De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 21 december pagina 1

21 december 1890 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. <DH|tr«r: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 21 December. Abonnement per 3 maanden ?1.12*, fr. p. post ? Voor Indiëper jaar , mailB1,«*k Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0»t Advertenün van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . , OJ Reclames per regel . . I K B O V V: VAN VEKRE EN VAN NABIJ. FEUILLE TON: H«t portret, «aar Skowronnek.?UIT HET HAAGJE, door Z. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, door Fr. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door G. T. Mrs. Hutaiphry Ward. VARIA. SCHAAKSPEL. Liefdadigheid naar Vermogen. De les van -een loning, naar Wtffiam Morris, door F. J. v. 'U. De koning der Sedangs. Voer Dames, -door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. !FENEN-POTLOODKRASSEN. AD7ERTENTIEN. Van verre en van naby. Weder heeft 'de Duitsche teizer het woord gevoerd in e -vergadering 'der schoolcer fearentie. Men zal zich herinneren, dat zijne ?eerste rede menig hard, maar niet'ongegrond verwijt bevatte, en vooral gericht was tegen het halfslachtig systeem .eener gebrekkige klassieke voorbereiding voor -eene niet weten?schappelijke loopbaan. Niet tegen de 'huma nistische gymnasia keerde zich 's&eizers jshilippica, maar tegen het wwsbruik, dat van ?deze inrichtingen wordt gemaakt, welke'door velen worden bezocht, die «r niet -tehuis behooren en er eene halve wetenschap op doen, die meer kwaad dan -goed doet. In ?dit opzicht verdient 's keizers rede 'onver?deelde sympathie. Maar minder gunstig aal bet .oordeel luiden <over -andere uitingen van den ijverigen, misschien al te ijverigen monarch, voer wien het constitutioneel koningschap een knellende 'band schijnt te «ijn. Men fcan het zich "begrijpen, dat Wilhelm II, -die den minister Von 'Goeder ?zijn portret toezond «n eigenhandig een »stc fvo1&, -sie jubed" i(zoo wil ik, zoo gelast ik) ?onder dio feeeltenis schreef, zijn miriistersop ibijzonder duidelijke wijze den weg wijst, dien «ij (moeien bewandelen, maar »en verbaast «ioh »ls men ziet, hoe deze jonge man, -die «en zoo hoog 'besef heeft van zijne waardig heid, d«ze zoo weinig ontziet, zijne persoon lijke meening bij iedere gelegenheid op den voorgrond plaatst en zich daardoor niet «slechte aan teleurstelling, maar 'Ook aan een openfeaar echec blootstelt. Zoo autocratisch in zijn woorden kan slechts een vorst op treden, wiens wil in den letterlijken zin van het woord wet ie. Waaneer Wilhelm II in het openbaar zal spreken, dan kan men er vooruit zeker van zijffl, dat hij zijne hoorders, en over hunne hoofden heen 4e geheele natie, z-al opwek ken, om met hein de soeiaal-demoeratie te Feuilleton. HET PORTRET KAAR RICHARD SKOWRONNEK. B« heer Carl Elaemann, hoofd van de welbeikende firm» J. A. J. Eisemann en Zoon, had zooeven een brief ontvangen. Dit is zeker wel geen bijzonder opmerkelijke gebeurtenis, want tegenwoordig ontvangt ieder koopman zyn dozijn brieven, en bij de firma Eisemann kwamen er dagelijks wel meer dan honderd. Maar met dezen brief moest er wel iets bijzonders aan de hand zijn. Gedurende het lezen was den welgedanen handelsman de sigaar uitgegaan en hjj zat in elkander gezonken in zijn wijden leuningstoel, in de slap neerhangende rechterhand het half verkreukelde geschrift, in de uitgestrekte linker het portret van een jong meisje, op den noodigen afstand voor de reeds eenigszins ver ziende oogen. Uitvorschend bezag hy het aardige meisjesgezicht trek voor trek, wierp nu en dan een blik in den brief, waarop dan telkens een bitter kort lachen volgde, wierp ten slotte portret en brief op tafel, sloeg op het blad dat het kraakte, en riep: Een engel? een oude cocotte is het, en Alfred de grootste ezel, die ooit zy'ne ouders verdriet heeft aangedaan!" Opgewonden ging hy eenige malen zy'n kantoor ' op en neer, bleef nadenkend voor den knop van een electrische schel staan, en drukte eindelijk daarop. Een der jongelui van het magazijn stak zy'n hoofd door de half geopende deur. (bestrijden. De school moet mij bondgenooten geven in dien strijd, ziedaar de grond gedachte van zijn eerste, zoowel als van zijn tweede rede. In de eerste stelde hij het kunnen tegenover het kennen, betoogde, ?dat van de school eene op voedende en vormende kracht moest uitgaan, dat nuttelooze ballast, overlading der hersenen, onvruchtbare examen-studie moest worden vermeden, dat aan de leera'ren als opvoeders hoogere eischen moesten worden gesteld en dat al die leerlingen moes ten worden geweerd, die de school met ne venbedoelingen bezochten, bijv. alleen om het recht te verkrijgen in het leger als Einjahrig Freiwilliger te dienen. Hetgeen de keizer hierover zeide zou nog meer Indruk hebben gemaakt, indien hij eich niet hier en daar aan onjuistheid en overdrijving had schuldig gemaakt. Zijne herinneringen van het gymnasium te Kassei bleken niet van de aangenaamste te zijn, maar dit had hem niet moeten verleiden om te beweren, dat het geschiedenisondervvijs daar bij de Fransche revolutie ophield. Dit was niet het geval. Wel is het waar, dat hij zelf, als prins Wilhelm, dit onderwijs op de school niet had genoten, maar de reden hiervan was, dat hij de school een half jaar vroeger verliet dan de overige leerlingen. Zoo kon men op een aantal onjuiste opvattingen en voorstellingen wijzen, die den indruk van 's keizers werkelijk goede en juiste opmer kingen niet weinig verzwakten. Mogelijk heeft de keizer dit zelf begrepen, want zijn tweede rede droeg een minder polemisch en kritisch karakter. Maar meer nog dan de vorige getuigde deze van een zelfbewustzijn, dat men gerust zelfoverschat ting kou noemen. »Mijne heeren'", zegt de keizer, »wij leven in een tijd van overgang en van voorwaarts treden in een nieuweeeuw." Zeer waar. Zal nu de conclusie komen, dat men samen den rechten weg moet zoeken, en dat de jonge monarch prijs stelt op den raad van de ervaren mannen, die hem kunnen voorlichten? Geenszins. »Van oudsher is het het voorrecht van mijn stamhuis geweest, van oudsher, meen ik, hebben mijne voorouders bewezen, dat zij, den pols des tijds voelend, vooruit wisten te zien wat komen zou; daardoor zijn zij aan de spits der beweging gebleven, welke zij besloten waren te leiden en tot nieuwe doel einden te brengen." Iets minder positief, maar toch nog boud genoeg, gaat de keizer voort: »Ik geloof ook te hebben waarge nomen, waarheen de nieuwe geest en waar?heen de ten einde spoedende eeuw streeft," maar dan klinkt het weer op stelligen 'toon: »Ik ben vast besloten, gelijk ik het was bij het aanpakken der sociale hervor mingen, zoo ook hier ten aanzien van de Ga eens even naar boven, naar mijne vrouw", be*al hij, zonder zich om te draaien, en zeg haar, dat ik haar verzoek, een oogenblik bij mij beneden te komen." Be jonge man verdween en mijnheer Eisemann zette zyne even gestaakte wandeling op het tapijt voort. Na een poosje kwam eene dikke kleine vrouw het vertrek binnen; op haar goedmoedig gezicht schilderde zich eene onuitsprekelijke angst en be zorgdheid af. Het was wellicht de eerste keer in haar leven, dat haar man haar liet verzoeken op zijn kantoor te komen; anders was hij altijd bij haar boven gekomen, wanneer hij iets te zeg gen had; deze ongewone maatregel had haar dan reeds vooruit verschrikt, nog vóór dat Kij wist wat de guaestie was. De oude koopman ging haar halverwege tege moet, kuste haar teeder op het voorhoofd en ge leidde haar naar een stoel. Ga zitten, Babette; ik heb je iets gewichtigs mee te deeleri". God, g« verschrikt mij, Carl; mijn knieën knik ten al van angst, toen de jongen mij bij u ont bood; wat is er dan gebeurd ?" Daar, lees T'antwoordde de heer Eisemann en reikte haar van de tafel den brief toe. Lieve vader en lieve ...." begon mevrouw Eisemann met bevende stem, om dadelijk af te breken en in zacht snikken uit te barsten. Van Alfred de jongen zal zich toch niet ach God, lieve Carl, lees jij het me voor, het draait mij alles voor de oogen." Met een zacht gebrom, dat ongeveer klonk als : zwakheid, uw naam is vrouw," greep de koopman den brief, ging naar het venster en begon te lezen: Lieve vader en lieve moeder! Voor veertien dagen hebt u mij naar Parijs ge stuurd, opdat ik, zooals u zeide, tot andere geopleiding van het jonge geslacht de nieuwe wegen te bewandelen, welke wij ongetwijfeld bewandelen moeten." Een bijzonder compliment maakte de kei zer aan de nationaal-liberalen, door uit het orgaan van hun leider Von Bennigsen met de grootste instemming een artikel aan te halen. In dit stuk werd onder meer het vol gende gezegd: »Dat den leeraar in de voor stelling van een weinig verblijdend verleden de grootste vrijheid moet worden gegund, ligt voor de hand, maar evenzeer spreekt het van zelf, dat slechts hij leeraar der jeugd kan zijn, die trouw en uit volle overtuiging staat op den bodem der monarchie en der constitutie. Een aanhanger van radicale uto pieën is als leeraar der jeugd even onbruik baar als in de bureaux van het staatsbe stuur. De leeraar is, overeenkomstig zijn rech ten en plichten, in de eerste plaats dienaar van den staat, en wel van den bestaanden staat. Had de leeraar in levendig besef van deze positie en van zijne taak gehandeld, dan zou hij, voor het grootste deel althans, ook reeds datgene hebben gepraesteerd wat van hem verlangd wordt om de jeugd sterk te maken in den weerstand tegen revolutio naire ideeën." Nu de keizer deze woorden van den heer Von Bennigsen tot de zijne heeft gemaakt, is het te voorzien, dat menig leeraar, die niet binnen en buiten de schoolmuren in het gareel van het conservatief-liberalisme wil loopen, op gevoelige wijze zal worden gemassrcr/elt. In Ierland is de strijd tusschen Parnellisten en ^Patriotten" in vollen gang. en de wijze, waarop die strijd wordt gevoerd, kan aan de zaak van Ierland slechts schade doen en laat weinig kansen over op eene verzoening der beide partijen. Parnell is in de laatste veertien dagen onherkenbaar ge worden, niet slechts door zijn vaalbleek uiter lijk, zijn starenden blik, zijn heesche stem, maar vooral door het volkomen verlies van de kalme, onverzettelijke bedaardheid, van de onverstoorbare zelfbeheersching, waar mede hij vroeger den strijd voerde. De wijze waarop hij zijn vroegere vrienden belastert en verdacht maakt, de verachtelijke toon, waarop hij over hen spreekt, de lage scheld woorden, die hij hun naar het hoofd werpt, moeten zelfs hen, die het ook thans nog wél met hem meenen, pijnlijk aandoen. Zóó verdedigt men geen goede zaak. Ongelukkig beginnen de volgelingen van Mac Carthy, die zich eerst door groote ge matigdheid onderscheidden en de waardee ring van de groote diensten, door hun vroegeren chef bewezen, niet uit het oog verlo ren, thans denzelfden onhebbelijken en afdachten zou komen. Ik moest vergeten ...." Ziet gij," viel mevrouw Eisemann den lezer in de rede : ik heb het je wel gezegd, je zijt te streng voor hem geweest. Welke groote bezwaren hadt ge dan toch ook tegen zijn genegenheid voor Ida? Dat zij minder geld heeft dan hij ? Daarvoor is zij een braaf en deugdzaam meisje en ik heb het altijd gezegd: de rnan die haar eens trouwt kan zich gelukkig achten, want " Hoor toch eerst verder!" viel haar de heer Eisemann in de rede. Dat is mij ook gelukt en wel volkomen. Zooals Papa mij had gezegd, gaf ik terstond in de eerste dagen zijnen aanbeve lingsbrief bij Leportemonnier en Co. af en werd dadelijk in de familie ontvangen. Ik leerde daar twee jonge meisjes kennen, de dochters des hui zes, die mij zeer goed bevielen, maar het beeld van Ida toch niet uit mijn hart konden verban nen. Zij waren zeer aardig tegen mij, maar ik bleef koel, want de versche wonde, die de schei ding van Ida mij had toegebracht, smartte mij te zeer. Daar zeide mijnheer Leportemonnier mij op zekeren dag: Voor vandaag over acht dagen moet gij u de beenen smeren, jongmensch, wij hebben dan een klein gemaskerd bal hier aan huis. en dan moet gij dansen." Half weerstrevend n ara ik het aan, want wat heeft men aan zulk een genoegen wanneer iemands hart verteert van bitter leed Inderdaad wist ik toen nog niet, welk een wending mijn lot zou nemen, dat ik op dit bal haar zou leeren kennen, wie van nu af myn gansche denken en gevoelen toebehoort.... " Neen. maar de jongen schrijft toch mooi", viel mevrouw Eisemann den voorlezer in de rede, het grijpt iemand werkelijk aan, als in een roman." Nu, wacht maar even!" bromde de heer Eise mann en ging voort. i. keurenswaardigen toon aan te slaan. H|fe| zijn vooral Tim Kealy en Dr. Tanner, (Ü-ff enfants terribles der partij, die- hierin eeasl" slecht voorbeeld geven. Zoodra Parnell xSdÜ^ vertoont of zijn naam genoemd wordt, fc ginnen zij weinig kiesche toespelingen op I echtscheidingsproces O'Shea te maken, <Jk over zKitty's petlicoaf te spreken, die nationale vlag der Parnellisten zal worden^ of over de brandladdere, langs welke Pa den bedrogen echtgenoot ontvluchtte, i deze persoonlijke beleedigingen hebben i aanleiding gegeven tot kloppartijen op g schaal, bij welke aan beide zijden k we t zijn toegebracht. Parnell werd ? zelfe' jtj ernstig getroffen, dat men een oogenblik voor het behoud van zijn oogen vreesde. Gelukkig is die bezorgdheid thans geheel geweken. De rechtstreeksche aanleiding tot déze jammerlijke tooneelen, over welke slechtst de vijanden van lerland's autonomie kunnen verheugen, was de candidatuur Sir John Pope Hennessy te Kilkenny, candidatuur, die weinige weken geleden door Parnell zelf is gesteld, doch thans door hem op verbitterde wijze wordt bestreden. In onze Nederlandsche Kamer heeft de algemeene beraadslaging over de begrooting aanleiding gegeven tot eene voor het minis terie minder welkome verrassing. Het was bekend, dat de indiening der legerwet bij een goed deel der Katholieken kwaad bloed had gezet en dat de Brabantsche fractie reeds een protest had doen hooren. Tot DU toe echter was eene openlijke breuk met de regeering vermeden en was aan den leider, Dr. Schaepman, de gehoorzaamheid niet op gezegd. Doch in de zitting van Maandag bleek de muiterij in de gelederen der rege ringspartij een feit, en wel een zeer ernstig feit te zijn geworden. Er werd niet met los kruit, maar met scherp geschoten. Eerst vroeg de heer van Vlijmen, »namens vele zijner geestverwanten", of de geheele regee ring en ieder minister in 't bijzonder de ver antwoordelijkheid voor de indiening der legerwet aanvaardt. En toen kwam de he«r Vermeulen met de eigenlijke grieven aan. Konden de Katholieken dit Kabinet, welks optreden zij met zooveel sympathie hadden begroet, hun vertrouwen blijven schenken ? A De heer Vermeulen kon dit niet doen, hoe "ft pijnlijk hem ook die verklaring viel tegen over zulke verdienstelijke ministers. De 'be grootingen hebben hem niet voldaan. De . schoolwet, de arbeidswet, zijn een paar goede punten voor het ministerie. Maar wat staat daar niet tegenover ! Bezuinigd wordt minder dan onder Heemskerk; het chassez-croisez, dat Mackay naar koloniën bracht, was alles De dag van het bal brak aan Onverschillig ging ik er heen; ik had niet eens de moeite ge nomen een bijzonder kostuum te kiezen, maar was in een eenvoudigen domino verschenen. Lusteloos dwaalde ik in het bonte gewoel der maskers rond. Mijn gebrekkig Fransch ver hinderde my bovendien, reeds in het levendig spel der intrigues belang te stellen, dat zich rondom mij ontwikkelde, ik zette mij naast een gemas kerde dame, die een weinig afgezonderd van het gewoel in eene vensternis zat en zeide, daar ik niets anders te zeggen wist: 11 fait tres chaud ici, mademoiselle," Oui, M'sieur," antwoordde zy eenvoudig, en juist was ik van plan met behulp van myn ge heel klein woordenboek een nieuwen zin te gaan bijeenzoeken, toen mijnheer Leportemonnier, die het kostuum van een Turkschen paoha droeg, naar de jonge dame kwam en haar toefluisterde: Maintenant, si vous aviez la bonté" De dame stond op, legde haren arm in dien van den gastheer, en volgde hem naar de geopende piano, waarvoor reeds een zwartgerokte tromme laar had plaats genomen en een paar akkoorden aansloeg. De jonge dame nam haar masker af, nam een muziekblad en wendde zich tot de zaal hemel, het was my alsof een bliksemstraal vóór my' in den grond geslagen was. Het gelaat van een engel, de oogen van eene Madonna, en nu zij begon t« zingen, was het als stroomde de muziek der hemelsche heerscharen van tusschen hare roosklf urige lippen te voorscbyn. Vergeten was al wat achter " mij lag; ik hing als verrukt aan hare lippen em toen zij onder de vrij groote onverschilligheid van het gezelschap, die mij onbegrypclyk scheen, ein digde, ijlde ik naar den heer Leportemonnier, pakte hem bij den arm en vroeg hem: In 's he melsnaam, wie is dat?'1 bat?1' antwoordde hij, dat is juffrouwLouise

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl