De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 21 december pagina 5

21 december 1890 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

AMifEËBAMMEB, WEEÏBLAÖVOOR i Bei l" en ze loopt den man achterna Hei I TièOTB hei ho! " Déman keert .zich werktuigelyk om en neemt dan de cent aan -die de vrouw hem met de hartige woorden: Daar mank mirakel," toereikt. Onverschillig, met de byna blinde oogen doel loos vour zich uit starend, heeft de man de beide .giften aangenomen zonder zelfs een: Dankie"te zeggen, zonder zijn klaagzang te hebben gestaakt. By gaat als een .automaat verder en de twee vrouwen zien hem hoofdschuddend na, terwijl 'de -eene meewarig zegt: Hy heit niet eens 't benul om dankie te zeggen; wat 'n stumperd!" DE LES VAN EENEN KONING naar WILLIAM MORRIS. Van Mattblas Corvinus, koning van Hongarije, den Alfred den Groote van zyn tyd en zyn volk, wordt verhaald, dat hem op zekeren ty'd teroore kwam, dat enkelen zyner onderdanen te veel werkten en niet genoeg te eten hadden. Daarom liet hy zy'nen Raad by zich komen en riep daarby enkele burgemeesters van steden op en landb.eexen, met de rechters uit hunne streek, en vroeg hen' of dat gerucht waarheid behelsde, en op ver schillende wy'ze gaven die allen n antwoord, n.l. dat de boeren sterk waren en kloek en best -konden werken en genoeg, meer dan genoeg te eten hadden, aangezien ze toch maar boeren wa ren en dat als ze minder werk verrichtten dan :nn, dit verkeerd zou zyn n voor hen, n voor hunne jandheeren, want noe meer men den boer toestaat, des te meer vraagt hy, zoodat de ken nismaking met weelde zeer schadelyk voor hen zou zyn. De koning luisterde en sprak weinig by' hunne mededeelingen, maar hy" kreeg achterdocht en ver moedde, dat ze logen. Dus g;ng de Baad uiteen, .zonder iets te hebben verricht, maar de koning dacht over alles na, daar hy, als koningen past, -rechtvaardig was en buitendien dapperder en sterker dan een van hen allen. Zoo liet hij, zegt <le mare, twee of drie dagen later veel van die heeren en raadslieden opzitten voor eenen tocht te paard, en toen ze gereed waren, reed hy met hen heen, gedost in de prachtige gewaden van -dien ty'd. Zij reden voort tot bij een boerendorp «n er door been naar de wijngaarden, waar de mannen werkten op de zonnige hellingen aan de rivier, aan heiss of Donau, dat kan ik niet met zekerheid zeggen. De tijd was de voorzomer en de wijnstokken begonnen nog pas hun trosjes te zetten, want de oogst is Iaat in die landen en sommige druiventrossen komen niet binnen, voor de vorst over hen is heengegaan, die hun wijn des te krachtiger en zoeter maakt. Hoe het zij, daar waren nu de boeren, mannen en vrouwen en jonge meisjes aan. het werk, sommigen aan 't schoffelen tusschen de wynstokken, anderen manden met mest naar boven dragend en allen bezig, vol zorg voor de vruchten, die zij niet zouden eten en den wijn, dien zij niet zouden drinken. Daar steeg toen de koning van zijn paard en begon het steen achtige pad tegen de helling op te gaan en zijne mannen volgden hem, vol verwachting wat er zou geschieden. En tot de naast bij hem zynden sprak ?de koning glimlachend: Ja, edele heeren, we zullen heden een nieuw spelletje spelen en nieuwe kennis zullen we op doen." En de groote heeren glimlachten ook, maar Wtterzoet. Wat de boeren aangaat, ze schrikten van die mooie vroolyke, vergulde heeren. Ik geloof, dat ze den koning niet kenden, want waarschijnlijk Schaakspel. 2de Jaargang. 21 December 1890. Redacteur: RUD. LOMAN, te Londen. Adres : Mira Lodge, 49 Deronda Road, Herne Hill, Londen (S. E.) Probleem No. 55 van Fritz Hofmannte Munchen. ZWAHT 2 stukken. WIT 7 stukken. Wit geeft in 3 zetten mat. Wit: K.h5, L.a8, P.d7 en e6, pionnen op c7, e5 en f6. Zwart: K.f5, pion f7. Oplossing van No.53 (Cheney): l L.e6, P.e6: 2 P.d4:, P.d4: 3 L f2, euz. inet variaties, eene tweede oplossing werd door W. v. H. te Delft gevonden, waardoor dit overigens fraaie probleem veel in waarde verliest. De nevenoplossing is: l P.d4, P.b7 2 K.c7, ad lib 3 L.f3 f, enz. met varianten. W. v. H. komt lof toe voor zijn vindingrijkheid. Verder ontvingen wij goede oplossingen van 53 van F. A. Termos en G Lapieskat, beide te Rot terdam, en van Ferd. Boeker en J. F. Kouwenhoven te Warmond; van probleem van Lloydvan W. v. H. te Delft en M. Elzas te Zutfen. Oplossing van eindspel partij Millo-Loman: l L.e3f 2 D.e3:, T.fl f 3 T.fl:, D.e3:f enz, ?opgelost door W. v. H. te Delft. CORRESPONDENTIE. W. v. H. te Delft en G. Lapieskat. Wij raden TI sterk aan probleem No. 52 nog eens ernstig onder handen te nemen. Wij geven u de verzewas het niet, dat een van hen zyn gezicht had gezien en ze wisten enkel van hem, dat hy de Groote Vader was, de machtige krijgsman, die de Turken van hunne velden afhield. Toch moest het hun vry onverschillig zijn geweest, of Turk of Magyaar hun beheerscher was, daar ze zoowel voor de eenen als voor den anderen moesten werken, en pover was het bestaan, dat ze zich zelven konden verschaffen door den arbeid op de dagen, waarop ze voor zich en vrouw en kind mochten zwoegen. Dus waarschynlyk kenden zo den koning niet; doch onder die ry'ke heeren zagen en kenden ze hunnen eigen landheer en voor hem waren ze bang. Het zou hun echter niet helpen, om voor die sterke mannen en hunne paarden te vluchten, zij, die al hadden gewerkt van vóór zonsopgang af tot een uur vóór den middag, want een menigte boogschutters was met den koning en zijne heeren gekomen, kloeke scherpziende Italianen uit de bergstreken. De arme lieden vluchtten dus niet, neen, ze bleven en gingen voort met hun werk. Want elk van hen zei tot zich zelven : Als ik door deze lieden niet word omgebracht, rnoet ik morgen eten en dus heden werken, zoo hard ik kan !" Daar nadert hen de koning en zegt: Goede lieden, wie uwer is de opzichter ?" Toen trad een krachtige door de zon gebruinde man, niet jong meer en grijs van baard, vooruit: Ik ben de opzichter, heer." Geef mij uw schop," zegt dan de koning, want ik wil zelf aan den arbeid gaan, om deze heeren met een nieuw spel bezig te houden. Zij wenschen, onder mijne leiding, in den wyngaard te werken ; maar blijf gy bij mij en zet mij te recht, als ik iets verkeerd doe. terwijl de anderen kunnen doen, wat ze willen l" De boer wist niet wat hij ervan moest denken en liet den koning met uitgestrekte hand staan, om zijn oog te wenden naar zijn eigen heer en meester, die grimmig knikte, als wilde hij zeggen : Doe het, hond!" Toen geeft de boer den koning zijn werktuig en de koning gaat aan het werk en deelt zijne bevelen mede aan de hooge heeren, waarbij de de opzichter soms goedkeurende, soms afkeurende wenken geeil. En toen zoudt ge hebben kunnen zien, dat fluweelen mantels werden afgeworpen en dat kleederen van fijn Vlaanuch laken door heeren en ridders op den stoffigen grond werden gesmeten. Een was er, die onder zijn scharlakenkleiirigen mantel een prachtig buis van Perzisch gouddiaad droeg. Hem gaf de koning bevel, de minst sterke en grootste mand met mest den heuvel op te dragen naar de hoogste wijnstokken en de pijnlijke grijns van den ridder deed de anderen lachen. En zij lachten ook, toen hun eigen hamers de steenen sloegen en hun schoffels het grind deden opstuiven, maar de mestdrager in brocaat vloekte bij God en alle heiligen. Do koning lachte r.iet, maar werkte en do arme lieden er bij, zonder een woord te spreken, want ze waren nog in angst, niet dat ze terstond zouden worden ge dood, maar deze zorg was in hun hart: Die groote en sterke heeren zijn gekomen, om te on derzoeken, hoeveel arbeid iemand kan verrichten zonder te sterven en als wij nog meer dagen zien toegevoegd aan die, waarop wij voor hen werken, dan zijn we onherroepelijk verloren." En de moed ontzonk hun. Toen de zon nog hoogcr steeg en de middag verliep, bestierf de lach op de lippen der hoeren en de hamerslagen volgden elkaar langzamer op en de mestdrager ging nu on dan zitten aan den kering, dat de opgave volkomen juist en mat in 3 zetten wel degelijk mogelijk is. Wit: K.g.'t, T.c5, L.tl, P.d8 en f5, pion Uö. Zwart: K.e4,'pion f7. M. Elzas te Zutfen. Uw vragen zullen wij in een volgend nummer beantwoorden. De match tusschen Wilhelm Steinitz (New-York) en Isidore Gunsberg (Londen) nam Dinsdag !) Dec. in de Manhattan Chess-Club te New York een aanvang. Zoo groot is de belangstelling in Enge land, dat de geheele eerste partij per kabel aan de Londensche dagbladen werd medegedeeld. Dat men zich zulk een uitgave veroorlooft, is een dui delijk bewijs voor de steeds toenemende publieke belangstelling in groote schaakgebeurtem'ssen. De lezers, die de correspondentiepartijen oplet tend gevolgd hebben, zullen zeker met genoegen vernemen, wat Steinitz zelf hierover te zegge» heeft. Hut orakel spreekt aldus t De eerste zet in het Evansgambiet, die mij hoofdbreken kostte, was mijn 13e zet Dat looper en koningin beide teruggetrokken moesten worden, was mij na wit's 12e zet L.e2 aanstonds duidelijk en dat de looper het eerst uit den weg moest, en wel naar c7, was eveneens niet moeielijk te zien. Xu rees echter de moeilijke quaestie : waarheen met de koningin ? Drie zetten had ik te overwegen, nl.: D.c.'i, D.gG en D.f8. Na eenig analyseeren vond ik, dat het beste antwoord van wit op 13.... D.c5: 14 L.e3 was, waarop wederom D.I8 mnest volgen. Daar de looper op e3 beter geposteerd is dan op g5, werd D.cövan zelf doelloos. Moeilijker viel het mij van den zet D.gG afstand te doen; daar deze meer uitzicht gaf op o?o. Alle varianten waren gunstig op n na. 14 D.a3!, f6 15 uG, L.bS 16 L.e3, (16 P.bG?, L.d6!) D.el: 17 T .fel dreigende 18 L.hG:, 10 P. f3 onver schillig en 20 L.h5 f, waar ik geen afdoende ver dediging tegen kon vinden. Er bleef inij dus niets anders dan 13... D.f8 over." Eindelijk deelt Steinitz zijn interviewer mede, dat hij geen oogenblik voor den uitslag bevreesd is en bereid is de hoogste weddingschappen over het Evansgambiet aan te gaan. (Met alle respect voor Steinitz's knapheid, hechten wij aan deze bewering, die meer van overmoed dan voorzich tigheid getuigt, weinig geloof Ieder geoefend spe ler weet, dat van voordeel voor zwart geen sprake kan zijn en tooveren kan zelfs Steinitz niet. BED ) liet orakel is ook over het Twecpaardspol geraad pleegd en wat het daarover te zeggen heeit, deelen wij een volgende maal mede. Als een voorbeeld van Steinilz' bovenmenschelijk doorzicht in moeilijke en ingewikkelde posi ties kan onderstaande partij dienen. Het is een meesterstuk van moderne strategie. Een. aandach tige studie dezer diepzinnige partij zal voor vele voet van den heuvel, maar de koning arbeidde nog voort en om hem de anderen ook. Eindelyk liet de man naast den koning de werktuigen val len en uitte een krachtigen vloek, 't Was een sterke, forsche krygsman, een dapper kapitein, die menigmaal de Turksche slagorde had verbro ken en van wien de koning hield. Wat scheelt u, kapitein." O, koning, vraag den boer, den opzichter, wat ons scheelt." Opzichter, wat scheelt deze heeren, heb ik hun verkeerde bevelen gegeven ?" Neen, maar vermoeidheid plaagt hen en geen wonder, want ze hebben hard gewerkt en zyn het niet gewend." Is het zoo, heeren, dat ge reeds moe zijt ?" En zij lieten het hoofd hangen en zeiden niets; alleen de kapitein sprak: Sire, wij weten nu, dat ge ons een les uit uwen Plato hebt willen geven. Mag ik nog n vraag doen aan den boer?" En op 'skonings toestemmend hoofdknikken: Goede vriend, hoe lang hebben wy hier gearbeid!1" Twee uren ongeveer, te oordeelen naar de zon boven ons." En hoeveel van uw werk hebben wij afgedaan ?'' Heer," sprak de boer, ondanks zich zelven glimlachend, wees niet boos om wat ik zeg. In het eerste half uur deedt ge vjjf-en-veertig minu ten van onzen arbeid, in het volgende juist dertig minuten, in het derde half uur vijftien en in het vierde deedt ge het werk van twee minuten." De lach was nu geweken en een schittering kwam in zyn oogen, toen hij zeide: En nu vermoed ik, is uw dagtaak afgeloopen en aan den maaltijd, <iie u wacht, zult ge eten wat zoet en drinken wat sterk is, en wij zullen droog brood nuttigen en dan hier weer werken, tot nadat de zon is ondergegaan , als de maan reeds schaduwen werpt. Ik weet niet,\vaar en hoe ge zult slapen en hoe ge zult genieten, terwijl de nacht vliedt en de sterren verbleeken, maar dan reeds zullen wij weer beginnen ! Ik weet niet, welk vroolijk spel ge onder het naar huis rijden voor morgen zult bedenken, maar voor ons zal het morgen zijn, alsof er geen gisteren was ge weest en het werk van dien dag zal ons weer niet baten, want we zullen geen kans op rust er door verwerven en op het morgen van morgen zullen we weer beginnen, altijd door weer, tot geen morgen" ons meer wacht. Dit alles durf ik zeggen, omdat ik weet, dat de man daar in zwart fluweel met de gouden keten de koning is, maar mij zal hij niet dooden, daar hij zijn machtig zwaard liever tegen Turken richt!" Toen sprak de kapitein : Zal ik, o koning, den man slaan om zijne vermetele woorden of heeft hy voor u ons de les gegeven ?" Dat heeft hij gedaan, mijn edele heeren en raadgevers en ik denk de preek nog te vervolgen." En nadat ze gegeten en gedronken hadden en aan de arme boeren goudstukken hadden gegeven, waardoor dezen meenden, dat de hemel tot hen was neergedaald, reden de koning en de zijnen in de koelte van den avond huiswaarts. Tot den vorst, die peinzend en stil voortreed, sprak toen de kapitein : Zeg ons nu het vervolg van uw les, o koning!" Ik denk, dat ge ze reeds weet, anders hadt ge niet zoo tot den boer gesproken, maar zeg raij, waarvan leeft ge, wat is uw bedrijf, zooals dat van den pottenbakker het pottenbakken is?" En de edelman : Zooals de pottenbakker van zijn bedrijf, zoo leven wij van het berooven der armen." En weer zeide de koning: En mijn werk?" Het uwe is, dat ge koning zijt over de dieven en niet erger dan de rest." onzer lezers een nieuw licht doen opgaan. De redacteur heeft menige overwinning aan het na spelen, of liever bestiuleeren van deze en dergelijke partijen te danken. Het leert ons voorzichtigheid en het oefenen van strenge zelfkritiek; de fout der meeste spelers toch is, dat zij, bij het zien van een goeden zet het geduld missen, de gevol gen bedaard door te rekenen en zich at te vragen, of er geen nog betere zet te vinden is. Om de lezers bij deze studie een weinig be hulpzaam te zijn, geven wij do partij in berede neerden vorm. De partij nam drie zittingen in beslag, elk van 4 uur. ONREGELMATIGE OPENING. Wit. Steinitz. l el e5 2 d3 Wit speelt Ja.ltHjk de rol van verdedigende partij. f ? ? ? ? f'ix 3 ed5; Ddiï: 4 P.e,3 L_b4 5 L.d2 L c3; <; L c;;. p t(j 7 P f'5 P ee7 o T ' c. V) /? o n A ,f,, ?' (J-°{'-(> Beide partijen hebben hun spel go d ontwikkeld en het middel sptl neemt thans een begin. 10 P.cl De 9 zetten dio dit paard gedurende de partij doet zyn goed berekend. 11 I'.i3 De andere looper moet bewaard blijven om het zw.konings-paard het veld f4 af te snijden. 13 D.c3 cf> ...... Een vroegtijdig symptoom van ongeduld. /wart behoefde iüniet te vreezon. 13...Ld7was meer ad rem. ... !4 * lj lb! 15 P.d'2 dreigt op e4 een pion te winnen. 15 .... 1)G 16 Pc4 D.c7 17 a4 Zwart. Capt. Mackenzie. Zeer goed aangebracht. 17 .... L.b7 18 f3! T.aeS ..... Voorbereiding tot een .,.?^1,^ tüe ]ang en meesterlijk wordt vo'gehouden; maar ten slotte tegen Steinitz's verdediging moest bezwijken. De wijze waarop beide matadors op elk zwak punt drukking uitoefe"e"' is een Mailde in de geschiedenis van het schaakspel. jo, jj f^ 'Dit "t ZOOVeel als : kom nu maai. op ,,. 5y _ {5 ..... en dit. - ik neem my llU,lagillg :lan." Ol, n « -J^J-'TJ^ om ett te voorkomen, waardoor zwart zich van zijn /wakke e pion zou ontdoen. 20 .. . L.d5 al p"(j.j ?]; eG 22 T-ael! Ti'°8 ..... P f4 ging niet aan wegens 21! Leo:, Tea : 24 Dfi : en wint. '2;J J_, |,;j J) e7 24 K hl hfV' ' D;t is a]3 het keerpunt te beschouwen. Het bezorgt wit wel is waar een moeilijk spel; maar de /.w. koningsvleugel wordt door höop den duur te zwak. 25 D.B h4 26 T.e3 D.g5 Ja, zoo is het, en ik zal a dacht, by de woorden van den boer. £1 ik, .was ik u of een der uwen, dan- j zwaard in de hand nemen of een tppaL een hooivork, en ik zou anderen er toe (. en heen zouden we gaan en daar we "t waren en niets te verliezen zonden heEfeefc-dan een ellendig leven, zouden we slag levertift en overwinnen en een einde maken aan het bedrijf van koningen en landheeren en woekeraars en slechts n ambacht zou er in de wereld i\jn^ n.l. de vroolyke arbeid en een zorgeloos teven door het werk." Waarom maakt ge die les niet algemeen be kend?" Omdat ze mij in een gekkenhuis zouden slui ten, maar zy' zal uitgesproken worden." En er zal niet op worden gelet behalve doorhen, die de scheppers van nieuwe goede dingen en denkbeelden ophangen en onthoofden. -Ons bedrijf is nog veilig door menig en menig ge slacht heen." Toen waren zij bij 'skonings paleis en ze aten en dronken en sliepen en de wereld ging haar ouden gang. F. J. v. U. DE KONING DER SEDANGS. Men zal zich herinneren, dat Marie I, koning der Sedangs, zich in November van het vorige jaar op een stoomboot van de Norddeutsche Lloyd naar Singapore heeft ingescheept, vergezeld van twee gewezen agenten van de compagnie des wagons-lits, beiden tot kapiteins van het leger der Sedangs benoemd, en van twee andere personen, waarvan een gewezen Belgisch officier. Het ver haal van deze reis is vrij vermakelijk. Nauwelijks naar Singapore ingescheept, had Marie I, door de adressen der bagage na te kijken, opgemerkt, dat een gezant van den koning van Siam zich onder de passagiers bevond. Deze per soon was bijzonder belangrijk voor den koning der Sedangs, want het koninkryk Siam grenst langs een deel van den stroomloop van den Me-Kong, aan het gebied der Sedangs, en, oewel de koning van Siam zijn collega, Marie I, niet olficieel erkend heeft, heeft deze altijd particuliere gunsten ver kregen van de Siamesche gouverneurs der aan zijn land grenzende provinciën. Inziende van hoeveel waarde het was, goede relatiën aan te knoopen, terwijl hij toch aan boord der stoomboot was met den gezant van Z. M. MongKut, beijverde Marie I zich hem het hof te maken, zoo goed, dat na eenige dagen de Siamees en hy bijna Siameesche tweelingen waren. De beide hooge personen verlieten elkander niet meer, aten te zamen aan boord aan eene afzonderlijke tafel, etc. Er vormde zich een vorstelijk bondgenootschap tusschen de beide machtige potentaten. Een eerste incident deed zich voor op den verjaardag van den Duitschen keizer Wilhelm. Het is de gewoonte aan boord der Duitsche schepen, dat die verjaardag met veel plechtig heid gevierd wordt. De kapitein in dienst van de Norddeutsche Lloyd organiseerde een prachtig banket en bij het dessert stelde h\j de gezondheid van zijnen souverein in. Marie I, met deu Siamees aan een afzonderlijke tafel gezeten, vroeg het woord en hield een bespottelijke rede, welke, de passagiers, voor het meerendeel Duitschers, vreemd deed opzien. Hy zeide den kapitein, dat Z. M. de keizer van Duitschland zeker de eerbetui gingen verdiende, die men hem bewees, maar dat hij afwezig was, terwijl zich aan boord eene majes27 T.fel Wit richt al zijn strijd krachten op het zwakke puut c5. ?27 .... D.h5 28 Te3-e2 h3 83! f4! P.e4 (30 g4?, Dg4:!) 30 .... fg3: 31 hg3: Dg3: was niet raad zaam. 31 Dg3:, Pf4 32 Td2, Tgö33 Df2, Tg2 3i De3, Te6 35 Tf2, Teg6 36 Pg3, Tf2 : £7 Ph5: Tf3: 31 .... T.f8 32 T.fl T.e7 33 T.c3 T.f7 34 P.d2 Dit was noodzakelijk. Zwart had anders P.e4 genomen en wit moet met den d pion terugslaan waai mee hij de open e lijn verbeurt. De scher mutseling is van het punt eó op f3 overgegaan. 34 D.g5 35 K.h2 T.15 36 D.e2 De zw. pion h3 dient wit als een uitnemende bescherming. 36 K.hJ : ging niet wegens 36. ... T.f4 f 37 gfl: T.f4 en '/.w. wint. 36 D.hG 37 P.c4! L.c4: 38 bc4: D.g5 Zwart heeft zijn In.atste kruit verschoten en houdt, nu zijn aanval "is afgeslagen, een zwak spel over. Thans denkt Steinitz is het oogeublik gekomen don vijand te lijf te gaan. .'il) 'i'.el D.e7 40 a',! Steinitz verliest nooit een enkel deel van het bord uit het oog, zoodra zich ergens f en zwakte in de vijandelijke ver schansing vertoont is hij met zyn troepen bij de hand. 40 .... ba5: 41 L.a5: D.fi'. 42 T.e3 .g5 .... Zwart heeft allerlei op het oog. lo. Tg3: 44 Kg3:,D.f4f4iK.f2!D.h4t 46 K.gl, D.gSf 47 K.hl, P.f4 et z. en 2o. P via h4 naar f5 of via f4 naar hó om zoodoende- een druk op wit's g pion te krijgen. 43 L.el! P.f4 44 D.dl T.b8 45 T.e4! Wit kan na dezen zet het paard nemen; maar niet eerder, op straffe van mat in 4 zetten. 45 D.gG 46 D.al! Wit had, tenzij wij ons erg vergissen, ook het paard kunnen nemen; maar D.al is nog veel slerker. 46 gfl:, T.g2f 47K.h3: K.f7 (T.gl 48 D.e2!) 4*. fe5:, T.li8f49T.h4!,rj:.gl 50 D.e2! ete. 46 .... P.h5 47 T.gl D.f5 48 L.d2 P.f6! 49 T.fl Deze zet wint op mees terlijke wijze een tempo (49 L.g5:, Pe4: 50 fee:, D.gö: 51 D.a7:, D.d2f 52 K.h3: D.h6f en zwart maakt minstens rem'ijR. 49 P.e4; 50 fe4: I) g4 51 L gf.: Dgf>:52 D.a7: T b'-i 53 D.f7f K.hS 54 T f5! I>.il2f 55 K.h3 T b6 56 T.h5f Thfi 57 D.eSf K.h? 58 De5: D.cl 59 D.ffit K.t-S 60 T.hG: Db'6:t 61 Kg2 D duf 62 D.f2 D.g 63 C.3 D.e5 G4 D.f5 I)c3: 65 Di8f K.h7 66 D.c5: I).d2f 67 K.h3 en wit wint. De parlij werd nog tot den 92" zet gerekt; maar biedt verder niets interessants.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl