De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 23 november pagina 2

23 november 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

BJ m f#- 'ÏJU* * . * J ItAN». ««n, dat hij, al is het in zijne toeonjuist, 'toch niet bij machte is te (ten. ROBERT KOCH. En sedert ving haar lijden aan; de kiem der wreede kwnal, Die langzaam moordt,als sluipend gif, en wis, als 't grievend staal," Schoot wort'len in haar jonge borst... Eau blijde lentegaard ... En de arme kunst zocht weer naar 't kruid, dat nergens wast op aard. De Génestet. ;**Kiemand zeker zou zich meer verheugd dan de gevoelige schrijver van Haantje van den Toren, bij het vernemen 4en triomf, dien de wetenschap der i.ïpneeskunde voor enkele dagen heeft behaald. ; Koch's geneeswijze der tuberculose 'geroepen om een einde te maken aan verwoestingen dier vreeselijke kwaal, die "~ks honderdduizenden tei> grave sleept. voor eenige jaren had de beroemde ie geleerde aangetoond, dat de tuber, de kwaal van welke de gevreesde ring de meest algemeen bekende vorm wo*dt veroorzaakt door een mikro-orgadat van buiten af iu het menschelijk im doordringt en zich daar vermenigg;t ten koste van de weefsels, welke het st en spoedig vernietigt. Toegerust met buitengewone scherpzinnigheid en eene ne volharding, wijdde Koch zich aan f studie van den microscopischen vijand, dien ?den bacillus der tuberculose had herHet is hem gelukt dit organisme af zonderen van de tallooze andere, die in buiten ons lichaam voorkomen, en de ?', tuwwaarden uit te vorschen van zijn bestaan ,r ** *ijne ontwikkeling. Doch even gemakke'" Jftt. als het was den bacillus op het proefglas onschadelijk te maken, even moeielijk was . Set, hem in het lichaam van den mensch aten te tasten met de zekerheid, dat het Middel afdoende en voor den lijder onscha- jfelfk zou zijn. En zoo was tot voor korte» tijd het laatste woord der wetenschap aefoieven: tracht het algemeen en het plaat.wlfjk weerstandsvermogen van den lijder «paveel mogelijk te verhoogen. Doch de toering van Koch's middel heeft het mogegemaakt vooreerst, door onderhuidsche i «MfHiiting van enkele milligrammen omtrent fet al of niet bestaan van eene tuberculeuse v.' ?Wttdoening volkomen zekerheid te verkrij, ges, en in de tweede plaats, de kwaal met ?iet minder zekerheid te genezen, wanneer 4e verwoestingen, in het weefsel aangebracht, nog niet al te zeer zijn uit"ireid. Een tijdig geconstateerd en onmiddel cin behandeling genomen geval van tubercuvan welken vorm ook, kan worden ge?eaen. Dit staat reeds thans vast. En wat : dit beteekent, kan men nagaan, als men ?eet dat veertien percent der sterfgevallen deor de statistiek op rekening van de ver.?efcïllende vormen van tuberculose worden ; jesteld. iem. iSlaap wel Kees, tot morgen." »iDank je kameraad, van 't zelfde, maar - zou Je niet eerst een slaapmutsje pakken? .Kom even in de koffiekamer, 't zit er van «vond an." Terwijl Kees met den dienaar van het openbaar gezag naar de koffiekamer sukkelt, «ntmoet hij Wulf. «Goede avond, menheer". »Kees." »'t Is nof goed afgeloopen met onze ab?age." »Zeker, Kees." »Nu, 't is de eerste niet, en 't zal de Matste ook niet zijn. Als ik voor elke abaage die ik in de 24 jaar dat ik portier ben, &i meegemaakt heb, een kwartje gekregen Itad, zou ik nu een man in bonis zijn. Ge ooft u dat wel ?" Wulf knikt toestemmend. «Menheer, daar is de juffrouw, ik wensch B.een goeden nacht. Droom maar van geen absages''. >Dag Kees, tot morgen." »Als God belieft menheer." »Hier ben ik Edmond, heb je lang moeten wachten?" »Neen, m'n kind, je bent de eerste. Kom, Itu spoedig naar huis." Arm in arm verlieten zij de donkere legtibule. »Gaan we nog naar 't café, Ella? Ik heb ?en- ontzettenden. honger en jij zult ook wel teek hebben.'1 >Dat heb ik, maar wij kunnen van avond Jiaar geen cafégaan, want ik heb een invitatie voor je. Neem je die aan?" «Natuurlijk, ik neem alles aan wat je me Wedt." »Nu, m'n juffrouw heeft je uitgenoodigd am van avond bij ons te soupeeren. Zij ieeft me beloofd de »goelash" op te war men en versche aardappelen te koken." »Toch nog »goelasch", lebe hocli, maar nu eei* stapje opgelegd." Weinige oogenblikken later zaten Edmond «D Ella aan tafel in de gezellige achterkamer Koch's langs zuiver wetenschappelijken weg verkregen ontdekking is ongetwijfeld een der allerbelangrijkste gebeurtenissen van onzen tijd. De bescheidenheid en belange loosheid, waarmede Koch over zijn eigen werk spreekt, verhoogen nog den indruk van zijne grootsche wetenschappelijke daad. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Judic-voorstelling: La Boussotte. Kon. vereeniging liet Ned. tooneel": De zaak Clémenceau,. Tivoh: De terugkomst van Utysses. Het zij mij vergund ait overzicht te beginnen met een woord van hulde aan onze bekoorlijke Judic heeft Donderdag avond als la Rous^otte het publiek van het Grand Théatre weder doen lachen en dat op een manier, waarbij de dames geen waaier noodig hadden. Vroohjk, gemoe delijk, hart verruimend heeft zij ons laten lachen om de meest eenvoudige woorden, om eon wenk met een oog, om een handbeweging. Wie zou er ernstig kunnen blijven als zij haar vader terug gevonden heeft en zich oefent in het zeggen van Papa', ot' als zij het huwlijks-aanzoek van baron Montflambert aanneemt en zoo lijraerig tot haar vader zegt: je l'aime" 'i En dan die be kende liedjes, die lustige huppelende airtjes, zooais van Ah! s'il avait alléplus loin eii andere, voorgedragen, zooals alleen Judic liet kan doen waarlijk, de hh. v. Lier, zooals het programma vermeldt Impressarios pour la Hollande, hebben er eer van, dat zij ons in de gelegenheid hebben gesteld in Possart's afwezigheid deze schalke actrice weder eens te kunnen toejuichen. Mevr. Judic wordt ter zijde gestaan door een tamelijk voldoend gezelschap. Dehn, Didier en Vos zijn ons van vroeger bekend. Vooral de eerste munt uit in fraai acteeren. Bit zal ver moedelijk nog meer tot zijn recht komen in IJioorfons, dat Zaterdag gaat, en het is dan ook te hopen dat men niet overgaat tot potsenmakerij, waartoe la Itoitssotte meermalen leidde. Ik weet niet of mijne lezers bekend zijn met de uitgave van E. Dentu te Parijs, waarin Albert Batallle telken jaro zijne verslagen verzamelt van de Games cflèbres et mondaines, verslagen van proces sen, die of om de afschuwelijkheid der misdaden, of omdat groote namen erbij in het slijk gesleurd wer den,opzien verwekten. In die boekdeeltjes vindt men de stof voor grappige operettes, zoowel als voor de meest huiveringwekkende drama's. Voor een operette toch zou b.v. het proces kunnen dienen van mevrouw de gravin X. die van haar man wilde scheiden tor wille van een huzarenofficier, en haar echtgenoot nu in den val trachtte te lokken door de verleidelijkste modümitaksterijes zich in de kamerdeuren te laten vergissen. Voor een drama, helaas! zijn de gegevens in die ver slagen even talrijk als ongeloofehjk gruwzaam. Het tooneelspel De zaïk Clémenceau vanAlex. Dumas en Arniand d'Artois, door de Kon. Vereeniging Het Ned. Tooneel vertoond, is als het ware zulk een verslag voor het tooneel bewerkt Onder gemengd nieuws zou men de uiteenzet ting van het gebeurde wellicht aldus aantreffen: Een jonge man Pierre Clémenceau, een veel belovend beeldhouwer, kwam ongeveer drie jaren geleden in kennis met de jonge dochter Ltabella Dombranmvska, die met haar moeder^ zich noemende gra in, te Parijs vertoefde De jonge gravin was verloofd met zekeren Serge Vainoff', eeu llus, wiens vader zijn toestemming der hospita. De »goelasch'' geurde, de aard appelen dampten. »Wil ik 'iis bedienen," vroeg de hospita, terwijl zij met haar oogen de aandacht van Edmond op Ella's bord trachtte te vestigen. »Heel graag, juffrouw, bedien u eens m'n aanstaanden echtgenoot." Ella nam het hagelwit servet van haar bord. Een vreugdekreet weerklonk. »Ah ! een brief van mama!" »Met de laatste post gekomen," viel de hospita in. »E<lraond. even lezen!'' »Ga je gang, Ella, ik heb nog wat geduld, maar niet veel.' Zenuwachtig opende Ella den brief. Geen woord werd gesproken. Edmond en de hos pita zagen Ella met belangstelling aan. Haar gelaat plooide zich droevig, een dikke traan rolde langzaam langs haar wangen. Edmond schoof met zijn stoel zachtjes tot haar, legde zijn arm om haar henen en vroeg : »toch niets onrustbarends, Ella ?" Zij sloeg hare donkere kijkers tot hem op en gaf hem den brief. »Hier Edmond, lees zelf." »Zeg me liever, wat er is." Haar kopje rustte tegen zijn borst, hij streelde haar de gitzwarte haren. »Kom Ella, vertel me uu 'ns wat er in dien akeligen brief staat?" »0ch Edmond, mama raadt me zeer af zoo gauw te trouwen. Zij vindt dat we nog een paar jaar moeten wachten, dan kunnen we wat bespaard hebben, een huishouden kost zooveel geld, en .... zij sloeg de oogen even neer, er kan nog zoo veel bijkomen. Hoe vindt je dat nu ? 't Is verschrikkelijk, en dat ik nu juist van avond zoo'n brief krijg.1' »Dat klinkt ook als een »Absage:', Ella maar die nemen we niet aan. Eerstens ont breekt het attest van den dokter en tweedens kan zoo'n absage alleen van jou komen en ....'' »En daarvoor heb jij niet te vreezen/' zei Ella met een kus. Gent, 1890. tot het huwelyk echter weigerde. Toen nu Pierre Clémenceau het meisje ten huwelijk vroeg, stemde zij, arm en ellendig als baar bestaan was, gaarne toe. Na twee jaren van ongestoord geluk, na twee jaren van arbeid en roem, verworven door de schepping van beelden, waarvoor zijn vrouw tot model diende, zag Clémenceau eensklaps zijn le ven verwoest door de ontrouw 'zijner gade met den vroeger genoemden Serge Vainoff. Hij maakte echter geen schandaal, maar joeg zijn vrouw weg en vertrok zelf naar Italië. Daar poogde bij do echtbreekster te vergeten, doch als hij een bnef van haar ontvangt, waarin zij om een onderhoud vraagt, aarzelt hij geen oogonblik om terug te keeren. Hij vond haar in een pa leis, haar door den regcerenden hertog van S. ten geschenke gegeven. Hij had haar nog zoo lief, dat hij toestemde om weder wet haar sarnonteleven onder voorwaarde, dat zij met hem naar Italiëzou gaan. En ziet zij weigerde. Tot hiertoe had zij hem gesproken iu tegenwoordigheid har er moeder en van oen vriend. JS'u wilde zij met Irun alleen zijn. Zij verzocht do aanwezigen zich te ve-wij deren en toen is het verschrikkelijke gebomd. Zij was zoo zeker van haar macht over /Kincnceaw, dat zij zelfs de deuren afsloot, opd<it zij niet gestoord zouden kunnen worden, en klaar blijkelijk begon zij hem met haar vleiende stem iets te verzoeken. Eerst hoorde men haar geruimen tijd spreken, toen Clémenceau; eensklaps klonk een angstkreet, een kreunen, een reutelen en eon snik, en toei-: mevrouw Dombranowska en Conslantin KHz binnensnelden zagen zij Clémenceau, die zijn ver moorde vrouw in zijn armen hield en uitriep: Ik heb een monster gedood." Als getuigen over deze misdaad zijn gehoord de oude gravin Dombranowska, moeder der ver moorde, Cvnxtaittin Ritz. boezemvriend van Ul menceau, en Georgctte. een kamermeisje. De oude gravin heeft verklaard, dat zij voor het huwelijk harer dochter in zeer bekrompen omstandigheden geleefd had, dat haar dochter eerst verloofd was geweest met een Kus Serge Vai'tioff, wiens vizier echter geen toestemming tot een huwelijk wilde geven, dat haar dochter toen het aanzoek van den Franschen beeldhou wer had aangenomen en twee jaren gehuwd was geweest. Op de vraag in welke verhouding de vermoorde later tot Serge Vainofl en den regeerenden hertog van S had gestaan, kon de oude dame niet antwoorden. Contstantin Ritz, officier, kon getuigen, dat hij reeds in het tweede jaar van haar huwelijk me vrouw Clémenceau bezoeken had zien afleggen in een huis waar Serge Vainoff woonde, dat zij van i dezen zeer kostbare geschenken aannam, dat haar moeder van de verhouding afwist, die aanmoe digde, hoogst waarschijnlijk als bemiddelaarster was opgetreden, en zelf leefde van onderstand van Sarge Vainoff. Cowta-ntin was door Cl menceau geroepen toen deze uit een brief de ontrouw zijner vrouw bemerkt had, hij w»s ook tegonwoordig bij het gesprek, dat Clrmenceait later met liübella voorde, had hem zelfs aangemaand heen te gaan zonder zijn vrouw terug te zien, en was de eerste, die met de oude gravin binnensnelde, toen zij den kreet en het reutelen hoorden. Georf/ettet het kamermeisje, kon alleen vertellen, dat zy wist dat haar mevrouw in briefwisseling stond met Skryc Vainoff en hem bezocht. Zij heeft indertijd de oude mevr. C/,é»tenceau willen waarschuwen, althans haar achterdocht gaande willen maken. Toen die dame haar verzocht te zwygen, heeft zij als eerbare dienstbode haar dienst verlaten. Uit het verhoor van Cléimnceau zou zijn ge bleken, dat zijin vrouw hem het voorstel had gedaan, zich van hem te laten scheiden; zij wilde in het paleis van den Hertog blijven wonen, zij was echter bereii als vroeger, op tijdstippen, die hij zou rnogen vaststellen, hem tot model te dienen. Zij had hom naar zij zeide nog lief, maar kon alleen niet van de haar omringende weelde scheiden. Cli'mencemt,, over zooveel vcrachtelijkheid woedend geworden, had toen een dolk gegrepen en haar gedood. In het laatste oogenblik was zijn liefde weder bevengekomen en in eon laatsten kus had hij haar laatsten ademtocht opge vangen. Ik kan mij niet voorstellen dat het de schrij vers te doen zou zijn geweest deze rechtszaak te j vertoonen; het doel moet zijn geweest een vrouw als l.-sabella af te beelden, haar karakter te ont leden en hierin zijn Alex. Dumas en Armand d'Artois ten deelo geslaagd. L'afttnre Clémencenu is dan ook een nummer uit de geheele reeks, l^e fïl>i naturel, J^e derni-monde, IM femme, de Clftude, L't, jn-inceaic Creorges, waarin uit verschillende oog punten het vraagstuk besproken wordt, in hoever de vrouw zonder zedelijke waarde zich zelve of een ander kan gelukkig maken. halidla Dombranowska is eon monster. Zij is niet slecht omdat zij vroeger armoede en ellende geleden heeft. Zij haat haar man niet, zooals JKdith Orangeby Dombey deed, omdat zij aange boden, afgekeurd, opgevcild, uitgeloofd en oindolijk aan don man gebracht werd; lia houdt veel van den beeldhouwer, voor wien zij Serge Vainoff liet loopen. Zij bedriegt hem ook niet, omdat een ander man haar meer bekoort, och neen, zij stapt later even kalm het, paleis van den Hertog binnen, als vroeger Vainoff's huis. Zij is niet slecht omdat ha,ar moeder, de koppelaarster, haar zedelijk gevoel vernietigde, zij is slecht eenvoudig omdat zij slecht is. Zij is een van die vrouwen, die het vermogen om te beminnen, innig, waar te beminnen, missen. Zij vleit en streelt, en wekt hartstocht op, maar zelf blijft zij er koud onder. Zij bemint alleen zich zelf, haar mooi lichaam, haar zachte huid, haar kleine handen, en de weelde. De weelde vooral, en omdat zij zelf koud blijft bij de Jietkoozingcn die zij geeft en ontvangt, schijnt zij het laag gcmoeno van haar gedrag niet in te zien ; daarom kan zij er toe komen haar man te vragen haar in het paleis van den Hertog te laten. Zij wil hem tot model dienen, hem komen liefkoozen, maar de weelde kan zij niet missen. Die vrouwen zijn veel gevaarlijker dan die zelf grof zinnelijk zijn, want zij verspillen glimlachend telkens nieuwe kapitalen, ze opknabbelend met glinsterende tandjes, als een eekhorentje de noten, en zjj vernielen telkens nieuwe menschealevens, die verteren door den steeds weer opgewekten hartstocht. Zulk een vrouw is in staat baar slacht offer kalm te beschouwen, en dan met opgeheven hoofd, glinsterende oogen en een glimlach om de lippen neen te gaan, zeggende: Waarom was hy ook zoo dom l" En als een man ruwer, krachti ger hartstochtelijk dan zijn voorgangers, in woeste overspanning zulk een vrouw een dolk in de blanke borst stoot, dan is het waarheid als h\j zegt: Ik heb een monster gedood". Ik meen dat wij deze karakterteekening in De Zaak Clémenceau moeten zoeken, maar ik ben ook overtuigd, dat men wel een derde gedeelte van de vertooning kan missen. De geheele eerste acte bijvoorbeeld had onge schreven kunnen blijven, de uiteenzetting der toe standen had best op het gemaskerde bal plaats kunnen hebben, dan was het tweede bedrijf wat degelijker geweest. Het kan ons bovendien weinig schelen, dat Clémenceau een natuurlijk kind is, en dat hij wel zou willen trouwen, of dat Constuitttn Mtts een rijk meisje voor hem weet. Het eigenlijke tooncel;-[;cl begial, pas in het 3e be drijf, en als de auteurs goed gesnoeid bedden, wat zou hot geheel da» boeiender en krachtiger zyn geweest. jVu liet men den toeschouwer zich eerst twee bedrijven vervelen. Mevrouw Cttunenceau kon ook wel wat meer op den achtergrond geplaatst worden. Zij is zwaartulend en wat men noemt zwaar op de hand'', ik zou bijna zeggen dat het opluchtte toen zij stierf. Zoo had ook de oude lliomas Rite gemist kunnen worden en liefst bet model ook, want of Mariette ui op Clémenceau verliefd is of niet, zij staat geheel buiten die levensperiode van den beeldhouwer waarin wij belang stellen. Het spel der optredende artisten was te loven. Mevrouw Frenkel had haar rol volgens mijne meening zeer juist opgevat. Zij is vleiend, lief en aanhalig, maar het raakt haar hart niet. Als haar ontrouw bekend wordt, denkt zij er niet aan haar man tevoet te vallen, zij is blij als hij haar weg jaagt, blij, dat zij van hem af is. Als zij zelf niet onder alles zoo koud bleef, zou zij ook niet zulk een hooge gedachte van haar macht over Clémen ceau hebben gehad, een inbeelding die baardood veroorzaakte. Clémenceau werd voorgesteld door den heer de Jong, kalm ernstig, als een man, die niet door het leven gedragen wordt, maar op eigen beenen een moeilyisen weg af moet leggen. Het beste tooneel der twee hoofdpersonen is in bet atelier,, als mevrouw Frenkel cp een sofa ligt en de Jong bij haar komt zitten. Ixabella toont zich da,n zooals haar karakter is. Zij wil dikwijls poseeren omdat de beelden veel geld op brengen; zij wil spoedig rijk zijn, en zij vindt het prettig haar mooie armen en hals tei toontestellen; zij vindt het prettig, dat haar man oog voor haar schoon heelt: zij wrijft haar blanke bloote armen met welbehagen tegen elkaar en eindelijk buigt zij met zelfvoldoening haar hoofd achterover om. door Clémenceau gekust te worden. Toch liegt zij hem int usschen voor dat Conniantin lidz, haar ZIJD liefde verklaard zou hebben r en zij liegt, omdat zij weet dat Ritz haar verdenkt en zij hem nu voor wil wezen, door hem bij Gi menceau onmogelijk te maken. Mevr. de Vries is voor de oude gravin wat ordinair, zou men zeggen, omdat men op het too neel in een vrouw van adel ook steeds een vrouw van opvoeding ziet; raaar dit gaat lang niet altgd op, ou ik geloof, dat mevr. de Vries volkomen gelijk heett aldus haar persoonlijkheid te karak* teriseercn. Movr. Pauwels v. Biene als de moeder van Clémenceau kon mij deze keer minder behagen, maar haar vervelende rol zal daaraan de meeste schuld hebben. Een mooie ligimr is daarentegen Conrfantin Rttz, welke persoon door den heer Claus zeer fij.n werd voorgesteld. Het decoratief was in het eerste bedrijf leelijk en rammelend (de Venus van Milo eenvoudig be spottelijk) en in het laatste bedrijf te eenvoudig. Het dtd m^squézat slecht in elkaür, ofschoon het tooneel aardig was ingericht maar ik ken ook niet dwazer dan die bals, waarop alle dansers telkens wegloopen. En wat nu de geheele vertooning aangaat: Als het stuk wat verkort kon worden, zoodac het ka rakter van Ida beter uitkwam, zou het ongetwij feld aan kracht winnen en daardoor meer succes hebben. In Tivo-li ben ik De terwjlxtmst van Ulysses gaan zien. Ik heb uog altijd hoop, dat men daar eens een geestig ituk zal vertoonen en dat dan niet bederven door ruwe grappen. Ik ben voor deze keer echter weer zeer teleurgesteld. Het stuk is op zichzelf dwaas door de gekke tegen stellingen. Als men de vorsten, die naar Penelopé's hand dingen, in het caféUe groote slok ziet zitten, hoort praten over de tram in Sparta, en Mentor zelfs het bij de inbraak in de Kalverstraat ge vonden kamrnelje te pas boort brengen, is het moeilijk ernstig te blijven, maar daarvoor, daar naast on daarna worden zulke grofheden gezegd, dat geen afkeuring sterk geeoeg kan zijn. Zang en spel van alle artisten, behalve van mej. Dirickx en den heer v. Ollefen, lateti verder ook alles te wenschen over. FE. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De heilige Graal; zie daar het onderwerp van Lohenqrin en ook van Parsifal. Men zal moeten erkennen dat dit onderwerp zich bij uitstek voor de opera leent, en Lohengrin, die verleden Vrijdag avond in het Paleis gegeven werd, oefende op mij no" weor dezelfde bekoring uit. Ik heb deze opera te Rotterdam vaak op de meest onvoldoende wijze hoorcn vertolken, doch ook wel voorstellingen bijgewoond die (de middelen in aanmerking ge nomen) voortreffelijk waren. Esn rol heb ik alqjd voortreffelijk gehoord en wel de Koning hetzu. door Fischer of Behrens, en thans was deze rol zoo onvoldoende mogelijk bezet door den heer Schinkel die alleen in de lage tonen eenigen klank vermocht voort te brengen en ook wat spel aangaat ziek blijkbaar met zijn rol verveelde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl