Historisch Archief 1877-1940
Kei t er Wilhelm als pedagoog.
, Wij moeten jonge Duitschers opvoeden, en geen jonge Grieken of Romeinen."
S1S~UIFJES.
De Heer du Touu van Bellinckhave heeft
nu zelfs aan de koninklijke begrafenis niet
faaar decorum weten te geven.
Heeft niet de rechterlijke macht zich in
dertijd op gelijke \vija over hem te beklagen
gehad ?
Zat Themis' hoogste dienaar toen niet zelf
in een Aapje... ?
Me dunkt, ik herinner me zoo iets....
* *
*
De Holl. IJ. Sp. M, begint systeem te
brenfen in het vertraagd vertrek ha-rer treinen.
k heb nu iemand gesproken, die een week
lang eiken dag 15 minuten te laat naar Haar
lem afreisde en toch den trein niet miste.
De Maatschappij toont te begrijpen, dat zij het
?haar begunstigers gemakkelijk moet maken.
Dit verdient vermelding.
* *
*
Het entre-acte doek van den Parkschouwburg
verkeert geheel onder den indruk van de nati
onale droefheid Toen bij de opvoering van
Lucia van Lammermoor het scherm viel, las
ik daarop: BEGRAFENISVEREENIGIXG. Dat is
goed gevonden. Met zoo iets voor oogen kan
de ziel tegen een slootje.
* *
Mr. v. Houten en mr. Kerdijk hoe
staat het nu met uwe »diepe ontroering ?"
Begint u wat te bekomen ?
* *
De Raad moest een comedie hebben en de
Raad kreeg een comedie, maar nu weet de
Raad met de comedie geen raad.
Dat heb je er van als een Raad niet naar
raad luistert, maar zelf comedie gaat spelen.
Geen wonder dat er dan een comedie van
de comedie komt.
Ziedaar nu een echt stukje »Amsterdamsch
volksleven", met geen enkele onzer «tradities"
in strijd.
*
Ik lees daar dat de Commandant van de
Brandweer in zijn hoedanigheid van
Brandblusscher zijn sporen verdiend heeft; maar
dat hij, eenmaal geprikkeld, zich zelf niet
beheerscht en heel slecht redeneert.
Dat is een kwaad geval.
Maar zou men hem voor de zelf beheersching
niet in de leer kunnen doen bij Steenkamp,
en voor 't redeneeren bij Korthals Altes of
bij Alting Mees?
Wanneer hij dan buiten die lesuren den
brand maar flink bluschte, zouden wij Am
sterdammers, uitgezonderd de brandstichters
?toch nog tevredea zijn.
* *
De heer de Laat de Kanter, burgemeester van
Leiden, heeft voor de enquête commissie ver
klaard, dat in de laatste twintig jaren de
arbeiders-woningen in de Sleutelstad «aanmer
kelijk" verbeterd zijn.
De commissie, en de meeste andere getui
gen door deze gehoord, schenen van een tegen
overgestelde meening te zijn.
Dit vind ik nu een vreemde manier van
het Gezag te schragen.
De Leidsche burgemeester staat, in het rap
port, voor gek.
Wat moet dat worden, als nu eerstdaags
de Minister van Binnenlandsche Zaken in
verhoor wordt genomen, over den toestand
der arbeiderswoningen in A'cdcrlaud ?!
Nu, als ik Z.Exc. was, zou ik maken, dat
zij mij niet als de Laat de Kanter konden van
gen, en zeggen : kom, mijnheeren, geen grapjes ;
wat jullie zoo deftig vragen, weten jullie al
lang.
* *
Tot mijn groot genoegen lees ik dat II. M.
de Koningin-weduwe ingeteekend heeft op
Elscvicrs Geïllustreerd Maandschrift. Nu tee
ken ik ook in. Want dit is het eenige maand
schrift, waarvan ik zeker weet, dat ik het
met de Koningin lees. Ook blijkt uit dit be
richt dat H M- niet van het omslag geschrikt
is... en mijn ijdelheid brengt mede, niet min
der moedig te willen zijn dan een -vrouw.
JULIÜS PRUTTELMAN BROMMEIJER.
Kch! Kch! Sp..h!
Die bl.. s . kch ..
kch ... kugggch...
kou!..
I k geloof d at m ij n
slijmvliezen leelijk
zijn aangedaan.
Ik moest
nietrooken. Natuurlijk, dit
zegt mijn dokter, om
dat hij zelf niet
rookt... Die lui vin
den alles goed waar
ze zelf van houden,
en keuren alles af
wat ze /elf niet lus
ten ; behalve als ze
je corpus onder han
den kunnen krijgen,
want dan proberen
ze daarop al d ie kun
sten, waarvoor zij
hun eigen body te
goed achten.
In de oogen van je dokter ben je niet veel
beter dan een kip of een konijn, en dat ze
de vivisectie nog een beetje voorzichtig op je
toepassen, zit hem alleen daarin, wijl ze be
grijpen, dat de dooden geen rekeningen be
talen.
Dezer dagen besprak ik dit punt met mijn
vriend van Poeieren. Wat zou je er van den
ken, Pruttelman, zei hij, als de dokters eens
staatsambtenaren werden, dan zouden ze geen
ander doel hebben als iemand zoo spoedig
mogelijk te genezen.
Zeg liever, mijn waarde, antwoordde ik, dan
bleef er geen inensch meer heel. Het is tegen
woordig je geld of je leven, en nu zij wel
weten, dat je liever je geld geeft, sparen
ze je met je familie, als even zooveel appeltjes
voor den dorst. Ja, ik ken ze!
Daar heb je dienLsvy. . . den dokter, niet
den advocaat; Wou de kerel zich n iet rij k
maken met een geneesmiddel, dat nog niet
eens een geneesmiddel is ?
Je moet ze nu eens hooren over de lymphe
van Koch. Hun lippen staan er naar om
Koch te zeggen, en hun handen om in te
spuiten. En als je de kranten leest, zou je
denken, dat ze dag en nacht practiseerden
hoeveel menschen ze 't leven nu wel zullen
kunnen verlengen.
Nu ik zoo hoest kwam de mijne de vent
is zoo vriendelijk als een notaris me zoo al
eens ter zij, met een : »Wel mijnheer
Pruttelman, wat heeft u het beet!1'. . . en daar ik
op dat oogcnblik juist niet op mijn asem kon
komen, liet hij er zoo langs zijn neus weg op
volgen : »ik moest u eens onderzoeken". . .
Ik zeg dokter, ik begrijp dat je zaken wilt
doen, dat is je niet kwalijk te nemen, van
niets kan je schoorsteen niet rooken. maar
i schrijf', zonder onderzoek, een halve visite
voor me op, dat is dan een kleinigheid voor
je goede intentie.
\Vat was hij valsch omdat hij die drie gulden
miste!!
Enfin, wij mannen van zaken kijken scherp;
wij hebben oog op de menschen.
Dat. is een der voordeelen van een
handelseducatie.
i Maar als handelsman kun je toch
allerl bedroevendst verkouden worden, dat is
niet weg te
rcdeiieerenZoo zit ik dan ook al een week lang thuis.
Delft heb ik er aan moeten geven.
Is dat ook een klimaat, hier. Als ik niet
in de bocht van de Heerengracht woonde.
wou ik er geen dag langer in blijven. Je
moet hier eigenlijk e3ii gestel hebben als een
kerktoren of' een windmolen. Zulke dingen
hebben, geloof' ik, plezier in de kou. Daarom
vindt je ze hier zoo verbazend veel.
Dit is niet van mijzelf.
Ik zeg dat, graag, want ik heb me nog
nooit iets van een ander mans goed toege
igend.
Het is een ideetje van Joan Barg.
Een kranige vent, die zijn land begrijpt.
Ik zal hem een plafond laten schilderen in
den trant van dat gele papier van Elseviers
Maandschrift.
Verdoemde aardige symboliek: vier wind
molens met een weggevlogen Leeuw en een
kroon .... op het randje !
Als ik me oogen dient doe, stel ik me den
boel hier ook ongeveer zoo voor ...., alleen
denkt de heer Berg nog bij een Amsterdamsclie
ophaalbrug of bij den Oudekerkstoren aan
hyai-iiillicn. Dat is iets wat ik tot nog toe, in i
mijn lang leven, nooit ontmoet heb. Maar ik !
zal hem eens bij me laten komen ... kch... l
kch-che 't kan toch geen reclame voor j
Boldoot wezen ? Ja. je kuut niet weten. Re
clame is tegenwoordig alles.
MET Z'N DEUTIENEN AAN TAFEL.
(Historisch-Amsterdamsch).
De heer Forst, een gegoed en deftig
Amstei'damsch burger is jarig en heeft eenige
vrienden genoodigd, om gezellig het avondje
te passeeren en een doodfamiliaar soupétje"
te gebruiken. De dame des huizes komt, na
't gemaakte whispartijtje, vriendelijk noodend,
de kamer in met de woorden: Als ik de
vrienden nu mag verzoeken ?" Een eenvoudig
boterhammetje staat gereed.
Het gezelschap gaat naar de eetkamer.
Mevrouw wijst de plaatsen aan: Wil u hier
plaats nemen, mijnheer Zus wil u d£ar
gaan zitten, juffrouw Zoo?" enz.enz. Daar
bemerkt zij plotseling tot haar schrik dat ze
met dertien aan tafel zulleu_ zijn. Zij ver»
bleekt, want 't goede mensch is min of meer
bijgeloovig en haastig fluistert zij haar echt
genoot toe: »God, man, we zijn met z'n
dertienen ! "
»Kom!" antwoordt mijnheer »wat 'n gek
heid'' en luid lachend vraagt hij aan de
dames en heeren: Is er ook iemand bang
om met dertien aan tafel te zitten ?"
Een paar oudere dames schudden bedenke
lijk het hoofd, maar na eenig beraad komt
men tot de slotsom dat er toch niets aan te
verhelpen is en dat, al zijn er dertien aan
tafel, onder hun gezelschap wel geen Judas
zal zijn.
Het souper wordt juist door die kleine
voorafgaande schermutseling, opgewekt en'
vroolijk. De wijn maakt de tongen los, er
wordt over van alles gepraat. Mijnheer A.
vertelt dat hij 't zoo druk heeft in zijn affaire;
mevrouw B. schertst met mijnheer C over 't
feit, dat hij een erfenis gehad heeft van een
oude tante en meneer Forst verhaalt ten slotte
zeer gemoedelijk aan zijn tafel buurvrouw,
hoe hij een hrtuintje had met den ver
koop van zijn huis in de Kal verstraat, zoodat
hij wou, dat hij zijn geld nooit anders dan in
huizen kon beleggen. De vroolijkheid, de
vertrouwelijkheid is algemeen geworden en als
de gasten afscheid nemen, heft de heer Forst
zijn glas vol champagne omhoog en drinkt
op de fideele vertrouwelijkheid en de goede
harmonie van de dertien aan tafel; lachend
besluit hij zijn toast met de woorden: »Vivat!
de verlichting en I'ereat! het bijgeloof. Ge
ziet nu wel, dames en heeren, dat we hier
met z'n dertienen gezeten hebben zonder
Judas !"
De oudere dames zien elkander met ernstige
oogen aan, en een van haar fluistert tot
den gastheer: Lach maar niet te vroeg, je
weet nooit watje nog boven 't hoofd hangt."
Eenigen tijd later ontmoette de heer Forst
drie der heeren die het soupétje ten zijnen
huize bijwoonden. »A propos" zei de een »ik
heb mijn aanslagbiljet gekregen voor de in
komstenbelasting ; ze hebben me vijf klassen
verhoogd."
»Wel!" riep de tweede, »dat 's toevallig,
ik ben drie klassen hooger aangeslagen," en
de derde zei, »dan kom jij er nog goed af
want ik ben nu vier klassen verhoogd ge
worden." Blikslager! dacht Forst, dan moet
ik mijn biljet ook eens nakijken, en toen hij
't huis kwam was 't juist bezorgd. Hij was
zeven klassen hooger aangeslagen.
Toen dacht hij na en kwam tot de con
clusie dat juist de vier heeren die zonder arg
waan over hun finantiën hadden gesproken,
zooveel hooger in de inkomstenbelasting kwa
men en hij overlegde in zich zelf wie van de
drie andere heeren gasten, die hij nog niet
gesproken had, wel lid van de commissie der
recrlig kon zijn, en toen hij tot zijn eega zei:
»'t is toch zonderling hè, kindlief ?" antwoorde
mevrouw droogjes: »Zie je nu wel, dat met
z'n dertienen aan tafel altijd ongeluk brengt."