De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 14 december pagina 4

14 december 1890 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

-y r "j ;r i word* van 11 dezer ng van het inrichten van gwantschapshótel tePeters: gesproken over het prachtige 9e zoogenaamde Garde-Meuble, voor die inrichting ontleend ndt zich op den Quai d'Orsay Khatten, waaronder bijvoorbeeld muartapüten, uit de 17de en 18de " "i den Gobelins, naar teekeningen ~_ Jouvenel, Oudry, enz., ver?ds'net' voorkomen van het gebouw Van het y'zeren hek tot aan de administrateur strekt zich een ? nit* een ware steppe, waarop slechts door planten omgeven, staan. ifergrond bevindt zich een groot plein blokken, van de meest verscb.il(grootte, opgevuld, die bestemd z\jn, in "en herschapen te worden. Men meent kerkhof te zijn. Vóór 1760 was de Gardein een bijgebouw van het Louvre gevesf 1SHI bevatte de verwonderlijkste verzameling ten en historische merkwaardigheden. het tweede keizerrijk vormde men uit 'voorhanden zijnde voorwerpen het Musée irains, dat de oostelijke vleugel van hut &u nog herbergt. Hier zag men onder de wapenrustingen en zwaarden der Koningen, de beroemde tapyten, die t an de Vlaamsche arbeiders kocht, verder der kapel van Richelieu uit echt ^geschenken der Turksche gezanten, waar een groote menigte pantoffels opmerkte, n kerkschip, dat als pièce de milieu di«nen kon. Voor het publiek was de nble ? gewoonlijk eenmaal 's weeks toeAls men de geschiedenis uit dien tijd r raag, dan maakten zich de hooge perso(fitir voor die schatten zorg moesten dragen, _en diefstal schuldig. Toen in het jaar afgevaardigde Delatre den inboedel op, bad, ontdekte hu, dat aan vele sieraden diamanten en stukken goud ontbraken. hare «oort zoo eenig rijke verzameling natuurlek ook de dieven aanlokken. Ia ht van den loden op den 17rten Septem1792 gelukte het eenige gauwdieven onder ng van eenen gewezen tuchthuisboef, geMiette, de waakzaamheid der schildwachverschalken, en in den Garde-Meuble bin, i» dringen. Zij bleven daar twee volle uren werk; by het weggaan vonden zy echter UT gesloten, moesten hun weg door het raam y nemen en werden zoo ontdekt; vier van hen wer" ea gevat. !. TOONEEL EN MUZIEK. 1 Toen eenigen ty'd geleden de directeur van het Théatre du Gymnase te Parijs den dichter van La Mte pour la vie, Alphonse Daudet, met com plimenten overlaadde, antwoordde deze; Laat , *Ut*r, laat maar, ik weet wel dat ik toch maar * ten, toevallige liefde voor u ben, uw légiüme is ."lö^Bet." Dit is nu veranderd, want nog nooit is -, eea stak van Daudet zoo spoedig van de affiche '.;. verfwenen, als het laatste van Ohnet, Dernier Aitow. De directeur Koning heeft nu juist op f"<'1«4 nieuwe stuk van Daudet, al zijne hoop gevestigfl, op f Obstacle, dat niet uit een roman getrofeken, maar opzettelijk voor het tooneel ge^?cbreven is. Vroeger moest Daudet zijn beurt C wachten, nu dry'ft de directeur hem aan tot spoed. f IntBsechen is de leemte aangevuld met La Fiam4* «ma van Mario Ucbard, dat in 1857 zijn pre|, uwe beleefde, en daarvan al .de sporen draagt. |i- £. «andoenlijkste gevolgen worden er getrokken i,.., alt', ee'n toestand, die nu met eene eenvoudige S echtscheiding in eens opgelost was. Wat destyds Médtt half onjuist was'lchynt nu geheel valsch. Xwn in 1831 Sardou's Odette werd opgevoerd, " pMÉWteerde Uchard tegen het overnemen van zijn ^VMmrwerp. Toch had Sardou, door de dochter, plaats van den zoon, onder het wangedrag der moeder te laten lijden, den toestand geheel verMand; maar Odette zou nu waarschijnlijk ook de, vuurproef eener reprise niet meer doorstaan. TéBrunswijk zal het monument voor Franz Abt, door de Duitsche zangers opgericht, op 13 Juli van het volgend jaar worden onthuld. Men Zal er een zangersfeest aan verbinden (11?13 JuJ|i) van den Bond der Noordduitsche Liedertafels. H«t monument wordt uitgevoerd door Prof. Echtermeier te Brunswjjk; men twist nog over de plaats waar het zal komen te staan. LETTEREN EN WETENSCHAP. Op Maandag 15 December en vier volgende agen zal bij den heer H. G. Bom, War moesstraat b\J de St. Olofspoort 35, een belangrijke verkoop|Dg plaats hebben, voornamelijk bestaande uit de nalatenschap van wijlen den heer J. C. Albrecht, burgemeester van Buiksloot en Nieuwendam. Er zjjn een menigte schilderijen, curiositeiten, pen ningen en munten, prenten en plaatwerken, boe ken over schoone kunsten, teekeningen, photographieën, Atlas Amsterdam" en oudheden der stad, enz. Een belangrijk nummer vormen 34 stuks etsen van Adr. van Everdingen, meest 3e staat, en een nog belangrijker collectie Luyken", eenige duizende by'belprenten en andere prenten van Jan en Gaspar Luyken, met belangrijke aanteekeningen van kolonel Geisweit van der Netten. Uit Parys wordt geschreven: In zyne Physiotogie de Vamour moderne vertelt Paul Bourget, onder den naam van den door hem uitgevonden tooneelschryver Claude Larcher, eene geschiedenis, die mj als een voorbeeld der ergste vrouwelijke bedriegerij beschouwt. Larcher had aan zijne maltresse, de actrice Colette, het plan voor een nieuw stuk medegedeeld. Spoedig daarop'kwam bet tot een afbreken der betrekkingen tusschen de beiden, ten gevolge der herhaalde trouweloosheden van de dame. Om zich te wreken deed nu Colette haar best om een collega van Larcher, Jacques Molan, in hare netten te lokken; zy vertelde hem het plan van het drama van Larcher, alsof zy zelf het verzonnen had, en smeekte hem, het uit te werken. Molan erkende terstond, dat het een nieuw en zeer bruikbaar scenario was, en ging met ijver aan de uitvoering. Eerst toen het nieuwe stuk van Molan met groot succes opgevoerd was, be merkte Larcher hoe perfide de tooneelspeelster hem bedrogen had, en daar hij zich laten mis leiden, wist hy niet beter, dan bonne mine a maui-ms jeu te maken, om de ontrouwe niet de voldoening te verschaffen, getuige te zy'n van zy'n gramschap. Zoo vertelt Bourget in zy'n nieuwste boek. Men beweert nu, dat de geschiedenis niet verzonnen, maar alleen een in bijzonderheden veranderde ondervinding van den schryver van Un coeur de femme is. De actrice Colette was dan geen actrice, maar eene getrouwde, zeer geestige dame der hau te h'nance; de collega van Bourget die, zonder het te weten, de stof had weggekaapt, zou niemand anders zy'n dan de bekende romancier Guy de Maupassant. Het werk zou zijn de roman I'ort comme la mort, die in 1889 verscheen. De zaak wordt nog waarschijnlijker, wanneer men weet, dat deze roman van de Maupassant waarin een oude schilder, verliefd op de jeug dige dochter van zy'n maitresse, een bejaarde femme du monde, zich uit hopelooze liefde van het leven beroofd sterk van zy'n vroegere werken afwykt en inderdaad door zijne sentimenteele schil dering van ongelukkige passies aan de manier van Paul Bourget herinnert. De roman had grooter suc ces dan of Bourget's, of de Maupassant's vroegere werken; men kan dus begrijpen, dat dit Bourget ergerde. Intusschen hebben beiden zich kunnen troosten, want hun romans van dit jaar, Notre coeur van Guy de Maupassant en Un coeur de femme van Paul Bourget, die tot vergelijking lokken, zijn beide bijzonder besproken en bewonderd. Intusschen is het voorbeeld eene waarschuwing voor alle schrij vers en dramatici, niet te veel over hun nog ongeboien werken te praten. Wetenschap. PSYCHISCH ATAVISME. Paolo Mantegazza, GU atarismi pxichici. Archivio per l'Antropologia e la Etnolugia. Deel XVIII, afl. . Belangrijk voor onze kennis van de afstam ming en de ontwikkeling der species »meLsch" ia de omstandigheid, dat sommige eigenaardig heden in den lichaamsbouw, waardoor de voor vaderen van het tegenwoordige geslacht zich on derscheidden, maar die bij de geleidelijke ontwikke'it g en de veranderde levensvoorwaarden in den loop der eeuwen verdwenen zijn, zich nog af en toe weer voordoen bij het thans levende geslacht; men noemt dit verschijnsel «terugslag" of »ata isme", van het lat atutus, voorvader. Tot nu toe zocht men deze eigenaardigheden bijna uitsluitend op anatomisch gebied en be stempelde de een of ander buitengewone beenderof spiersorniing, of bepaalde afwijkingen in den bouw der organen als «atavismen"; maar uit de onderzoekingen van den btkenden Italiaanschen anthropoloog Mantegazza, waarvan de resultaten in het hierboven geciteerde geschrift zijn mede gedeeld, blijkt dat vele verschijnselen op Jiet gebied van het geestes- en zieleleven des men schen eveneeLS als atavismen zijn op te vatten. Ouder «psychisch atavisme", dat deze geleerde streng onderscheidt van pathologische afwij kingen, verstaat hij het plotseling ttrugkeereu van pi-ychische karaktertrekken onzer authropontorphe voorvaderen bij menschen van hoogere klasse. Deze terugslag in het deukeu en gevoelen kan zich bij menschen op twee wijzen uiten, n.l. 1°. doordien de psychische ontwikkeling in haar kinderlijk stadium is blijven staan, en 2o. door het optreden van geestelijke eigenschappen die een aantal geslachten hebben ovei gesprongen en nu op eens ouder bepaalde gunstige omstan digheden te voorschijn komen. Wat het eerste punt betreft, mogen wij wel als bekend aannemen, dat de geestelijke 01 twikkeling des menschen van dtn kinderlijken tot den volwassen leeftijd dezelfde pbasen doorloopt, die de menachheid gedurende haren ontwikke lingsgang heeft doorgemaakt, en dat de natuur volken voor een deel tegenwoordig nog in een der stadiën daarvan verkeeien. De Australiër kan in zekeren zin als de diluviale mensch van den tegenwoordigen tijd beschouwd worden, en staat wat zijn verstand en zijne gevoelens betreft, tamelijk gelijk met een Europeesch kind waarop de beschaving haar invloed nog niet heeft doen gelden, Tusschtn het Europetsche kind en den onbeschaafden wilde is slechts in zooverre onderscheid, dat de laatste op denzelfden trap van ontwikkeling blijft ataan, terwijl het kind van den Europeran vorderingen maakt op psy chisch gebied. Het kind van beschaafde volken bijt, krabt en rolt over den grond als de aap en de Australiër; het maakt teekeningen, die in alle opzichten overeenkomen met die van Boschjesmannen en Eskimo's en met de artistieke proe ven van menschen uit de steenperiode. Den tweeden vorm van psychisch atavisme" vergelijkt Mantegazza bij het bekende verschijn sel, dat de blauwe kleur der wilde duif weer te voorschijn komt bij jonge duiven, waarvan de ouders verschillend gekleurd zijn en tot verschil lende rassen behooren. In overeenstemming daarmee heeft men bij den mensen dikwijls ge legenheid op te merken, dat de zoons van ouders met geheel tegenovergestelde karakters dikwijls eigenschappen ontwikkelen, die bij hun ouders volstrekt niet te vinden zijn ; die eigenschappen waren in vele geslachten latent gebleven en moeten dus als atavismen worden opgevat. Er zijn in de hersenen van den mensch centra (ccntri moderatori), wier iunctie het is, de lage zinnelijke opwellingen door de hoogere instincten te beheerschen. En nu wijst Mantegazza er op, dat de opvoeding gedurende zoovele eeuwen deze centra versterkt heeft en daardoor den cultuur-mensch heeft geleerd, de beestachtige neigingen, die de oermensen ongetwijfeld bezat, in toom te hou den ; die neigingen kon,en echter weer boven, wanneer deze centra hunne functie staken of door bijzondere omstandigheden de vroegere dierlijke macht weer de overhand krijgt. Als zulk een psychisch atavisme, dat tot stand komt