Historisch Archief 1877-1940
; ook »iat;ïij weten
met aUeaïei
eoncesmoet staande houden
rinedewerken, wat haar niet
Maar eene door algemeen
Meerderheid zou, al was
, nog heel wat meer
conces;-eh het resultaat zou zijn, dat
nhende pattij, onmachtig
te voldoen, verloor ook
nog bezit, en dan werkelijk
teto leegen dop zou
overhou_ is dus verklaarbaar. En
? het ons voor, dat zij niet lang
jtpnuen 'worden volgehouden;
daarfcet laatste Kamer-votum, in ver
den steeds toënemenden aandrang
Beden, te groote beteekenis.
de voorzitter! Ik zal en ik
«ïst verscheidenen van plan zijn
het4e doen, stemmen tegen deze
begroo:piet om politieke redenen, want dan
Stemming hebben moeten vragen
andere Hoofdstukken der
staatsbemaar omdat ik in dezen bewinds
een minister, niet alleen volkomen
om hervormingen tot stand te
brenoabakwaam om als hoofd van het
vaa marine 's lands zaken naar
te behartigen, een minister,van wiens
ia de schriftelijke, noch in de
gedachtenwisseling, eene
verdedi*wnomea, en voor wiens begrooting
?"*> stemmen kan met eene betuiging
luwen er bij, omdat ik niet de
zebeb, dat, zoo deze begrooting wordt
men, Zijne Excellentie niettemin zal
,-dat het voor hem zaak is, zijne
poraan een ander over te dragen en ik
vóór te Stemmen, de meerdere
verJijkheid zou dragen voor de
handvau den minister."
de heer Goeman Borgesius over
minister van marine Dyserinck, nadat
deaen «bewindsman" in twee
achtereenzittingen door deskundigen en
geen goed haar was gelaten. De col
van den heer Dyserinck en er zijn
onder, die een goede schaats rijden
den armen krabbel aar maar
voortAlleen de heer Ruys van
Beerengaf hem een zetje om hem met zijn
goftip ter bescherming der zeevisscherij over
leelijke scheur te brengen. Het
afkeuvotum van den heer Borgesius was na
debat volkomen begrijpelijk, al werd het
den oindeloozen volzin niet overduidelijk
aftkt. Doch de heer Gleichmann gaf der
ierjng bepaald een raadseltje op, toen
zeide: »Ik zal mijne stem uitbrengen
deze begrooting, niettegenstaande ik
moet, dat door de gevoerde debatten
mijB vertrouwen in den minister niet is
verjpeerderd. Na lang aarzelen en rijpe
overben ik gekomen tot de overtuiging,
voor mij geen overwegende termen
beom tegenover deze begrooting een
houding aan te nemen dan die, welke
H' in de bestaande omstandigheden gemeend
$»eD te moeten aannemen tegenover vorige
lïi<3«fiïstukken, en verder denk aan te nemen
^«gcnover de hoofdstukken die nog volgen."
.* Waarschijnlijk bedoelt de heer Gleichmann:
>Ab ik eens aan het tegenstemmen ga, il riy
'-tt jPfts de raison que ca finisse. n daar
collega Eutgers van Rozenburg nog pas het
ministerie een gelukkig nieuwjaar heeft
gewenscht, zal ik zelfs dit gekrookte riet
spafc», al kan ik het niet weder oprichten."
moeitevol verkregen en nu op een hoopje
' "05- <ie toonbank bijeengelegd.
Eindelijk loosde hij een diepen zucht,
vouwde langzaam het regu op en zeide, als
van een last ontheven:
iDaar! nu kan ik rustig eten en slapen
> gs«wi.... 't Is vreemd, maar ik laat me
' hangen, als ik ooit begrepen heb, wat voor
'?pïejzier erin steekt, om rijk te wezen !"
