De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 30 november pagina 1

30 november 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

!«der Hommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). 'MVerschijnt eiken Zaterdagavond. Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 30 November. Abonnement per 3 maanden ?1.125! fr. p. post ? 1.27* Voor Indiëper jaar » mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . , '0-10 Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . . 0.20 Reclames per regel ?. . 0.40 I N H O TT 1>: VAN VEERE EN VAN NABIJ, FEUILLE TON: Stilleven, door H. Bang. UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN LETTERENJ: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Muziek in de hoofdstad, door Van Milïgem. Aan David ?y»n der Keilen Jr., over eenige -werken op de Arti-tentoonstelling, I. Frats Lapidoth, II, door A. J. VARIA. SCHAAKSPEL. Zij wilde hem ontrouw z^jn, door P. H. Koaegger, I. Voor Dames, door E-e. ALLEKLEI. CORKERPONDENTIE. RECLAMES. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Nog zelden is "het Engelsche Parlement onder zoo zonderlinge omstandigheden ge opend als thans. De troonrede bracht niets nieuws, doch de aankondiging van ontwer pen, die reede bij herhaling als uiterst drin gend waren aangekondigd, zou in gewone gevallen aan de oppositie de welkome ge legenheid hebben geboden, om de onvrucht. baarheid der wetgeving op rekening te stel len van de regeering. Niet minder stof tot klachten gaf de lersche politiek van Lord Salisbury, of liever van diens neef Arthur Balfour. Men verwachtte hierover vinnige interpellatiën van de zijde der Gladstonianen en der Parnellisten. Doch niets van dit alles geschiedde. Het adres van antwoord op de troonrede werd niet slechts in het Hpogerhuis, maar .ook in het Lagerhuis bijna zonder debat aangenomen. Geen enkel amendement was daarop ingediend. De reden van dit ongewone verschijnsel is uitsluitend te zoeten in het echtschei dingsproces tusschen kapitein O'Shea en diens vrouw, een proces waarbij, zooals wij in ons vorig nummer mededeelden, ook de heer Parnell betrokken was en dat de moraliteit van den leider der lersche partij in een zeer ongunstig daglicht had gesteld. Kon Parnell onder deze omstandigheden de lei der blijven van de lersche nationalisten ? Dat ?was de eerste vraag. Er waren er, die meenden, dat de beantwoording dier vraag alleen aan de nationalisten toekwam. Maar de Ieren zullen verder dan ooit van de verwezenlijking hunner wenschen verwijderd Feuilleton. STILLEVEN. DOOR H. Bang. Een klein, smal pad voerde naar het huisje, een pad aan beide zijden beplant met wilgeboomen en bestraat met groote, pun tige steenen, die voor een rijtuig nog al gevaar zouden kunnen opleveren, hetgeen in dit geval echter zoo slim niet was, daar er toch nooit gereden werd. DominéSkael hield evenmin paard als rijtuig, en wanneer hij eens een huisbezoek had af te leggen, of zijn vrouw naar de stad moest om haar kleine inkoopen te doen, dan zat er voor hen niet anders op dan te voet te gaan, tenzij de parochie-predikant hun voor een enkelen keer zijn rijtuig aanbood, als vergoeding voor een kinderdoop aan huis of iets dergelijks, dat zijn collega voor hem had waargenomen. Die predikant was tamelijk corpulent en nog al op zijn gemak gesteld, en bleef lie ver op zijn tegenwoordige kleine standplaats dan naar een grootere te dingen, waar al licht twee kerken zouden gevonden worden, die natuurlijk zooveel te meer werk gaven. Hij deed liefst niet meer dan hoog noodig ?was, en maakte zich zooveel mogelijk af van huisbezoeken of plechtigheden ten huize zijner parochianen, waarmede hij den dooven Skael veelal belastte. Deze verzuimde er immers toch niet veel mede: zijn Groenlandsch gezangboek zou altijd nog vroeg genoeg gereed komen, 't Gebeurde daarom niet zelden dat men de gebogen gestalte van zijn, wanneer zij den steun der Engelsche Hom/e Kuiers, dat wil zeggen der Gladsto nianen, moeten missen. De heer Gladstone had