onder. buitengewone omstandightden, die het evenwicht der hersencentra storen, moet men hft dikwijls voorgekomen feit beschouwen, dat uitgehongerde schipbreukelingen van beschaafde natiën hun lotgenooten opeten en daarmede terugvallen tot eene barbaarschheid, waarboven het grootste deel van het menscbdom reeds lang verheven is. Al naar den vorm waarouder zij zich voor doen, onderscheidt Mantegazza verschillende soorten van psychisch atavisme. De atavismi alimentari (der voeding) komen het duidelijkst bij kinderen voor den dag. Het feit, dat de mensch, als hij aan zich ze!f wordt overgtlaten, in de eerste jaren zijns levens de voorkeur geeft aan plantenkost, dat hij in zijne jeugd eene bijzondere voorliefde aan den dag legt voor ooft, zure en zoete spijzen, en eerst op lateren leeftijd een lüf hebber van vleesch wordt deze neigirgen en eigenaardigheden zijn volstrekt geen toeval; men heeft hier weer de boven aangeduide parallel tusschen de ontwikkeling van het indi vidu en van het menschelijk geslacht. Evenals onze kinderen een bepaalde voorliefde voor plantaardig voedsel aan den dag leggen, en nog heden ten dage de volken, die op den laagsten trap der beschaving staan, grootendeels van plantenkost leven, evenzoo was het menschelijk geslacht in de eerste stadiën zijner ontwikkeling frugivoor en werd eerst later carnivoor. Bij dien overgang werd natuurlijk het dierlijk voedsel eerst rauw gegeten, en in de nog bestaande voorliefde van alle volken voor oesters en an dere weekdieren ziet Mantegazza ook een ata visme. Een andere soort van psychische atavismen, die der spierbeweging en mimiek (atavixmi muscuolari e miwici) merkt men ook bij kinderen op. Immers houden de kinderen er bijzonder van, over den grord te rollen, te klimmen en te schommelen allemaal bewegingen, die tot de dagelijksche bezigheden behoorden van dm wortels opgravenden en vruchten plukkenden oermensch. De volwassen cultuurmenscb plefgt aan de atavistische neiging tot zulke bewegingen weerstand te bieden, omdat hij bang is uitge lachen te worden, en alleen onder bijzondere omstandigheden komt het Lier bedoelde ata visme voor den dag De Argentijner b v., die na een verljarig verblijf in de woeste hooglanden van Bolivia, naar de weelderige bloeiende beemden van zijn vaderland terugkeert, voelt in zich een onweerstaanbaren aandrang om van het paard te sprii gen en op den met bloemen bedekten bodem rond te rollen, evenals apen en kinderen doen. Ook het in den mond nemen van stroohalmen en dergelijke dingen, dat men doet zon der er bij te denken, moet tot die zg. bewegingsatavismen gerekend worden. De »geslacht8Htavisnien" (atavismi genitaK) uiten zich in bijten en andere werktuiglijke han delingen, waarmee de weder keerige liefkoozingen van beide geslachten niet zelden gepaard gaan, en dikwijls in afschuwelijke liefdesbetuigingen, die den mensch op gelijke lijn met bet dier stellen. Een dergdijk atavisme, maar van ontchuldigm aard, vindt de schrijver in het f"lt, dat het bovenste, kortbehaarde gedeelte van den hals der aangebedene voor de mee-te mannen itts bijzonder b-kooilijks h>eft. Men kent het gedicht van Heine, waarin Edith chwar enhals het lijk van haren vroegeren minnaar Harold, die in den slag bij Hastings viel, herkent aan de litteekens, sden Denkmalern der Lust, die sie einst hineingebissen''; wij hebben daarin het voorbeeld van eene uiting van hartstocht, zooals zij bij den oermensch wel iets zeer gewoons zal zijn geweest. Aan den anderen kant lijdt het geen twijfel, dat sommige van de verschijnselen, welke Mantegazza tot deze soort van atavismen rekent, o. a. het geen hij van markus de Sade vtrtelt, geslachte lijke afdwalingen zijn, voortvloeiende uit patho logische oorzaken. Dat de tegenwoordige mersch van zijn wilde voorvaderen een zekere neiging tot wreedhiil als atavistisch erfdeel heeft meegekregen, zal men wel niet betwijfelen, als men ziet hoe onze kin deren soms dieren kunnen kwellen. Onder de benaming .,atavismen der wreedheid" rangschikt Mantegazza die bloeddorstige neigingen, welke de huidige mensen nog bezit als een restant uit den oenijd, en welke vooral op de jacht en in den oorlog aan den dag komen; voor een deel is het daaraan ook wel toe te schrijven, dat er in onze verlichte eeuw nog zooveel voorstanders zijn van bet duel. Afgezien van de zooeven genoemde uitin gen van die overgeërfde neiging tot wreedhtid wil Mantegazza ook bij geestelijk hoog staande personen, bv. bij chirurgen en physiologen, ver der bij soldaten in den oorlog en andere ^officietle moordenaars", onwillekeurige spiertrekkingeu hebben waargenomen, die moeten bewijzen dat het dooden hun een genot was. Dat het atavisme der ruwheid bij welopgevoede en vol komen moreele personen af en toe op hoogst merkwaardige wijze doorbreekt daarvoor noemt de Itaüaansche geleerde eenige interessante staaltjes. Sommige volksvermakelijkheden, zooals de stierengevechten in Spanje en de hanengevechten in Engeland, vloeien ook voort uit die overgeëifde neiging tot wreedheid. Tot de atavismi divcrsi rekent Mantegazza al die vormen van terugslag, welke tot geen der genoemde rubrieken kunnen gebracht worden. Daartoe behooren bekwaamheden en neigingen van voorouders, die soms bij een der nakome lingen te voorschijn treden, zonder dat er tus schen hem en de voorouders van wie bij die bekwaamheden en neigingen erfde, in lichamelijk opzicht eenige overeenkomst bestaat. Als voor beeld van zulk een atavisme noem t Mantegazza zich zelf: hij heeft van zijn overgrootmoeder van vaders kant eene bijzondere liefhebberij voor het kweeke n van planten geërfd, maar verder noch in geestelijk noch in lichamelijk opzicht iets met haar gemeen. Als de Indianen van Bolivia niet zelden met het verzoek om stokslagen voor den rechter verschij nen, dan is dit volgens Mantegazza op te vatten als een atavisme bij een ras, dat gedurende vele eeuwen aan het despotisme der Inca's was onder worpen. Zoo moet meu het ook toeschrijven aan den staat van slavernij, waarin de vrouw vroe ger verkeerde, dat sommige vrouwen in oogenblikken van hevigen hartstocht door het voor werp hart r liefde willen geslagen worden. Man tegazza wijst er ook op, dat psychische atavismen onder sommige omstandigheden een karakteris tieke eigenschap van bepaalde volken, of van de aanhangers van bepaalde godsdienstige sekten vormen. Evenals de vreesachtige en angstige bewegingen, die men bij vtle Joden waarneemt, haar oorzaak vinden in de veeljarige vervol gingen, die de voorouders dezer Joden van de christenen hadden te verduren zoo moet ook de waardige gelaatsuitdrukking vandenhuidigen Romein, als afstammeling van een volk, dat eens de wereld beheerschte, of de bekende grandezza van den Kastiliaanschen bedelaar, welke ons aan de vroegere grootheid van Spanje herinnert, tot de psychische atavismen gerekend worden. Tot zoover over den terugslag op het gebied van het geestelijk leven. Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat Mantegazza door zijne onderzoekingen, die wij hier slechts in hoofdtrtkken hebben weergegeven, een ruim vt ld heeft ge opend voor de authropologie en de psychologie, waardoor vele verschijnselen van het geestelijk leveu verklaard zullen worden. 'T WAS ER MAAR NTJE." Een sclieisje naur 'f leven. Begin December, s' morgens half zeven. In een donkere, koude achterkamer drie hoog van een huis in de Tuindwarsstraat, stapt Hein, de oppasser, uit zijn bedstee. Zijn vrouw, die nog een kleintje aan de borst heeft, wekte hem toen ze de porster bij de buren hoorde schellen. 't Is verschrikkelijk koud in die kamer, want sedert den vorigen dag twee uur, is er geen vuur meer in de kachel geweest. Hein bibbert als fiij een klpin petroleumlampje optteekt; zelfs in bed is hij niet geheel en al warm kunnen worden, de dektns zijn immers zoo oud en dun en in de bedstee tocht het door de naden van ''t houten beschot. Als de lamp brandt kleedt hij zich aan en slaat met zijn vuist de ijslaag stuk, die het water in de teil, waarin hij zich wasschen zal, bedekt. Op de koude kachel staat een kofüeketeltje; hij zuigt even aan de tuit, maar spuwt onmid dellijk het bittere dik uit, dat hem in den mond komt. Heb je niks?" vraagt hij aan zijn vrouw die, met 't kind aan de borst, onverschillig uit de bedstee kijkt, Niks! alles is op!" antwoordt ze met een licht schouderophalen; 'k zal zien dat 'k voor de kinderen wat melk en brood, op de lat, krijg en wat aardappelen voor vanmiddag." 't Is dan verdomd koud" bromt Hein, die de knoopen van zijn bovenkleeren nauwelijks dicht kan krijgen. Ja, en brand hebben we niet meer, want die paar houtjes, die d'r nog liggen, moet ik voor vanmiddag bewaren om op te koken heb je niks geen centen meer, Hein?" 'k Heb nog eli centen, die kun je krijgen," antwoordt hij gelaten, terwijl hij een dubbeltje en een cent op tafel legt. Zeg Hein! roep jij Keetje even, dan kan ze ten minste melk halen en een halfle vuur, anders moeten die schapen weer nuchter naar school; ik kom d'r zelf dadelijk uit, maar Hannessie zuigt nou nog zoo lekker." In een vrij diepe muurkast slapen drie kinderen, twee jongens en een meisje, acht, negen en elf jaren oud, op een stroozak, op den grond. Allo Keetje! wordt 'reis wakker, je moet melk halen en 't wordt al tijd voor school ook" roept Hein, die inmiddels een wollen bouffante omknoopt, zijn dutfelschen jas aantrekt en zijn pet opzet. Dan verlaat hij met een kort: Ajuussies!" de kamer. Op straat is 't nóg kouder; 't heeft een bak steen dik gevroren. Hij rilt; de kou gaat hem door merg en been. Met een leege maag, hy heeft sedert den vorigen middag twee uur niets anders gehad dan 's avonds een kop koffie, loopt hij bibberend voort, zijn voeten voelt hij nauwlijksj en zijn vingertoppen tintelen, dik van de kou. Onderweg krabbelt hij de enkele blaadjes tabak, die hij nog in zijn doos vindt, bij elkaar en steekt ze in den mond. 't Is ten minste iets tegen de flau wigheid. Op den hoek van de Prinsengracht staat een kennis van hem, een kruier, bij zijn kar en slaat zich met kracht de armen om het lijf. Morgen Hein !" roept bij hem tegemoet. Gemorgen!" Verdomd koud hè?" Nou! m'n beenen vallen haast af " .Ie ziet er beroerd uit, kerel! Ben je niet goed ?" Jawel, maar zoo bliksems koud, er was niks in huis, geen koffie, geen brood, niks " Dat's minder dan niemendal!" Ja wél is 't dat, maar 't is Vrijdag zie je, en dan moet de lamp wel schuins staan, dat begrijp je. Ik heb zeven gulden in de week en we bennen met z'n zessen. Afijn ! 't is niet anders." Zeg Hein, lus je 'n proppie ?" Jongens, neen! zóó vroeg en mijn maag is leeg. Neen ! als ik bij meheer kom en hij ruikt het, dan ben ik er positief bij. Hij is dan viament tegen de neurie." Kom ! n. krakertje, dan ben je in eens warm.'» Maar 'k heb geen centen " Ben je nsu mal en ik prissenteer 't je. Kom, ntje, 't is goed voor je " en met de linker hand duwt de kruier de kar een eind op zij, terwijl hij met de rechter de deur van 't wijnhuis, waarvoor ze staan, open doet. In de kroeg heerscht een warme, benauwde jeneverlucht, voortdurend zwaarder en dikker wordend door den tabaksrook die uit de ver schillende pijpen en sigaren opstijgt. In de buurt van Prinsengracht en Jordaan zijn 's morgens, vóór achten, de kroegen meestal reeds goed bezocht?ook deze. Hein ziet er verscheiden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl