Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEBDAMMEB, WEEKBLAD VOOB
KEN NIEUW DRAMA. VAN HERMANN
8UDERMANN.
Sodom's Ende.
»De zenuwachtige spanning, r. o sensaliegevoel,
het rarbod door de politie, een hoogopgeschroefde,
Iets geweldige belovende reclame, hadden ge
maakt, dat het publiek gisteren in bet
Lessingtheater zicli als in eene koortshuivering bewoog.
Zoo kon het niet missen, of er was teleurstelling
en menigeen was onrechtvaardig jegens
Sudermann's tweede drama." (Frankfurter Zeitung).
B^jna schijnt het, alsof omtrent Sndermann's
drama, dat reeds vóór zijne première tot de
meest uiteenloopende discussies aanleiding gaf, nu,
nadat het aan het oordeel van het publiek onder
worpen werd, een nog levendiger litterair debat
doat ontspinnen. De gemoederen zijn, zou men
bijna kunnen zeggen, in wilden kamp voor en tegen
dit werk ontbrand, en htt is moeielijk, te midden
van dit golvend gevecht de noodige objectivitt it
te bewaren" (Berlmer lageblatt). ^Zelden is een
stuk met zooveel spanning afgewacht en voor
eulk een 'gunstig gestemd publiek gespeeld als
dit; dagen vooruit waren alle plaateen verkocht,
het poliüeverbod maakte alle mannen van te
voren bereid om te applaudi.-seeren, en de dames
zagen hun lievelingsacteur Kainz weer voor het
eerst na langen tijd eene rol op een groot
tooneel scheppen. Toch kon men niet van een
onvoorwaardelijk succes spreken en, naar mij
dunkt, zal Die Ehre langer leven dan Sodoms
Ende" (Kölnisehe Zeitung).
Ziedaar verschillende meeniogen, maar uit welke
toch op te maken is, dat het nieuwe drama van
Sudermann iets van beteekenis, een gebeurtenis in
de Duitsche tooneel-litteratuur is. Men kan het
dus niet, gelijk in Het Tooneel (orgaan van het
Tooueelverbond geschiedt, »gevall<=n" noemen.
De verlaggever van het Bcrliner Tageblatt zegt
dat, mccht Die Ehre aan de stukken van Augier
bv. Les effrontés, doen denken, men het nieuwe
drama met die van Dumas flls, L'étrangère of
Le demi-monde, vergelijken kan. Hier zoowel als
daar is het de poging om een milieu te
teekenen, die de kern van het stuk uitmaakt, hier
zoowel als daar zijn de kleuren overdreven schel
opgelegd, hier zooveel als daar weet eene brutaal
spannende intrige onder het geschitter van gees
tige phrasen vaak over de gebreken te doen heen
zien, terwijl toch onderwerp en bouw daaraan
van aesthetiscb. standpunt gezien niet arm te zijn.
De intrige is vrij ingewikkeld. Zij speelt in
twee kringen der maatschappij; de eene vult den
salon van mevrouw Adah Barczinowski, de andere
is het gezin van een goeden ouden man, die als
grondeigenaar niet gelukkig is geweest, en zich
nu zoo goed en kwaad als het gaat als opzich
ter op eene hoeve redt. Tot dezen kring
behooren zijne vrouw, hun pleegkind Klarchen Fi
hlicb, een vroolijke zeventienjarige ingénue, en
haar stille vereerder, de arme, brave hulponder
wijzer Kramer.
Het eerste bedrijf speelt in den salon van
mevrouw Adah. De heer Jacques Barczinowski
is een rijk financier ; er is juist repetitie van eene
quadrille voor een feest. Hier leert
menhet»Sodotn" kennen, de wereld van het Berlijnsche
Westend, «onder illusiën, zonder eigenlijke mo
raal, diep verdorven en cynisch; genot, geld,
ironie en spot worden er allen geëerd.
De heer des huizes komt alleen thuis om de
nieuwste beursgeestigheid te vertellen ; de gasten
zijn typen: Dr. Weisze, vroeger lyrisch dichter, nu
kunstcriticus; hij is »van den huilenden hond
tot den botenden hond gekomen;" de referen
daris Wiszkind, de eerzuchtige en wereldsch
verdorvene wetenschap-dilettant; Siegfried Meyer,
de vrijwillige hansworst en anecdotenjager met
de Wagnerdweeperij; eenige vrouwentypen, alle
aan geest en pathologie doende, en alle even
wuft en sceptisch. «We praten als de knechts",
zegt Dr. Weisjce, »dat is nu de fine fleur der be
schaving."
Onder deze typen zijn drie personen van be
lang Vooreerst de vrouw des huizes, mevrouw
Adab, eene zeer moderne conceptie, »enkel zenu
wen en enkel ijdelheid, koud als eeu hondeneueje,
vol verdorven icstincten, zonder de grootschheid
van het slechte, zich boven de praatjes der
wereld verheffend eu toch vreezend voor schan
daal, de Egeria van het cynisme en der
fashionable waardeloosheid, onder voorwendsel van de
Egeria van het talent te zijn." De tweede persoon
ia Willy Jauikow, de trait-d'urdon tusschen
de twee kringen, de zoon van den ouden
opzichter en de protégéder rijke Adab.
Willy is een jong schilder, vier jaren jonger
dan Adah, een schoon en geniaal jongeling,
innemend en betooverend, met iets ziekelijks
aantrekkelijks. Hij heeft een stuk geschilderd
dat hem eensklaps beroemd heeft gemaakt,
Sodoms Ende. Adah heeft het gekocht eu hem
daarbij. Zij tracht hem te verfatsoeneeren naar
haar beeld, en doet daarbij de reine vurige
kunstenaarsziel in cynisme oudergaan. Waardig
heid, ideaal, werkkracht, gezondheid, alles gaat
onder in hare ontzenuwende omgeving.
De derde figuur van beteekenis is Kitty
Tattenbach, Adah's nicht, eene rijke wees, pus van
buiten, en hier «midden in de beschaving" te>
rechtgekoinea; zij is energiek, onschuldig en
flink, maar onbedacht, en in taal even cynisch
als haar nieuwe vrienden.
Willy heeft een vriend, Riemann, met wien
hij te München studeerde, en die eene lang
zame burgerlijke carrière gemaakt heeft, hij is
nu professor aan de academie voor beeldende
kunsten te Carlsruhe. Hun gezamenlijke leer
meester, een genie dat niet goed terecht gekomen
is, dien zij afgodisch vereerden, heeft aan Willy,
zijn geliefden leerling, emi zonderlinge erfenis
nagelaten, zijn dochtertje Klürchen. Het natige,
«ongehoord blond", is de dochter van een model;
Willy heeft haar bij zijn ouders gebracht, daar
noemt men haar aZouneschijutje". Deze Rictoiaun
komt naar Berlijn en brengt met euige eenvou
dige woorden Willy en Kitty beiden tot inzicht
van den toestand.
Willy blijft alleen met Adah. Hij zou met
haar willen breken, maar is te zwak; hij weni-ctit
dat zij hem zijn afscheid geeft. Zij ziet dat zij
hem niet behoudsn kan, en zegt: »Het gloeiend
genot is niets meer voor u; ge hebt ietsnoodig,
misschien niet geluk, maar ieta dat men
in kamerjapon en pantoffel-i genieten kan ....
Best, mijn jongen, dan moeten we je lal en trou
wen. Adah, en dat zegt gij me ? Ziet ge
nu wel, dat ik niet-i ar.ders wil zijn dan uwe
onbaatzuchtige viiendin ? Adah, ge zijt een
geniale vrouw.
Zij stelt hem voor, met Kitty Ie trouwen.
Willy is eerst verschrikt. »Dat zou zoo goei
geweest zijn," zegt Adah, «ge hadt dan de sweede
tage betrokken." Als Kitty komt, verwijdert
hij zich met eene onbeleefdheid. Kitty snikt en
zinkt in een stoel neer »Ik heb hem toch niets
gedaan, waarom behandelt hij mij zoo t" Adah
ziet terstond den toestand in. «Dat vereenvoudigt
de zaak," zngt zij, en tot Kitty: Ge hebt mij iets
toe te vertrouwen, kindlief." De gordijn vait.
Het tweede bedrijf speelt bij Willy's ouders,
de Janikow's. De opzichter, 07 jaar oud, moet
lederen morgen om -t uur al op zijn post zijn;
de moeder, eene doodeerlijke eu brave Duitsche
huisvrouw, vermoedt in wat poel haar Willy te
land is gekomen, maar heeft er toch geen denk
beeld van, en zou het ook niet erkennen.
De gepaifumeerde briefjes, die hem gezon
den worden, verafschuwt zij, vooral dat ne
schrift, dat telkens weerkeert, beangstigt haar.
Klarchen, «het zonneschijutje", zweeft over het
tooiieel. Dan komt de hulponderwijzer Kramer
binnen, de commensaal, Willy's schoolvriend.
Hij beeft op straat een kerel getuchtigd, die
Klarchen aansprak. Willy bemerkt, dat Kramer
Klarchen liefheeft, maar niet durft spreken ; hij
zelf heeft nog een groote schuld aan Kramer,
die een deel zijner studiën bekostigd heeft; hij
zendt hem nu weg, en zal Klarchen voor hein
vragen. Het gesprek tusschen beiden is eene
belangrijke scène. Klarchen heeft Willy als een
god vereerd, hij zelf wordt door hare onschuld en
vriendelijkheid betooverd, en vergeet dat hetgeen
hij zegt ten voordeele van een ander moet zijn;
als hij het bemerkt, en door zijn geweten ge
kweld, het meisje van zich stoot en Kramer in
de armen voert, meent hij de verzoeking bestre
den te hebben; maar hij is reeds te ver gegaan,
en heeft in het hart van het rneUje gevoelens
gewekt, die haar voor eenwig van Kramer moe
ten scheiden.
De derde acte speelt 's namiddags in dezelfde
kamer. Zij bevat de tooneelen tusschen
Riemann en Willy, waarin het gezond verstand
dezen doet inzien, hoe zwak en dwaas en
schuldig hij gewtest is; dat van Mevrouw Adah
met Willy, als zij hein niet loslaat, maur hem
weer aan Kitty ketent, dat van dezelfde dame
met moeder Janikow, waarin zij de goede vrouw
voor het huwelijk zoekt te winnen. Alles moet
in de vormen zijn ; de ouders moeten behoorlijk
meewerken. Maar de brave vrouw, ofschoon
haar het rijke huwelijk van haren zoon toelacht,
maakt een bezwaar. «Mijn zoon heeft, een
maitresse " Adah is verschrikt. »Kei;t gij haar?''
»Neen." »Des te meer reden om heua te
laten trouwen." Zij noodigt dau Janikow's
ouders tot het feest, waarvoor men de dansre
petitie heeft bijgewoond, »opdat iedere schijn
van onregelmatigheid vermeden worde."
De moeder zegt, dat haar man liever eene
schriftelijke uitnoodiging zal ontvangen. »Ik
schrijf ze terstond," zegt Adnh, en reikt de
moeder het papier. De goede vrouw herkent het
schrift en haalt uit de p.-ipiermand eeu geparfu
meerde enveloppe. »Hebt gij dat geschreven 1"
Ja f' »Dus gij zijt het ?" »Ik ben het." Adah
krijgt een zenuwtoeval en knielt, maar dreigt
tevens Willy ongelukkig te maken, als men haar
zin oiet doet.
's Nachts om vier uur (zelfde acte, nadat de
gordijn even gevallen is geweest) staat vader
Janikow op om naar zijn werk te gaan. Kramer
repeteert eene rede die hij's avonds moet houden,
en waarin de jonge schilders, eu hun voorbeeld Willy
Janikow, verheerlijkt worden. Juist dan brengt
men Willy dronken thuis; deze blijft alleen in
de huiskamer en verzamelt zijn gedachten. Waar
aan heeft hij behoefte ? Aan reinheid, onschuld.
Hij ziet naar de deur van Kiü-ehen-i kamer. De
zelfstrijd die volgt, is interessant; dronkenschap,
begeerte, afschuw van zich zelf, zelfverblinding.
Wiily opent de deur en roept, KUirchen geeft een
gil. Kramer schrikt daarvan in het aangrenzende
vertrek eu werpt een stoel om. Willy vlucht in
Kliirchen's kamer en sluit de deur van binnen.
Kramer verschijnt; alles is stil. »Ik zie ook altoos
verschijningea," zegt hij en studeert verder aan
zijn speech. De gordijn valt.
Vierde bedrijf. Verloving* feest bij de
Barczinowsky's. Weer de wereld van cynisme en ver
fijnde ruwheid. Willy doet aan Kitty eene liefdes
verklaring, waarin hij zichzelven en haar bespot;
haar goedig eu verstandig antwoord verschrikt
hem. »Zulk eene vrouw had ik moeten hebbeu!"
zegt hij. Hij meeut het geluk nog te kunnen
omvatten, en leidt haar naar zijn moeder. Maar
de moeder moet Kitty alles zeggen ; verpletterd
en wanhopig vlucht LU het meisje het huis uit.;
Willy haar achterna. Terstond daarop komt
Kramer vragen of Kiarchen hier is. Zij heeft haar
comruuniejapon aangetrokken en het huis verhi
ten. De moeder en de jonkman zijn wanhopig;
en te midden van dezen chuos vernchiji.t Adah,
de dernou vau Sodom, op den drempel van den
salon, klupt in de handen en roept: «costunieeren
voor de quadrille !"
Het vijfde bedrijf vertoont Willy's atelier. Hij
brengt er Kitty binnen; zij beeft, is machteloos
eu willoos; weder is het zijn persoon die a les
doet vergeven, hij heeft het me'je als zijn vrouw
van de straat iu zijn huis gevoerd. Daar hooit
men gerucht op straat. Kramer wiliie uaar
Willy's atelier gaan om naar Klarchen te vragen.
juist haalt men haar lijk uit het water, voor
Willy's deur. Xu bekent Willy, in ontzetting
en zucht naar waarheid eu boetedoening, alles.
«Gij hebt mij alles geciierd," zegt hij tot Kra
mer, »uvv leven is om mij vernietigd, doe mij uu
den laatsten dienst en dood mij". Kramer grijpt
in zijn woede vau het wapeurek een antieke
morgeiisier en slingert haar tegen Willy. Deze
zinkt iueen, het bloed stroomt hem uit den
inoud. Kramer ijlt heen om een geneesheer te
halon en Willy blijft alleen over om te st-rven.
»Dat is dus het eiude. In miju leven had ik te
veel liefde om mij heen, daarom sterf ik nu ook
geheel alleen ... Als ik maar niet zooveel nog
te schilderen had...."
Nu ziet hij het lijk van Klarchen; de kunste
naar ontwaakt weer in hem, hij wil nog wel
de lijn leekenen, die haar liggenden arm maakt.
Hij sleept zich naar den ezel, eenige onvaste
strepen, eenige afgebroken woorden, en met:
«ik zal werken ik zal werken "
stort hij ineen.
*
Dit uitvoerig overzicht doet de goede eigen
schappen, evenals de gt-brekeu van het stuk zien.
Het karakter van Willy is te zwak om te i
tere-seeren, de drie vrouwenkarakters die om hem
wentelen, vercleelen te veel onder elkander de
belangstelling. Daarenboven leert rnen alle vier
te oppervlakkig kenner, om er menscheu in te
zien; het schitterende en voon.ufug bedachte
bijwerk neemt de ruimte in, die gebruikt had
kunnen worden om hen ons nader te brengen.
Het tterliuer Tnqcblatt zegt: Die Elire werkt ver
ruimend, Sodom's Ende pijnlijk." Het noemt
echter ook dit drama belangrijk genoeg otn van
Sudennanu's volgende proeve, die Stein unter
Sieinen heeten zal, iets zeer goeds te hopen.
De verslaggever in de JCó.'ninc/ie zegt: «Willy
Janikow is eigenlijk niet een held van Suder
mann, maar eeu van Ibsen, een van die
menschen, die uit gebrek aau wilskracht en verstand
zichzelf en, wat veel treuriger is, hunne onschul
dige omgeving te gronde richten. Veel interes
santer ia zijne medeplichtige Adah, die iet* wil
en kan, al is het dan ook niets goeds. De ove
rige figuren zijn alle veroordeeld om opgeofferd
te worden aan een zivakkeling, en dat i» te pijn
lijker, naarmate zij beminnelijker worden ge
schilderd."
De slotindruk is toch, en zelfs de vergelijking
met Jbsen bewijst het, dat men niet niet een
alledaagsch werk te doen heeft. De uitvoering
was niet geheel voldoende. Kainz, een zeer ge
liefd acteur, gaf Willy zeer dramatisch, maar
stelde niet genoeg het innemende vau den
jongman, dat uit iets uatuurlijks moet voortkomen,
iu het licht. Mevrouw Detschy was wat al te
kolossaal voor mevrouw Adah, die »eukel
zeuuvven" moet zijn. Daarentegen was Kiürcüen,
Frl. Baste, eeue ontdekking : poëtisch, natuurlijk
eu aandoenlijk; de heer Hoeker, als Janikow,
was ook goed. Het Lessiug-theater had na
tuurlijk het stuk, dat in zoo moderu-weelderigen
kring moet spelen, met al de vereischte mo
derne pracht gemonteerd.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Is Der Hing des Nibdunyen van Ricbard
Wagner eeri meesterwerk, of is het (zooals o. a.
Ilanslich zegt) niets dan een: Opimnrausch ? Vergun
inij, waarde lezer, deze kwestie in het midden te
laten, om u alleen bezig te houden, met eene
korte beschrijving vau de uitvoering vau Das
Itlieingold, die verleden Vrijdagavond door de
lloogduitsche Opera werd gegeven. Wij moeten
deze poging, die van moed en zelfvertrouwen ge
tuigt by deii heer Saalborn, zeer toejuichen, te
meer omdat wij in dezen winter de geheele
Trilo^io zullen ten gehoore krijgen. Hebben wij den
gclieelen cyclus gehoord, dan is eene beschouwing
over het werk als kunstwerk meer vau pas dan
thans. Das Ulieingold is de proloog on dus niet
anders dan eent' voorbereiding voor het geheole
werk, alleen met dit onderscheid dat thans deze
proloog een gehoelen avond in beslag nam.
Als ik Dus lilwinflold" als het beste van de
Trilogie moest vermelden, zou dit eene veroor
deeling van het gehoele werk in zich sluiten; want
waai1 zou dau de climax blijven? Waguer heelt
iu dit gedeelte alle karakters, toestanden en mo
tieven elementair behandeld om later de noodigo
ontwikkeling te kunnen aanbrengen. Het werk
moest dus wel beginnen met het motief van het
Oer-element en uit het niet moot zich dit eerste
motief vormen. Daarna passeeren de drie ge
slachten n 1. de Cfoden, Itetistn en Dweryen, de
revue en krijgt men de voorbereiding van den
ontzettendeu atrijd die tusschen hen ontstaat en
die ten doel heeft aan de Goden de opperheer
schappij te ontroovon. Het Rhijngoitd als het
middel tot de hoogste macht is hier de spil waar
om alles draait, eu de vloek die over het goud
wordt uitgesproken geeft u in primitieven vorm
een beeld vau al de ellende, laagheid en misdaden
die ontstaan door het jagen naar schatten.
Doch laat ik thans iets over de vertolking zeg
gen. Van de dames staat Mej. Haberinann ais
l^fieku bovenaan.
Ook de li/ieintöchtcr moeten zeer geprezen wor
den. Van de heeren is de heer Kaui'maim
(Alberich) de beste vertolker. Allen hadden zonder
onderscheid blijkbaar met veel toewijding gestu
deerd, doch juist in een werk, waarin de intonatie
zoo moeilijk is, en waarin zoovele oiiverwachten
modulaties voorkomen, moet die intonatie zeer
juist en duidelijk zijn, en dat liet bij sommigen
te wenschen over en maakte sommige gedeelten
wel eens onverstaanbaar. Ik treed dus niet to veel
in details, doch verklaar alleen dat er bij veel
goeds ook nog veel was dat beter kon, doch niet
te min moet het geprezen worden dat er in dit
werk, dat, (vooral omdat hot uit het hoofd ge
zongen moet worden), zoo by uitstek moeilijk is,
zooveel goeds was. liet orkest hield zich even
eens Hink, wel was de stemming overal niet even
rein (vooral in de blaasinstrumenten), doch bij
vele kritieke gedeelten wist het zich goed staande
te houden en den heer eidel komt veel lol' toe
voor zijne rustige en zekere wijze van dirigeeren;
want al raakte een zanger, rhythmus en intonatie
trotsecrende, een enkele maal op zijwegen, dan
wist de heer Seidel allen terecht to brengen zon
der dat rnen er in do zaal veel vau merkte. Hot
decoratief van de eerste acte was een ware ver
rassing, en do dames die de Drie liheintöchlcr
vertolkten moet rnen bewonderen dat zij zo j vast
bleven doorzingen onder al die draaiende bewe
gingen, zonder stern te verliezen of' zonder
zec/.iek te worden. Ondanks de aanmerkingen
hebben wij een zeer interessanten avond doorge
bracht eu met verlangen zien \vij: \Volhiire,
Sterf/ried en Götterdiiinmerunr/ tegemoet, die wij
hopen dat met even prijzenswaardige pracht en
praal voor onze oogen zullen prijken.
Zaterdagavond gaf de liedertafel Eaterpe"eea
uitstekend geslaagd concert, waarop zich behalve ""
deze vereeniging. de dames Kempees en Bakker
en de heeren Rörrtgen, Cramer, Rogmans e»
Messchaert deden hooren. De mannenkoren klon
ken zeer schoon en hier is eene eenheid ea zui
verheid verkregen, die terecht bewonderd
werdjHet koor Super flumiua Babylonis van Killer wag
het glanspunt; het werd met groote virtuositeit en
voel entrain gezongen.
Bij de kleinere koortjes vroeg men zich wei
eens af, of do verfijning niet te groot werd en
daardoor het karakter van mannenzang verloor,
doch in ieder geval dwong het onze bewondering at
Brahms' Zigeunerlieder voor i stemmen werden
zeer artistiek voorgedragen en door den heer
Röutgen begeleid. Het was een groot genot met
dit karakteristieke werk kennis te maken en
daar hot werk eene zeer waardige vertolking
genoot, was de indruk ook zeer gunstig. De heer
Cramer en Röntgen voerden een sonate van
Handel en Phantasiestücke van Röntgen uit. Daar
de voordracht van beide stukken voortreffelijk
was, behoef ik in geene bijzonderheden te treden.
De aantrekkelijke en klare compositie van den
heer Röntgen vond ook algemeen bijval. Deze
soiree van de liedertafel Euterpe" (die haar
goeden naam weer zoo schitterend handhaafde)
inag dus als zeer geslaagd beschouwd worden.
In de voorstelling van Faust in de Hcllandsche
Opera, op Zondagavond behaalden vooral de heeren
Albers en Arnoldi veel succes als Valentin en
Mephisto. Ik vermeld dit afzonderlijk, omdat deze
rollen nieuw bezet waren.
Maandagavond gaven de dames Roll een
coftcert met medewerking van Mej. Wijgers fzang) en
den heer Bosmans (Violoncel). Ik woonde de eerste
helft van dit concert bij. De dames Roll hebben
het in zamcnspcl op een zeer groote hoogte ge
bracht en zij vonden voor hare vertolking groote
waardcering, evenals de heer Bosmans, die op
hoogst muzikale wijze Rubinstein's Sonate met
rarj. Henrictte Koll voordroeg. Mej. Wijgers was
blijkbaar niet goed godisponeerd.
Het grootste en edelste kunstgenot heb ik voor
het laatst bewaard.
liet was den avond toen P; of. Joachim zijne
hooggewaardeerde medewerking verleende hij -de
e kamermiizieksoirée en zich als kwartetspeler
en solist deed liooren. Er is over Prof. Joachim
al zooveel geschreven en zijn stijl en onovertroffen
voordracht zijn al zoo dikwijls vermeld, dat ife
waarlijk niets nieuws meer kan vertellen omtrerft
dezen violist: par excc.lence."
Bij zijn spel denk ik altijd aan een schoon
monumentaal gebouw, aan strenge klassieke lijnen,
ja waar al niet aan! liet zou dus dwaasheid zijn
in eene definitie van de voordracht te willen
treden. Ik kan alleen bewonderen en mij buigen
voor hetgeen hij te hooren gaf'; doch mag niet
vergeten zijne partners, de hoeren Cramer, Bos
mans, Frowein en den heer Röntgen (die in het
Trio van Beethoven zich zelf overtrof) grootea
lot' toe te zwaaien voor de wijze waarop zij met
den gevierden gast de werken ten gehoore brachten.
Bij het eerste nummer was eenige g'jaagdheid
merkbaar, doch dit verdween spoedig en deze
heeren vormden een geheel, waarover prof. Joachim
tevreden moet geweest zijn. Het weinig gehoorde
Quintet van Mozart vormde het aantrekkelijke
slot van dezon avond; terwijl prof'. Joachim de
'Irille du diable van Tartini voordroeg op eene
wijze, zooals ik nog niet g«hoord had.
De belangstelling in deze soiree was zeer groot
(zooals te verwachten was) en het
Aldeelingsbestuur verdient onzen we'gemeenden dank voor
dit zeldzaam kunstgenot.
Tot mijn groot leedwezen was ik verhinderd
het abonnements-concert in het Concertgebouw
bij te wonen. Ik had tot 10 ure een zeer noodige
repetitie, en daar in het Paleis voor Volksvlijt
de Barbier de Séville" werd gegeven, heb ik
daarna van dit werk nog de laatste twee actes
gehoord. Ik heb echter van zeer bevoegde zijde
vernomen, dat onzo landgenoot, de heer Louis
Coenen. het klavier concert van Ch. Wiclor met
groote meesterschap heeft uitgevoerd en in i-pel
en wijze van voordracht steeds verder zijn talent
ontwikkelt. Ik betreur het, zeer niet mijne eigene
ervaringen te kunnen mededeelen, vooral omdat
het een landgenoot betreft, die in het buitenland
woont en slechts zelden tot ons komt; doch
men kan niet overal tegenwoordig zijn. Ook mej.
Schauseil had veel succes naar ik vernam.
Bijna had ik nog vergeten melding te
maken van de uitvoering van dtn Barbier de S
ville," door het Italiaansche gezelschap met Mevr.
Emma Ncvada.
Ailc medewerkenden waren zeer te prijzen.
Thans waren zij geheel in hun element. Ik woonde
slechts de a laatste bedrijven bij, doch gonoot er
zeer van. Mevr. Nevada was eene allerliefste
Rosine en zij werd voortreffelijk bijgestaan.
Deze week is zeldzaam rijk aan concerten en
opera's geweest. Dit is tevens rnijne verschooning
dat ik thans zoo lang van stof ben.
VAN MILLIOEN.
CESAE FRANCK.
De moderne Fransche toonkunst heeft door
den dood van Cé^ar Franck haar chef verloren.
De Fi/jaro, het Juiirnal dis Débats (en ongetwij
feld alle Fransche bladen) wijden eenige regels
aan den man, die op de jongere school zulk e. n
beslisten invloed uitoefende. De omstandigheden
hebben mij dikwijls met dezen beminiielijken en
geleerden componist in aanraking gebracht en
daarom trtjf het mij zeer, het bericht van zijn dood
te lezen. Voor eenige weken was hij door den
boom van eeu rijtuig in de borst getroffen, daar
door openbaarde zich pleuris en deze ziekte
sleepte hem ten grave.
Enkele bizouderheden, gedeeltelijk uit ganoemde
bladen, gedeeltelijk uit eigen ervaringen, mogen
hier een plaats viude".
Reeds bij het eerste concours waaraan Franck als
leerling van het Parijsche Conservatoire deelnam