de zaak der Ieren, en dus de zaak van den heer Parnell tot de zijne gemaakt. Kon hij, de staatsman die het beginsel der moraliteit hoog hield en het misschien niet altijd in zijne politieke daden, maar zeer zeker in zijn particulieren levenswandel ongeschon den had gehandhaafd, na het vonnis in het proces O'Shea met den heer Parnell blijven samenwerken ? Dat was de tweede, niet minder ernstige vraag, en de heer Gladstone heeft haar, na ?eenige aarzeling, ruiterlijk beantwoord, en wel in beslist ontkennenden zin. Hij heeft den 'heer Parnell een ultimatum gesteld. Dat hij ?op zijn hoogen leeftijd hij is bijna een'en-tachtig jaar nog steeds de leider bleef van de liberale partij was uitsluitend toete... . r i .. schrijven aan zijn verlangen, om zijne staat kundige loopbaan te bekronen door aan Ier land den Home Rule te schenken. Hij zou dit gaarne blijven doen, maar met den heer Parnell kon hij niet langer samenwerken, al erkende hij volmondig diens groote en schitterende verdiensten voor de lersche zaak. En dus zou hij zich terugtrekken, als de heer Parnell zich niet terugtrok. Dit ultimatum werd gesteld op den dag, waarop het Parlement zijne zittingen zou hervatten. De heer Parnell heeft er, in hoofdzaak althans, van kennis gedragen, voordat hij in de vergadering zijner getrou wen opnieuw, met algemeene stemmen, tot leider der fractie werd benoemd. Maar de getrouwen waren, op enkele uitzonderingen na, met het schrijven van den heer Glad stone niet bekend, en dit schrijven werd in de fractievergadering niet ter sprake gebracht, ook niet door den heer Parnell. En toen denzelfden dag nog de heer John Morley, ook een warm voorstander van de lersche zaak, aan Parnell zelf al het gewicht van de beslissing voor oogen hield, liet deze wel eene nieuwe vergadering van de fractie bijeen roepen, maar verscheen er zelf niet, en wei gerde beslist eenigen stap te doen. Parnell wil zijn demissie niet nemen, en alleen wijken voor een votum van wantrouwen van zijne partijgenooten. En deze, wetende hoe ont zaglijk veel zij aan hem hebben te dan ken, zullen hun beproefden leider niet licht verloochenen, al weten zij, dat zij door deze aanhankelijkheid schade doen aan de zaak die hun allen zoo na aan het harte ligt. Het is inderdaad voor hen een moeielijk en DominéSkael in vol ornaat den weg met de wilgeboompjes en de grove steenen zag afkomen, nu eens om te doopen, dan weer om een armen stervende de laatste troost woorden te gaan toespreken. En wanneer hij zoo op weg toog tot het vervullen zijner ambtsplichten, zag hij er altijd zoo door en door gelukkig uit, dat men zijn collega bijna gelijk zou geven, wanneer hij, geheel in strijd met het gevoelen van den dokter, be weerde dat het bepaald een weldaad was den dooven grijsaard in zulk hondenweer bij sneeuwjacht en hagel en een scherpen noordenwind, de deur uit te zenden. Overigens was dominéSkael bijna altijd tehuis. Hij was verlegen met zijn doofheid, en wilde er niet gaarne anderen mede tot last zijn. 't Was daarom dat hij den vorigen winter het hombre-partijtje had opge zegd, dat hij vroeger geregeld met zijn col lega en den dokter ging maken, 't Was hem wel erg aan het hart gegaan, want hij mocht het zoo gaarne doen, maar zijn vrouw die bespeurd had, dat zijn medespelers hem als een lastpost begonnen te beschouwen, had hem hieromtrent een wenk gegeven, en dientengevolge besloot hij, hoewel met een stillen zucht, zich den eerstvolgende)! Dins dag te verontschuldigen, en van dien dag af aan werd de rijksontvanger de beter hoorende derde man in het clubje. Skael bleef te huis in zijn ethnografisch museum, zooals het jonge vrouwtje van den dokter heel geestig zijn huis noemde. En inderdaad, het was bijna een museum, een vreemdsoortige verzameling van ouderwetsche, ongemakkelijke meubelen: stoelen met recht-overeind staande, hooge ruggen; stijve kasten met de traditioneele krullen en slin gers uit de dagen van het eerste keizerrijk; oude verkleurde portretten met nauw meer pijnlijk geval, en de algemeene indruk is, dat het verstandig van deu heer Parnell zou zijn geweest, indien hij, door vrijwillig af te treden, zijn vrienden en volgelingen deze moeielijke keuze had bespaard. Maar hij zelf weet misschien beter dan iemand anders, hoe moeielijk het zal zijn een geschikt op volger voor hem aan te wijzen. De verkiezingen in Italiëhebben voor de regeering eene schitterende meerderheid op geleverd, indien men ten minste al de tot leden van het parlement verkozenen, die geen candidaten der oppositie waren, bij de ministerieele partij in de nieuwe Kamer meent te mogen indeelen. Dat de regeeringsorganen dit doen, is zeer begrijpelijk; óók, dat de organen der oppositie, met een meer of min spijtigen trek het »wie 't laatste lacht, lacht 't best" herinneren. De waarheid ligt in het midden. De hoop door velen in en buiten Italië(vooral in Frankrijk) gekoesterd, dat de verkiezingen den val van Crispi en een geheelen ommekeer in Italië's binnenlandsche en buitenlandsche politiek zouden ten gevolge hebben, is zeer zeker niet verwezen lijkt. Maar aan den anderen kant zal de heer Crispi in de nieuwe Kamer zeker niet zulk een volgzame meerderheid vinden als in de vorige. Vele candidaten toch zijn door de regeering alleen gesteund, om nog minder weikomen te weren, en kunnen dus eigenlijk niet als ministerieelen worden be schouwd. Dit geldt hoofdzakelijk van de conservatieven. Reeds hebben enkele organen van deze richting uitdrukkelijk verklaard, dat de heer Crispi zich van den steun hun ner geestverwanten op den duur alleen kan verzekeren, door conservatieve elementen in zijn Kabinet op te nemen, een eisch, waarvan de opvolging den staatsman, die zoovele jaren lang het hoofd en de woord voerder der uiterste linkerzijde is geweest, niet zeer gemakkelijk zal vallen. De heer Crispi is met zijn trasformismo aangekomen op een punt, waarop hij niet langer dringt, maar gedrongen wordt, verder dus dan ooit zijn voorganger Depretis is gekomen, wien hij zoo vaak een laakbaar opportunisme en ontrouw aan vroegere beginselen heeft te laste gelegd. In den Pruisischen Landdag worden de beraadslagingen over de door den minister van financiën Miquel ingediende belastingontwerpen met bekwamen spoed voortgezet. te onderscheiden gelaatstrekken ; Chineesche snuisterijen, door een neef zijner vrouw als herinnering uit het land van Confucius me degebracht; waaiers; bedriegelijke doosjes, die bij het openen telkens weer een kleiner ble ken te bevatten; een zijden mantille, zooals de Chineesche schoouen dragen, en een por tret van een stuurman met koude, porselein achtige kleuren en scheefstaande oogen. Voorts allerlei Groenlandsche zaken: kleed jes van eiderdona, en kunstige larnpenmatjes van vogelveêren vervaardigd; groote uitge blazen eieren en bereide dierenvellen ; messen en huisraad, en dan zijn pastorie van daar ginds, gedurende de lange, donkere winterdagen bij het schijnsel der traanlamp met een mes uit hout gesneden ; men kan het dak er af lichten, en zich dan overtui gen hoe in de huiskamer ieder meubelstuk, met nauwlettende zorg nagebootst, op de rechte plaats staat. En dan het kerkje met de stoelenrijen en den preekstoel, en aan den muur op een zwart bord de psalmen, welke de gemeente had gezongen dien morgen, toen hij zijne afscheidsrede hield. Welk een be wonderenswaardig geduld, neen, meer dan dat, welk een kinderlijke toewijding, dit alles te vervaardigen, stuk voor stuk, met geen ander werktuig dan een mes! Ja, het huis was (en museum, een museum van prullen ; maar ^ oor hem en zijn vrouw waren al die snuisterijen herinneringen, en vormde zelfs het geringste voorwerp een dier baar aandenken. Zij hadden daar ginds zoo veel van hem gehouden, maar toen kwam die doofheid in den weg, en nu zat hij hier aan het smalle paadje, met vijfhonderd kronen pensioen, en zijn onafgewerkt Groenlandsch gezangboek. Het was op een van zijn verre tochten door dat land van sneeuw en ijs, waar de Reeds zijn de ontwerpen betreffende de in komstenbelasting en het successierecht in. eerste lezing afgehandeld en gesteld in han den eener commissie van rapporteurs; met het ontwerp eener nieuwe belasting op de.' bedrijven zal weldra hetzelfde geschieden. De « houding van den heer Miquel wordt vrij algemeen geprezen; ook zij die, toen hij nog met Von Bennigsen aan het hoofd stond ,«, van de nationaal-liberale partij, tot zijne be sliste tegenstanders behoorden, erkennen zijne handigheid en grondigheid in het verdedigen zijner ontwerpen. Miquel is een uitnemend redenaar en geeft blijken van grooten tact. ', De laatste eigenschap was bij den heer Von Bismarck en diens collega's als men de, Pruisische ministers, die meer onder dan met hem dienden zoo noemen wil dikwijls zeer ver te zoeken. Over het algemeen is de toon der nieuwe debatten sedert den val van het oude régime vrij wat aangenamer geworden. De scherpe persoonlijke uitvallen worden zeld zamer, en ook de keizer kon er, bij het laatste door den rijkskanselier Von Capriyi gegeven parlementair diner op wijzen, dat de debatten tegenwoordig veel meer daa vroeger een zakelijk karakter dragen. De Rijksdag zal zich allereerst hebben be zig te houden met een wetsontwerp, waarin de positie van Helgoland wordt geregeld. Spoedig daarna komt de Gewerbenovelle aan de orde. Men weet, dat onder dezen naam de maatregelen worden begrepen, die door de regeering zijn voorgesteld om een begin van uitvoering te geven aan de be ginselen betroflende de bescherming van den arbeid, die door het op initiatief van den keizer te Berlijn gehouden internationaal congres zijn vastgesteld. Naar aanleiding van het overlijden van Z. M. den koning der Nederlanden zijn het verleden en de toekomst van ons vaderland in de afgeloopen week door de Europeesche pers druk besproken. De meeste dezer ar tikelen getuigen van de waardeering der eigenschappen, die Willem III in zijne bijna 42-jarige regeering als constitutioneel vorst aan den dag heeft gelegd. Dat Nederland een roemvol verleden heeft en dat dit verleden met de geschiedenis van het Huis van Oranje nauw is verbonden, is een thema, dat op velerlei wijze wordt gevarieerd. Onze kalme en be zadigde landaard, zoo verzekert men verder, waarborgt den regelmatigen loop van zaken onder geheel veranderde omstandigheden en heeft ous reeds bijtijds de noodige maatrege slede nu eens een eind weegs over bevroren land, dan weer, wanneer men een fjord ont moet, over de bevroren zee gaat. Hij wilde een paar afgelegen, geheel geïsoleerde hut ten bezoeken aan de zuidkust der kolonie. Het was iets nieuws dat de geestelijke zich de moeite getroostte zóó ver te reizen, om in iedere hut te gaan spreken van Hem, die om de armen en nederigen opteheffen, zich zelven tot den armste en geringste van allen maakte. Maar DominéSkael oordeelde dat « het zijn plicht was .... Ditmaal, toen hij * een eindweegs de fjord op was, begon het ijs eensklaps los te laten en te drijven. Wel werd hij gered en volvoerde hij het doel zijner reis, maar toen hij te huis terug kwam, was hij zijn gehoor bijna geheel kwijt. Hij had dan ook acht volle uren met het halve lichaam in het ijskoude water door gebracht. En tengevolge van de altoosdurende sneeuw, die onafgebroken fonkelde en schit terde met den gloed van duizenden diaman ten, begon zijn vrouw aan de oogen te lijden ; eindelijk was ze zoo goed als blind. Toen keerden ze terug naar het vaderland, en nu zaten ze te zamen in het witte huisje aan den smallen weg, zonder dat iemand in de buurt van hunne opofferingen wist, of hunne toewijding bewonderde. Maar dit verlangden ze ook niet. Het is een snikheete dag. Men ziet geen blaadje bewegen aan den kersenboom, wiens vruchten, onder de koesterende zonnestralen, reeds een zachter blos aannemen. De musschen, anders niet bang voor een beetje warmte, vinden het nu toch wat al te erg en verschuilen zich tusschen de bladeren van de doornheg. In het prieel, door een flink opgeschoten wilden wingerd beschaduwd, en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl