Historisch Archief 1877-1940
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
0Ug0YCr; Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 7 December.
Abonnement per 3 maanden /"1.125, fr. p. post/1 1.27*
Voor Indiëper jaar n * mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...» 0.10
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer ...» 0.29.
Reclames per regel » 0.49
V
T »
' A
V,
V
I K H O C 1>:
VAN VEERE EN VAN NABIJ. FEUILLE
TON: St. Nicolaas, naar AndréTheuriet. I.
KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amster
dam, deer Fr. Muziek in de hoofdstad, door
Van Miöigen. T?e candidatuur Victor Wilder
?voor de Opera te Parijs, en de opvoering van
Suuon en Delila, in het Eden-Theater, door
Viui Mflligen. Muzikale kritieken, door M.
Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T. Aan
David >van der Keilen Jr., over eenige werken op de
Arti-tentoonstelling. II (skjt), door A. J
DerKinderen. De 'nieuwe uitgaaf van Huygens'
wraken, door Dr. GJKalff. VARIA. - SCHAAK
SPEL. Zü-wilde hem ontrouw z\jn, door P. R.
~ gsrer, II (slot}, Voor Dames, door E-«.
ERLE1. RECLAMES. PEN- EN
POT3DKRASSEN. ADVERTENTIËN.
Van verre en van nabij.
'De Parnell«quae?tie blijft in Engeland de
geheele politiek beheerschen. Ofschoon men
«sdert eene week weet, dat 53 van de 84
lersche .afgevaardigden het aftreden van den
heer Parnéll als leider der partij onvermij
delijk achten, terwijl niet veel meer dan
twintig hem tot eiken prijs willen
handihaven, wordt de beslissing van dag tot dag
uitgesteld. «Tn de langdurige vergaderingen
der fractie -past Parnell, door zijne weinige
:getrouwen .gesteund, dezelfde
obstructionis'tische politiek toe, welke de Ieren onder
;zijne leiding in het Engelsche parlement zoo
bevreesd heeft gemaakt. Klaarblijkelijk rekent
bij er op, dat indien hij tijd kan winnen,
zich in Ierland eene krachtige beweging te
zijnen gunste zal doen bemerken. En wel
licht vergist hij zich hierin niet, want de
Ieren oordeökn meer'met het hart dan met
het hoofd. 'Doch tegenover de
demonstraitiën der Paruellisten in den engeren zin van
het woord men onderscheidt
tegenwoor?dig in de lersche partij «patriotten" en
Feuilleton,
St. NICOLAAS.
NAAR
AadréTheuriet.
»3£an mijnheer de onder-directeur mevr.
Blouet .aiwachteu ?" vraagt de jongste klerk,
niet omzichtigheid de deur openende.
Met den rug naar de kachel gekeerd, zit
,de onder-directeur, Hubert Bainville, in zijn
?werkkamer, aan een prachtige mahoniehouten
ibureau-ministre, waarop twee lampen en twee
ikaarsen een schitterend licht verspreiden.
De onder-directeur bevindt zich in een ruim
«vertrek, hoog van verdieping, fraai gemeubeld,
met twee breede ramen met gordijnen van groen
?damast, goed in stijl. De stoelen met fijn la
ken bekleed, en het daarbij passend behang
sel, verraden een goeden smaak. De vloer met
zorg in de was gewreven, glimt als een spie
gel en reflecteert het deftige administratieve
meubilair.
Met een peinzend, eenigszins zwaarmoedig
gezicht, omlijst door een .vollen bruinen baard,
waarin het ongewapend oog reeds enkele
grijze haren kan ontdekken, slaat de onder
directeur een blik op het kaartje, hem dooi
den klerk aangeboden en waarop met
een bevende hand geschreven staat: Wed.
Blouet.
Die naam zegt hem niets, en met eenig
ongeduld, terwijl hij het kaartje in de snip
permand werpt, wil hij weer aan 't werk
gaan.
»'t Is een zeer oude dame," vervolgt de
klerk, »moet ik haar afwijzen ?"
»Laat haar binnen komen,'1 krijgt hij tot
antwoord, op een toon van lijdzame onder
werping.
De klerk verdwijnt en komt na een poos
terug met de bezoekster, die de deur inkomt
met een stijve, ouderwetsche dienaresse.
Hubert Bainville staat even op, en wijst
de oude dame met een niet zeer vriendelijk
gebaar een stoel, waarop zij, onder herhaalde
buigingen, plaats neemt.
Het is een klein oud vrouwtje, in het
zwart, armoedig gekleed. Een merinos kleed,
menigmaal reeds gekeerd en gelapt, een
krippen voile, die voor menigen rouw heeft
gediend, omsluiert een hoed, die voorheen in
»Parnellisten" staat de manifestatie der
hoogere geestelijkheid in Ierland^ die bij
monde van den aartsbisschop "Walsh de
handhaving van Parnéll als leider onmoge
lijk heeft verklaard.
De debatten in de lersche fractie gehou
den doen duidelijk uitkomen, hoe pijnlijk
voor de meeste, zoo niet voor alle afgevaar
digden, de bestrijding is van den man, aan
wien de lersche zaak zoo ontzaglijk veel
heeft te danken. Iedereen vraagt zich af, of
het hier niet wenschelijk zou zijn, de leer
toetepassen, dat hem, die veel heeft liefge
had, ook veel mag worden vergeven. En
iedereen, die de debatten in de fractie volgt,
geraakt onder den indruk van ParneU's
buitengewoon talent. Zijne handigheid, zijne
gevatheid worden steeds overtroffen door
zijne hooghartige ongenaakbaarheid en zijne
niets ontziende scherpheid. Wanneer men
ziet, hoe Parnéll de rollen weet omtekeeren,
hoe hij, de beschuldigde, zelf als beschuldi
ger optreedt, hoe hij elke zwakke plek bij
zijn tegenstanders weet te ontdekken en met
elk verzuim hunnerzijds zij n voordeel weet te
doen, dan komt men eerst recht tot het be
sef, welk een gevaarlijk vijand hij jaren lang
voor de regeeringspartij is geweest.
En toch zou deze hem thans ongaarne
zien heengaan. Wel zijn aanvankelijk uit
het kamp van de unionisten de heftigste be
schuldigingen tegen Parnéll opgegaan, maar
?thans is de taktiek veranderd, en begrijpt
men, dat eene partij, die een gediscrediteerd
hoofd handhaaft, een zedelijken en
polit.ieken zelfmoord zou plegen. Zulk een zelf
moord zou aan de unionisten natuurlijk geen
traan ontlokken. Vandaar dat het »weg
met hem !'' niet meer op Parnéll wordt
toegepaft zooals veertien dagen geleden. Lord
Salisbury heeft dezer dagen uitdrukkelijk
verklaard, dat hij Parnéll, die zijn leven
met hand en tand verdedigde, eigenlijk lang
de mode was, en onder de toer van kastanje
bruin haar komt een klein, rond, gerimpeld
gezicht te voorschijn, niet kleine levendige
oogjes en een ingevallen mond.
«Mijnheer," begint zij met eene moeielijke
.ademhaling: »ik ben dochter, weduwe en zus
ter van ambtenaren, die goed en trouw ge
diend hebben. Ik heb een verzoekschrift om
bijstand gericht, tot de generale directie....
en zou gaarne willen weten of ik op een
gunstig besluit mag rekenen?"
Tamelijk onverschillig heeft de ambtenaar,
gewoon aan dergelijke rekwesten, de tot hem
gerichte vraag aangehoord.
*Ontving u vroeger reeds bijstand, me
vrouw?" vraagt hij kalm.
»Neen, mijnheer. Ik had tot nog toe zoo
veel, dat ik, om het leven te houden, de
hand niet behoefde uit te strekken .... Ik
heb een klein pensioen en ...."
»Zoo!'' Onderbreekt hij droog. »In dat ge
val vrees ik dat wij voor u niets zullen
kunnen doen. Wij hebben zooveel
ongelukkigen te helpen, en die niet zoo als u op
een pensioen kunt rekenen."
» Wacht, bid ik u, mijnheer; ik zei nog
niet alles..... Ik had drie zonen, zij zijn
dood; de laatste dien ik moest afstaan, gaf
les in demeet-en wiskunde. Den vorigen winter,
van het Pantheon, naar het College Chapsal
gaande, in een stortregen, kreeg hij een kwade
hoest die in een stikzinking ontaardde en mijn
braven jongen binnen acht dagen naar het graf
bracht. Ik leefde van hetgeen hij met zijn
lessen verdiende, ik en zijn kind. want hij
liet mij een klein meisje na toen bij stierf.
De kosten van zijn ziekte en zijn begrafenis,
hebben mij uitgeput, en ik heb mijn pensioen
verpand, om dringende schulden af te doen...
En nu ben ik met mijn kleintje alleen op
de wereld, ik bezit, geen penning, en ik ben
twee en tachtig jaar.... dat is een heele
ouderdom, is 't niet ?"
De oogen van. de oude worden vochtig.
De onderdirecteur heeft met aandacht naar
haar geluisterd. Haar stem, die min of
meer zingende klanken doet hooren, klinkt
hem als muziek, als een bekende melodie,
uit vroeger dagen, als een herinnering aan
zijn geboortegrond, in de ooren. Haar wijze
van spreken geeft hem een gevoel van wel
behagen en brengt hern in gedachten terug
naar de plaats, waar hij een moeder had,
waar hij als kind leefde. Hij schelt, vraagt
om de stukken die bij het rekwest der
wezoo erg niet vond als Parnell's vrienden, die
dezen thans in den steek lieten. Hij voegde er
bij, dat de heer Gladstone eerst openlijk tegen
zijn politieken bondgenoot was opgetreden,
toen door het geheele land een storm van
verontwaardiging was gegaan, en besloot
met eene lof ede op de politiek der unionis
ten, die geen kromme wegen en duistere pa
den bewandelde, niets dubbelhartigs en
clubbelzinnigs had en het licht niet behoefde te
schuwen. De bedoeling was natuurlijk, een
hatelijk licht te werpen op de geheime on
derhandelingen tusschen Gladstone en Par
néll gevoerd en de beide staatslieden even
zeer in diskrediet te brengen.
Lord Salisbury's zelfgenoegzaamheid is
tegelijk eene ergerlijke schijnheiligheid. Is
het óók schijnheiligheid, wanneer de
Gladstonianen en de meerderheid der lersche
parlementsleden op Parnell's aftreding blij
ven aandringen ?
Dat gelooveii wij niet. Parnéll is, bij zijne
groote gaven en bij zijne onmiskenbare toe
wijding aan de zaak, die hij 10 jaren lang
heeft gediend, gebleken een door en door
onbetrouwbaar man te zijn. Hij heeft zijne
politieke bondgenooten, en daaronder zijne
beste vrienden, opzettelijk en herhaaldelijk
bedrogen. Hij heeft vertrouwelijke bespre
kingen aan de groote klok gehangen, alleen
om zijne persoonlijke positie te redden, en
daardoor voor de toekomst ieder bondge
nootschap tusschen hem en de Engclsche
voorstanders van een Home-Rule voor Ier
land onmogelijk gemaakt. Niet zoozeer de
fouten van zijn particulier leven, als zijne
pogingen om de aandacht daarvan af te lei
den, door zijne vroegere politieke vrienden
verdacht te maken, hebben zijne positie on
houdbaar gemaakt.
Het is mogelijk, ofschoon het, naar het
ons voorkomt, noch waarschijnlijk, noch
wenschelijk is, dat Parnéll door een beroep
duwe Blouet behooren, en deze voor zich
hebbende vraagt hij na een nauwkeurig on
derzoek, belangstellend:
»U is van Lotharingen mevrouw ?" en
op zijn strak gelaat komt een zwakke glim
lach ; het is minder gesloten dan zooeven.
»Ik dacht het aan uw uitspraak."
»Ja mijnheer, ik ben van Argonne.... Is
het werkelijk waar, heeft u mijn tongval her
kend ? Ik dacht dat ik bij mijne lang
durige omzwervingen, in de vier hoeken van
Frankrijk, die eiganschap verloren had."
De onderdirecteur beschouwt met klim
mende belangstelling de arme weduwe, door
het lot uit haar geboortegrond gerukt, om in
Parijs als een arme verlatene een schamel
leven te lijden, nadat zij jaren en jaren ge
worsteld heeft tegen de onvruchtbare zorgen
een er dorre bureaucratische sleur. Aileugs
voelt bij dat zijn ambtenaarehart, verteederd
wordt en glimlachend vervolgt hij:
»Ik ben ook van Argonne, en een
geruimen tijd leefde ik in de nabijheid van uvv
dorp te Clermont, .... kom mevrouw moed
gehouden. Ik hoop dat uw verzoek niet
vruchteloos zal zijn. Heeft u uw woon
plaats opgegeven ?"
»Ja mijnheer, in de Rue de la SantéNo.
12 bij het Capucijnerklooster; u laat me
tevreden door uw goedheid van u gaan, en
't doet mij goed, dat ik iemand uit mijn pa
rochie heb mogen ontmoeten."
En de oude dame neemt met herhaalde
verontschuldigingen, en diepe neigingen af
scheid.
Nauwelijks is zij vertrokken of de onder
directeur rijst op, en met het voorhoofd te
gen de vensterruiten blijft hij in gedachten
staan, starende op de binnenplaats van het
gouvernementsgebouw.
Maar het zijn niet de half ontbladerde
toppen der kastanjeboomen die hem bezig
houden; veel verder ziet hij, half droomend,
heel, heel ver daar ginds, naar het Westen,
over die velden en die krijtachtige heuvelen
van Champagne, tot in een, door een groot
bosch omzoomde, vallei, met een klein ri
viertje dat stil met zijn geel water tusschen
lanen van populieren vloeit naar het kleine
stadje, met daken door bruine pannen ge
dekt.
Daar leefde hij als kind, daar kwam hij
in zijn schooltijd gedurende de vacantie.
Zijn vader, griffier van het vredegerecht,
leefde daar het eenvoudige en zuinige leven
op het lersche volk de meerderheid der ler
sche fractie tot gehoorzaamheid zal dwingea
en hen voor de keuze zal stellen »se
soumetlre ou se dêmettre". Maar al kon hij
de 80 vertegenwoordigers van Ierland tot
zijne gewillige werktuigen maken, hetgeen
der lersche partij op het verlies'van hare
beste, talentvolste en eerlijkste leden zou .
komen te staan, en al had hij dus.een»
scheuring in die partij, in schijn althans, "
voorkomen, hij zou in Engeland niet meer
de hulp vinden, die voor het bereiken vaa
zijn groot en loffelijk doel onmisbaar is. "
Althans niet bij Gladstone, John Morleyen
de overige leiders, wier invloed nog geruimen
tijd den doorslag zal geven.
Parnéll is een trotsch man, onbuigzaam
en hooghartig. Voor dezulken als hij is het
heengaan een dubbele teleurstelling, de zelf
verloochening dubbel moeielijk. Maar door
die zelfverloochening kan hij thans aan de
lersche zaak grooter dienst bewijzen dan ooit
te voren. Die zaak is eene goede zaak, en
zij zal ten slotte triomfeeren. Moge de groote
patriot zich de woorden herinneren van
Thomas Moore in zijne schoone Irish Melodies
aan zijn land gewijd :
Thy sun is but rising, when others are set,
And though slavery's cloud o'er thy morning
(hath hung,
The f uil noon of freedom shall beatn round
(thee yet.
Erin, o Erin ! though long in the shade,
Thy star will shine out when the proudest
(shall fade.
Er zijn in den laatsten tijd weder allerlei
pogingen gedaan, om Nederland's houding in
de Congo-quaestie in een onaangenaam
en ook onjuist licht te plaatsen. Meestal
geschiedt dit van Belgische zijde, met name
door meer of minder officieuse Belgische
orgav.in een burger zonder fortuin. Streng op
gevoed, van zijn prille jeugd gewend aan
plichtsbetrachting, en hard werken, heeft Inj
op twintigjarigen leeftijd zijn geboortegrond
verlaten, en is er slechts eenmaal weergekeerd,
om zijn vader naar het graf te geleiden.
Toegerust met een buitengewone bekwaam
heid, een ijzeren wil, en ontembaren werk
lust, beeft hij de administratieve ladder met
spoed beklommen.Op achtendertigjarigen leef
tijd onderdirecteur, is in de ambteuaarswereld
geheel ongewoon. Stipt, streng, voorzichtig CH
beleefd, onwrikbaar in het toepassen van de
wet, komt hij ten tien uur op het ministerie,
gaat tegen zes uur van daar, en brengt
nog werk mede naar ?ijn woning.
Ofschoon gevoelig van natuur, is hij weinig
mededeelzaam en heeft den naam van bij
zonder gesloten te zijn.
Van de wereld ziet hij weinig; zijn tijd is
geheel door zijn werk ingenomen, z"óodat hij
om zoo te zeggen, nimmer tijd gehad heeft
om aan een huwelijk te denken. Toch sprak
zijn hart n keer : hij was twintig jaar en nog
in Argonne, maar hij was slechts
surnumerair, en het meisje dat hij liefhad, gaf de
voorkeur aan een rijken houthandelaar. Die
eerste teleurstelling, heeft hem bitter ge
schokt en zijn voorspoed in de administra
tieve loopbaan, heeft hem nimmer geheel
kunnen genezen. Zijn geest heeft daardoor
een melankoliek waas aangenomen, eu nu
hij dezen avond die oude vrouw over haar
droevig verleden heeft hooren spreken, met
het accent, dat hem zijn geboortegrond voor
den geest getooverd heeft, komt het
verledene in droeve herinnering hem pijnigen.
Met het voorhoofd tegen het koele glas,
woelt hij in die ver vervlogen dagen zijner
jeugd, als tusschen een hoop dorre bladeren,
waaruit het leven voorgoed is weggenomen.
Hij keert tot zijn werk terug, en de pa
pieren van de wed. Blouet ter hand nemende,
schrijft hij met potlood de kantteekening :
»Een toestand, belangstelling waardig Toe
gestaan". Arervolgens roept hij den klerk,
en zendt het verzoekschrift, aan den
onderchef die de hulp moet verleenen.
II.
Op den dag, waarop de hulp officieel werd
toegekend, verliet Hubert Bainville wat
vroeger dan gewoonlijk zijn bureau. Het
denkbeeld had bij hem post gevat om in