De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 30 november pagina 3

30 november 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 701 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ?van toch nooit onrecht tegenover de goddelijkste dar vrouwen: de Kunst. Een regelmatig verslag van dit zeer belangrijke en zeer schoon uitgevoerde programma, wensen ik niet te geven. Er is iets zeer eentonigs in, om b\j alle muziekverslagen het programma op den voet te volgen. Ik wil mij dus thans hoofdzakelijk met Berlioz: Symphonie Fantastique (Episode de la vie d'un artiste) bezig houden. Dit werk heeft Berlioz in zijne Sturm- and Drangperiode" geschreven, onder den indruk, dat hij de lersche tooneelspeelster Miss Hcnriette Smithson in het Théatre de l'Odéon de Ophélie" zag spelen. Hij vatte voor haar dadelijk een vurige liefde op, die echter volstrekt niet door haar beantwoord wer'. Onder den invloed van deze liefde schreef hij eene : Elegie, die later in een bundeltje van 9 liederea werd uitgegeven. Het is getiteld: Irlande en te Parijs bij Richault verschenen, daarop schreef hij . de Symphonie Fantastique" waarin hjj als in een visioen alle kwellingen en harts tochten die hem destijds bezielden tracht te schilderen, en als vervolg op dit werk compo neerde hij: Lélio, OH Ie retour a la vie voor eene solostem, koor, orkest en declamatie. De vijf deelen van de Symphonie dragen onge veer de volgende opschriften: Ie deel: Rêverie, Passions. Het drukt zijne stemming uit, door Goethe zoo waar voorgesteld: Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt. 2e deel: Hij ontmoet degene die hij bemint op een bal. 3e deel: Lan delijke scène. Hij hoort twee herders een duo pastoral" blazen, alles ademt kalmte en de rust keert in zijn gemoed weer; doch hij denkt weer aan de beminde en zijne jalousie ontwaakt. Als BC hem eens bedroog! Een der herders hervat zijne primitieve melo die, doch de andere antwoordt niet meer. De donder rommelt in de verte en daarna is alles stil. 4e deel: Zijne fantasie stelt hem voor dat hij haar gedood heeft, en dat hij naar het schavot wordt gevoerd. 5e deel: Heksensabbat, zuchten, gehuil en demonisch gelach weerklinken. De lief de-melodie doet zich weer hooren, doch heeft al het edele verloren en klinkt plat en banaal. Doodsklok ken, Sabbalsdans en Dies Irae" weerklinken eerst afzonderlijk en later te zamen. Deze conceptie getuigt van eene zeer rijke verbeelding. Berlioz heeft in zijne jeugd weinig zonneschijn gekend en dit heeft natuurlijk op zijne jeugdige werken veel invloed uitgeoefend. Bijna geen enkele zonnestraal komt deze schilderij verlichten. Hij is in dit werk revolutionair van top tot teen. Er is eene zekere bandeloosheid in zijne muziek: doch wie kan het een geniaal jongeling ten kwade duiden, dat hij wel eens doorslaat. Hij is er slechts des te aantrekkelijker om Hij dwingt u onverbiddelijk al zijne kwellingen en angsten mede te doorleven en stoort zich zeer weinig aan lengte of vorm en daarin ligt iets elementairs, daarin mist men weieens de meesterhand die de teugels vast in handen houdt, en meester van zich zelf blijft. Hoeveel echoons staat hier echter tegenover en roet hoeveel nieuwe kleuren weet hij te schilderen ? soms is het ech ter of hij zelf zijn ideaal van het voetstuk haalt. Het conservatoire-orkest te Parijs voerde na Berlioz terugkeer uit Italiëde Symphonie en Lélio op den 9en December 1832 uit. Toen was ook miss Smithson tegenwoordig en de muziek van dezen reus had eene verbazende uitwerking op hare verbeelding. Zij begreep thans deze harts tochtelijke liefdesverklaring. Een jaar daarna trouwden zij. Een blijvend geluk was echter voor Berlioz on denkbaar. De vele schulden die zijne vrouw hem als huwelijksgift medebracht leidden spoedig tot oneenigheid en reeds in 1840 ging elk zijns weegs Henriëtte stierf in de 1854, terwijl zij reeds jaren lang verlamd en van de spraak beroofd op het ziekbed nederlag De Symphonie die mij vooral in de 3 laatste deelen zeer boeide, heeft eene hoogst waardige vertolking mogen genieten en men kan den diri gent Mr. Viotta en zijn wakker orkest daarvoor hulde brengen. Het geheel werd met groot meesterschap uitgevoerd, en de heer Viotta toonde dat hij dit werk geheel in zich had opgenomen, even als de andere uitgevoerde composities. Bij het zoo noodige achevéontbrak tevens de gloed en warmte niet. Caecilia heeft een grooten en geëerden naam op te honden en dat zij thans, na een bijna drie-en vijftigjarig bestaan zooveel levenskracht en levenslust bezit, bewijst dat deze vereeniging, die. om haar philantropisch doel te bereiken, ons kunstuitingen van het edelste ge halte geeft, den steun, die zij in zoo ruime mate ondervindt, ten volle waard is. VAX Ml f,LIG EN. AAN DAVID V\N DER RELLEN' Jr. OVER EENKtE WERKEN OP DE ARTI TENTOONSTELLING. (Ingezonden.) Pat was een or aangenaam toeval, dat ik. vol blijdschap over het mooie, dat ik iri Arti vereenigd vo-'id, u daar tegen bet lijf moe*t loopen. U, iu vvien ik toen niets anders zien kon dan de man, rlie Het Nienwit ran d<-n Dui/ vult nu-1 zijn onhebbelijk gepraat over wat. mij hef liefste is. Ik was va»i uit mijn stille sta-1, waar ik in de dagelijk che nabuiir^e'mp van de hoo^e oude kathedraal, mijn werk wil doen rijzen als ren nieuw dit g lege over dit «-onder van vroegereii tijd, vao lang verga- e menscheri in eens, zvo j zonder plannen iri Amsterdam gekomen. ! O ! ik vond zóó veel uiooi's iu Arti. i Daar kwaamt gij binnen, gij. dip nu reeds ja- j ren achtereen uw a!!edaa-_'s<;he domheden o .-er kunst voor wijsheid presri'ti-ert, en mljii erg .'mis over de onuitstaanbare bemoeiingen van dr'ii ' journalist was sterker, dan d-,-; b iet-fle terug- j houdendheid, die ik zoo gaarne toont-n zou au» i een ouder man. i Ik hè') u gezegd, dat ik uw geschrijf ersr treu- i rig voTid En 't is volstrekt niet, uoorüg, flat ; deze mededeling iets b.tiems blijft tn--cherj u j en mij. Ge hebt 't in den laatste', tijd vooral, zóó bont gemaakt, ge hebt zoo ergerlijke opstoot- l jes en standjes georganiseerd voor werken die te goed waren om door u te worden besproken, dat ik het reeds sedert lang noodig heb gevonden om u eens met den vinger aan te wijzen als iemand, die altijd den mond vol heeft over kunst en in zijn leeg leven nooit iets heeft gekend van wat kunst doet begrijpen, Ik wil voor niemand bewijzen dat ik recht heb u zoo te noemen. Hebt gij ooit gezorgd uwe beweringen, die mij klonken als ruwe woorden over heilige zaken, waardiglijk te steunen door bewijzen? door de eenig afdoende, reëele bewijzen in u* eigen werk, in uw doen en deuken, dat ge deel hebt aan wat er gebeurt in de hoofden en harten der besten onder ons die kunst maken ? Ge schrijft nu reeds sedert jaren kolommen vol in het meest gelezen dagblad van Nederland. Maar wie zal 't in zijn hersens krijgen om er vijf regels uit te lichten en te bewaren, a!s bevattende de mooie woorden van een man, die gehoorzaamd heeft aan eeu groote, kloppende drang tot spreken ? Wie zegt me een mooie regel van David van der Keilen ? Ge zijt ook schilder. Al hebt ge ook toegegeven, dat het bewaren van oude kunst beter werk voor u is, dan 't maken van nieuwe, ge waart eenmaal iemand, die schilderijen maakte. Welnu, wie wijst mij a mooi schilderijtje van David van der Keilen ? Wie a lijn door u getrokken, n kleurencom binatie door u gevonden en gezet, waaruit blij ken kan dat ge ooit frissche artistieke aspiraties hebt gekend ? Wie ? Zie, wanneer we uw geheele artistieke productie eens bij elkaar konden leggen, uw proza en u-v schilderijen, dan geloof ik niet dat iemand 't voor iets anders zou houden dan voor een on beduidende verzameling menschenwerk. Ge hebt nocjit getoond dat ge in staat waart u te verheffen tot de hoogte waar kunst glorie rijk leeft. Ge hebt nooit getoond, dat ge iets gewaar werd van de nieuwe wereld, in prachtig werk, ontstaan op onze schildersateliers. Ge hebt nooit in n enkele daad vóór ons het tastbare bewijs geplaatst dat uw beste geestes arbeid iets anders is dan een soort administratief gedoe van lager orde. En gij zoudt jaar in jaar uit u straffeloos voor duizenden menschen blijven aanstellen als de censor van alles, wat zoo totaal buiten u om gemaakt wordt, als de onverstoorbare beoordeelaar van hooge werken, waarmee ge niets gemeen hebt ? Ik behoef tegenover u niets te bewijzen. Ge zijt niet een meenitig voor me, die zich in groote vaste vorrneu, als een naderende vijande lijke macht tegenover me gezet heeft en \vaartegeu ik wil optrekken, vorstelijk gesteund door het mobile heir mijner verzamelde gedachten Ge zijt niet voor me een belangrijk man, die ik afzonderlijk nemen wil om het resultaat van ons denken in onderling vergelijken en toetsen te brengen tot grooter zuirerheiJ eu vaster verband. 't Meast doet ge me denken aan een advertemiekolom, zooals er velen staan, dom en bewegenloos, midden in de drukke passage onzer groote steden, vaa boven tot onder behangen met al de d ivaa.sheden van den dag, in ziellooze activiteit sprekende tot al wat passeert. Daarom heb ik tegenover u niets te bewijzen; ik beweer iets over u, ten aauhoore van eeu ieder. Ge ziet geen kucst. Dat wat het werk van a meusca maakt tot een rijkdom voor velen, wat kunst maakt tot het onsterfelijk goed. dat dn meoschen in altijd lerende vtrsf-riufr b(war.»n zulltn daaraan hebt ge nooit Ms g^oeld. Ik heb u nooit zien staan als een z'c i zelf ver geten iu 1-efle en vtreerir.g opgegaan mm voor een hoog overweldigen l werk Oe zijt aliijd de kleine knutselaar, die in eau kunstw.-rk iet-* aiet van uw gading en waaraan voor u j.o.-* «at te dotw mo t zijn de steeds doorbabbelende woordvoerder van de bemoeizi<jke;i in ocs land die niet kunnen zien, dat er om ben werk gemaakt wordt, waarmee zij totaal niets hebben uit te staan. Iu uw karakteiloos gepraat zijt pe de m-t-st coinpleete ei düiirom alleen merkwaardige repre sentant gBwor.leüvan overal verspreide smaaken gevoel-loosheid de schutsheilige van alle kleinesta-isautoriteiten, de patroon van het journnli.iiieke gt-bazel over kunst, die ik voor de rnensc'sen duiven wil met 't eeuige wat ik ten slotte van u te zeggen heb: Er Is ukts gemeea tussclirn kun^t tn u. Ik heb AlberJingk Thijm (die, terloops ge zegd, bij de rare dingen die bij over schilderijen verteld heeft, toch altijd een man was en een man van beteekenis ook, een dien men lief had om de leekenen die hij gegeven heeft van zijn mooie verlangen) - Thijm dan, heb ik meermalen hooren zeggen, dat hij 't zeer redelijk z-iu vinden indien de maker van een leelijk schilderij of'van een leelijk boek tot bevordering der al-remeeue rust en lot voldoening van bet beleedigde schoon heidsgevoel kon worden veroordeeld tot eeiuame opsluiting. Ik zeg dus ui tïbijzonders als ik beweer, dat, iemand als u, heer Da-id v:-.u der Keilen Jr.. niei op de tentoonstelling iu Arti zou.!; mogen worden toegelaten, dan ond r voorwaarde, dat f e hél stil zoudt zijn en heel dankbaar, dat ge zoetj«j, stil v:;n af'uw plaa'sie de Mooie wer ken zoti'U bekiikfu en vooral dat ge wes zond l gaan, zonder geraas, zonder ieriianil te .spreken over wat jre ge/i.-n hebt. Ik gelo->f, d:!t dit zt-er bi'lijk zijn Z"ti. Want er i< zooveel mo..is in Arti <:it ja'ir. Zie, ik was zóó b'ij, toen ik na een hul!'j ar van aiVxmderii.j' en i-enzjnru-ii arlvM Z"<> in eens in A:uste dam siaa.n kon te mM.len v a. n prjiohiige weiken Ik st ii'id als in reu IK'liteii'ie >b:g, rondom Die als bonge rijke pi .r.ten, do HUIL-, schitter-b<!e dalen! O! lift Ir...f' me zoo, dal ge!i' inizinniir, o:ivenv;ic'iU' samen vindoi van zoveel voort re li'-.lijks, <;,,t iu t\ us zien van zoo veel re:-mh;.:U van oiy-ui"-chén en noor <ic srrooie IMÜS a oii'k -i.d-'-i Krhi i : i,a U-.t ik ;n.,:n U-;) lang i.ii'ls gek- ;id ha.! d,in l:et. zwa'e /wo'-^eii »an m ij u eig")i lang/.na"! s!ij::vi! l v.'eik, dal ik als iiei hooge inomini;vt myer li'-fie o;> wil tn-kkn-i mi'.! feu i-i bet eentonig g'drui-cu va>! het iage publieke verkeer. Ik s:io;,d verba-ifcd dit, er niet m er lne.'r^c!lell waren om 't met mij uit te j ..beien van geluk, , te schreien van blijdschap dat er in Holland in | onzen tijd zóó hooge verlangens leven en daad worden. Die linkerwand, wanneer ge in de groote zaal van Arti komt, dat is een vreugde <«n te zien. In het midden de vier prachtige Marissen: eerst het riviergezicht de zilver licotenderegendag, de dag van drijvende dampen en vallend water, van natte luchten en doorweekte, vetdonkerkleurige grond, de Hollandsche natte dag in het Hollandsche land, zóó gevoeld als een reëele, onverdeelde uheid, zoo mooi in alle intüiti^ve zetten van den vollen kwast uit n zelfde, nooit onderbroken, steeds heerscheud sen timent neergeplatst en gesponst in de op wer kende lucht, in het stroomende, gezweepte, wegvlakkeude water, met het mooi geplaatst glim mende blauw van zijn liggende schuit, zijn nat, de lucht-in dampend, inet overvloed van vol-juiste kleuren iu-gewe kt, verschiet. Daar naast de hooge van rijk zonlicht schitterende »Plas met koeien" het mooie door W. Maris in zóó ijae en altijd nieuwe nuances uitgedrukte zilver-wit-blauwe licht, dat door de zacht aange-ademde lucht stoeit en valt in m0oi egaal op zetten der vibreerende kleuren, en de ruggeu der staande, stille dieren (onder : de grond met het opschietend, zich weg strekkend van zonnelicht vergoude groen) glinsterend vast doet zijn in een volle alles omgevende toon van lichtwemelicg. Dan dat stil, menschen-verlaten, avondrustige breede Strand", bwed zich verwijdend in den magistraal domineerenden horizont, in lange streken van den kwast (?de geest des meesters op gegaan in de avond plechtigheid zijner stemming) in eens-weg getrokken over de geheele breedte van het breede schilderij de horizont, symboliseereud de wijde, klassieke rust, zoo volmaakt tot uitdrukking gekomen in dit werk, met zijn n figuurtje van een laat-werkend man bij zijn wachtend paard, allén staand tegenover het grandioosliggende diep paarsche watervlak, onder de zich heffende lucht, met het zinkende, goudend-weg gaande licht. En daarnaast weer, het gloeiend schitterende, donkere diep fiuiveelige maanlandschap, als saamgeschoven van diep-dui^tere kleuren, van een brandend-kleurige duisternis; groote-volle nachtelijke pracht saamgedrongen iu u klein vierkant. Dat is van ouderen onder ons, van zulken die zich nooit anders vertoonen aan de meu-cheu dan in de deftige hoogheid van hun kunstenaar zijn. Maar hoe mooi is liet dat, sti'letjes, eu zeker, jongeren zich ceven en om hen plaatsen, niets trachtend dan te geven als zij en de velen die groot waren vóór beu de waarachtige uiting van wat zij in zich gevoelen als het leven van hun geheimvol iimigste-zijn. (Slot volgt). FRITS LAPIDOTH. II. De p r o z a s c h r ij v e r. Moderne Problemen. Novellen door Ftiiis L.M'IJIOTH. Leiden. S. C. v. Doesburg-h, 1890. '2 dln. Heeft de hr. Lapidoth al geen verzen geschreven, wier ineloilietise bekoorlijkheid hem tot ei-n onwederstaar-.baren hartenverstrikker zoude maken, de gekruide kost, die hij ons met zijn novellen opdiicht, zal er niet weinigen op verlekkerd doen zijn bij hem ais prozaschrijver eenigen tijd in waardscbap te gaan, (Vooral ook zijn de Moderne Problemen" een passend inl-Nicolaasgeschenk; niet zoozeer om aan eene dame te zenden, ook niet voor de kin deren ; maar als cone oplettendheid, die een ont wikkeld jongmetisch aan een ander ernstig jongmensch zou willen bewijzen. Hetgeen natuurlijk niet uitsluit, dat ook personen van meergevorderden leeftijd er zich nu en dan een uurtje mee kunnen bezig houden). De schrijver heeft zijn novellen in drie soorten verdeeld : l o. MurJcnw Pi'tibkmen eigenlijk ge zegd ; ;Jo de Tyiii'.n : :',i>. de Jferxtc I'irij.-tehc Inilrulken. Onder do eerste rubriek zijn gebracht: De molen Vdevli^inik", Jli't Littre yif, Verboden sw/ye.s/M'.s en V-Vo/r-ww Jl::n];'u>f: onder de tweede : J'.cit Jionli<>i(/in[, De /liioiKii/ruuf' rttn Wybrund Langu* en Ee.it l<i<i!.*le lie/dedi-ooiii., onder de derde: Leliën en lia.xn en Te oitisduideiL-J cour 'l .,A!!erlci.» Op flo juistheid de/er ver.lei'Iing valt wel wat ai' te dingen. De molen ,,D' Geelrinck" behoort bij de Typ'n, want dio novelle bevat volstrekt niet de illustratie van een modern probleem, zool als de andere onder (Hen titel geschikte. Waar om zou 7',"cH lioiiluiiiiïxt ons eerder een type vorI toonen dan De molen'? I)e J'hoitoyruaf' uaarenj tegen behoort eerder nij de l'robleujon. J)e. Liefdali'ooin past niet bij de Typen", (iie zou veeleer j bij do Indrukken op zijn plaats zijn, terwijl de Leitëii en RIIZI-II en '1\; <i:<bednule,ntl zonder twijj tel tot de Typon gerekend zouden moeten worden. Men mag dan ools 200 vnj ;dju zich te j.;e<lran<e als b;-»;iKid deze verdeling en niet die van den auteur. Bi'^ien wij nu de Jlloilcr/ie J'i'ülili'ttie».. l'o gc:. daclite, die ten aron.lslag ligt aan de vervaardi ging ('ier novellen, is er r-nne jjeüjk aaii die, wfurr.it de werken van Jules Vcrne zijn vuurtgokoümn. Juies \'erne nam bet een of ander i aktueoU; omh-i-werp ter hat:d, jiopuiair en van algi.'iüO'Mi belang, iets (K'.f U: gelijk wondtTÜj!-: eu '? b.,'Valt-'!;jl\ voor iedrroe;': v.-;^s: de reis naar de tiiiian JUT kano';s!.;;>..;c!, aüeriei a'uleiv I'iclitreizen per büllon, do reis om (K; iieele wereld heen in een yeer korten tijd, vreeniiisoonige. oiioutdukto cüamien. eiiz. /onder i!e \\iisbegoerte, de hooirere ! kunst of do ])-yi'!n,r)gie aan te doen, spon iiij l daar d,in een verhaal om heen. vol emouvantu toe.-'andeii e:i yevallen: gevechten, ioonlcn. roekei'iöze tochten en /er, meer Dn la'. LapidoUi iUi'.t i1! Zijn J/^-;'< t'i-e Pi tjitl in^ii l'.etxelde. (Jeeu reis T;ü.Ar <!o nia.^ii, geen reis urn i!t; wereld ki(st hij COC oii:ii'i-\ve;-ji. ni:iar v,:erelil.scher eu voor volwa,s.-'j'!êii pik:iiii'-r \i-rschii;!:selen : liet ];'tiri' gif is eene roinaiiliM'liO veriiai;;ie]ii!!j, eene j)i.j.n!^:rt uit eet!-x,.jt:ing over Int moifinisine. l''i-il>nden iS-,'(;/./c-;/iiW over het bypüotisnie, J'ro/csfsor Bcul:liof ovur rocmzucht van geleerden (een weinig ge mbrouilleerd), De Phonograaf over «ejn geval krankzinnigheid. De stijl van den heer L»pidoth verschilt den stijl des heeren Yerne, vooral in de e der genoemde novellen, die tevens het prijaenawaardigste en meest kenmerkende opstel van «tewa schrijver is. Sensueel half in den trant vanAdoIpb* Belot, half iu dien van een zich hoofdzakelijk in" den Gil-Blas uitende groep Parijsche caiiserie-roBanciers, in wier fluweel-zachte zinnelijkheid zich elementen van satanische en Saciisclie wreedheid mengen, zonder daarbij over een vroolijke ondeu gendheid als die van Gyp en Quatrelles te be schikken, lang niet zoo gracieus als Catulle Men de», noch zoo echt bon ton" en interessant psy» chologisch als Paul Bourget, en overigens toe gerust met wetenschappelijkheid op de wijze van Jules Verne, toont de heer Lapidoth inHetklan Gif zich een behendig en onderhoudend auteur. Er worden ook enkele ernstige goede observaties in dat stuk aangetroffen, b v. deze over den wedren der tegen den avond uit het Bois de Boulogne terugkeerende rijtuigen: De koetsiers trachtten elkander vooruit te komen; de lan taarns der voorbijstuivenden wierpen een tergend licht in de open victorias, waarin de eigenaars zaten te huiveren, zich het voetenkleed zoover mogelijk over de borst trekkend". De taal, waarin dit opstel werd geschreven, is overigens niet geheel vrij van fouten. Eenige regels na genoem de aardige opmerking, gewaagt de schrijver b.v. van eene welbekende actrice...., die hare vormen voor zich liet spreken, nu hare stem versleten was, en daar wel bij voer". Wij lezen hieruit, dat deze actrice vroeger met hare stem sprak zooals iedereen pleegt te doen, maar dat zij, nu hare stem te schor was, hare vormen liet spreken. Vormen, in de beteekenis van goede manierea, kan de schrijver niet bedoelen. Er is kts aan te verkijken, dat hij de taille en de buste der tooneelspeelster bedoelt. Om het spreken der laatste te verklaren, zal het dienstig zijn te veronder stellen, dat zij die met eene papegaai had opge vuld Dit zou vreemd zijn, maar met den heer Lapidoth kan men nooit weten, hij is een lief hebber van buitensporige zaken. liet klare gif verhaalt ons liet lotgeval van een jong schilders-vrouwtje, dat door eene avonturierster uit de Parijsche deiui-monde, die den erg cosmopolilischen en romanesken naam van Cléopatre de Vescovato draagt, tot voorwerp wordt gekozen, waarop die vreeselijke vrouw haren lust om een onschuldig mooi schepseltje langzaam door morfine ten onder te brengen, bot viert. Als een heiligdom van weelde eri verfijnden wellust beschrijft onze auteur Cléopafre's boudoir, waar al het roode satijn en damast en fluweel, de roode zijde en het roode licht bij nerveuse vrouwtjes lyna van zelf reeds vreemdsoortige en misdadige d:oomen doen ontstaan. Zware en zachte geuren vervullen het heiligdom met zoete bedwelming, zuoals de wierook de kerken. Dit gedeelte is niet zonder verdienste. Zoodra echter de schrijver tot de behandeling van meer gewone toestanden overgaat den echtgenoot van het ongelukkige vrouwtje, een eenvoudig schilder met diens omgeving (een hevig contrast met het anders milieu) bemerkt men dat het bizondere en aantrekkelijke meer in het onderwerp dan in de behandeling gezocht moet worden, want van liet gewone, het alledaag^che, dat goede schrijvers ons juist zoo treffend weten voor oogen te stellen, brengt de heer Lapidoth niets noemenswaardigs terecht. Het is een realisme in de manier van Jan-en-alJeman, dat wij dan ontmoeten, oppervlakkig en van fransch ras, indien er van hot ras eener kunst gesproken kan worden. Ouze hollandsche kunst, onze hollandsche aandoenlyklieid zijn er vreemd aan. De meeste eigenschappen van liet "klare g f vir.den wij ook iu Verboden Suggesties. Dit ver haal begint met de volgende zonderlinge beeld spraak, die den lezer aan soortgelijke verschijr, helen in de gedichten van denzelfden schrijver herinneren. De heer Lapidoth wil duidelijk maken hoe twee zeer verschillende menschen door vriend schap verbonden wwen, en schrijft; Gelijk di- slins.'1-rplHnt utu steenen gebiedpaal n di'ii waivemlfu wilt;, daai-nniist, intt hare Irissche, groene l'iten (iin.ii'iMitji'li, zinihit, l)i.Uu versierd worden met hare brniwi' blo.-men, xuo had ccuo iuni^t' ixenegcnbeid ni;j, il.'ii detmiiiiiist. iU"t h-ehler banden dan die der m:i;m-M'liii]), vc'-bim.U'U uaa Bur^l, den ietwat dweepzisken dichter.''' liet in dit verhaal, op onderhoudende, maar noch schalkschu noch gevoelvolle, wijze medege deelde geval is dat van een hypnotiseerend geneosheor, die de aanstaande bruid van zijn boe zemvriend door deze nieuwe methode van een hevige zenuwzickte zal genezen. Z'.mder dat hij daaraan ook maar in 't minst schuld heeft, raakt de jonge dame door den dagelijkschen omgang verliefd op den dokter en hare vorige liefde ver dwijnt. Ku veronderstelt de vriend dat de dokter, van zijne psychische geneeskracht misbruik makend, gedurende den hypnoiiscucn slaap jzijne patiënte gesuggereerd lioeli. hem te gaan beminnen in plaats van lia.ir aanstaande. Keu oülknoopin,; of op lossing besluit verder het verhaal niet. Dit be hoefde ook niet, daar het den auteur alleen te doen was om een geval van verboden suggestie te beschrijven, liet is: op novcllistische wijzeeen curieus wetenschappelijk geval verteld, het is gevulgari:-cenl'! wetenschap en behoort tot de anek doten va:i hst hypr.otiiiuo. De inhoud der novelle, getiteld Pïofes-or Beubliof'. is d-jxe: Beukiiof, twintig jaar hoogleeraar in (ie wijsbegeerte aan eene universiteit geweest zijnde, neemt zijn ontslag op zijn vijftigste jaar, omdat hij, door oen leverkwaal aangetast, nog slechts \iji jaar te leven heeft en al zijn nog bfschikbaren tijd aan bet psychologisch standaardwerk wil wijden, dat voor zijn dood gereed moet komen. Hij krijgt hot, as', in ..Uo vijl jaar, maar als hij het woerd Riiüie" on.Ier de laarste bladzijde heeft gesteld is hij Oiik der. dood z--( r nabij. Daar zijne theorieën eu beweringen zeer nieuworwetsch zijn, verkeeren die dikwijls in strijd met de otfidëele vete .schap. Voorbarige eu onbevoegde uitleggers zijner gef-i'hriften hebben het contrast van zijn leer en die zijner vakgenoolen nog scherper gemaakt. En du laatste. Jit thans voltooide standaardwerk, zal aan zijn roem bij den kollega's den hxatsteu. btoot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl