De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 21 december pagina 2

21 december 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

iCj? a.f^ffi^jw^wifw^r VOèRFtWBLl'f tt Doch rger dan Jegerwet, die aan de natie sisca dwangjuk wjlde opleggen, iïd der rechterzijde verstoorde el&tt van 1888 teloor deed gaan. i repeerfrig in bare houding, dan rltóër Vermeulen en zijne vrienden ^~ en vrijheden" des volks weten n. En behaalt de regeering de dan zal deze een Pyrrhus-over iu vond de heer Schaepman de geom een woordje in : het midden te Hij pleitte voor uitstel eener zoo ichtige beslissing als de oorlogsverSg aan het Kabinet zou zijn. Het afner) van begroetingen om redenen buiten fefifcegrooting zelve gelegen hier om de lJI*Hl-U»g der legerwet achtte de leider, ,'wlen de leiding dezen keer geheel ontfoleek te zijn inconstitioneel. De dng der samenwerking met de regeeWam eerst aan de orde bij de behandfir legerwet. Zou de heer Schaepman f» tegen het ontwerp stemmen? Daar liet hij zich niet uit: hij zou stemmen |(eer en geweten". de minister-president had gezegd, _ ' de verklaringen van den heer Veri,alles behalve'aangenaam vond, maar at ontwerp der legerwet door den ge it'ministerraad was goedgekeurd, begon Harte te cijferen. Het resultaat van j'&erekeningen was: lo. de katholieken "JU de! verkiezingen weinig of niet afhande antirevolutionairen; 2o. de utionairen zouden, als zij niet door holieken werden gesteund, 11 zetels de liberalen verliezen. Conclusie: de Jieken mogen door dit anti-liberaal jlsterie niet langer worden beschouwd als quantiténégligeable. Geschiedt dit, dan liet ministerie zijn meerderheid kwijt. %iedaar voor het oogenblik de toestand. heer Schaepman zal heel wat zeemannoodig hebben, om de vertoornde broeweer op den weg te brengen, die hem 'fölgens eer en geweten" de beste voorkomt. PASTOOR BROUWERS EN DE CONGO-QUAESTIE. ?, Wij ontvingen de vorige week van pasBrouwers te Bovenkerk onderstaand n, te laat om in het laatste nummer "ons -blad te worden opgenomen. Ofde heer Brouwers zijn brief reeds in Op 14 December verschenen nummer van "j$6 Anistelbode heeft laten afdrukken, en wij v dm mogen aannemen, dat zijne meeuing aan Site personen, welke daaraan waarde hechten, «genoegzaam bekend is, willen .wij gaarne, >* «ooals hij het uitdrukt, »onzen plicht wapen"jk vervullen'', en laten hem dus aan het woord. Aan De Amsterdammer, weeTcblad voor Nederland. In De Amsterdammer jongst verschenen, 7 Destaat een stukje dat mijn naam aanvalt; een persoonlijk feit, wat mij dus bet recht wslfverdedigend te mogen optreden in de diende kolommen van De Amsterdammer. begrijp dat ik hier kort moet zijn, wil ik ' ate vinden: derhalve verzoek ik den lezer mijn kort antwoord niet van stroefheid beschuldigen. Ik neem de hoofdstelling van mijn tegenstander de hoornen en trek op den man los. B$ laat mij, de troonswisseling bij ons te lande gesehikte aanleiding vinden, om den hand. schoen op te nemen voor den handeldrijvenden doch noodlijdenden Congo-Staat en tegen Ne? - derland." Bescaves van de Menus-Plaisirs, krijgt 50 francs .per avond." Dit lompe antwoord deed mij zeer. Ik wendde xay af om naar juffrouw Louise toe te snellen, doch hare plaats wa< leeg; zij was verdwenen. r Vergeefs zocht ik in het gewoel der maskers; ten slotte draafde ik naar de kleedkamer, om daar te vernemen dat zij reeds een kwartier geleden ?was vertrokken Ontstemd liet ik mij eveneens mijn jas geven «n ging de straat op. Doelloos liep ik rond, ik weet niet hoe lang, en ten slotte nam ik oen fiacre om mij naar mijne woning te laten brengen, ?want ik was geheel verdwaald. ; Na een slapeloozen nacht ging ik den volgen tten morgen uit om Louise's adres op te sporen. Ik ijlde naar de Menus-Plaisirs en had het geluk den portier te treffen, die mij na eene goede fooi genoegzame inlichtingen gaf. Ik riep den koetsier het adres toe, en eerst op den weg daarheen vroeg ik mij af', wat ik dan tbCh eigenlijk wilde.Eensklaps kwam de gedachte bij mij op, een bonquet te koopen, en, als voorwend sel van miju ongemotiveerd bezoek, te vertellen, dat mijnheer Leportemonnier liet vragen waarom zij gisteren zoo vroeg het bal verlaten had. Ik werd door een ietwat inpertinent persoontje van een kamcrmeisje ontvangen; zij vroeg wat ik verlangde, en na een poosje wachtens stond ik voor liouise. Had zij er gisteren reeds verrukkelijk uitgezien, vaa daag scheen zij mij zoo mogelijk nog be* koorlqker en aantrekkelijker in haar elegant roos kleurig morgenkostuum, dat met haar teint zij i» eene brunette prachtig harmonieerde. Zij keek mij eenigszins verwonderd aan, toen ik Imjne verzonnen boodschap mededeelde, en er ?wa* een oogenblik stilte, als van verlegenheid; ? maar snel wist zij een heel gewoon gesprek aan d*n gang te brengen, waarvan zij het grootste geNa dat verzonnen gruwelstuk roept hy den lande toe; Dit doet onder anderen de bekende pastoor Brouwer» te Bovenkerk " Wanneer nu de onbekende schrijver van die regels op zijn beurt mij zyn naam wil bekend maken, verklaar ik bij deze bereid te zijn, om den eersten dag den beste, in een openbare debatingclub in Amsterdam, bij vrijen toegang voor de pers, de volgende stellingen te willen verdedigen: Ie stelling: Het stuk (de schr. van het stuk) in De Amsterdammer is weinig meer op de hoogte van de Congo-quaestie, dan de eenvou digste herdersknaap der Zwitsersche Alpen op de hoogte is van de oorspronkelijke zangen van Homeros. 2e stelling: Zelden of nooit is de Nederlandsche dagbladpers zoo verre beneden hare roeping gebleven, als wel thans in zake de confe rentie der 17 Mogendheden te Brussel. 3e stelling: Treurige onstaatkundige hou ding onzer Kegeering bij en na die conferentie te Brussel. Nawoord. Dat zal aanwijzen op de persoon lijke feiten, waaraan alle grondslag vaii waarheid ontbreekt. - Een straaltje van hoop. Ia De Amsterdammer hoopt men van ganscher harte dat de re^eering zal volharden in de houding, wtlkj zij in deze zaak heeft aangenomen, daaren tegen hoopt de schr. in De Aimtelbode, voor het heil van Nederland, dat de regeering juist het tegenovergestelde zal doen, en eindelijk nu zal doen wat al lang had moeten gedaan zijn, namelyk, de twee stukken der Brusselsche Conferentie te onderteekenen. Wij houden ons zoo overtuigd van het hier voldoende gezond verstand onzer Regeering, dat wij het gerust durven wagen, ook heden alreeds een beroep te doen op hare aan staande beslissing, en zeggen: voor 2 Januari a. s. zal de beslissing van Nederland's Regeering uit spraak verstrekken tusschen X 'm De Amsterdam mer en pastoor Brouwers in De Amstelbode. Met het opnemen van dit mijn antwoord op een persoonlijkheid, zal De Amsterdammer zijnen plicht wapen broederlijk vervullen en den ondergeteekende, tot wederdienst bereid, een genoegen doen. Bovenkerk. 10 Dec. J. \V. BHOUWEBS. Het is waarlijk al te vriendelijk van den heer Brouwers, een redetoernooi aantebieden aan iemand, die van de daarbij te behande len zaak even weinig afweet als de eenvou digste herdersknaap enz. van de oorspronke lijke zangen van Homeros. Wij zullen van dit aanbod geen gebruik maken, omdat on zes inziens de quaestie ten overstaan van het publiek reeds voldoende is behandeld. En zeker zullen zij, die weten, welk een be perkte ruimte ons Weekblad aan de behan deling van politieke quaestiën kan wijden, het ons niet ten kwade duiden, wanneer wij den eerwaarden schrijver in zijn uitvoerig artikel »De Amsterdammer en het Congovraagstuk" niet op den voet volgen. Be langstellenden vinden dit artikel in de Ain>sfelbode van 14 December. Enkele punten echter willen wij zoo kort mogelijk releveeren. De heer Brouwers wil zijnen lezers den indruk geven, dat de omvangrijke literatuur over Nederland's houding in de Congo-quaestie ons niet bekend zou zijn. Wij kunnen hem de verzekering geven, dat wij den ganschcn stapel hebben doorworsteld, niet alleen de door den lieer Brouwers aange ? haalde brochures, waarin Nederland's stand punt wordt aangevallen, maar ook die, waarin het wordt verdedigd. Alleen bekennen wij, dat wijde vroegere artikelen in de Amstdbodn niet hebben gelezen. Maar op dat punt zijn wij quitte, want de heer Brouwers schijnt evenmin te weten, dat de Congo-quaestie in ons Weekblad sedert verscheiden maanden in woord en plaat is behandeld. Wij hebben notitie genomen van zijn sonnet, ofschoon wij het noch mooi, noch waar vonden, omdat deelte voor hare rekening nam. Kn toen ik nu daar zoo op den lagen tabouret voor het sciioone meisje zat en naar haar babbelen en lachen luisterde, over kwam mij eensklaps iets als eene hoogere ingeving! Ik zonk voor don leuningstoel op de knieën, uri uisterde: Oh, Loui&e, ik bemin u, ik vraag u ten huwelijk!" Kn mariage?" vroeg- zij geheel verbaasd, om terstond in een luid lachen uit te barsten. Oh lahi, monsieur, vous vous moquez de moi." Doch eensklaps scheen zij het ernstige van het oogenblik te begrijpen. Zij liet haar hoofdje aan mijn borst zinken en fluisterde: Vla, prenez-moi monsieur!" Juichend sloot ik haar in mijr.e armen, bedekte haar gelaat met kussen en beloofde haar eeuwige trouw. Toen ik mij eindelijk losmaakte, zette zij een een beetje verwonderd ge/icht en het kostte mij eeiiige moeite, haar te overtuigen, dat ik vóór alles toch eerst uwe toestemming moest .hebben. Vos parents?" vroeg zij lachend, en toen ik haar antwoordde, dat dit bij ons in Dnit&chland nu eenmaal zoo gewoonte is, zeide zij: Tant mieux!'' en liet, mij met een kus vertrekken. En daar zit ik nu, liove ouders, ik heb u mijn geheele hart uitgestort en ik smeek u nederig: onthoudt mij de toestemming niet tot eene verbintei.is voor het leven met deze engel. Uw trouwe zoon, Aifred." Parijs, 15 October. De heer Eiscmann had geëindigd. Hij liet den brief vallen en zag naar zijne vrouw, tegenover hem, die wel verre van verontwaardigd te zijn, in een soort van eerbiedige verrukking had geluisterd naar zijne woorden. Ik geloof haast, dat de bengel u door zijn geschrijf geheel ingepakt heeft!" barstte hij nu los. Daar, bekijk de engel eens! Dat moet nu een Madonna-gezicht verbeelden! Een heel gewone het ons tot tweemalen toe werd toegezon den, klaarblijkelijk in de verwachting, dat er een woordje van zou worden gezegd. Dat wij al de door den heer B. opgesom de brochures en artikelen niet hebben «weer legd" vindt de schrijver in den Amstelbode blijkbaar zeer onbehoorlijk. Met alle beschei denheid komt het ons voor, dat wij in ons blad onze eigen meening mogen uitspreken, en zelf te beslissen hebben, in hoever aan polemiek, critiek en anticritiek eene plaats mag en kan worden ingeruimd. Wij hebben gezegd, dat de heer B. den handschoen opneemt voor den handeldrij venden en noodlijdenden Gongostaat en tegen Nederland. De Congo-staat drijft geen handel, zegt de heer B. Och kom ! De Cougostaat koopt ivoor van de inboorlingen en verkoopt dit, weer. Is dat geen handeldrijven? De Congo-staat is niet noodlijdend, zegt de heer B. Zou Koning Leopold van Belgiëer óók zoo overdenken ? Met kunst en vliegwerk is in Belgiëde leening voor den Congo-staat aan den man gebracht, maar niettegenstaande deze hulp en de groote som men, die Koning Leopold in de onderneming heeft gestoken, verkeert de staat in chro nisch geldgebrek. Men heeft, vóór men begon den toren te bouwen, zich niet neergezet om de kosten te berekenen. Men heeft niet over wogen, welke verplichtingen de Congo-Akte aan de koloniseerende mogendheden voor schreef. Men heeft eene taak aanvaard, verre boven de krachten van particulieren, al dra gen zij eene kroon, en thans wordt den Belgen eene kolonie aangeboden, waarvan zij om licht te bevroeden redenen niet ge diend zijn, en zoekt meii de schade op anderen te verhalen, door zich aan de imperatieve voorschriften van een internationaal tractaat te onttrekken. Wij zullen onze lezers niet vervelen, door nogmaals ons standpunt in deze quaestie (oe te lichten. Trouwens, Nederland's recht in deze zaak wordt door niemand ontkend. Maar men verlangt van onze regeering, dat zij dat recht zal ter zijde stellen, met opoffering van de be langen onzer landgenooten, en men beroept | zich hiervoor op nieuwe verplichtingen, die j de conferentie te Brussel aan der Congostaat zou hebben opgelegd. Onze regeering beeft reeds een half jaar geleden gezegd, dat zij niet ongeneigd was tot verbetering der geldmiddelen van den Gongostaat mede te werken, doch zij mag dit niet doen op eene wijze, die verkregen en plechtig beze gelde rechten onvoorwaardelijk prijsgeeft. En wat de n/e uwc, verplichtingen van den Congostaat betreft, de/.e bestaan eenvoudig niet. i De verplichting tot bestrijding van den slaj venhandel was reeds voor lang opgenomen in de Algcmeene Akte der Berlijnsche Gougoconferenlie. Nog eens, wij hopen van harte, dat de regeering zal volharden in bare houding, die i ongetwijfeld de sympathie heeft van de over1 groote meerderheid der natie, en die deze ook verdient, omdat zij op recht en billijk heid steunt. Uit het Haagje, Na de overweldigende drukte, veroorzaakt door den S'uakspeariaanscben fakkdoptocht met het i lijk des koiiings en de later gevolgde begrafenis, is alhier een toestand van reactie ingetreden, die zich kenmerkt door koude leegte en stilte aller wegen. Te gelijk met den thermometer was de belang stelling van het publiek bij de tweede reis van j Hare Majesteit, de koningin-moeder extra trein j retour Binnenhof reeds zoo aanmerkelijk gemooie pop is het, en. die geen oortje wa'ird is, O, ik oude ezel, dat ik mijn zoon in dien poel j var. ondeugden zond, in dat holscho B.ü>el, waar i do verleiding om den hoek van iedere straat op de loer ligt! Had ik hem naar tiüioriëgezonden of voor mijn part met Ida verloofd, dan had hij ; ten minste oen braaf meisje gekregc'», in plaats j van in de handen te vallen van eeue gewef.enlooze I'arijscho cocotte!" Mevrouw Halietto had onclcrfnsschen opmerk- l zaam het portret bekeken. Even als haar man | beschouwde zij uilvorscheml de trekken, toen j plotseling een zonderlinge glans haar gezicht deed j opklaren. j Met een fijn lachje gaf zij haren man het portret j ter ir.? en zeide: Nu. misschien is nog niet alles verloren. Tele grafeer hem, dat hij dadelijk moet thuis komen. \Vc brengen hem dan met Ida .sa;i;t.%;i un misschien i heeft ilc oude liefde dan weer de overhand, zoodat wc hem voor ile l'arijscho verbintenis behoeden." De heer Eisemaim hait eerst een oogcinblik van verontwaardiging, toen dachc hij na en. antwoordde ten slotte: i ik had ei^eniijk eerst er aan gedacht, zelf j daarheen te gaan om den jo'igon iiot hootU redit \ tüzetten. Zoo is het echter misschien 'ü'tcr. Ai1 leen de gedachte, dat ik nu mijnen zoon h'.'t i jonge mei.-jc, van wie ik eerst niets heb willen weten, als 't ware op een presenteerblaadje zal j aanbieden " Lieve man, men moet van twee kwaden steeds het minste kiezen," zeiü-3 mevrouw EiMimann be daard, bood haren man haar voorhoofd voor de;i gewonen kus, en liet hem alleen. Den volgenden avond stond aan het perron, op den tijd dat de avondtreiu uit l'ari.is zou aanko men, een klein gezelschap, de heer Eisemann, zijn vrouw, en fda, het lieve blonde dochtertje van den eersten boekhouder. daald, dat de toeschouwers byna te tellen waren; iets wat weinige dagen te voren, byv. bjj den enormen toeloop naar de rouwkamer ten l'aleize, eene onmogelijkheid zou geweest zijn. Behalve toch de reuzenslang van menschen, dioheelemaal van het zeehelden-kwartier tot aan hot ruiter standbeeld in het Noordeinde voortkronkelde, waren er nog wel tienmaal zooveel op de been om deze menschententoonstelling in den trant van eene slavenmarkt uit den zoogenaamden goeden ouden tijd te bezichtigen. Daarbij had men nog de militaire eerewacht op het voorplein van het paleis, geformeerd uit de zeldzaamste exem plaren van de soldaten-wereld, althans soorten, die in de Kesidentie niet aangetroffen worden en van elders geïmporteerd waren. Niets natuurlijker dan dat zich vlak tegenover deze gedwongen eerewacht eene geheel vrijwillige van wel twintig maal meer sterkte plaatste, samergetteld uit burgers en burp'rcssen van allerlei rang en stand, maar waarin cheveriingsters, recruten en kinderen in wagentjes do groote meerderheid vormden. Dit springtij van menschen nam 's namiddags van 2 tot 4 uur ge regeld bij den dag toe, totdat op den bewusten Donderdag van de teraardebestelling de zelfregistreerende plaatskaartjes aan onze spoorwegstations een buitengewoon lioogen vreemi'elingenstand biniien onze wallen aanwezen, verre boven gewoon Amsterdamsen speciaal Kalverstraatsch peil. Bij het aanschouwen van het schrikbarend was sen van den golvenden menschenstroom, waarbij zich natuurlijk ook doorbraken van onvoldoende atges-loten plaatsen en stellages voordeden, werd men in zijn gedachten onwillekeurig teruggevoerd naar het voor den Bommelerwaard zoo rampspoe dige jaar 1861, waarin koning Willem 111 den hoogst vereerenden bijnaam verwierf van den Watersnoodheld. Wel bezien verdient het kloek en doortastend optreden van den stillen burger van het Loo toen ter tijde in den Bommelerwaard, tegen den aartsvijand van Nederland, het water, niet alleen wat de gelijkluidendheid der woorden, maar ook wat de daad betreft op gelijke lijn gesteld te worden met de ridder lijke verschijning van zijn dapperen vader op het slagveld van Waterloo. Het is toch bekend dat een beroemd waterbouwkundige ons eenmaal uit volle overtuiging met zooveel woorden toege roepen heeft: Nederland kan gerust het zwaard in de schede houden, want het is veel te klein en te zwak om aan verweringen naar buiten ook maar een oogenblik ernstig te kunnen denken. Maar laat het zich met des te meer kracht toe leggen op het maken van wingewesten in zijn eigen gebied, waar nog op zoo ontzaglijk veel plaatsen zijn erfvijand, het water, nestelt, en gansene uitgestrektheden onveilig en totaal onbe woonbaar maakt. Koning Willem is in 1061 niet gewond, maar dat hij zich met levensgevaar op de meest bedreigde dijken aan den vijand vertoond, en vooral waar krachtige hulp noodig en mogelijk was, die geboden heeft, is volgens de eenparige verklaringen van ooggetuigen boven allen twijfel verheven. Langzamerhand, maar niet eerder dan nadat er een aantal kanonschoten gevallen waren, en de sombere stoet den lïijswijkschen weg bereikt had, begon het gedrang in de hoofdstraten te verminderen, maar toch bleef tot laat in den. avond op vele plaatsen der stad groote drukte heerschen, voornamelijk omdat de spoortreinen niet allen te gelijk konden vervoeren. De stations hadden dien dag zooveel op hun bord genomen, dat de laatste reizigers er slechts met lange tanden ingingen. Zij verdwenen echter; en sinds dien tijd ligt er over de geheele stad een sluier van droefheid en saaiheid verspreid, die op het oogenblik zijn photographische afbeelding vindt oy de glazen der winkels en magazijnen, die stijf bevroren of gesprongen, en met planken dicht gespijkerd zijn. G,;en geluid, als 's Maandags en Vrijdags de schrale toon van n bejaard straat klarinettist en het onafgebroken donderen der trams over den harden boilem, treft het oor. Onze kanonnen, die in de laatste dagen voor hun doen in de Maliebaan al veel meer gesproken hebben, dan anders in een gansch jaar, doen hun metalen monden natuurlijk in het geheel niet meer open. Zolfs vertoonen zij zich zeer spaar zaam in het publiek. Wanneer men ze al een enkele maal ontmoet, vervolgen zij stilzwijgend en kalm hun weg, als dominees na kerktijd, die zich Of ile jongen wel komen zal?" vroeg de heer Eisemann, meer tot zich zelf dan tot zijne vrouw sprekend. Daar stoomde de trein het station binnen, dreunend, knarsend en snuivend, en een van de eersten die uit dnn geopenden waggon vloog, was Altrecl, du verloren znon. iiij z&g de groep staan; met gevleugelde schre den snekte hij op hen af en, de geopende armen van zijnen vader voorbij, ijlde hij op het jonge meisje toe, ilat met bekoorlijke verlegenheid do Ida, uiijn aangebedene Ida!" Nn, nu," zeide va !er Eisemann eenigszins verwonileril, en 1'arijsY" Lachend keerde Aifred zich om, nam den reis pet van 't hoofd en drapeerde den cachenez schil derachtig om zijn hals. Daar, zio mij eens aan, vader! Ontdekt u geene gelijkenis V" Gelijkenis'' Onzin! Je hebt je snor laten af scheren." En het portret?" tiet portret?" herhaalde mijnheer Eisemann verwonderd. Vergeef, lieve papa," begon nu Aifred op ernstig-en toon. ik heb mij tegenover u eene weinig passende scherts veroorloofd. Ik was op hec ge maskerd bat bij onzen haudelsvriend in het costnurn van eene jonge dame verschenen, en toen ik later het portret bekeek, dat ik daarvan hal laten maken, kwam raij ineens een duivelsch plan in h(;t hoofd, dat, zooals ik zie, nu Goddank, ge lukt is. l\og eens, vergeef mij, beste papa, maar ik stierf bijna van heimwee en hartzeer!" Mevrouw Eisemann zag smeekend tot haren man op en trok den zoem in hare armen; Een moe deroog bedriegt men niet, mijn jongeu. Ik had je dadelijk herkend en doorzien."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl