De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 23 november pagina 8

23 november 1890 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

e . &4&?*yF*f> ,. * S^afflBSS^w^ Vi£~ - ??* ^ **«,***? r :.*#**.'"-., 4^. r ir*^7 \ *, «,.* v K Dat is geen spekkie voor jou bekkie; als jij maar oppast dat de rot er niet bij komt. De Kater VQOT 't venster: Miaauw ... Miaauw ... e KLAAG- EN DREIGZANG VAN LIBERALE PARTIJ IN DE KAMER. ? In zy'ne 11. Vrijdag in de Nutzaal te Arnhem gehouden politieke rede heeft de r heer Roosebootn als reden, waarom hij zich in 1891 niet herkiesbaar zou stellen, mede gedeeld : Hjj zou geen bruikbaar officier blijven als hy niet in de gelederen terugkeerde. Bovendien zou hij langzamerhand niet ge noeg op de hoogte blijven, om in de Kamer naar den eisch te kunnen spreken, over de militaire belangen". i Het Utreclitsch Dagblad verneemt, dat de heer A. L. W. Seyffardt het besluit genomen heeft, zich bij de aanstaande ver kiezing van leden der Tweede Kamer, niet weder beschikbaar te stellen. De redenen die hem daartoe noopten zijn deze : «Werd hy tot lid van de Kamer herkpleen, dan zoude zich een nieuw vierjarig vak openen en zich voegen bij het half tember 1891 afloopend tijdvak zijner 3Va ge werkzaamheid als volksvertegenwoor^ir; hij zou daardoor z. i. voor een groot deel afstand doen van de mogelijkheid, om later met vrucht weder in het leger werk. zaam te zjjn. Doordat hij vóór het aanvaarden van zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer der Staten-üeneraal in 1888 geruimen tijd geplaatst was bij den generalen stat', acht hy het voor zich te meer noodzakelijk niet te lang nonactief officier te blijven." O Rooseboom, o Rooseboom, Gaat Gij ons snood verlaten ? Wie zal er nu op 't Binnenhof Met zachten blaam en zoeten lof Voortaan voor Oorlog" praten ? "O Seyffardt lief, o Seyffardt lief, Laat'Gij ons ook al steken ? Gij groote specialiteit, Gij wist van opportuniteit Zoo liefelijk te preêken. goe zullen wij het in 't vervolg inder u beiden stelle.i? Wie zal ons liberalen nu, Bij hot en haar, bij iio en hu, D,en rechten weg vertellen ? U blijven, zegt g", nog Seret En Löben Sels, die vromen. Jawel, maar voor de minderheid Zijn die weer geen autoriteit Om mee vooruit te komen. Ons militair geweten waart Gil beiden sedert jaren. . Wij wisten 't niet, maar gij alleen En gaat gij met u beiden heen. Hoe dreigen dan gevaren! Hier Tindal, ginds Bergansius ... f Dat is voor ons geen leven! j De legerwet is in 't verschiet: i Deugt de minister ? deugt hij niet ? ! Gij slechts kunt uitkomst geven. Gij wilt niet? Hoort dan ons besluit: Wij worden schutters, allen, Actief of rustend; het verstand Komt met hel ambt 'tligt voor de hand. Hoe zou u dat bevallen ? JULIÜS PRUTTELMAN BROMMEIJER Rot en nog eens rol! Je hoort niet anders dan Rot. Zoo rot is de boel tegenwoordig, dat zelfs de X. Ilott. Courant zich als een rotte appel weggooit, nu liberalen, radicalen en socialen tezamenrotten, om Rot naar den Raad te sturen, opdat die daar de oude rotten, de slimme en de vette rotten, als een kale rot in den staart zal bijten. Zie je, dat teekent den tijd. Het zootje wordt hoe langer hoe burger lijker. Ze snuiven niet meer, maar ze beginnen te pruimen. Je moet tusschenbeide maar eens ouder tafel zien, op dat 1'eiv.isoh tapijt. Je kunt het aan hun naam wel hooren. Ze hebben haast geen naam meer, of 't zou moeten zijn een naam. waarmede men voorwerpen uit de onbezielde wereld aan duidt, als Pijnappel, of Vas, dat zoo iets wil zeggen al? pot, pan of schotel. Hondennamen zijn aristocratische!', dan die van onze edelachfbnreii. Edelachtbaren! God bewaar me, onder de 39 is er maar u, die iets adellijks aan zich heeft en die heeft het dan al gebracht tot.... jonkheer! En wat voor naam draagt zoo'n man ! Tex ... Was 't nu nog maar llce, dan zou je ten minste elkaar kunnen wijsmaken dat hij een afstammeling van Jlec/ui' was, al zou zij n familie, in de rechte en in de schuine lijn, ook wel wat heel groot wezen. Maar nu vraag ik je: Tex! Dat kan hoogstens een verkorting van Tcjclur zijn. Jhr. de It'ccer. Bah! En zoo'n man is dan nog de groote hans in het snul. Voor de rest meascheu, die zich .niet kunnen aanmelden, dan als de zoon van Dries, van Gerrit, van Heintje, van Daniël, van Sas . . . enfin allerlei soort van lui met een stamboom als van Jan Klaassen. Proletariërs, grauwe proletariërs, net zoo goed als dat audre volkje, dat je je niet kunt denken, dan met een spa in de hand, een hamer of een hengellat; zooals Dijkmans. Dijkmans ? Is 't niet of je den kerel zoo uit den polder ziet aankomen ? Ankersmit, God zal me liefhebben, de He.fr Ankersmit ! de Heer Serrurier, de Heer Vis ser 't zou om te lachen zijn, als 't niet zoo diep treurig was ! En dan heb je nog dat kroost van Jan Rap, welks vaderen vroeger ten spot langs de straten geloopen hebben, met bijnamen als mees, muis, hoofie. Ja, »hoonV', hoe durfde iemand een volslagen mengen »Hoone'' noemen ? Dat moet gebeurd zijn in een tijd, toen er nog waarachtig groote lui leefden, die met hun onderhoorigen rond sprongen als een jongen met zijn speelgoed. Ik weet wel je hebt daar ook een Ten Brummeler ; dat is ten minste een mond vol ; en dan De Vries v. Buuren : iets grafelijks ; hij heet ook Maurits, geloof ik. Ik wil toch eens zien zijn portret te krijgen, om te onderzoeken of er ook gedacht kan worden aan overeenstemming van gelaats trekken met de echte grafelijke familie .... Maar hoe staan nu deze beide heeren bij de rest aangeschreven ? Gevoelen zij zich thuis onder het gepeupel ? Neen ze zijn er iu tel als een rotte kool bij de groenvrouw. Zie je, daar is geen smaak meer voor iets fijns in onze wereld. De geheele gemeenteraad, je behoeft de naamlijst maar ai'telezen, is het plat.-te, dorste, dufste proza, wat je je denken kunt. 't Eenige bloempje dat je er zoudt kunnen plukken, is dat ronde, blozende ventje, dat uit het bollenhind hier is overgeplant. Uit een schoon geslacht gesproten, met iets vrouwelijk eurigs en kleurigs, hebben zij hem den naam meegegeven van Die 8erin>r". A di God, welk een verkwikking in /oo'n paardcn:4al ! Maar zóó vu'loopcn is de boel, dat ze zelfs geen eerbied hebben voor Flora's vleeseha'ewordeii glimlachje. En in plaats van dat lieve h-niekind bij zijn naam ie noemen, spreken zij over hem als Kcr* of J\ Afschuwelijk, nietwaar! De rakkers gun nen je geen enkele illusie meer. Ik wil maar zeggen: zoo zit de, trek naar het lagere er in. Er is een tendenz naar hel gcmeene. Do maatschappij groeit, ja, maar als een koestaart, naar beneden. 't Jan Hagel zit op ''t groene ku-sen, zoo is 't, anders niet. 't Komt er niet met Rot, maar met Rot komt het uit, hoe wij door hei e:;:iai!le al lang geregeerd worden. Maar wat er aan te doen ? Opknoopen . . . dat gaat r.iüt meer, 't is zoo goed als een hoihüling van de Egyp tische plaag: 't stof werd lui/.on. Overal heeft het p'.cbs zich genesteld. Kijk maar -eens op de Beurs. Een 40 jaren geleden was dit tenminste nog -een presentable collectie. Er was er niet .én zonder een behoorlijk dichtgeknoopte jas aan en een.glimmenden hoogen hoed op; en wat «en nobele, .gedistingeerde, vertrouwenwekkende gezichten! Maar tegenwoordig, 't Lijkt wel of al de kantoorloopers en de oud-kleêrs, uit mijne jonge jaren, onveranderd van tro nie, zich een beurskaart hebben aangeschaft. Ik voel er mij no°r minder op thuis, dan op een receptie van Gijs.... Burgemeester, zoo zei ik laatst tegen hem, waarom sla jelui de beurskaarten niet op, 't is me daar tegenwoordig een schorremorrie dat je je goede kleeren er niet meer aan waagt. Doch hij glimlachte als wou hij zeggen : »ja dat zou ik wel willen, maar zoo. als de bevolking van de beurs thans is, ben ik nog banger voor een beursoproer daii voor een palingoproer.... en mijn meeste raads leden . ..." Nu je struikelt er over de parvenu's en over de lui, die nog niet eens parvenu be hoeven te zijn, om je een hand te presen teeren .... Niet, dat ik mijzelf te hoog taxeer Ik weet heel goed, dat me eigen moeder vóór haar tweede huwelijk, met Pruttelman,. toen zij nog weduwe Brommeijer heette, stovenzetster was in de O. Z. Kapel. Iets. wat ze niet had behoeven te zijn, als mijn vader niet uit den goot ware gevallen toen hij als leidckker een dak repareerde. Maar tnijn vader zou ?ich met zulk werk niet ver ? ledigd hebben, indien niet mijn grootvader, in 1812 den Rijn was komen afzakken, op dat moment, zonder middel van bestaan. Hij zou evenwel een zeer ruim middel van be staan gehad hebben, als indertijd Zadok Brommeijer, twee geslachten vroeger, niet in Polen bet Jodendom had afgezworen, om daar katholiek te worden, en tien jaar later, bij een verhuizing naar het Kasselsche, pro testant. Want drie vier geslachten vroeger leefden er Brommeijers. die puissant rijk zijn. geweest, te Praag, benijd en gevierd door de patriciërs en den adel, maar de grondlegger van mijn hedendaagsch geloof schijnt niet alleen naar den geest, maar ook naar den staat van zijn beurs, in een Sturm- und Drangperiode te hebben verkeerd, die zijn ge slacht tijdelijk heeft doen afdalen van den hoogen trap, waarop het sedert de 15e eeuw zich bevond, tot het nu weder, door het geld van Pruttelman en mijn energie, zijn oude positie heeft herkregen. Ik weet dus iets te geven en te nemen. Ik ben niet, wat men zou kunnen noemen,. doctrinair in mijn genealogische principes.. Neen, maar als ik zie hoe het hier te Am sterdam toegaat, wat er van de eerste en oudste families geworden is, kortom hoe het. grauw zijn hoofd opsteekt, en nu zelfs een Hot in den Raad tracht te sluipen, zeg ik met Orondu-cl: dat gaat te ver! 't Spijt me dat ik die vergadering niet heb kunnen bijwonen, ik had er mijn denkbeel den wel eens willen ontwikkelen. Zij hechten daar nog aan manieren en fatsoen. In (lrond~icct zit wel iets eri toch, als zoo'n vereeniging iets beteekent, wat mag dan welde reden zijn, dat zij nog niet op het denkbeeld is gekomen om mij candidaat te stellen, mij, JULIUÖPlïUTTELMAX BuOMMEIJEll ? (Heerengracht. Bocht). ROT?POESSIAT. Twee diertjes, felle antagonisten, Die, instinctmatig, aliijd twistten, Gaan dra te zamen in n kot, En zal de keus der Amstelaren Den vol k p spoedig luid verklaren of Poessic-at de Rot, of dat Rot, Poessie at. LEENTJEBUUR. Herr Asdnrski is omringd door bewonde rende seboonen, die in de kritieken over de laatste schilderijententoonstelling veel hebben gelezen over liarii/Mi/cüt van kleuren, XIJ/Hphoitici'n- van geel en groen, ijaiitinu's van. tinten. De groote pianist heeft zijn stuk ton einde gebracht, schudt zijn leeii'.venmauen naai achteren en fronst in diep nadenken de Oivmpische wenkbrauwen. Koor der aanbidsters : »() mijnheer Asdurski, wat ligt er een kleur in uw lorltxxtiiio'ts ' ? »En wat zijn uw niaiiia-fiin-J's heerlijk ijcuio'lt'Iirnl.'" «En wat is er een pcrxpcc'ic!' in uw crcy~ i.'csuliin!" i >.En dan dat verrukkelijke cltütroiicitro in. i UW lliiliilllllfl/ild'f."^ : »En vooral die gespierde finatoinlc in u\v ! kyiilu'y.'!" j Herr Asdurski begrijpt het niet precies.. i maar vindt het toch niet onaardig.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl