Historisch Archief 1877-1940
iCj? a.f^ffi^jw^wifw^r
VOèRFtWBLl'f tt
Doch rger dan
Jegerwet, die aan de natie
sisca dwangjuk wjlde opleggen,
iïd der rechterzijde verstoorde
el&tt van 1888 teloor deed gaan.
i repeerfrig in bare houding, dan
rltóër Vermeulen en zijne vrienden
^~ en vrijheden" des volks weten
n. En behaalt de regeering de
dan zal deze een
Pyrrhus-over
iu vond de heer Schaepman de
geom een woordje in : het midden te
Hij pleitte voor uitstel eener zoo
ichtige beslissing als de
oorlogsverSg aan het Kabinet zou zijn. Het
afner) van begroetingen om redenen buiten
fefifcegrooting zelve gelegen hier om de
lJI*Hl-U»g der legerwet achtte de leider,
,'wlen de leiding dezen keer geheel
ontfoleek te zijn inconstitioneel. De
dng der samenwerking met de
regeeWam eerst aan de orde bij de
behandfir legerwet. Zou de heer Schaepman
f» tegen het ontwerp stemmen? Daar
liet hij zich niet uit: hij zou stemmen
|(eer en geweten".
de minister-president had gezegd,
_ ' de verklaringen van den heer
Veri,alles behalve'aangenaam vond, maar
at ontwerp der legerwet door den ge
it'ministerraad was goedgekeurd, begon
Harte te cijferen. Het resultaat van
j'&erekeningen was: lo. de katholieken
"JU de! verkiezingen weinig of niet
afhande antirevolutionairen; 2o. de
utionairen zouden, als zij niet door
holieken werden gesteund, 11 zetels
de liberalen verliezen. Conclusie: de
Jieken mogen door dit anti-liberaal
jlsterie niet langer worden beschouwd als
quantiténégligeable. Geschiedt dit, dan
liet ministerie zijn meerderheid kwijt.
%iedaar voor het oogenblik de toestand.
heer Schaepman zal heel wat
zeemannoodig hebben, om de vertoornde
broeweer op den weg te brengen, die hem
'fölgens eer en geweten" de beste voorkomt.
PASTOOR BROUWERS EN DE
CONGO-QUAESTIE.
?, Wij ontvingen de vorige week van
pasBrouwers te Bovenkerk onderstaand
n, te laat om in het laatste nummer
"ons -blad te worden opgenomen.
Ofde heer Brouwers zijn brief reeds in
Op 14 December verschenen nummer van
"j$6 Anistelbode heeft laten afdrukken, en wij
v dm mogen aannemen, dat zijne meeuing aan
Site personen, welke daaraan waarde hechten,
«genoegzaam bekend is, willen .wij gaarne,
>* «ooals hij het uitdrukt, »onzen plicht
wapen"jk vervullen'', en laten hem dus
aan het woord.
Aan De Amsterdammer, weeTcblad voor
Nederland.
In De Amsterdammer jongst verschenen, 7
Destaat een stukje dat mijn naam aanvalt;
een persoonlijk feit, wat mij dus bet recht
wslfverdedigend te mogen optreden in de
diende kolommen van De Amsterdammer.
begrijp dat ik hier kort moet zijn, wil ik
' ate vinden: derhalve verzoek ik den lezer
mijn kort antwoord niet van stroefheid
beschuldigen.
Ik neem de hoofdstelling van mijn tegenstander
de hoornen en trek op den man los.
B$ laat mij, de troonswisseling bij ons te lande
gesehikte aanleiding vinden, om den
hand. schoen op te nemen voor den handeldrijvenden
doch noodlijdenden Congo-Staat en tegen
Ne? - derland."
Bescaves van de Menus-Plaisirs, krijgt 50 francs
.per avond."
Dit lompe antwoord deed mij zeer. Ik wendde
xay af om naar juffrouw Louise toe te snellen,
doch hare plaats wa< leeg; zij was verdwenen.
r Vergeefs zocht ik in het gewoel der maskers; ten
slotte draafde ik naar de kleedkamer, om daar
te vernemen dat zij reeds een kwartier geleden
?was vertrokken
Ontstemd liet ik mij eveneens mijn jas geven
«n ging de straat op. Doelloos liep ik rond, ik
weet niet hoe lang, en ten slotte nam ik oen
fiacre om mij naar mijne woning te laten brengen,
?want ik was geheel verdwaald.
; Na een slapeloozen nacht ging ik den volgen
tten morgen uit om Louise's adres op te sporen.
Ik ijlde naar de Menus-Plaisirs en had het geluk
den portier te treffen, die mij na eene goede fooi
genoegzame inlichtingen gaf.
Ik riep den koetsier het adres toe, en eerst op
den weg daarheen vroeg ik mij af', wat ik dan
tbCh eigenlijk wilde.Eensklaps kwam de gedachte bij
mij op, een bonquet te koopen, en, als voorwend
sel van miju ongemotiveerd bezoek, te vertellen,
dat mijnheer Leportemonnier liet vragen waarom
zij gisteren zoo vroeg het bal verlaten had.
Ik werd door een ietwat inpertinent persoontje
van een kamcrmeisje ontvangen; zij vroeg wat ik
verlangde, en na een poosje wachtens stond ik
voor liouise.
Had zij er gisteren reeds verrukkelijk uitgezien,
vaa daag scheen zij mij zoo mogelijk nog
be* koorlqker en aantrekkelijker in haar elegant roos
kleurig morgenkostuum, dat met haar teint zij
i» eene brunette prachtig harmonieerde.
Zij keek mij eenigszins verwonderd aan, toen
ik Imjne verzonnen boodschap mededeelde, en er
?wa* een oogenblik stilte, als van verlegenheid;
? maar snel wist zij een heel gewoon gesprek aan
d*n gang te brengen, waarvan zij het grootste
geNa dat verzonnen gruwelstuk roept hy den lande
toe; Dit doet onder anderen de bekende pastoor
Brouwer» te Bovenkerk "
Wanneer nu de onbekende schrijver van die
regels op zijn beurt mij zyn naam wil bekend
maken, verklaar ik bij deze bereid te zijn, om
den eersten dag den beste, in een openbare
debatingclub in Amsterdam, bij vrijen toegang voor de
pers, de volgende stellingen te willen verdedigen:
Ie stelling: Het stuk (de schr. van het
stuk) in De Amsterdammer is weinig meer op de
hoogte van de Congo-quaestie, dan de eenvou
digste herdersknaap der Zwitsersche Alpen op de
hoogte is van de oorspronkelijke zangen van
Homeros.
2e stelling: Zelden of nooit is de
Nederlandsche dagbladpers zoo verre beneden hare
roeping gebleven, als wel thans in zake de confe
rentie der 17 Mogendheden te Brussel.
3e stelling: Treurige onstaatkundige hou
ding onzer Kegeering bij en na die conferentie te
Brussel.
Nawoord. Dat zal aanwijzen op de persoon
lijke feiten, waaraan alle grondslag vaii waarheid
ontbreekt.
- Een straaltje van hoop.
Ia De Amsterdammer hoopt men van ganscher
harte dat de re^eering zal volharden in de houding,
wtlkj zij in deze zaak heeft aangenomen, daaren
tegen hoopt de schr. in De Aimtelbode, voor het
heil van Nederland, dat de regeering juist het
tegenovergestelde zal doen, en eindelijk nu zal
doen wat al lang had moeten gedaan zijn,
namelyk, de twee stukken der Brusselsche Conferentie
te onderteekenen. Wij houden ons zoo overtuigd
van het hier voldoende gezond verstand onzer
Regeering, dat wij het gerust durven wagen, ook
heden alreeds een beroep te doen op hare aan
staande beslissing, en zeggen: voor 2 Januari a. s.
zal de beslissing van Nederland's Regeering uit
spraak verstrekken tusschen X 'm De Amsterdam
mer en pastoor Brouwers in De Amstelbode.
Met het opnemen van dit mijn antwoord op
een persoonlijkheid, zal De Amsterdammer zijnen
plicht wapen broederlijk vervullen en den
ondergeteekende, tot wederdienst bereid, een genoegen
doen.
Bovenkerk. 10 Dec.
J. \V. BHOUWEBS.
Het is waarlijk al te vriendelijk van den
heer Brouwers, een redetoernooi aantebieden
aan iemand, die van de daarbij te behande
len zaak even weinig afweet als de eenvou
digste herdersknaap enz. van de oorspronke
lijke zangen van Homeros. Wij zullen van
dit aanbod geen gebruik maken, omdat on
zes inziens de quaestie ten overstaan van
het publiek reeds voldoende is behandeld.
En zeker zullen zij, die weten, welk een be
perkte ruimte ons Weekblad aan de behan
deling van politieke quaestiën kan wijden,
het ons niet ten kwade duiden, wanneer wij
den eerwaarden schrijver in zijn uitvoerig
artikel »De Amsterdammer en het
Congovraagstuk" niet op den voet volgen. Be
langstellenden vinden dit artikel in de
Ain>sfelbode van 14 December. Enkele punten
echter willen wij zoo kort mogelijk
releveeren.
De heer Brouwers wil zijnen lezers den
indruk geven, dat de omvangrijke literatuur
over Nederland's houding in de
Congo-quaestie ons niet bekend zou zijn. Wij kunnen
hem de verzekering geven, dat wij den
ganschcn stapel hebben doorworsteld, niet
alleen de door den lieer Brouwers aange ?
haalde brochures, waarin Nederland's stand
punt wordt aangevallen, maar ook die, waarin
het wordt verdedigd. Alleen bekennen wij,
dat wijde vroegere artikelen in de Amstdbodn
niet hebben gelezen. Maar op dat punt zijn
wij quitte, want de heer Brouwers schijnt
evenmin te weten, dat de Congo-quaestie in
ons Weekblad sedert verscheiden maanden
in woord en plaat is behandeld. Wij hebben
notitie genomen van zijn sonnet, ofschoon
wij het noch mooi, noch waar vonden, omdat
deelte voor hare rekening nam. Kn toen ik nu daar
zoo op den lagen tabouret voor het sciioone meisje
zat en naar haar babbelen en lachen luisterde, over
kwam mij eensklaps iets als eene hoogere ingeving!
Ik zonk voor don leuningstoel op de knieën, uri
uisterde: Oh, Loui&e, ik bemin u, ik vraag u
ten huwelijk!"
Kn mariage?" vroeg- zij geheel verbaasd, om
terstond in een luid lachen uit te barsten. Oh lahi,
monsieur, vous vous moquez de moi."
Doch eensklaps scheen zij het ernstige van het
oogenblik te begrijpen. Zij liet haar hoofdje aan
mijn borst zinken en fluisterde:
Vla, prenez-moi monsieur!"
Juichend sloot ik haar in mijr.e armen, bedekte
haar gelaat met kussen en beloofde haar eeuwige
trouw. Toen ik mij eindelijk losmaakte, zette zij
een een beetje verwonderd ge/icht en het kostte mij
eeiiige moeite, haar te overtuigen, dat ik vóór
alles toch eerst uwe toestemming moest .hebben.
Vos parents?" vroeg zij lachend, en toen ik
haar antwoordde, dat dit bij ons in Dnit&chland
nu eenmaal zoo gewoonte is, zeide zij: Tant
mieux!'' en liet, mij met een kus vertrekken.
En daar zit ik nu, liove ouders, ik heb u mijn
geheele hart uitgestort en ik smeek u nederig:
onthoudt mij de toestemming niet tot eene
verbintei.is voor het leven met deze engel.
Uw trouwe zoon,
Aifred."
Parijs, 15 October.
De heer Eiscmann had geëindigd. Hij liet den
brief vallen en zag naar zijne vrouw, tegenover
hem, die wel verre van verontwaardigd te zijn, in
een soort van eerbiedige verrukking had geluisterd
naar zijne woorden.
Ik geloof haast, dat de bengel u door zijn
geschrijf geheel ingepakt heeft!" barstte hij nu los.
Daar, bekijk de engel eens! Dat moet nu een
Madonna-gezicht verbeelden! Een heel gewone
het ons tot tweemalen toe werd toegezon
den, klaarblijkelijk in de verwachting, dat er
een woordje van zou worden gezegd.
Dat wij al de door den heer B. opgesom
de brochures en artikelen niet hebben «weer
legd" vindt de schrijver in den Amstelbode
blijkbaar zeer onbehoorlijk. Met alle beschei
denheid komt het ons voor, dat wij in ons
blad onze eigen meening mogen uitspreken,
en zelf te beslissen hebben, in hoever aan
polemiek, critiek en anticritiek eene plaats
mag en kan worden ingeruimd.
Wij hebben gezegd, dat de heer B. den
handschoen opneemt voor den handeldrij
venden en noodlijdenden Gongostaat en
tegen Nederland. De Congo-staat drijft geen
handel, zegt de heer B. Och kom ! De
Cougostaat koopt ivoor van de inboorlingen en
verkoopt dit, weer. Is dat geen
handeldrijven? De Congo-staat is niet noodlijdend,
zegt de heer B. Zou Koning Leopold van
Belgiëer óók zoo overdenken ? Met kunst
en vliegwerk is in Belgiëde leening voor
den Congo-staat aan den man gebracht, maar
niettegenstaande deze hulp en de groote som
men, die Koning Leopold in de onderneming
heeft gestoken, verkeert de staat in chro
nisch geldgebrek. Men heeft, vóór men begon
den toren te bouwen, zich niet neergezet om
de kosten te berekenen. Men heeft niet over
wogen, welke verplichtingen de Congo-Akte
aan de koloniseerende mogendheden voor
schreef. Men heeft eene taak aanvaard, verre
boven de krachten van particulieren, al dra
gen zij eene kroon, en thans wordt den
Belgen eene kolonie aangeboden, waarvan
zij om licht te bevroeden redenen niet ge
diend zijn, en zoekt meii de schade op anderen
te verhalen, door zich aan de imperatieve
voorschriften van een internationaal tractaat
te onttrekken.
Wij zullen onze lezers niet vervelen, door
nogmaals ons standpunt in deze quaestie (oe
te lichten. Trouwens, Nederland's recht in deze
zaak wordt door niemand ontkend. Maar men
verlangt van onze regeering, dat zij dat recht
zal ter zijde stellen, met opoffering van de be
langen onzer landgenooten, en men beroept
| zich hiervoor op nieuwe verplichtingen, die
j de conferentie te Brussel aan der
Congostaat zou hebben opgelegd. Onze regeering
beeft reeds een half jaar geleden gezegd,
dat zij niet ongeneigd was tot verbetering
der geldmiddelen van den Gongostaat mede
te werken, doch zij mag dit niet doen op
eene wijze, die verkregen en plechtig beze
gelde rechten onvoorwaardelijk prijsgeeft. En
wat de n/e uwc, verplichtingen van den
Congostaat betreft, de/.e bestaan eenvoudig niet.
i De verplichting tot bestrijding van den
slaj venhandel was reeds voor lang opgenomen
in de Algcmeene Akte der Berlijnsche
Gougoconferenlie.
Nog eens, wij hopen van harte, dat de
regeering zal volharden in bare houding, die
i ongetwijfeld de sympathie heeft van de
over1 groote meerderheid der natie, en die deze
ook verdient, omdat zij op recht en billijk
heid steunt.
Uit het Haagje,
Na de overweldigende drukte, veroorzaakt door
den S'uakspeariaanscben fakkdoptocht met het
i lijk des koiiings en de later gevolgde begrafenis,
is alhier een toestand van reactie ingetreden, die
zich kenmerkt door koude leegte en stilte aller
wegen.
Te gelijk met den thermometer was de belang
stelling van het publiek bij de tweede reis van
j Hare Majesteit, de koningin-moeder extra trein
j retour Binnenhof reeds zoo aanmerkelijk
gemooie pop is het, en. die geen oortje wa'ird is,
O, ik oude ezel, dat ik mijn zoon in dien poel j
var. ondeugden zond, in dat holscho B.ü>el, waar i
do verleiding om den hoek van iedere straat op
de loer ligt! Had ik hem naar tiüioriëgezonden
of voor mijn part met Ida verloofd, dan had hij ;
ten minste oen braaf meisje gekregc'», in plaats j
van in de handen te vallen van eeue
gewef.enlooze I'arijscho cocotte!"
Mevrouw Halietto had onclcrfnsschen opmerk- l
zaam het portret bekeken. Even als haar man |
beschouwde zij uilvorscheml de trekken, toen j
plotseling een zonderlinge glans haar gezicht deed j
opklaren. j
Met een fijn lachje gaf zij haren man het portret j
ter ir.? en zeide:
Nu. misschien is nog niet alles verloren. Tele
grafeer hem, dat hij dadelijk moet thuis komen.
\Vc brengen hem dan met Ida .sa;i;t.%;i un misschien i
heeft ilc oude liefde dan weer de overhand, zoodat
wc hem voor ile l'arijscho verbintenis behoeden."
De heer Eisemaim hait eerst een oogcinblik van
verontwaardiging, toen dachc hij na en. antwoordde
ten slotte:
i ik had ei^eniijk eerst er aan gedacht, zelf
j daarheen te gaan om den jo'igon iiot hootU redit \
tüzetten. Zoo is het echter misschien 'ü'tcr.
Ai1 leen de gedachte, dat ik nu mijnen zoon h'.'t
i jonge mei.-jc, van wie ik eerst niets heb willen
weten, als 't ware op een presenteerblaadje zal j
aanbieden "
Lieve man, men moet van twee kwaden steeds
het minste kiezen," zeiü-3 mevrouw EiMimann be
daard, bood haren man haar voorhoofd voor de;i
gewonen kus, en liet hem alleen.
Den volgenden avond stond aan het perron, op
den tijd dat de avondtreiu uit l'ari.is zou aanko
men, een klein gezelschap, de heer Eisemann, zijn
vrouw, en fda, het lieve blonde dochtertje van den
eersten boekhouder.
daald, dat de toeschouwers byna te tellen waren;
iets wat weinige dagen te voren, byv. bjj den
enormen toeloop naar de rouwkamer ten l'aleize,
eene onmogelijkheid zou geweest zijn. Behalve
toch de reuzenslang van menschen, dioheelemaal
van het zeehelden-kwartier tot aan hot ruiter
standbeeld in het Noordeinde voortkronkelde,
waren er nog wel tienmaal zooveel op de been
om deze menschententoonstelling in den trant
van eene slavenmarkt uit den zoogenaamden goeden
ouden tijd te bezichtigen. Daarbij had men
nog de militaire eerewacht op het voorplein van
het paleis, geformeerd uit de zeldzaamste exem
plaren van de soldaten-wereld, althans soorten, die
in de Kesidentie niet aangetroffen worden en van
elders geïmporteerd waren. Niets natuurlijker dan
dat zich vlak tegenover deze gedwongen eerewacht
eene geheel vrijwillige van wel twintig maal meer
sterkte plaatste, samergetteld uit burgers en
burp'rcssen van allerlei rang en stand, maar waarin
cheveriingsters, recruten en kinderen in wagentjes
do groote meerderheid vormden. Dit springtij van
menschen nam 's namiddags van 2 tot 4 uur ge
regeld bij den dag toe, totdat op den bewusten
Donderdag van de teraardebestelling de
zelfregistreerende plaatskaartjes aan onze spoorwegstations
een buitengewoon lioogen vreemi'elingenstand
biniien onze wallen aanwezen, verre boven gewoon
Amsterdamsen speciaal Kalverstraatsch peil.
Bij het aanschouwen van het schrikbarend was
sen van den golvenden menschenstroom, waarbij
zich natuurlijk ook doorbraken van onvoldoende
atges-loten plaatsen en stellages voordeden, werd
men in zijn gedachten onwillekeurig teruggevoerd
naar het voor den Bommelerwaard zoo rampspoe
dige jaar 1861, waarin koning Willem 111 den
hoogst vereerenden bijnaam verwierf van den
Watersnoodheld. Wel bezien verdient het kloek en
doortastend optreden van den stillen burger van
het Loo toen ter tijde in den Bommelerwaard,
tegen den aartsvijand van Nederland, het water,
niet alleen wat de gelijkluidendheid der
woorden, maar ook wat de daad betreft op
gelijke lijn gesteld te worden met de ridder
lijke verschijning van zijn dapperen vader op
het slagveld van Waterloo. Het is toch bekend
dat een beroemd waterbouwkundige ons eenmaal
uit volle overtuiging met zooveel woorden toege
roepen heeft: Nederland kan gerust het zwaard
in de schede houden, want het is veel te klein
en te zwak om aan verweringen naar buiten ook
maar een oogenblik ernstig te kunnen denken.
Maar laat het zich met des te meer kracht toe
leggen op het maken van wingewesten in zijn
eigen gebied, waar nog op zoo ontzaglijk veel
plaatsen zijn erfvijand, het water, nestelt, en
gansene uitgestrektheden onveilig en totaal onbe
woonbaar maakt. Koning Willem is in 1061 niet
gewond, maar dat hij zich met levensgevaar op
de meest bedreigde dijken aan den vijand vertoond,
en vooral waar krachtige hulp noodig en mogelijk
was, die geboden heeft, is volgens de eenparige
verklaringen van ooggetuigen boven allen twijfel
verheven.
Langzamerhand, maar niet eerder dan nadat
er een aantal kanonschoten gevallen waren, en
de sombere stoet den lïijswijkschen weg bereikt
had, begon het gedrang in de hoofdstraten te
verminderen, maar toch bleef tot laat in den.
avond op vele plaatsen der stad groote drukte
heerschen, voornamelijk omdat de spoortreinen
niet allen te gelijk konden vervoeren. De stations
hadden dien dag zooveel op hun bord genomen,
dat de laatste reizigers er slechts met lange
tanden ingingen. Zij verdwenen echter; en sinds
dien tijd ligt er over de geheele stad een sluier
van droefheid en saaiheid verspreid, die op het
oogenblik zijn photographische afbeelding vindt
oy de glazen der winkels en magazijnen, die stijf
bevroren of gesprongen, en met planken dicht
gespijkerd zijn. G,;en geluid, als 's Maandags en
Vrijdags de schrale toon van n bejaard straat
klarinettist en het onafgebroken donderen der
trams over den harden boilem, treft het oor.
Onze kanonnen, die in de laatste dagen voor
hun doen in de Maliebaan al veel meer gesproken
hebben, dan anders in een gansch jaar, doen hun
metalen monden natuurlijk in het geheel niet
meer open. Zolfs vertoonen zij zich zeer spaar
zaam in het publiek. Wanneer men ze al een
enkele maal ontmoet, vervolgen zij stilzwijgend en
kalm hun weg, als dominees na kerktijd, die zich
Of ile jongen wel komen zal?" vroeg de heer
Eisemann, meer tot zich zelf dan tot zijne vrouw
sprekend.
Daar stoomde de trein het station binnen,
dreunend, knarsend en snuivend, en een van de
eersten die uit dnn geopenden waggon vloog, was
Altrecl, du verloren znon.
iiij z&g de groep staan; met gevleugelde schre
den snekte hij op hen af en, de geopende armen
van zijnen vader voorbij, ijlde hij op het jonge
meisje toe, ilat met bekoorlijke verlegenheid do
Ida, uiijn aangebedene Ida!"
Nn, nu," zeide va !er Eisemann eenigszins
verwonileril, en 1'arijsY"
Lachend keerde Aifred zich om, nam den reis
pet van 't hoofd en drapeerde den cachenez schil
derachtig om zijn hals.
Daar, zio mij eens aan, vader! Ontdekt u
geene gelijkenis V"
Gelijkenis'' Onzin! Je hebt je snor laten af
scheren."
En het portret?"
tiet portret?" herhaalde mijnheer Eisemann
verwonderd.
Vergeef, lieve papa," begon nu Aifred op
ernstig-en toon. ik heb mij tegenover u eene weinig
passende scherts veroorloofd. Ik was op hec ge
maskerd bat bij onzen haudelsvriend in het
costnurn van eene jonge dame verschenen, en toen
ik later het portret bekeek, dat ik daarvan hal
laten maken, kwam raij ineens een duivelsch plan
in h(;t hoofd, dat, zooals ik zie, nu Goddank, ge
lukt is. l\og eens, vergeef mij, beste papa, maar
ik stierf bijna van heimwee en hartzeer!"
Mevrouw Eisemann zag smeekend tot haren man
op en trok den zoem in hare armen; Een moe
deroog bedriegt men niet, mijn jongeu. Ik had
je dadelijk herkend en doorzien."