Hiermede draaide hij zich om naar de
deur, weifelde, trad naar de toonbank terug
en? vroeg min of meer verlegen :
»Zfig, wat zou zoo'n speld wel kunnen
^koeten, als u daar draagt? De oude vrouw,
thuis, zou misschien graag zoo'n dingsigheidje
willen hebben, weet u!'''
De klerk zag hem een oogenblik scherp
onderzoekend aan, bracht schielijk de hand
aan zijn das, waarin een groote diamant
fonkelde, en antwoordde kortaf: zestig
oncen.
Jack liet een gerekt gefluit hooren en
ging heen om een slaapstede voor den nacht
te zoeken.
Vanwaar komt hij, de mijnwerker, die in
de goudvelden niet anders bekend is dan als
Yankee Jack. Van welk verloren dorpje in
* het oude Europa heeft hij dat accent be
houden, waarmee hij het harde Lustdialect
uitspreekt.
Doch wat komt het erop aan, daar Jack
morgen zijn avontuurlijk leven als goudzoe
ker voor immer zal vaarwel zeggen, omdat
hij' zich morgen zal inschepen, met een hart
vol vreugde, bij de gedachte aan de zijnen,
Ba een scheiding van zooveel jaren !...
Maar terwijl Jack genoeglijk ligt te
drooDe liefderijke zin van den heer Gleichmann
belette echter niet, dat 35 leden van alle
partijen het ongunstig oordeel van den heer
Borgesius onderschreven en tegen de begroo
ting stemden.
Met buitengewonen spoed werden verder
de begrootingen van financiën, van oorlog
en van waterstaat afgedaan. De minister van
oorlog, generaal Bergansius, had het hard te
verantwoorden, daar zich onder de 19 tegen
stemmers 12 van zijne katholieke
geloofsgenooten bevonden, die hem de indiening der leger wet
niet willen vergeven. De heer Haffmans maakt
zich in het Venloosch Weekblad tot hun tolk,
als hij schrijft: »'t Is bovenmenschelijk de
hand te kussen, die u mishandelt!... De
wonde is (als de aanstaande
Juni-verkiezingen worden gehouden) nog te versch, en de
verontwaardiging nog te gloeiend, om kalm
te redeneeren. De illusies omtrent het geduld
en de lijdzaamheid der katholieken, die
zich niet alleen vele ministers, maar ook
andere belanghebbenden maken, brengen de
ongelukkigen, die ze koesteren, er toe na
tuurlijk zonder dat zij het willen of weten
zelf- en vadermoord te plegen."
De heer Haffmans zegt, dat hij van deze
groote woorden zelf schrikt. Maar »'t is
de waarheid."
De heer Schaepman heeft in zijne
Unitaslezing niet veel gedaan om den verschrikten
heer Haffmans gerust te stellen. Hij heeft
aardig om de zaak heen gepraat, en alleen
een tipje opgelicht van den sluier, waarmede
hij zijn binnenste bedekte, toen hij vroeg:
«Indien in ons vaderland de sociale nooden
meer aan den dag treden, indien er gedreigd
wordt met verzet, meent men dan, dat men geen
leger zal noodig hebben, alleen samengesteld
uit de mindere klasse, maar pok uit, hen die
iets te verliezen hebben ?'' Als de heer Haff
mans wat van zijn schrik is bekomen, wil
hij mogelijk die vraag wel eens overwegen.
Bij de regeling der werkzaamheden stelde
de heer Schaepman voor, na het reces, dus
ongeveer half Januari, de stedenwet aan de
orde te stellen. Het voorstel werd aangeno
men met 50 tegen 36 stemmen. Van de li
beralen stemden slechts vijf voor : de heeren
Rutgers van Rozenburg, Viruly, Heldt,
Veegens en Van Houten.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Salon des Variétés. Op afbetaling.
Een jaaroverzicht.
In den Salon wordt vertoond : Op afbetaling,
een nieuw groot blijspel in drie bedrijven raar
het Engelsch van Mrs. Musgrave. Volgens hot
programma is het een successtuk van het Fritice
of Walen theater en het Winter Garden theater
te Londen. Met vette letters wordt verder aan
gekondigd, dat het zeshonderd malen te Londen
is opgevoerd". Dat woord opgevoerd" geeft te
denken. Naar de stukken te oordeelen, die uit
het Engelsch vertaald, hier ter stede worden
vertoond, schrijven de Engelscho auteurs ut
gruwelkamerstuliken, f tooneelspelen, die een suc
ces zoeken in de onmogelijkste kunst enmakprijen.
Bij het tweede bedrijf van Op afbetaling" ook
wordt door het publiek het meeste gelachen om
de grappen, die gebeuren bij verwisseling van
personen en het in gebruik nemen van een, ik
moet bekennen zeer vindingrijk geïmproviseerd
ameublement. Het stuk heelt twee voordeden,
het heeft de lachers op zijn hand en het is bijna
onberispelijk fatsoenlijk.
Het is allerdolst, maar rlaarmede is ook alles
gezegd. De heer Jac. T. Grein, die zijn tusschen
komst verleende om het recht van opvoering"
ervan in Nederland aan den Salon te bezorgen,
men en in den geest zijn Elisabeth de
Amerikaansche adelaars reeds met handen
vol in den schoot werpt, volgt het noodlot
zijn ouverbiddelijken loop.
De groote iinantiëele verwoesting van
188 .., die onder den naam der »clrie don
kere dagen" zulk een droevige herinnering
heeft achterhelaten, barst plotseling boven
Californiëlos. In een enkelen nacht sluit het
vreeselijk voord, langs de telegraafdraden
vliegend, overal de soliedste banken.
Jack is maar een gewone onbekende,
evenals duizenden andere ongelukkigen ver
zwolgen in den algcmeenen ramp.
's Morgens komt hij vroolijk, welgemoed
aanstappen. Zijn eerlijk gezicht weerspiegelt
nog de aangename droomen van den nacht.
Voor bet gebouw der Mutual Confiilaice
is een tierende menigte saamgeschoold en be
stormt dreigend de deuren, die met een
zwaren ijzeren sluitboom zijn gesloten.
Wat zeggen die mannen met bun woe
dende gebaren, die vloekend de vuisten bal
len tegen de zwijgende muren ? Waarom
schreien die vrouwen zoo wanhopig ?
Jack vraagt, met trillende stem, en men
toont hem een kaart: «Betalingen gestaakt."
Hij leest; het bloed stijgt hem naar de
slapen. Eensklaps valt hij met een doffen
slag op den grond. . .
Toen Jack weer bij kennis kwam zeide hij
niet anders dan : »I lome /" naar buis, op
een erbarmelijken toon. Hij herbaalde dat
eene woord onophoudelijk en huilde als een
kind.
Medelijdende menschen verschaften hem
een spoorwegkaartje naar Jan Francisco,
heeft ons zeker op het eind van het jaar nog eens
flink willen laten lachen. Als dit zijn doel is
geweest, heeft hy het ook, ondanks de koude
bereikt. En hiermede: Dixi.
*
* *
Terwyl ik voor het laatst in dit jaar aanteeken
welke schouwburgen ik in de afgeloopen week
bezocht heb, valt het mij in, in mijn agenda eens
na te slaan, welke de werkzaamheden der onder
scheidene tooneel-gezelschappen in 1890 zijn ge
weest.
In de eerste plaats herinnert de blank gebleven
bladzijde voor Januari, dat ik over die
influenzamaand niet oordeelen mag.
Voor de Kon. Vereeirig^ng: Het Ned. Tooneel"
heb ik dan van primo Februari af'zeventien eerste
voorstellingen. Zij zijn: Liefde zonder achting;
De terugkomst van den Koloniaal (beiden nog
in den Stadsschouwburg); De Eer; Yorick; De
familie Boulinard voorafgegaan door Een bezoek;
Een gewetenszaak; De schilderij van Signorelli;
In Opstand; Huwelijksgeluk voorafgegaan door
De Pater; Onkruid; De onechte Zoon; Toupinel
Zaliger, voorafgegaan door Zijn laatste Illusie;
De Kleine Lord voorafgegaan door Schemering;
Einde der Eeuw; Graaf Essex; De zaak Clem
nceau en Leeuwerik je.
Voor een gezelschap, dat door den brand van
den Stadsschouwburg tot een gedwongen rust was
genoodzaakt, en in het wintersaizoen slechts een
beperkt aantal malen optreedt, is dit een drukke
werkzaamheid. Ongelukkig, dat zoo vaak de
waarde der voorstellingen er onder leed. Volgens
myn. korte aanteekeningen muntten uit de ver
tooningen van Liefde zonder achting, De Eer,
In Opstand, Een bezoek, De Pater, loupinel zaliger,
De kleine Lord en Graaf Essex.
In het bijzonder mag wel aangeteekend worden
dat de Kon. Vereeniging slechts eenmaal een
oorspronkelijk stuk vertoonde n.l. De terugkomst
van den Koloniaal, van den heer Maaldrink.
In den Salon des Variétés werden de volgende
een en twintig nieuwe stukken vertoond, waarvan
die wier titels gecursiveerd staan m. i. wel ach
terwege hadden mogen blijven:
Piou-Piou; Dona Diana; Ik heb iets vergeten;
Haar Zuster; Rodion Raskolnikow; Liefde is geen
speelgoed; Goede getuigen; Onze vader; Koning
Koko; De huttjapon van mijn oom; Het
huweIvjk van Banllon; De Doktores; Vlan Vlan;
Een Instituut voor jonge juffrouwen; Spoken;
Hookie-Pookie; de Barbier van Sevilla; Algemeene
Dienstplicht; Tartuffe; Birou de Kroaat; Op af
betaling. De vertooning der nommers: 2, 4, 6,
8, 15, 17 en 19 verdient bijzondere waardeering.
Hookie-Pookie, de revue, was het groote succes,
terwijl ook nog moeten genoemd worden als po
gingen om iets h'jns te leveren de voordrachten
van de Meinacht en van De Florentijnschc Zanger.
Haar Zuster en Ut heb iets vergeten zijn, zooals
men weet, oorspronkelijk.
Het tooneelgezelschap van de Gebr. v. Lier,
gedurende eenigen tijd in dit jaar ontbonden, ver
toonde voor het uiteengaan De Jonge Garde, on
langs nog met succes herhaald, De Schelmen ran
Londen, Oniler l'olitietoezickt, Galeiboef en Edel
man en nog een paar van die detectieve stukken
en voorstellingen, waarvan ik mij heb laten
excuseeren. Na het weder optreden van het gezelschap
aanschouwde ik Hotel V'olnpük, Een misdaad op
den bodem der zee. De Zigeuner, Natuur en Kunst,
De Priester .en Meester en Knecht. Beide
eerstgenoemden en het laatstgenoemde deelden in de
gunst van het publiek.
Over liismeralda of De Klokkenluider van da
Notre-Dane, nu vertoond, kan ik nog niets mede
deelen.
Door de heeren Prot werden in hun schouw
burg Frascati voor het voetlicht gebracht Falka;
De Cronrletiem; De Bloem van Perziè; De Krekel
en de Mier; Bagatelle en Ilr. Ms. Pinafore,
allen, door de zorgen en de moeite der directie
en door de toewijding der artisten, met succes.
In Tivoli eindelijk woonde ik voorstellingen bij
van Het l'roccs Veauradieux; van twee stukjes
waar de aanblik der blauwe zee en de voor
anker liggende schepen hem een weinig
herstelde.
Hij kreeg het heimwee. Hij wilde zijn
dorp, zijn geboorteland wederzien en liet zich
voor vrijen overtocht als matroos op den
eerstvertrckkenden stooiuer aanwerven.
't Was de achtste dag sedert ons vertrek
van San Francisco; wij stoomden met volle
kracht. Ik lag rustig te slapen, toen de
machine der »Califoriiiü" plotseling stopte.
»Zou Panama in het gezicht zijn'?" dacht ik,
door het eensklaps ophouden van bet ge
dreun der schroef klaar wakker overeind
springend.
Op het dek boven mijn hoofd klonken
gejaagde voetstappen ; blokken knarsten. Een
sloep daalde bonkend langs liet sclieepsboord
en kwam met een doffen plats te water.
Daarna werd het stil; doodclijk stil men
kon de stilte hooren. Ik sprong uit mijn
kooi en snelde op het dek.
Ik lieb het onvergetelijk tooneel, dat, zicli
daar aan mij voordeed, nog voor oogen :
Over de zee, met haar zware, donkere,
docli niet onstuimige golven een zeldzaam
verschijnsel in die streken zal de dag
weldra aanbreken. Maar zijn mat en kleur
loos licht is niet krachtig genoeg om den
dichten damp te doorboren, die boven bet
water drijft.
Die mist is zoo dicht, dat men op geen
drie meters afstand den vorm der masten
kan onderscheiden. Om bet zwarte, wielende
kielzog bruischt een smalle strook
phosphoresceerend schuim, die zich in den nevel op
lost. Buiten dien flauw lichtenden kring
e
van Gondinet: Een onnooeel vrouwtje; Zonder
vrouw of reis; De onechte eoon; Een vrouwtje
dat liefde zoekt; Een kostschool voor jonge mes
jes ; Set herdersfluitje en De terugkomst van
lysses. In dezen schouwburg werden wel meer
nieuwe stukken geloof ik, gemonteerd, maar de
w\jze van spelen benam mg den lust tot een meer
voudig bezoek.
Uit bovenstaande opgave blijkt voldoende, dat
het in Amsterdam niet aan verscheidenheid van
tooneeluitvoeringen ontbreekt. Bovendien kan men
er nog bijvoegen de voorstellingen door de Rot
terdammers hier in de zomermaanden, en nu in
den laatsten tijd gegeven; van de Münchener in
den .Parkschouwburg ; van Possart en van Judic.
Mocht het iemand interesseeren hoeveel malen
ongeveer een verslaggever in een jaar zijn avond
in een schouwburg doorbrengt, dan wil ik wel
mededeelen dat ik, in mijn agenda de data optel
lende, kom tot een getal van een honderd e
avonden.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Vrijdag, Zaterdag, Zondag en Woensdag: La
Favorite, en De favoriete; m. a. w. Vrijdag eene
opvoering van dit werk door de Fransche Opera
met Mad. Rtchard van de Grand Opéra tePar\js,
in de titelrol, en de volgende dagen hetzelfde
werk door de Ned. Opera. Ik heb de opvoering
bij beide gezelschappen gehoord en kan niet zeg
gen dat ik het als een faveur beschouw, deze
opera twee maal zoo kort achter elkander te
moeten hooren, hoewel men Donizetti's melodi
enrgkdom steeds bewonderen moet.
Mad. Richard was eenige jaren la chanteuse
favorite van het Parijsche publiek en trok zich
m September 1889, na haar huwelijk, uit Parijs
terug, tot groote teleurstelling van de directie die
maar geene geschikte plaatsvervangster voor haar
kon vinden, en van eet publiek dat haar zoo
gaarne hoorde. Saint-Saëns had voor haar de rol
van Scozzone in zijne nieuwe Opera Ascanio be
stemd en hare ziekte vóór haar huwelijk en haar
vertrek uit Parijs na haar huwelijk waren oorzaak
dat deze opera een jaar lang bleef liggen ; toen
moest de componist, omdat er geene goede alt
zangeres aau de opera was, deze partij voor mezzo
sopraan omwerken, Madame Bosmans zong die
toen.
Het was mij een genot Mad. Richard te hooren
en te zien; want niet alleen wist ze met hare
omvangrijke en goed geschoolde stem grooten
indruk te maken, terwijl zij ook veel dramatische
zeggingskracht ontwikkelde, doch ook haar stil
spel (en dit is in deze rol een belangrijk be
standdeel) was zeer schoon. Overigens was de
bezetting van de andere hoofdrollen bij de Ned.
Opera beter dan bij de Fransche. Het was bij de
laatste blijkbaar te haastig op nieuw ingestudeerd,
en ik zou heel wat vergissingen kunnen opnoe
men. Ook het mannenkoor in de 3e acte; II
reste seul avec son déshonneur," was bij de Ned.
Opera beter.
ilen weet dat bij het koor, in het midden van
deze phrase, twee en een halve kwart volslagen
rust voorkomt. Dit gaf' het Parijsche publiek op
de hoogste rangen altijd aanleiding iri dit koor
mede te werken en wel door de rustslagen
overluid te tellen, dat altijd een zeer dwazen indruk
maakte. Het koor zong: 11 reste seul"; het
publiek telde daarop: Quatrc, uu, deux" waarop
het koor weer zong: Avec sou déshonneur". Toen
heelt uien er een imitatietiguur voor de bassen
bijgevoegd en hierdoor was de leemte aangevuld.
Bij de Ned. Opera werd het nog op de oude
manier gezongen.
Men mag niet verlangen dat mej. Van de Weghe
eenigszins gelijkgesteld kan worden met Mad.
lüchard. Er waren bij vele onvolkomenheden
goede momenten in haar zang, doch haar stil spel
Het zeer veel te wenschen over.
"Wij vertrouwen dat het vrouwenkoor tegen het
volgend jaar belangrijke verbetering zal ondergaan,
en dus zullen wij hierover verder het stilzwijgen
bewaren. Thans is daar niet veel aan te veran
deren. Niet alleen klinken de stemmen ruw en
scherp, doch ook het scherp geprononceerde
Amsterdamsch accent is vaak hinderlijk.
tuurt do vorschemle blik te vergeefs, om
liet duister zijn geheim te ontrukken. Alle
passagiers st.aau rillend, in angstige span
ning te luisteren. Geen woord. Geen enkele
vraag. Iedereen beseft onwillekeurig liet
drama op leven en dood; dat daar wordt
afgespeeld.
In het donker, op twintig vademen af
stand misschien, hoort, voelt men de sloep
roeien, en de onzichtbare matrozen over de
golven turend omzichtig de riemen bewegen.
Wij luisteren.. . .
Tot tweemalen toe doet een vreemd
gereutel, een half gesmoorde snik, onze harten
van hoop opspringen. Daar! Zij hebben
hem.... Welk een vreeselijke stilte ! Welk
een angstvolle eeuwigheid !
De kust is niet veraf, volgens het klagend
rhytmiscb geklots der branding, waarvan de
echo in on 'ie harten naklinkt als het tikken
eener klok bij de iiachtwake aan een sterf
bed.... .
Het geplas der riemen klinkt weer 111 liet
water; het nadert. De sloep doemt uit den
nevel op en vaart langszij. De roeiers zien
bleek, /.ij hebben een woesten glans in de
ooo-en. Xiets !... Zij hebben niets gevonden.
Te midden eener pijnlijke stilte, wordt de
sloep weer aan boord gebeschen; de mach
tige schroef bladen hervatten hun snel
rondwentelende slagen. Het is onherroepelijk
af'geloopeu....
Op dit oogenblik rijt een doordringende
kreet het nevelfioers vaneen. Uit een aan
grijpend anstgeroep stijgen duidelijk, hart
verscheurend, tot ons op de woorden: «O,
God! Hulp!..."