; alle scholen zijn er mot uitmun tende exemplaren in vertegenwoordigd; de cata logus is ecu kli'inc cursus in kunstgeschiedenis. Een belangrijk toevoegsel tot de verkooping zijn elf pakketten. Nederlands Nationale feesten", souvenirs door prol. Alberdingk Thijm bijeeiigoj bracht en bewaard. Men weet dat in hot organi| seereu van de inccstc dezor feesten prof. Thijm een groot aandeel en een sterk geprononceerde upiniehad; het Uoo/f/eest, de Taakongressen, het April/eest, ieder met hun briefwisseling en bro chures, vormen belangrijke bijdragen tot onze letterkundige en zelfs tot onze cultuurhistorische en politieke geschiedenis. Zij behooren door eene onzer openbare verzamelingen aangekocht te worden. Uit Berlijn wordt bericht, dat de uitvoering van Mondelssohn's Paiilus door den Sternschen Gesangvereiu" onder leiding vaa professor (jernsheiro, in alle opzichten uitstekend geslaagd is. De zorg vuldige studio, de zuiverheid, zekerheid en goede opvatting der koren, zoowol als de krachtige lei ding van den iriget:t, worden geroemd. liet Museum van Kunstnijverheid te Haarlem is gedurende do maand October 1.1. door 127G personen bezocht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl