Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
omdat bij velerlei intriges het
kavan dezen prediker zich herhaaldelijk
zeer ongunstig licht had vertoond.
ker liet geen gelegenheid voorbijgaan om
en uitkomen, hoe groot zijn invloed bij
; liof was. Wel was het voor niemand
geheim, dat de keizer zich meer en meer
": hem afwendde, maar hij stelde zich
?oor schadeloos, door te pas en te onpas
de keizerin te spreken als over »zijne
vriendin" en tegenover de jeugdige
de allures aan te nemen van een
otvader, die zich allerlei familiariteiten
veroorloven. Deze kleinigheden, van
1 geringe beteekenis in vergelijking met
ergerlijk misbruik, dat Stöcker in vele
'5'ilPp4ere opzichten van zijne positie heeft
gefltóakt,' hebben den keizer geweldig ontstemd.
V.Den doorslag gaf echter het verzet van de
|t 'ieizerin-weduwe Friedrich om het huwelijk
!y=T*n hare dochter Victoria, de zuster des
llr'Seizera, door Stöcker te laten inzegenen, en
verband hiermede, de benoeming van den
I^BerliJH zeer gevierden en met den keizer
ee""""" lang bevrienden predikant Dryander
»slotprediker", in welke hoedanigheid
de bijzondere zielezorg voor het
keizergezin was opgedragen.
Stöckers verwijdering maakt over het
alacea een zeer gunstigen indruk. Het
waarover men zich verwondert, is
s,i.?^-.'3a keizer niet reeds sedert lang tot dezen
|I!te«8Ben maatregel is overgegaan.
jfF:-. . ' ' '
|p; Zooals men weet, is aan de Nederlandsche
|ir,ï»geering, toen zij, na de algemeene akte der
£,'ite, Brussel gehouden conferentie tot
bestrijJl .tfing. der slavernij te hebben geteekend,
weigl gierde de additioneele akte te teekenen, in
l* ^welkfi aan ,den Congo-staat de heffing werd
- 'toegestaan van een invoerrecht van 10 per
eent ad valorem, een bedenktijd gelaten van
iea maanden, om op deze weigering terug te
tomen. Bfen is daarbij uitgegaan van de
al''?? gemeen gehuldigde leer, dat internationale
. verbintenissen niet door eene beslissing der
v Meerderheid kunnen tot stand komen, maar
dfe toestemming behoeven van alle
contrac; teerende partijen. Dit beginsel diende hier te
«er te worden toegepast, omdat eerst vijf
;'??? Jliren geleden, in de algemeene akte van het
ter Berlijn gesloten Congo-traktaat, na lang
durige discussie was vastgesteld, dat in het
gansche Congo-gebied gedurende minstens
twintig jaren geen invoerrechten zouden
aogen worden geheven, en dat daar de vrije
handel in ieder opzicht zou worden gehand
haafd.
Het getuigt of van een gebrekkige kennis
der bestaande toestanden, of van kwade
trouw, wanneer me?i het thans wil doen
voorkomen, alsof Nederland, door zijne wei
gering om de additioneele akte te
onderteekeuen, op moedwillige en kleingeestige
?wijze het werk der conferentie verijdelt en dus
aansprakelijk is en blijft voor het voortduren
? Van den slavenhandel in Centraal-Afrika.
rij zullen hier niet nader uiteenzetten, dat
k bij hem m'n centen halen."
»Goed. Alleen maar zeggen van avond
Prophet. Hij moet zorgen dat de kerels er
aijn,, waar hij ze van daan haalt, kan me
met schelen."
»'t Zelfde getal jongens ook, menheer?"
»Ja. Vooruit. Marsch."
Vol blijdschap in 't vooruitzicht eener
dubbele verdienste, draaft de jongen de
kamer uit.
Wulf veegt zich 't zweet van het
voorKoofd.
«Zouden wij niets vergeten hebben, Herr
Director?"
»Ik gsloof 't niet."
Hij peinst!
»Sakkerloot, de costumier !"
>Allo, Kees !"
»Wat blief, mijnheer?"
»De eerste de bsste die terugkomt bij me
sturen."
»Goed, mijnheer."
«Mijnheer, daar is Doranus de costumier.''
»Ah, dat treft. Doranus, weet je 't?"
»Ik hoor daar zoo iets van een Absage."
»Ja, van avond Prophet, als 't ten minste
San. Wacht even tot Willem terug is en
dan spoedig aan 't werk."
»'t Is wat moois, al die kostumen weer van
boven halen. Ik moet er bepaald hulp bij
hebben."
»Neem hulp en stuur om Smitje."
»Ja, 't moet wel. Zoo'n wijf, zoo'n ca-.
naille! Alles is in orde en nu kan je voor
je Zondagavond de boel 't onderst boven
hal«n." Met deze woorden verlaat Doranus
kwaadaardig 't bureau. Bij den portier ont
moet hij een hulp van den gasfitter. »Hè,
Arie, ga jij even voor me naar Smitje, in
»de Blauwe Gang", zeg dat hij dadelijk hier
komt, dat er een Absage is,"
»ln de Blauwe Gang ?"
»Ja, vraag maar naar hem, ik zal je er
van avond wat voor geven. Hier, pak een
glas bier onderweg."
Arie wandelt langzaam den schouwburg
uit. Na een tal van straten en stegen
doorkruist te hebben, komt hij eindelijk in
»de Blauwe Gang."
de geheele grondvesting van den Congo-staat
eene mislukte financieele speculatie is, en
dat Nederland, of juister eenige ondernemende
Nederlandsche kooplieden, niet geroepen zijn
om het deficit te dekken dezer onderneming,
die tot nu toe aan de handelsondernemin
gen in die streken meer kwaad dan goed heeft
gedaan. Doch wél wijzen wij er op, dat de alge
meene akte der conferentie te Brussel aan
den Congo-staat geen verplichtingen heeft
opgelegd, die niet reeds in de vroegere
Congoakte waren voorgeschreven. Dit
onomstootelijk feit is op zichzelf reeds voldoende om
onze regeering te vrijwaren tegen de be
schuldiging, dat zij door hare weigering een
onbillijkheid beging tegenover den noodlij
denden Congo-staat. Daarenboven weet men
zeer goed, dat zelfs een veel ruimer toevloed
van geld, dan het gevolg der thans ten
deele reeds genomen, ten deele voorgestelde
maatregelen zou zijn, den Congo-staat niet
bij machte zou maken, eenigszins afdoende
maatregelen te nemen om in zijn reusach
tig, grootendeels nog onbeheerd gebied, den
slavenhandel op afdoende wijze te onder
drukken.
Er zijn tot nu toe slechts weinige
buitenlandsche bladen geweest - in de eerste
plaats het Journal des Débats en verder de
Vossisclie Zeitung en enkele Etigelsche orga
nen, die Nederland's houding onvoorwaarde
lijk hebben goedgekeurd. Intusschen heeft
het verzet der Nederlandsche regeering reeds
deze goede uitwerking gehad, dat van een
invoerrecht van 10 percent ad valorem reeds
geen sprake meer is en over een lager tarief
wordt onderhandeld. Zeker zouden die on
derhandelingen gemakkelijker tot een goed
resultaat voeren, indien men zich niet van
ne zijde achter het masker der
menschlievendheid bleef verschuilen en den te
genstander onedele motieven bleef toe
schrijven.
Sedert de Amsterdamsche kiesvereeniging
Burgerplicht de eerste en de grootste li
berale kiesvereeniging des lantls, zooals
velen haar gaarne noemen haar naam
met een eh in plaats van met een g spelt,
is zij heel wat veranderd. Zij heeft niet
slechts gebroken met die voorvaderlijke g,
maar ook met den eisch, dat hare
candidaten in alle opzichten zich met haar program
moesten vereenigen. Bargerpligt heeft hier ter
stede vele jaren langde meerderheid vertegen
woordigd en ijverig medegewerkt om de min
derheden uit de colleges van stad eu provincie en
land te weren. Burgerplicht is ontwaakt tot het
besef, dat er voor eene vertegenwoordiging der
minderheden óók iets te zeggen valt, en dat
het zelfs niet onwenschelijk zou zijn, daar
toe nu en dan mode te werken. In elk
geval moeten uit dit reglement de belet
selen verdwijnen voor de toepassing dier
moreele politiek, welke vroeger zoovele ma
len was gesmaad door redenaars, die zich
met een fier principiis obsta op de borst
klopten, xoodat het door de Amstelstad en
zelfs nog daarbuiten dreunde.
»De blauwe gang," beter ware de naam
»zwarte gang", is een van die vunzige, epi
demie inhoudende, waterlooze, doodloopende
steegjes, waaraan onze groote steden nog
steeds lijdende zijn.
Arie spreekt een vrouw nan, die met op
gestroopte mouwen, de vuisten in beide
heupen, voor een der lage deurtjes had post
gevat.
»Weet u ook een zekere Smit te wonen?"
De vrouw ziet hem met gloeiende oogeii
aan. »Smit, ik keu hier geen Smit," klinkt
't scherp.
»Hij is van de komedie, 't Is zoo'n kleine
kromme".
»Wat raakt mij de komedie'? Ik heb ge
noeg komedie in m'n eigen huis. Die be
roerde vent van me is weer straaldronken
naar huis gekomen. Hij wil er uit, maar
laat hij 't 'ns probeeren."
Deze woorden gaan gepaard met eene
dreigende beweging van een tweetal ge
spierde armen. Arie vindt 't raadzaam zijns
weegs te gaan. Eenige passen verder ziet
hij 't uithangbord »In 't Anker'. Wacht,
dacht hij, hier zullen ze 't weten. Arie
bestelt een glaasje bier en vraagt den kas
telein naar Smit.
»0," antwoordt deze, »<le kromme van de
Opera? Hier vlak over, maat, dat kleine
deurtje, n trap hoog." Arie opent 't hem
aangewezen deurtje en roept met luider
stemme: »Recht voor allen!7'
»\Vat is dat? Zijn er sjosjalen in m'n
huis? God beware me," gilt een pieperige
vrouwestem Arie tegen.
»Houd je bedaard, mensch. Weet je dan
niet dat kromme Smitje bij ons aan de ko
medie »Recht voor allen" heet?"
»Nou, maar ik houd niet van die aardig
heden. Wat mot je van m'n commesaal?"
»Hij mot dadelijk komen. Zeg maar, dat
er een pijn in z'n buik gekregen heeft; een
Absage als je koeterwaalsch verstaat."
(Slot volgt}.
Erratum: In het feuilleton ran 9 Novem
ber, 1ste kolom regel 16, staat: voor heeren
alleen; dit moet zyn: voor heeren soli".
De vraag was nu slechts, of van de vrijheid,
door het reglement gegeven, zou worden ge
bruik gemaakt, dan of men, na dit formeel
saluut aan politiek-andersdenkenden, het nul
n'aura de l'esprit que nous et nos amis zou
blijven toepassen. Dit laatste is gelukkig
niet gebeurd. Burgerplicht heeft, al is het
dan maar ook met eene kleine meerderheid,
den arbeiders-candidaat, die in de vergadering
rondweg verklaarde een sociaal-democraat te
zijn, geproclameerd tot zijn candidaat.
Dat was eene hoogst gewichtige en eene
kloeke daad. In de eerste plaats, omdat zij
eene erkenning was van het recht der minder
heden in het algemeen, orn te worden verte
genwoordigd in het lichaam, dat de belangen
der geheele burgerij heeft te behartigen. In
de tweede plaats, omdat het hier gold, aan
een werkman eene plaats te geven in de
rijen der edelachtbaren. In de derde plaats
omdat deze candidatuur de ratificatie was i
van de keuze, door de werklieden zelven ge
daan, om het even of zij al of niet liet
stemrecht voor den gemeenteraad bezitten ;
want Burgerplichls jongste candidaat,
A. Rot, is de uitverkorene van niet minder
dan vijf-en-twintig werkliedenvereenigingen.
In de vierde plaats omdat de vergaderde
Burgcrplichters zich zelfs niet hebben laten
afschrikken door Rot's verklaring dat hij
tot de sociaal-democratische partij behoorde.
Wie deze vier redenen overweegt, zal het
begrijpelijk vinden, dat de N. Boft Ct. haar
oordeel over de «beduidenis" de/.er candida
tuur voorbehoudt. Opmerkelijk echter is
het, dat het hoofdorgaan der oud-liberalen
toch het stellen van die candidatuur niet
onvoorwaardelijk afkeurt, een woord van
waardeering heeft voor den heer Rot en
zelfs de mogelijkheid niet ontkent, dat diens
zitting nemen in den gemeenteraad metter
tijd kan blijken een heuchelijk feit te zijn.
Wie had een paar jaar geleden zulk een
oordeel over zulk eene keuze durven ver
wachten ?
Waarlijk, les idees mai'chent!
Kunst en Letteren.
TOOXEEL TE AMSTERDAM.
Grand ThéVitre: Possartvoorstellingen.
I a hot Grand Théatre in de Amstclstraat treedt
nog steeds twee of meermalen in do week Let
Duitscho tooneelgezelschap op, dat zich om
Possart en Ernil Drach verzameld heeft. De volle
zalen, die Possart echter vroeger trok, behooren
tot het verledene. Hoe menigmaal heb ik het niet
bijgewoond, dat het orkest opgeruimd was, om
aan de stalles een paar rijen stoelen te kunnen
toevoegen, terwijl men in baleon en Joge zich
haast niet bewogen kon ? Nu zijn de stalles half
bezet, in bet baleon ternauwernood de eerste rij
geheel, zelfs in het parterre waren bijv. bij de
vertooning van Die lihitliocttseit onbezette banken.
Waaraan, zoo vraagt men natuurlijk, zou dit
te wijten zijn?
Het is niet te ontkennen, dat de schrijvende
men" met den Germaanschen kunstenaar niet
moer zoo hoog loopt als voorheen.
L S. (correspondent van de Haarl. Ct.) heeft
de meening uitgesproken dat de kunst van Possart
niet diep gaat, hij heeft hem zelfs bij een clown
vergeleken, on hoewel het Handelsblad naar aan
leiding daarvan geschreven heeft, dat de naam
l clown dan oen eeretitel wordt, heeft L. S. toch,
hoewel in do verte, navolgers gevonden. De
Porie/<ad7i?c-verslaggever en de Amsterdamsche cor
respondent van de N. B. Ct. blijken ook niet
meer te behooren tot hen, die van genot huiveren
wanneer zij als het ware aan de voeten van den
Meester zitten." Do correspondent van de N. R. Ct.
meende, dat men door Possart's spel begon heen
te zien, en de gewone kunstverslaggever van dat
blad, die te Rotterdam Der Stehier von Zilamea
zag vertoonen, schreef, dat Possart, om de belang
stelling te blijven trekken, overdrijven ging in bet
draaien met zijn oogen on het vertrekken van
zijn gelaat.
Is het nu aan dit geschrijf te wijten, dat het
publiek Possart niet zoo algemeen meer toejuicht,
heeit het publiek het zelf ingezien en is Possart
waarlijk verminderd, of is hij nooit een bijzonder
talent geweest?
ZonJer iets hiervan te willen constateeren,
geloof ik toch wol dat het Amsterdamsche publiek
in vroeger jaren wel wat overdreven heeft bij zijn
toejuichingen.
Maar wat was ook het geval?
De Amsterdamsche artisten hebben hot publiek
niet verwend door te grooto nauwgezetheid van
spelen. De souffleur is geen onbekende grootheid,
men kan dikwijls te goed hooren, dat er iemand
in het hokje achter het voetlicht zit. Bovendien
laten de meeste artisten hun stemmen maar kra
ken, zooals het uitvalt, ea aan het verkeerd uit
spreken van sommige letters wordt weinig of geen
aandacht gewijd.
Daar kwam nu van over de grenzen een
tooneelspeler, die, wie zal het ontkennen,
juist in deze eigenaardigheden ten goede uit
muntte. Met een mooi geluid sprak hij in zuivere
taal zijn rol uit. Die rol, zijn grime, zijn gebaren
waren bestudeerd tot in de minste kleinigheden.
Hij verwaardigde den souffleur met geen buk en
met nimmer falende zekerheid vertoonde hij zijn
creaties, zooals hij die eenmaal had ingestudeerd.
Daarbij kwam hij met een repertoire dat den
kunstminnaar deed watertanden.
Shylock, Mtphistoftles, Nathan der Weise, Jago,
Richard III, om van zijn andere rollen niet te
spreken, vertoonde hij, en deze werden voor het
meegesleepte publiek als historische personen.
Zijn spel boeide dubbel als hij de schoonste
figuren uit te werken der beste dramatische auteurs
voor het voetlicht bracht. Het gedachte beeld zag
men als een wezen van vleesch en bloed voor
zich, men hoorde de schoone taal met een won.
derbuigzame stem voordragen, het leed -weeklagen,
den toorn woeden, den spot grimlachen was het
wonder dat Possart een bekende, geliefde figuur
werd op het Amsterdamsche tooneel, en dat zyne
komst een gebeurtenis van gewicht was?
Er zijn nog andere Duitsche artisten in
hetGrand Théatre opgetreden, uitgenoodigd door
wijlen den heer A. v. Lier, of aangetrokken door
het gerucht van Possart's schitterende ontvangst
in de Nederlandsche hoofdstad. Maar geen is er
zoo populair geworden als die artist, en ten laatste
kwam hij alleen terug.
Doch de tijden veranderen en wij met hen.
Possart kwam terug vijf, zes malen, en tel
kens met dezelfde rollen men kan ook van het
goede teveel hebben.
Bovendien was een ruwe Noordenwind door de
kunstdenkbeelden gewaaid. Als een gebeurtenis,
waarop men te letten heeft, is aangeteekend de
vertooning van Nora, op touw gezet door eene
kleine vereeniging van kunstvrienden. Wij zijn ia
Amsterdam een grooten stap vooruitgegaan met de
abonnementsvoorstellingen in den Salon, het Ned.
Tooneel heeft de Wilde Eend gespeeld, men had
van den Duitschen kunstenaar waarschijnlijk ver
wacht, dat hij ook in die richting zou treden.
Een kunstenaar, die stilstaat, gaat achteruit.
Hij moet mede voorwaarts, of anders staat hem
te wachten, dat het publiek, dat hem eens volgde,
hem voorbij zal gaan eu hij alleen zal blijven.
Ziehier, geloof ik, een reden waarom de zaal
van het Grand théatre niet meer zoo druk bezet is.
Want ik heb opgemerkt, dat de belangstelling
weder stijgt als bv. Die Eivre, van Sudermann
vertoond wordt.
In dit stuk heeft Possart weder mijn geheele
aandacht in beslag genomen. Zijn grime was
mooi; een edelen, echt Germaanischen kop had hij
zich gemaakt, rossig haar met grijs doormengd,
een zelfde baard hing af op zijn borst. In z\jn
stem hoorde ik nu zelts het zangerige niet, dit
als men Nathan der Weise, Shylock en Rabbi
Sichel achter elkaar van hem aanschouwt, wel
eens wat erg uitkomt, in die Hluthochseit zelfs
hindert.
Alleen aan het slot, als Graf Trast den heer
Mühu'ngk de hand weigert, nam Possart een stand
aan, dien ik mitider schoon vond.
Emil Drach, die als Robert Steinecke optrad,
beviel mij uitermate door zijn sober spel en zyn
wijze van spreken. Geen schreenwenden toorn,
geen luiden toon hoorde men; zóó somber, zóó
diep moet de uiting van het leed klinken, dat
het hart van dien jongen man deed bloeden,
zijn luchtkasteelen verwoestte en zijn ziel ver
bitterde. In een vergelijking met de vertooning
van hetzelfde stuk door het Ned. tooneel zal ik
niet treden.
De Duitsche voorstelling werd nog verbeterd
door het achterstraattaaltje, dat de oude Steinecke
en zijn vrouw spraken.
In den Plantage-schouwburg v. Lier is mede
een nieuw kunstznsje opgetreden, een dochter van
een indertijd zeer gezien echtpaar, nl.
eenejongejutfrouw Albregt. Evenals mej. de Vries in De
wereld waarin men zich verveelt optrad naast hare
moeder, zoo debuteerde mej Albregt, naast me
vrouw Albregt in Natuur en Kunst, een blyspel
van Carl Bluin.
Wie weet wat Albregt en zijn gade voor een
rechtgeaard Amsterdammer zijn geweest, zal
zich begrijpen met hoeveel welwillendheid het
jonge meisje aan de zijde harer moeder ontvangen
werd.
Veel welwillendheid had zij overigens niet noodig,
want er zit ras in. Bovendien speelde zij eene
rol nog al van boteekenis, en zou zij toch het
publiek op haar hand gehad hebben, omdat zij
optrad als een trouwhartig flink bui ten meisje,
tegenover een gekunsteld, veinzend nichtje. Dit
nichtje werd door mej. Cohen voorgesteld.
De heer Lageman en mevr. Albregt vervulden
de oudere rollen, terwijl de heer v. Sprinkhuijzen
en Jurgens de aanbidders der jonge dames waren.
De heer Jurgens moet zijn stem wat verbeteren.
en de heer Sprinkhuijzen zijn figuur. Het eene
kan geschieden met studie, het andere .... met
watten ....
Mej. Albregt zal wel een aardige ingénue wor
den, en nemen de jonge dames met ernst haar
taak op, dan hebben de hh. v. Lier in mejn.
Cohen, de Leur, v. Ude en Albregt een viertal
jonge actrices geëngageerd, waarvan eenige ver
wachting gekoesterd mag worden.
Met een enkel woord wil ik nog gewag maken
van 's Naasten Huisvrouw,.een blijspel van Julius
llosen, dat na Daluur en Kunst vertoond wordt.
Hierin is weder de Duitsche lust om verwikke
lingen te scheppen aan het woord. Twee bedrijven
lang wordt de toestand steeds ingewikkelder, wat
te danken is aan een gelijknamigheid van een
mooie jonge en van een leelijke oude dame, waar
door de hoer IIuc/o Vonders (Potharst) een ver
gissing begaat. Had mej. Cumille (mevr. André)
hem dadelijk uit den droom geholpen, dan had
men om al de dwaasheden niet zoo kunnen lachen.
Aan het slot werd het wat erg, n de heer
Lageman on mevr. Albregt gingen te ver. Dat
springen en dansen kon toch moeilijk meer
tooneelspelen heeten.
In den salon des Variötés heeft men het vraag
stuk van den Algemeenen Dienstplicht aan de orde
gesteld. Voor zoover een beslissing genomen
wordt is de stemming er tegen, vooral als er met
de vrijstellingen zulke vergissingen gebeuren.
Aangenomen dat het goraden is voor ieder re
kruut, die trouwen wil, verlof' toe te staan, dan
is het toch hard-zich in zijn persoen te vergissen
en. hem te dwingen, op te komen.
Enfin! De vergissing kwam uit. Oscar Dutilleul
kon zijn vrouwtje gaan opzoeken, en het leed is
dus geleden.
De vertooning is nog al aardig, wat vooral te
danken is aan mej. Poolman (de actrice), Bigot
(de schoonvader, die de actrice naloopt) en Du
tilleul (de schoonzoon, die de actrice vroeger naliep).
Sergeant Grinchard wordt door den heer
Ludolph ak een erge zanikzeur voorgesteld, de
burggraaf-recruut beter door den heer Anthonie.
De heer Malherb* als Kapitein, Trubert ia
gentlemanlike, maar erg koel.
Fa.