Historisch Archief 1877-1940
Ho. 701
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
?van toch nooit onrecht tegenover de goddelijkste
dar vrouwen: de Kunst.
Een regelmatig verslag van dit zeer belangrijke
en zeer schoon uitgevoerde programma, wensen
ik niet te geven. Er is iets zeer eentonigs in,
om b\j alle muziekverslagen het programma op
den voet te volgen. Ik wil mij dus thans
hoofdzakelijk met Berlioz: Symphonie Fantastique
(Episode de la vie d'un artiste) bezig houden.
Dit werk heeft Berlioz in zijne Sturm- and
Drangperiode" geschreven, onder den indruk, dat
hij de lersche tooneelspeelster Miss Hcnriette
Smithson in het Théatre de l'Odéon de Ophélie"
zag spelen. Hij vatte voor haar dadelijk een vurige
liefde op, die echter volstrekt niet door haar
beantwoord wer'.
Onder den invloed van deze liefde schreef hij
eene : Elegie, die later in een bundeltje van 9
liederea werd uitgegeven. Het is getiteld:
Irlande en te Parijs bij Richault verschenen, daarop
schreef hij . de Symphonie Fantastique" waarin
hjj als in een visioen alle kwellingen en harts
tochten die hem destijds bezielden tracht te
schilderen, en als vervolg op dit werk compo
neerde hij: Lélio, OH Ie retour a la vie voor
eene solostem, koor, orkest en declamatie.
De vijf deelen van de Symphonie dragen onge
veer de volgende opschriften: Ie deel: Rêverie,
Passions. Het drukt zijne stemming uit, door
Goethe zoo waar voorgesteld: Himmelhoch
jauchzend, zum Tode betrübt. 2e deel: Hij ontmoet
degene die hij bemint op een bal. 3e deel: Lan
delijke scène. Hij hoort twee herders een duo
pastoral" blazen, alles ademt kalmte en de rust
keert in zijn gemoed weer; doch hij denkt weer
aan de beminde en zijne jalousie ontwaakt. Als
BC hem eens bedroog!
Een der herders hervat zijne primitieve melo
die, doch de andere antwoordt niet meer. De
donder rommelt in de verte en daarna is alles
stil. 4e deel: Zijne fantasie stelt hem voor dat hij
haar gedood heeft, en dat hij naar het schavot
wordt gevoerd. 5e deel: Heksensabbat, zuchten,
gehuil en demonisch gelach weerklinken. De lief
de-melodie doet zich weer hooren, doch heeft al het
edele verloren en klinkt plat en banaal. Doodsklok
ken, Sabbalsdans en Dies Irae" weerklinken
eerst afzonderlijk en later te zamen.
Deze conceptie getuigt van eene zeer rijke
verbeelding.
Berlioz heeft in zijne jeugd weinig zonneschijn
gekend en dit heeft natuurlijk op zijne jeugdige
werken veel invloed uitgeoefend. Bijna geen enkele
zonnestraal komt deze schilderij verlichten. Hij is
in dit werk revolutionair van top tot teen. Er is
eene zekere bandeloosheid in zijne muziek: doch
wie kan het een geniaal jongeling ten kwade
duiden, dat hij wel eens doorslaat. Hij is er slechts
des te aantrekkelijker om
Hij dwingt u onverbiddelijk al zijne kwellingen
en angsten mede te doorleven en stoort zich zeer
weinig aan lengte of vorm en daarin ligt iets
elementairs, daarin mist men weieens de
meesterhand die de teugels vast in handen houdt, en
meester van zich zelf blijft. Hoeveel echoons staat
hier echter tegenover en roet hoeveel nieuwe
kleuren weet hij te schilderen ? soms is het ech
ter of hij zelf zijn ideaal van het voetstuk haalt.
Het conservatoire-orkest te Parijs voerde na
Berlioz terugkeer uit Italiëde Symphonie en Lélio
op den 9en December 1832 uit. Toen was ook
miss Smithson tegenwoordig en de muziek van
dezen reus had eene verbazende uitwerking op
hare verbeelding. Zij begreep thans deze harts
tochtelijke liefdesverklaring. Een jaar daarna
trouwden zij.
Een blijvend geluk was echter voor Berlioz on
denkbaar. De vele schulden die zijne vrouw hem
als huwelijksgift medebracht leidden spoedig tot
oneenigheid en reeds in 1840 ging elk zijns weegs
Henriëtte stierf in de 1854, terwijl zij reeds jaren
lang verlamd en van de spraak beroofd op het
ziekbed nederlag
De Symphonie die mij vooral in de 3 laatste
deelen zeer boeide, heeft eene hoogst waardige
vertolking mogen genieten en men kan den diri
gent Mr. Viotta en zijn wakker orkest daarvoor
hulde brengen. Het geheel werd met groot
meesterschap uitgevoerd, en de heer Viotta toonde
dat hij dit werk geheel in zich had opgenomen,
even als de andere uitgevoerde composities. Bij
het zoo noodige achevéontbrak tevens de gloed
en warmte niet. Caecilia heeft een grooten en
geëerden naam op te honden en dat zij thans,
na een bijna drie-en vijftigjarig bestaan zooveel
levenskracht en levenslust bezit, bewijst dat deze
vereeniging, die. om haar philantropisch doel te
bereiken, ons kunstuitingen van het edelste ge
halte geeft, den steun, die zij in zoo ruime mate
ondervindt, ten volle waard is.
VAX Ml f,LIG EN.
AAN DAVID V\N DER RELLEN' Jr.
OVER EENKtE WERKEN OP DE
ARTI TENTOONSTELLING.
(Ingezonden.)
Pat was een or aangenaam toeval, dat ik. vol
blijdschap over het mooie, dat ik iri Arti
vereenigd vo-'id, u daar tegen bet lijf moe*t loopen.
U, iu vvien ik toen niets anders zien kon dan de
man, rlie Het Nienwit ran d<-n Dui/ vult nu-1 zijn
onhebbelijk gepraat over wat. mij hef liefste is.
Ik was va»i uit mijn stille sta-1, waar ik in de
dagelijk che nabuiir^e'mp van de hoo^e oude
kathedraal, mijn werk wil doen rijzen als ren
nieuw dit g lege over dit «-onder van vroegereii
tijd, vao lang verga- e menscheri in eens, zvo j
zonder plannen iri Amsterdam gekomen. !
O ! ik vond zóó veel uiooi's iu Arti. i
Daar kwaamt gij binnen, gij. dip nu reeds ja- j
ren achtereen uw a!!edaa-_'s<;he domheden o .-er
kunst voor wijsheid presri'ti-ert, en mljii erg .'mis
over de onuitstaanbare bemoeiingen van dr'ii '
journalist was sterker, dan d-,-; b iet-fle terug- j
houdendheid, die ik zoo gaarne toont-n zou au» i
een ouder man. i
Ik hè') u gezegd, dat ik uw geschrijf ersr treu- i
rig voTid En 't is volstrekt niet, uoorüg, flat ;
deze mededeling iets b.tiems blijft tn--cherj u j
en mij. Ge hebt 't in den laatste', tijd vooral,
zóó bont gemaakt, ge hebt zoo ergerlijke opstoot- l
jes en standjes georganiseerd voor werken die te
goed waren om door u te worden besproken, dat
ik het reeds sedert lang noodig heb gevonden
om u eens met den vinger aan te wijzen als
iemand, die altijd den mond vol heeft over kunst
en in zijn leeg leven nooit iets heeft gekend van
wat kunst doet begrijpen,
Ik wil voor niemand bewijzen dat ik recht
heb u zoo te noemen.
Hebt gij ooit gezorgd uwe beweringen, die mij
klonken als ruwe woorden over heilige zaken,
waardiglijk te steunen door bewijzen? door de
eenig afdoende, reëele bewijzen in u* eigen werk,
in uw doen en deuken, dat ge deel hebt aan wat
er gebeurt in de hoofden en harten der besten
onder ons die kunst maken ? Ge schrijft nu
reeds sedert jaren kolommen vol in het meest
gelezen dagblad van Nederland. Maar wie zal
't in zijn hersens krijgen om er vijf regels uit
te lichten en te bewaren, a!s bevattende de
mooie woorden van een man, die gehoorzaamd
heeft aan eeu groote, kloppende drang tot
spreken ? Wie zegt me een mooie regel van
David van der Keilen ? Ge zijt ook schilder. Al
hebt ge ook toegegeven, dat het bewaren van
oude kunst beter werk voor u is, dan 't maken
van nieuwe, ge waart eenmaal iemand, die
schilderijen maakte. Welnu, wie wijst mij a
mooi schilderijtje van David van der Keilen ?
Wie a lijn door u getrokken, n kleurencom
binatie door u gevonden en gezet, waaruit blij
ken kan dat ge ooit frissche artistieke aspiraties
hebt gekend ? Wie ?
Zie, wanneer we uw geheele artistieke productie
eens bij elkaar konden leggen, uw proza en u-v
schilderijen, dan geloof ik niet dat iemand 't
voor iets anders zou houden dan voor een on
beduidende verzameling menschenwerk.
Ge hebt nocjit getoond dat ge in staat waart
u te verheffen tot de hoogte waar kunst glorie
rijk leeft.
Ge hebt nooit getoond, dat ge iets gewaar
werd van de nieuwe wereld, in prachtig werk,
ontstaan op onze schildersateliers.
Ge hebt nooit in n enkele daad vóór ons
het tastbare bewijs geplaatst dat uw beste geestes
arbeid iets anders is dan een soort administratief
gedoe van lager orde.
En gij zoudt jaar in jaar uit u straffeloos voor
duizenden menschen blijven aanstellen als de
censor van alles, wat zoo totaal buiten u om
gemaakt wordt, als de onverstoorbare beoordeelaar
van hooge werken, waarmee ge niets gemeen hebt ?
Ik behoef tegenover u niets te bewijzen.
Ge zijt niet een meenitig voor me, die zich in
groote vaste vorrneu, als een naderende vijande
lijke macht tegenover me gezet heeft en
\vaartegeu ik wil optrekken, vorstelijk gesteund door
het mobile heir mijner verzamelde gedachten
Ge zijt niet voor me een belangrijk man, die ik
afzonderlijk nemen wil om het resultaat van ons
denken in onderling vergelijken en toetsen te
brengen tot grooter zuirerheiJ eu vaster verband.
't Meast doet ge me denken aan een
advertemiekolom, zooals er velen staan, dom en bewegenloos,
midden in de drukke passage onzer groote steden,
vaa boven tot onder behangen met al de d
ivaa.sheden van den dag, in ziellooze activiteit sprekende
tot al wat passeert. Daarom heb ik tegenover u
niets te bewijzen; ik beweer iets over u, ten
aauhoore van eeu ieder.
Ge ziet geen kucst. Dat wat het werk van a
meusca maakt tot een rijkdom voor velen, wat
kunst maakt tot het onsterfelijk goed. dat dn
meoschen in altijd lerende vtrsf-riufr b(war.»n
zulltn daaraan hebt ge nooit Ms g^oeld.
Ik heb u nooit zien staan als een z'c i zelf ver
geten iu 1-efle en vtreerir.g opgegaan mm voor
een hoog overweldigen l werk Oe zijt aliijd de
kleine knutselaar, die in eau kunstw.-rk iet-* aiet
van uw gading en waaraan voor u j.o.-* «at te
dotw mo t zijn de steeds doorbabbelende
woordvoerder van de bemoeizi<jke;i in ocs land
die niet kunnen zien, dat er om ben werk gemaakt
wordt, waarmee zij totaal niets hebben uit te
staan. Iu uw karakteiloos gepraat zijt pe de m-t-st
coinpleete ei düiirom alleen merkwaardige repre
sentant gBwor.leüvan overal verspreide
smaaken gevoel-loosheid de schutsheilige van alle
kleinesta-isautoriteiten, de patroon van het journnli.iiieke
gt-bazel over kunst, die ik voor de rnensc'sen duiven
wil met 't eeuige wat ik ten slotte van u te zeggen
heb: Er Is ukts gemeea tussclirn kun^t tn u.
Ik heb AlberJingk Thijm (die, terloops ge
zegd, bij de rare dingen die bij over schilderijen
verteld heeft, toch altijd een man was en een
man van beteekenis ook, een dien men lief had
om de leekenen die hij gegeven heeft van zijn
mooie verlangen) - Thijm dan, heb ik meermalen
hooren zeggen, dat hij 't zeer redelijk z-iu vinden
indien de maker van een leelijk schilderij of'van
een leelijk boek tot bevordering der al-remeeue
rust en lot voldoening van bet beleedigde schoon
heidsgevoel kon worden veroordeeld tot eeiuame
opsluiting.
Ik zeg dus ui tïbijzonders als ik beweer, dat,
iemand als u, heer Da-id v:-.u der Keilen Jr..
niei op de tentoonstelling iu Arti zou.!; mogen
worden toegelaten, dan ond r voorwaarde, dat
f e hél stil zoudt zijn en heel dankbaar, dat
ge zoetj«j, stil v:;n af'uw plaa'sie de Mooie wer
ken zoti'U bekiikfu en vooral dat ge wes
zond l gaan, zonder geraas, zonder ieriianil te
.spreken over wat jre ge/i.-n hebt.
Ik gelo->f, d:!t dit zt-er bi'lijk zijn Z"ti.
Want er i< zooveel mo..is in Arti <:it ja'ir. Zie,
ik was zóó b'ij, toen ik na een hul!'j ar van
aiVxmderii.j' en i-enzjnru-ii arlvM Z"<> in eens in
A:uste dam siaa.n kon te mM.len v a. n prjiohiige
weiken Ik st ii'id als in reu IK'liteii'ie >b:g,
rondom Die als bonge rijke pi .r.ten, do HUIL-,
schitter-b<!e dalen! O! lift Ir...f' me zoo, dal
ge!i' inizinniir, o:ivenv;ic'iU' samen vindoi van
zoveel voort re li'-.lijks, <;,,t iu t\ us zien van zoo
veel re:-mh;.:U van oiy-ui"-chén en noor <ic srrooie
IMÜS a oii'k -i.d-'-i Krhi i : i,a U-.t ik ;n.,:n U-;)
lang i.ii'ls gek- ;id ha.! d,in l:et. zwa'e /wo'-^eii
»an m ij u eig")i lang/.na"! s!ij::vi! l v.'eik, dal ik
als iiei hooge inomini;vt myer li'-fie o;> wil
tn-kkn-i mi'.! feu i-i bet eentonig g'drui-cu va>!
het iage publieke verkeer.
Ik s:io;,d verba-ifcd dit, er niet m er lne.'r^c!lell
waren om 't met mij uit te j ..beien van geluk,
, te schreien van blijdschap dat er in Holland in
| onzen tijd zóó hooge verlangens leven en daad
worden.
Die linkerwand, wanneer ge in de groote zaal
van Arti komt, dat is een vreugde <«n te zien.
In het midden de vier prachtige Marissen:
eerst het riviergezicht de zilver
licotenderegendag, de dag van drijvende dampen en vallend
water, van natte luchten en doorweekte,
vetdonkerkleurige grond, de Hollandsche natte dag
in het Hollandsche land, zóó gevoeld als een
reëele, onverdeelde uheid, zoo mooi in alle
intüiti^ve zetten van den vollen kwast uit n
zelfde, nooit onderbroken, steeds heerscheud sen
timent neergeplatst en gesponst in de op wer
kende lucht, in het stroomende, gezweepte,
wegvlakkeude water, met het mooi geplaatst glim
mende blauw van zijn liggende schuit, zijn nat,
de lucht-in dampend, inet overvloed van vol-juiste
kleuren iu-gewe kt, verschiet.
Daar naast de hooge van rijk zonlicht
schitterende »Plas met koeien" het mooie
door W. Maris in zóó ijae en altijd nieuwe
nuances uitgedrukte zilver-wit-blauwe licht, dat
door de zacht aange-ademde lucht stoeit en valt
in m0oi egaal op zetten der vibreerende kleuren,
en de ruggeu der staande, stille dieren (onder :
de grond met het opschietend, zich weg strekkend
van zonnelicht vergoude groen) glinsterend vast
doet zijn in een volle alles omgevende toon van
lichtwemelicg.
Dan dat stil, menschen-verlaten,
avondrustige breede Strand", bwed zich verwijdend
in den magistraal domineerenden horizont, in
lange streken van den kwast (?de geest des
meesters op gegaan in de avond plechtigheid
zijner stemming) in eens-weg getrokken over de
geheele breedte van het breede schilderij de
horizont, symboliseereud de wijde, klassieke rust,
zoo volmaakt tot uitdrukking gekomen in dit
werk, met zijn n figuurtje van een laat-werkend
man bij zijn wachtend paard, allén staand
tegenover het grandioosliggende diep paarsche
watervlak, onder de zich heffende lucht, met het
zinkende, goudend-weg gaande licht.
En daarnaast weer, het gloeiend schitterende,
donkere diep fiuiveelige maanlandschap, als
saamgeschoven van diep-dui^tere kleuren, van
een brandend-kleurige duisternis; groote-volle
nachtelijke pracht saamgedrongen iu u klein
vierkant.
Dat is van ouderen onder ons, van zulken die
zich nooit anders vertoonen aan de meu-cheu dan
in de deftige hoogheid van hun kunstenaar zijn.
Maar hoe mooi is liet dat, sti'letjes, eu zeker,
jongeren zich ceven en om hen plaatsen, niets
trachtend dan te geven als zij en de velen die
groot waren vóór beu de waarachtige uiting
van wat zij in zich gevoelen als het leven van
hun geheimvol iimigste-zijn.
(Slot volgt).
FRITS LAPIDOTH.
II. De p r o z a s c h r ij v e r.
Moderne Problemen. Novellen
door Ftiiis L.M'IJIOTH. Leiden.
S. C. v. Doesburg-h, 1890. '2 dln.
Heeft de hr. Lapidoth al geen verzen geschreven,
wier ineloilietise bekoorlijkheid hem tot ei-n
onwederstaar-.baren hartenverstrikker zoude maken,
de gekruide kost, die hij ons met zijn novellen
opdiicht, zal er niet weinigen op verlekkerd doen
zijn bij hem ais prozaschrijver eenigen tijd in
waardscbap te gaan,
(Vooral ook zijn de Moderne Problemen" een
passend inl-Nicolaasgeschenk; niet zoozeer om
aan eene dame te zenden, ook niet voor de kin
deren ; maar als cone oplettendheid, die een ont
wikkeld jongmetisch aan een ander ernstig
jongmensch zou willen bewijzen. Hetgeen natuurlijk
niet uitsluit, dat ook personen van meergevorderden
leeftijd er zich nu en dan een uurtje mee kunnen
bezig houden).
De schrijver heeft zijn novellen in drie soorten
verdeeld : l o. MurJcnw Pi'tibkmen eigenlijk ge
zegd ; ;Jo de Tyiii'.n : :',i>. de Jferxtc I'irij.-tehc
Inilrulken. Onder do eerste rubriek zijn gebracht:
De molen Vdevli^inik", Jli't Littre yif, Verboden
sw/ye.s/M'.s en V-Vo/r-ww Jl::n];'u>f: onder de tweede :
J'.cit Jionli<>i(/in[, De /liioiKii/ruuf' rttn Wybrund
Langu* en Ee.it l<i<i!.*le lie/dedi-ooiii., onder de derde:
Leliën en lia.xn en Te oitisduideiL-J cour 'l
.,A!!erlci.»
Op flo juistheid de/er ver.lei'Iing valt wel wat
ai' te dingen. De molen ,,D' Geelrinck" behoort
bij de Typ'n, want dio novelle bevat volstrekt
niet de illustratie van een modern probleem,
zool als de andere onder (Hen titel geschikte. Waar
om zou 7',"cH lioiiluiiiiïxt ons eerder een type
vorI toonen dan De molen'? I)e J'hoitoyruaf'
uaarenj tegen behoort eerder nij de l'robleujon. J)e.
Liefdali'ooin past niet bij de Typen", (iie zou veeleer
j bij do Indrukken op zijn plaats zijn, terwijl de
Leitëii en RIIZI-II en '1\; <i:<bednule,ntl zonder
twijj tel tot de Typon gerekend zouden moeten worden.
Men mag dan ools 200 vnj ;dju zich te j.;e<lran<e
als b;-»;iKid deze verdeling en niet die van den
auteur.
Bi'^ien wij nu de Jlloilcr/ie J'i'ülili'ttie».. l'o
gc:. daclite, die ten aron.lslag ligt aan de vervaardi
ging ('ier novellen, is er r-nne jjeüjk aaii die,
wfurr.it de werken van Jules Vcrne zijn
vuurtgokoümn. Juies \'erne nam bet een of ander
i aktueoU; omh-i-werp ter hat:d, jiopuiair en van
algi.'iüO'Mi belang, iets (K'.f U: gelijk wondtTÜj!-: eu
'? b.,'Valt-'!;jl\ voor iedrroe;': v.-;^s: de reis naar de
tiiiian JUT kano';s!.;;>..;c!, aüeriei a'uleiv I'iclitreizen
per büllon, do reis om (K; iieele wereld heen in
een yeer korten tijd, vreeniiisoonige. oiioutdukto
cüamien. eiiz. /onder i!e \\iisbegoerte, de hooirere
! kunst of do ])-yi'!n,r)gie aan te doen, spon iiij
l daar d,in een verhaal om heen. vol emouvantu
toe.-'andeii e:i yevallen: gevechten, ioonlcn.
roekei'iöze tochten en /er, meer Dn la'. LapidoUi
iUi'.t i1! Zijn J/^-;'< t'i-e Pi tjitl in^ii l'.etxelde. (Jeeu
reis T;ü.Ar <!o nia.^ii, geen reis urn i!t; wereld ki(st
hij COC oii:ii'i-\ve;-ji. ni:iar v,:erelil.scher eu voor
volwa,s.-'j'!êii pik:iiii'-r \i-rschii;!:selen : liet ];'tiri' gif
is eene roinaiiliM'liO veriiai;;ie]ii!!j, eene j)i.j.n!^:rt
uit eet!-x,.jt:ing over Int moifinisine. l''i-il>nden
iS-,'(;/./c-;/iiW over het bypüotisnie, J'ro/csfsor Bcul:liof
ovur rocmzucht van geleerden (een weinig ge
mbrouilleerd), De Phonograaf over «ejn geval
krankzinnigheid.
De stijl van den heer L»pidoth verschilt
den stijl des heeren Yerne, vooral in de e
der genoemde novellen, die tevens het
prijaenawaardigste en meest kenmerkende opstel van «tewa
schrijver is. Sensueel half in den trant vanAdoIpb*
Belot, half iu dien van een zich hoofdzakelijk in"
den Gil-Blas uitende groep Parijsche
caiiserie-roBanciers, in wier fluweel-zachte zinnelijkheid zich
elementen van satanische en Saciisclie wreedheid
mengen, zonder daarbij over een vroolijke ondeu
gendheid als die van Gyp en Quatrelles te be
schikken, lang niet zoo gracieus als Catulle Men
de», noch zoo echt bon ton" en interessant psy»
chologisch als Paul Bourget, en overigens toe
gerust met wetenschappelijkheid op de wijze van
Jules Verne, toont de heer Lapidoth inHetklan
Gif zich een behendig en onderhoudend auteur.
Er worden ook enkele ernstige goede observaties
in dat stuk aangetroffen, b v. deze over den
wedren der tegen den avond uit het Bois de
Boulogne terugkeerende rijtuigen: De koetsiers
trachtten elkander vooruit te komen; de lan
taarns der voorbijstuivenden wierpen een tergend
licht in de open victorias, waarin de eigenaars
zaten te huiveren, zich het voetenkleed zoover
mogelijk over de borst trekkend". De taal, waarin
dit opstel werd geschreven, is overigens niet
geheel vrij van fouten. Eenige regels na genoem
de aardige opmerking, gewaagt de schrijver b.v.
van eene welbekende actrice...., die hare vormen
voor zich liet spreken, nu hare stem versleten
was, en daar wel bij voer". Wij lezen hieruit,
dat deze actrice vroeger met hare stem sprak
zooals iedereen pleegt te doen, maar dat zij, nu
hare stem te schor was, hare vormen liet spreken.
Vormen, in de beteekenis van goede manierea,
kan de schrijver niet bedoelen. Er is kts aan
te verkijken, dat hij de taille en de buste der
tooneelspeelster bedoelt. Om het spreken der laatste
te verklaren, zal het dienstig zijn te veronder
stellen, dat zij die met eene papegaai had opge
vuld Dit zou vreemd zijn, maar met den heer
Lapidoth kan men nooit weten, hij is een lief
hebber van buitensporige zaken.
liet klare gif verhaalt ons liet lotgeval van een
jong schilders-vrouwtje, dat door eene avonturierster
uit de Parijsche deiui-monde, die den erg
cosmopolilischen en romanesken naam van Cléopatre
de Vescovato draagt, tot voorwerp wordt gekozen,
waarop die vreeselijke vrouw haren lust om een
onschuldig mooi schepseltje langzaam door morfine
ten onder te brengen, bot viert. Als een heiligdom
van weelde eri verfijnden wellust beschrijft onze
auteur Cléopafre's boudoir, waar al het roode
satijn en damast en fluweel, de roode zijde en het
roode licht bij nerveuse vrouwtjes lyna van zelf
reeds vreemdsoortige en misdadige d:oomen doen
ontstaan. Zware en zachte geuren vervullen het
heiligdom met zoete bedwelming, zuoals de wierook
de kerken.
Dit gedeelte is niet zonder verdienste. Zoodra
echter de schrijver tot de behandeling van meer
gewone toestanden overgaat den echtgenoot
van het ongelukkige vrouwtje, een eenvoudig
schilder met diens omgeving (een hevig contrast
met het anders milieu) bemerkt men dat het
bizondere en aantrekkelijke meer in het onderwerp
dan in de behandeling gezocht moet worden,
want van liet gewone, het alledaag^che, dat goede
schrijvers ons juist zoo treffend weten voor oogen
te stellen, brengt de heer Lapidoth niets
noemenswaardigs terecht. Het is een realisme in de
manier van Jan-en-alJeman, dat wij dan ontmoeten,
oppervlakkig en van fransch ras, indien er van
hot ras eener kunst gesproken kan worden. Ouze
hollandsche kunst, onze hollandsche
aandoenlyklieid zijn er vreemd aan.
De meeste eigenschappen van liet "klare g f
vir.den wij ook iu Verboden Suggesties. Dit ver
haal begint met de volgende zonderlinge beeld
spraak, die den lezer aan soortgelijke
verschijr, helen in de gedichten van denzelfden schrijver
herinneren. De heer Lapidoth wil duidelijk maken
hoe twee zeer verschillende menschen door vriend
schap verbonden wwen, en schrijft;
Gelijk di- slins.'1-rplHnt utu steenen gebiedpaal n
di'ii waivemlfu wilt;, daai-nniist, intt hare Irissche, groene
l'iten (iin.ii'iMitji'li, zinihit, l)i.Uu versierd worden met
hare brniwi' blo.-men, xuo had ccuo iuni^t' ixenegcnbeid
ni;j, il.'ii detmiiiiiist. iU"t h-ehler banden dan die der
m:i;m-M'liii]), vc'-bim.U'U uaa Bur^l, den ietwat dweepzisken
dichter.'''
liet in dit verhaal, op onderhoudende, maar
noch schalkschu noch gevoelvolle, wijze medege
deelde geval is dat van een hypnotiseerend
geneosheor, die de aanstaande bruid van zijn boe
zemvriend door deze nieuwe methode van een
hevige zenuwzickte zal genezen. Z'.mder dat hij
daaraan ook maar in 't minst schuld heeft, raakt
de jonge dame door den dagelijkschen omgang
verliefd op den dokter en hare vorige liefde ver
dwijnt. Ku veronderstelt de vriend dat de dokter,
van zijne psychische geneeskracht misbruik makend,
gedurende den hypnoiiscucn slaap jzijne patiënte
gesuggereerd lioeli. hem te gaan beminnen in plaats
van lia.ir aanstaande. Keu oülknoopin,; of op
lossing besluit verder het verhaal niet. Dit be
hoefde ook niet, daar het den auteur alleen te
doen was om een geval van verboden suggestie
te beschrijven, liet is: op novcllistische wijzeeen
curieus wetenschappelijk geval verteld, het is
gevulgari:-cenl'! wetenschap en behoort tot de anek
doten va:i hst hypr.otiiiuo.
De inhoud der novelle, getiteld Pïofes-or
Beubliof'. is d-jxe: Beukiiof, twintig jaar hoogleeraar in
(ie wijsbegeerte aan eene universiteit geweest zijnde,
neemt zijn ontslag op zijn vijftigste jaar, omdat
hij, door oen leverkwaal aangetast, nog slechts
\iji jaar te leven heeft en al zijn nog bfschikbaren
tijd aan bet psychologisch standaardwerk wil wijden,
dat voor zijn dood gereed moet komen. Hij krijgt
hot, as', in ..Uo vijl jaar, maar als hij het woerd
Riiüie" on.Ier de laarste bladzijde heeft gesteld
is hij Oiik der. dood z--( r nabij. Daar zijne theorieën
eu beweringen zeer nieuworwetsch zijn, verkeeren
die dikwijls in strijd met de otfidëele vete .schap.
Voorbarige eu onbevoegde uitleggers zijner
gef-i'hriften hebben het contrast van zijn leer en die
zijner vakgenoolen nog scherper gemaakt. En
du laatste. Jit thans voltooide standaardwerk, zal
aan zijn roem bij den kollega's den hxatsteu. btoot