De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 7 december pagina 4

7 december 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

VEB: Kdfl litie, georganiseerd door den heer j -zich zoo gotd hield tegenover de w«B en, Franschen, heeft in m\jn i hooge plaats. In deze inzending op at Breitner minstens op dezelfde hoogte. t d« rijkst* onder ons. Hij toont niet de *-'?"?jnMmelgke, bloeiende, de blonde, roodvleezig-gezonde rijkdom der maar de zwierige, de mystiesche, iote, de overdadige, de nerveus mam eener Oostersche verbeelding E-. .j» greu 'onzer schilders, die met zoo hoog " cho gratie zijn vormen neerschrijft, ?tf vorstelijke deftigheid ziet en voort? uit ons alledaagser! Holland, die meer MI ken aan de technisch-volmaakte, prachJuaiikr van penseel hauteeren van sommige Oostersche kleuren-toovenaars. Is goed, dat W. JVJaris in de buurt zijn hoog. staaft door zijn beste werk: de melk bocht. is de sterke drager van de rijkdom van zomer, van onze blauwe lucht, met de ade witte wolk, van onze gestrekte, opschieude weiden, met koele slooten en boomen, daar langs, buigend bun glinsterende .bladeren-takken; en daarin de bruinezwarte ii zonnenlicht en schaduw donker _de vltkken van schofu'ge koeien en 't paarsch-blauw van een boerenkiel. Dat zuivere, van vochtige dampen verfrischte, blige opglanzen van goud-drukkende zo te in ons Hollandsch land. iu ns vrije flikkerende opzetten van het licht op den val der jt-beletde takken Teel sntl'e levende penseelstreken gewerkenden man met zijn naderende de kracht en rijkdom van kleuren der op-staande in de zon, die zilver klinkt ^ittfi wolk, blauwt in de warme lucht, in eets omvatten van het stuk lucht, irsch land met rijdende, buigende boomen en "en en koeien daarin en in-dringende sloot -.en het ,oöuit n inspiratie zetten in den ?an een schilderij, dat zijn van die daden B* plotselinge onbewuste artistieke ingeving en tuoos leven met de doode materialen waaruit levend kunstweik geslagen woidt die den oschen slechts door enkelen artisten kunnen orden vertoond. En zie nu eens naar de Zandvoorteche vrouIk weet wel dat er zijn, di« hooger werk de/en meester kennen, maar een goed werk Joztf Israëls staat altijd hoog. Rn dat is goed werk van h*m, mooi en volledig genoeg _j een die gelukkig verrast is ook hém bier te nden, te doen denken aan het weer zoo heel |JH»der schoon dat deze dichter-schilder door ?ija rk heeft gemaakt tot ten kostbare bezitting ons modern leven ELg is ook-een mystieker, maar een van smart, \'<0Mk irt l leed, van innige aar,doening, van lang et dat nooit sieift, van stil en alleen gaan ,,__?- de straten en wegen en langs de groote |3«*ee en het zien van de mecschen die werken in den. Israëls is de teekenaar bij uitnemendn ik schud sul-glimlachend 't hoofd als f£k er aan denk dat er menschen zijn, die B<mbijv. een teekenaar noemen tegenover Hij is de man der lijnen, der mooie, lange eens in teere beving der hand getrokken J;*lfjnen; lijnen gezien door een stil ontroerd man ""l getrokken door een zuiver eerlijk artiest, vrij u vlekkende conventie, lijnen allén bestaande t kracht van h<« g iui i^ mei.schilijk gevoel «teund, geheven, bedekt, gedempt door mysche aparte kleuren van dezen meest sympaitken onzer schilders. Toen ik na maanden rondtrekken door Italië, geleefd te hebben in onmiddellijk verkeer met verre machtige werk van Giouo, Fra Ange>, Eafaël en Michel-Argelo. in Venetiëkwam Jtn zag de Hemelvaart vtn Maria door Titiaan ,1fH vlak daar Daast bet wonder van St. Marco door Tintoretto?toen heb ik verslagen gestaan i??an bewondering en verbazing hoe beidf deze werken, zóó hoog en zóó verschillei d, hei werk Waren van menschen uit n tijd. Het pnissante, aristocratische, breed effen geschilderde, glanzend L tflke, voor mij in kalme hoogheid zich heffende ^ Werk van Titiaan, klinkend in mijn zul als een ^""BÏt zilveren bazuinen vloeiend geluid in een r/'ftnde kathedraal, doorzingend in de hooge geyg welven, en het woeste gepassioneerde werk tl van Tintoretto, neergebliksemd in lijnen en kleu* ren, in veel snelle slagen van een rustelooze hand '"' plotseling neergesabeld, kokend bruischende kleur ?y.1 _ en Hjnontmoetingen, uiteenslaande, en samen?j" * Spattende als in brandenden golfslag. f l Wie thans in Holland leven, dien wordt de ' rijkdom van het mensch-zijn e renzoo geopen?\ "baard. * Ik, de schilder, die geen schilderijen maak, ik, f, die leef in mijn tigen wereld, die ik denk langs r de wanden van groot algemeene architectuur, als f jwijgende figurengroepen uit volkendrama's vaat* gezet ter eeuwige memorie ik was verrukt ',' door de vernieuwde verzekering dat zooveel , prachtig zieleleven in onzen tijd daad kon wor' den in zulke werken. Mijn dag was gevuld van t zonnige blijdschap en toen ik bij het stil voortgloeien van mijn geluk, later bij vallenden avond, ? kwam in het groot omglaasd-geellichtend gebouw, ? waar in gelen gaslichtschijn en fijnblauw opstygende bedwelmende dampen menschen rustig pratend bijeen zaten, en ik door een van die kleice gelukkige toevallen, de hand lei op een * muziekblaadje, liggend op een kranten-beladene tafel, dat o, wonder op n blad' zgde in notenschrift de weinige, kolossale con" structieve muziekale gedachten toonde, Gothiesche ^ zuilen in het zelf verheerlijkende monument van Wagner's «Meistersinger," toen hoorde mijn ziel de vreugdekoren van hen die vorstelijk maken, en in mij zong op den breeden majestueusen . maatslag van Wagner's Vorspiel, mijn overdank' bre vreugde over de bevochten glorieuse artis tieke victorie.! A. J. DEEKINDEKEN. ?" DE NIEUWE UITGAAF VAN HUYGENS' . t WERKEN. L f Geachte Redactie! Geeft mij een oogenblik gehoor, nu ik tot u kom met eene klacht over de lauwheid, de on verschilligheid, waarmede zij die belang stellen in, belang hebben bij onze taal en letterkunde, het plan tot eene nieuwe uitgave van Huygens' "Werken hebben ontvangen. Nog altijd bestaat van Huygens' gedichten geene volledige, betrouwbare uitgave. Toch ver dient het werk van dezen typischen Hollander der 17de eeuw, dezen wijztn hoveling, stellig evenzeer opnieuw te worden uitgegeven als dat van Hooft, van Breero en zooveel anderen. Geen Nederlandsch dichter der 17de etutv heeft ons van de maatschappij dier dagen zulk eene treffende en uitvoerige schildering gegeven; geen evenaart hem in zelfkennis en menschenkennis, ook Von del niet; met Hooft en Vondel moet hij tot de schepper* onz<r hedendaagsche taal gerekend worden; hij is een der weinige Nederlanders van zijn tijd, wien het gelukte de Oudnederlandsche boert tot gesstigh id te verheffen ; hij heeft inet woord en daad get'acht het literaire peil zijner dagen te doen rijzen ; voor het eerst geslagen dat het klonk op een aanbeeld, waarop ook in onze dagen nog lustig geklept moet worden : de waar beid, dat goede puëzia niet geienen rnaur bestu deird wil zijn. Huygens is geen dichter van den eersten rang; slechis een lite air chauvinist kan heui zoo hoog stellen. Maar in een tijd, waaria het lezend pu bliek, zooveel onrijpe vruchten van eigen bodem en zooveel buitenlandsche «knollen voor citroenen" met waren geeuwhonger verslindt daar mag men wel eens wijzen op het pittige, door en door gezonde, werk van dezen rijpen geest; j.een «zoete koek" noch «eerste most" maar »ech'.e mannenkost, die op de tonge bijl"; lectuur voor vol wassen menschen, niet voor aankomeliugen. Huygens' Werken opnieuw uit te geven, vol gens de eischen van onzen tijd, is waarlijk geene lichte taak ; is eene taak, die jarenlange inspan ning en toewijding eiscbt, maar eene taak, die, welvolbracht, onze hooge waaideering verdient. Wat is er LU gebeurd? Daar is een man gekomen, toegerust met de kennis en de ervaring, noodig om deze taak wel uit te voeren ; verlangend dezen ouden Neder lander voor latere geslachten te doen herleven ; besloten vele jaren van zijn leven, een goed deel zijner werkkracht, te wijden aan bet volvoeren eeuer groote taak. Vol van zijn plan, stelt bij met vertrouwen een «prospectus" op. Hij zal zijuen landgeuooten, die belang stellen in de na tionale kunst, eene blijde mare verkondigen : zij mogen eene nieuw», (ene eerste, volledige uitgaaf van Huygens' gedichten verwachten! Misschien daciit hij te veel aan de dagen, toen Vondel Christiaan Huygtns, Coustantijns zoon, aanspoorde »dat hy ?yn Heer Vaders Gedichten het licht gunne" en hem schreef: Wy verwachten met gebeden enen Bloemhof, milt van geur, Rijck door sijn' ver-cheydenheden Van g< daeute en levend kleur ; Een bancket voor keurige oogen, Een Musijck-feest voor 't g. hoor, Als de zirl omhoogh getogen, Naer de wolcken vaert deur 't oor. Wy verwachten gulde spreucken, Aerdige spitsvondigbtên, Lessen van geen Eeuw te kreuckcn, Ee Ie-vormers van 'tgeo.een, Gestoffeerde Galeryen Vol van Kunst en Wetenschap, Tafereelen waert te vryen, Honigh korven soet van sap. Droevige ontgoocheling ! Waar hij op deelne ming gerekend had, vond hij onverschilligheid. De lijs-t van inteekenaars ? Ach, ook hier, als toen Segol zijne «spanners van den boog" op riep : Slechts vijftig mannen treden De slagorde uit! Ware het nu slechts met Dr. Worp dat is de man over wien ik spreek als met koning Segol : Genoeg, dus zegt bij, "'k ben tevreden." Tevreden kan bij niet zijn, waar slechts een zesde van de noodige inteekenaars bereid wordt gevon den deze uil gave te steunen ; en zijn uitgever, de heer Wolteis, nog veel minder. Mogen zij, die belang stellen in onze taal en letterkunde van de 17 e eeuw, zij wier plicht bet is de uitgaaf van zulk een werk mogelijk te helpen maken, het nu daarbij laten ? Zal men deze gelegenheid om in bet bezit te komen eener volledige uitgave van Huygens' Werken ongebruikt laten voorbijgaan ? Wanneer zal weer iemand, in staat tot dat werk, den moed hebben zulk eene taak op zich te nemen ? En zullen wij in 1896, den dag herder.kend waarop vóór 300 jaar Huygens geboren werd, niet eeis op eene nieuwe uitgave zijner werken kunnen wijz n ? Zal Den Haag, waar niets u herinnert dat Huygens er heeft geleefd en gewerkt, ook nog iets anders en iets meer doen dan twee inteekenbi jetten in vullen ? Mij dunkt, dat wij de hoop nrg niet behoeven op te geven. Daar moeten in Den Haag, in de Hoofdstad, in de groote steden toch nog wel een paar honderd menschen en wetei schappelijke instellingen zijn, bereid iets te doen in dezen. Misschien schrikt het cijfer van de kosten dezer uitgave velen af; / 23.-O is Zfker voor zulk een werk geen geringe som. Maar men bedenke, dat die som over een achttal jaren verdeeld wordt ; en dan het is waarlijk geen onnut uitgegeven geld. Mogen dan velen van hen, die belangstellen in onze taal en onze literatuur, zich opgewekt gevoelen iets voor de/e goede zaak te doen, wan neer eene nieuwe uitnoodiging, tot hen in jersoon gericht, verschijnt. Amsterdam, l Dec. 1880. G. KALPF. VARIA. TOONEEL EN MUZIEK. Te St. Petersburg is met buitengewonen bijval een oorspronkelijk Russische opera opgevoerd, Fürst Jegor, een nagelaten werk van Prof. A. P. Borodin, die in 1887 overleed. Het libretto is aan de Oud-Russische heldensagen van Jegor's krijgstocht ontleend. Borodin heeft er 21 jaar aan gewerkt; de hoofdeigenschap is frissche, rijke melodie, oorspronkelijkheid van thema's, kleur en plastiek. De laatste hand is eraan gelegd door Rimsky-Korsakuff en Glasunoff. De ouverture, een resuméder gan&che opera, is slechts door een toe val behouden; Borodin bad haar Glasunoff voor gespeeld, en stierf kort daarop. Men vond geen spoor van de Je</or-ouverture onder zgn nagelaten werken, maar lasunoff had haar uit het geheu gen dienzelfden avond opgeschreven en instru menteerde haar nu in de manier van den com ponist. Uit Milaan wordt gemeld, dat Verdi aan een nieuw werk bezig is, Fallstufl, opéra-comique in 3 acten, naar Sbakesueare's Merrywivesof Windsor. De toast is door Arrigo Buito, die ook den Othello-tekst voor Verdi bewerkte, gearrangeerd. In de Groote Opera te Parijs, wier directeuren mi, op het eind van bun contract, zich zeer ijve rig toonen, wordt Ftdelio voorbereid. Mad. Rose Caron zingt de Leouore; vroeger in het Thé&tre i Lyriqne had Mad. Viardot de partij vervuld, maar met weinig succes. Men zal nu de omwerking van Ge^aert nemen die den dialoog als recita tief gecomponeerd heeft. Fidelw komt reeds in j Januari voor of na Le Maye van Manesset. i Het Théatre Lyriqne had La julie fille de Perth, \ waar bet nist gelukkig mee is, willen doen volgen door concert-uitvoeringen van de muziek van Cesar Franck. die eerst na 's mans dood ten voile gewaardeerd wordt; maar de erfgenamen vinden bet personeel onvoldoende, en verbieden den beer Verduurt met deze bezetting werken van Franck te doen opvoeren. LETTEREN EN WETENSCHAP. De Chineesche generaal Tscheng-Ki-Tong is tegenwoordig een der incest bekende figuren in het Taut-Paris. Men ziet zijn lichtblauw zijden rok in allo litteraire en artistieke kringen, en de dames hebben een bijzoi.der zwak voor dezen ge neraal, die in beminnelijkheid met Bouiangerkan wedijveren. Tscheng-Ki-Tong is reeds iri zijn vroeg ste jeugd in China door een uitmuntend onder wijzer in het Fransch geoefend, zoodat hij deze taal bijna als een Franschman schrijft en spreekt. Hij beeft van deze eigenschap reeds in een aantal boeken getuigenis gegeven; hij heeft over hut tooneel in China, over de vermakelijkheden aldaar geschreven, en eene verzameling Cbincescbe le genden doen verschijnen. Thans is er een roman van hem verschenen, Le roman de l'homme jaune, moeurs chinoises, bij Calmann Lévy uit gekomen. Hetgeen de Chineesche generaal daarin vooral verraadt, is, dat hij veel Fransche romans de moeurs gelezen heeft, want wat hij beschrijft, zijn vooral Chineesche mautaiscs moeurs. Een jongmensch met schitterende vooruitzichten, die in het, groot mandarijnsexamen het eerste nummer behaalt! heeft, geeft aan een bemiddelaarster de opdracht, eene vrouw vóór hem te zoeken. Zij ontdekt terstond een uitmuntende partij, de doch ter van eene dame. die door een prins bij testa ment Kiet groote rijkdommen begiftigd is. De jongelieden zien elkander eti worden mot den ook in Europecsche romans gedruikelijkcn coupde fvutJre op e!l air verliefd. De aanstaande schoonzoon wordt in het huis zijner schoonmoeder opgenomen ; tot de noodige toestemming tot het huwelijk, welke zijne moeder hem uit eene verwijderde provincie moet zenden, aangekomen zal zijn. Zou dat werkelijk het ge bruik zijn in China ? De gevolgen blijven niet uit, en de schoonmoeder, niet onkundig van wereldschc zaken, zorgt dat er eene voorloopige trouwplcchtigheid plaats heeft. Intnsschen komt er bericht van de moeder van den bruidegom; zij maakt bezwaar tegen de onduidelijke afkomst van de bruid. De jonge man reist naar zijne moeder om haar persoonlijk over te halen. Maar in zijn geboorteplaats aangekomen, laat hij zich door do niet zeer nauwgezette oude vrouw op de grofste wijze bedriegen. Zuiider dat hij weet, wat er gebeurt, wordt hij in een schitterend gezel- i schap gebracht, een priester spreekt den zegen | uit, hij verliest het bewustzijn on is in alle vor- j men met een andere getrouwd. Gedurende eene langdurige ziekte wordt hij door zijn nieuwe geraalin liefderijk opgepast en neemt na zijne ge nezing de nieuwe verhouding maar als onveran derlijk aan. Langen tijd daarna echter voeren hem ambtsbezigheden naar het land waar zijne eerste en eenige geliefde woont. Hem ziende valt zij dood neer, als hij er niet toe kan besluiten baar aan te spreken ; en kort daarop sterft ook hij. De titel van den roman is ontleend aan een mystiekon beschcrmgeest van de eerste bruid, die den ontrouwe bestraft voor hetgeen bij aan haar misdreven heeft. Daar echter deze gele man" r.och door zijne bescherming veel uitricht, noch met zijne straf heel bijtijds komt. is hij vrij wel bet vijlde rad van den wagen TschengKi-tong heeft, zooals hij zelf in de inleiding zegt, in zijn held eene Chineesche Hamlet-uatuur wil len teekenen, maar zijn besluiteloosheid is wat minder interessant dan die van den Deenschen prins. Wat de schildering van Chineesche zeden betreft, die is heel belangrijk, en men mocht er wel wat meer van verlangen. Daar is bijvoorbeeld het mandarijnscxamen, en het aflezen der bekroonden, waarbij eerst de laagste, daarna de hoogste gelezen wor den, zoodat de belangstelling steeds toeneemt. Dan do invloed der weduwe op baren zoon, zelfs als deze mandarijn eerste klasse is. Naar bet loven geteekend schijnt ook de vermakelijke figuur der bemiddelaarster te zijn. Deze dame is do vrouw van een goudsmid, maar behandelt dezen als een knecht, daar zij in hare jeugd gou vernante ecrier prinses is geweest. Men beweert dat de Chinezen het verminken der vrouwenvoe ten hebben ingevoerd, om de vrijheid van be weging van het schoone geslacht te belemmeren, maar volgens Tcheng-Ki-Tong's roman is dat doel niet bereikt geworden althans de drie bejaarde dames treden daar op met eene beslistheid, die in Europa eenig opzien wekken zou. De nieuwste roman van Jules Caze, zijn achtste werk, Jeune Ménage, wekt nog grootere belang stelling dan de voorlaatste,, Amour artificiel,, die den psychologischen romancier het eerst in ruimeren kring heeft bekend gemaakt. Het is moge lijk dat Jeune ménage geïnspireerd is door Tolstoï's Kreutzer-Sonate, in elk geval maakt men terstond vergelijkingen tusschen het huishouden van Henrt Deschar en dat van Tolstoï's Posdnyscheff. In zekeren zin heeft Caze eene wederlegging van Tolstoï's werk geleverd. Terwyl namelijk Tolsto ?in het losbandige verleden van zijn held de reden ziet, waardoor zyn echtelyk leven van den aan vang af vergit tigdwordt,doet de vier-en-twintig jarige kuische en talentvolle ingenieur, dien Caze schildert, een tlechte keus; hij wordt het offer eener gewo ne coquette, juist omdat hij in 't geheel geen ondervinding van vrouwen heeft. De jonge vrouw is ook eigenlijk niet slecht van natuur; zij heeft alleen gecoquetteerd omdat zij bij een liefdelooze stiefmoeder woont, geen bruidschat heeft en dus het huwelijk als eenige toekomst beschouwt; zij zou oprecht wenschen, haren man te kunnen lief hebben. Hij echter gevoelt zich reeds afgestooten wanneer niet terstond de «erste dagen van het samenleven de gowenschte volkomen overeenstem ming opleveren. De ingenieur zoekt en vindt dan troost bij eene oudere, tot dusverre moederlijke vriendin, die een hartstochtelijke liefde voor hem heeft opgevat, en daar zijne vrouw zijne ontrouw ver neemt, geraakt ook zij op verkeerde paden ; zij vindt bij een gewonen salon-veroveraar bevrediging voor haar zinnen maar niet voor haar hart. De man vraagt scheiding, neemt haar driejarig kind weg, en zij vervalt, daar zij geheel onbemiddeld is, tot de mildheid van een meer gevreesden dan beminden beschermer. Caze heeft zijn vragen veel minder helder ge formuleerd dan Tolsttiï. Zijne karakters en zyne motiveeringen zijn van zeer gecompliceerden aard; zij komen daardoor te meer met het werkelijk leven overeen, maar bevredigen den lezer te minder. Het is zeer opmerkelijk, hoe de sympathie der lezers eerst geheel voor den frisschen, oner varen jongen man is, en later veel meer voor de vrouw, zonder dat toch in de karaktertcekening eenige inconsequentie is. Wie van psychologische finesses houdt, zelfs wanneer ze hier en daar wat theoretisch schijnen, dien zal Jeune Ménage van Caze veel belang inboezemen. Gladstone schijnt aan do ziekte te lijden, die OU ver Wendell Holmes boekenbonger" noemt. Hij is onverzadehjk van lectuur. Niet minder ver- bazei;d is de verscheidenheid der door hem be stelde hoeken. In een boekwinkel in Gray's Inn liggen voor het raam uitgestald de boeken door hem gekocht, en daarbij de cheque voor de beta ling. Er is eene monograpbie over het drama van Shakespeare, door Ireton, bij ; drie werken over anthropologie, waaronder Carus Sterne's Worden en vergaan, Sternberg'* vertaling van dr. Magnin's Bacteria. Ook voor bibliographie interesseert zich de oude heer : hij heeft zich Dobron's Geschiedenis van den Eassantijner bijbel en het Arehio für die Gescluchte des Dcutschen BticliliMidtl* aangeschaft. Wat hij intusschen met Cobbett's Raadgevingen voor jonge mannen en vrouwen moet doen, is niet zeer duidelijk. Wel is waar is hij de eeuwig jonge", maar raadgevingen zijn zeker onnoodig. De Drankkwcstie' en Opschriften op grafmo numenten' zijn op zich zelf niet onbelangrijk; maar Gladstone drinkt niet zooveel, dat hij zich een vroegtijdig graf zal aandrinkeii. Voorts zijn er boeken bij over erfelijkheid, mormonendom en pausdom De oude heer heett echter als ptèce de rófiistance zestien boeken over Shakespeare, onder welke Fransche en Duitsche vertalingen, gekocht. Hij zal dus zeker het eerst een werk over Shakes peare schrijven ; zijn laatste work was bijbelkritiek. Voor den uitgever L. J. V'een bewerkte Jonkvr. Cornelie Huygens eene bloemlezing van Gedachten van Carmen Syh'a, naar Vom Amboss". Er is in de gedachten" der Roemeensche koningin een eigenaardig mengsel van frischheid en spreukerigheid, iets dat aan de achttiende en iets dat aan de twintigste eeuw doet denken, Mad. Necker van tijd tot 'ijd gecorrigeerd door Gyp De uit gave is zeer fraai en de vertaalster heeft aan menige krachtige spreuk haar pikanten vorm weten te bewaren. Naar wij vernemen zal bij den Uitgever H. D. Tjeenk Willink te Haarlem worden uitgegeven om ten spoedigste te verschijnen, een werk getiteld: Ons yorstctihuu, platen en schetsen, bijeenver zameld uit Kiycn Haard. De in dit wei k ver zamelde schetsen, op zichzelf reeds hoogst belang rijk (wij noemen slechts die van wijlen onzen dichUr Hofdijk en Prof. P. J. Blok) hebben vooral in deze dagen een buitengewone actualiteit ver kregen vcor de velen, die E:gm Haard niet of slechts ten deele in eigendom bezitten. Nog te meer zal deze bundel met belangstelling worden ontvangen, naardien daarin mode zullen worden opgenomen de platen en portretten, welke eerst daags naar aanleiding van 's Konings dood in Kgen Haard zullen verschijnen, o. a. 's Konings portret naar de schilderij van Willy Marlens, de Chamlire Arden te op het koninklijk paleis Het Loo," door P. de Josselin de Jong ; de ter aardebestelling des konings enz. e.'iz ZIJ VVILÜHEM ONTHOUW /.IJX. Een gesehiedeiiis uit Süermaken door P. R. ROSEGGEK. (Slot.) »Nvj, dan zullen wij vandaag i» het hotel op den Sonnwendstem het verlovingsfeestvieren...? stelde de jonge Weentr met eenigzins onze kere stem voor. «Met wien zal ik dan de eer hebben ?" vroeg met burgerlijke beleefdheid vrouw Cfopatl. »O ja, wij hebben ons aan elkander nog in 't geheel niet voorgesteld," lachte de stedeling, »Mijn naam is Arthur Hamberger." O gotd f' zeide zij. »En de uwe, mijn kind ?'' »Dien zeg ik pas, wanneer wij bij den pas. toor zijn." Artuur had daar niets tegen. De naam deed niets ter zake. Onder zulk gesprek waren zij boven op den berg gekomen, waar hun het hotel met zijne groene zonneblinden vriendelijk tegeulachte. Zeer zonderling was het vrouw Clopatl te moede. Mijnheer Arthur ging naar binnen, om een ka mer te bestellen. Hij koos een der mooiste, met rood fluwetlen meubelen rondom en ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl