De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 28 december pagina 2

28 december 1890 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

; ook »iat;ïij weten met aUeaïei eoncesmoet staande houden rinedewerken, wat haar niet Maar eene door algemeen Meerderheid zou, al was , nog heel wat meer conces;-eh het resultaat zou zijn, dat nhende pattij, onmachtig te voldoen, verloor ook nog bezit, en dan werkelijk teto leegen dop zou overhou_ is dus verklaarbaar. En ? het ons voor, dat zij niet lang jtpnuen 'worden volgehouden; daarfcet laatste Kamer-votum, in ver den steeds toënemenden aandrang Beden, te groote beteekenis. de voorzitter! Ik zal en ik «ïst verscheidenen van plan zijn het4e doen, stemmen tegen deze begroo:piet om politieke redenen, want dan Stemming hebben moeten vragen andere Hoofdstukken der staatsbemaar omdat ik in dezen bewinds een minister, niet alleen volkomen om hervormingen tot stand te brenoabakwaam om als hoofd van het vaa marine 's lands zaken naar te behartigen, een minister,van wiens ia de schriftelijke, noch in de gedachtenwisseling, eene verdedi*wnomea, en voor wiens begrooting ?"*> stemmen kan met eene betuiging luwen er bij, omdat ik niet de zebeb, dat, zoo deze begrooting wordt men, Zijne Excellentie niettemin zal ,-dat het voor hem zaak is, zijne poraan een ander over te dragen en ik vóór te Stemmen, de meerdere verJijkheid zou dragen voor de handvau den minister." de heer Goeman Borgesius over minister van marine Dyserinck, nadat deaen «bewindsman" in twee achtereenzittingen door deskundigen en geen goed haar was gelaten. De col van den heer Dyserinck en er zijn onder, die een goede schaats rijden den armen krabbel aar maar voortAlleen de heer Ruys van Beerengaf hem een zetje om hem met zijn goftip ter bescherming der zeevisscherij over leelijke scheur te brengen. Het afkeuvotum van den heer Borgesius was na debat volkomen begrijpelijk, al werd het den oindeloozen volzin niet overduidelijk aftkt. Doch de heer Gleichmann gaf der ierjng bepaald een raadseltje op, toen zeide: »Ik zal mijne stem uitbrengen deze begrooting, niettegenstaande ik moet, dat door de gevoerde debatten mijB vertrouwen in den minister niet is verjpeerderd. Na lang aarzelen en rijpe overben ik gekomen tot de overtuiging, voor mij geen overwegende termen beom tegenover deze begrooting een houding aan te nemen dan die, welke H' in de bestaande omstandigheden gemeend $»eD te moeten aannemen tegenover vorige lïi<3«fiïstukken, en verder denk aan te nemen ^«gcnover de hoofdstukken die nog volgen." .* Waarschijnlijk bedoelt de heer Gleichmann: >Ab ik eens aan het tegenstemmen ga, il riy '-tt jPfts de raison que ca finisse. n daar collega Eutgers van Rozenburg nog pas het ministerie een gelukkig nieuwjaar heeft gewenscht, zal ik zelfs dit gekrookte riet spafc», al kan ik het niet weder oprichten." moeitevol verkregen en nu op een hoopje ' "05- <ie toonbank bijeengelegd. Eindelijk loosde hij een diepen zucht, vouwde langzaam het regu op en zeide, als van een last ontheven: iDaar! nu kan ik rustig eten en slapen > gs«wi.... 't Is vreemd, maar ik laat me ' hangen, als ik ooit begrepen heb, wat voor '?pïejzier erin steekt, om rijk te wezen !" Hiermede draaide hij zich om naar de deur, weifelde, trad naar de toonbank terug en? vroeg min of meer verlegen : »Zfig, wat zou zoo'n speld wel kunnen ^koeten, als u daar draagt? De oude vrouw, thuis, zou misschien graag zoo'n dingsigheidje willen hebben, weet u!''' De klerk zag hem een oogenblik scherp onderzoekend aan, bracht schielijk de hand aan zijn das, waarin een groote diamant fonkelde, en antwoordde kortaf: zestig oncen. Jack liet een gerekt gefluit hooren en ging heen om een slaapstede voor den nacht te zoeken. Vanwaar komt hij, de mijnwerker, die in de goudvelden niet anders bekend is dan als Yankee Jack. Van welk verloren dorpje in * het oude Europa heeft hij dat accent be houden, waarmee hij het harde Lustdialect uitspreekt. Doch wat komt het erop aan, daar Jack morgen zijn avontuurlijk leven als goudzoe ker voor immer zal vaarwel zeggen, omdat hij' zich morgen zal inschepen, met een hart vol vreugde, bij de gedachte aan de zijnen, Ba een scheiding van zooveel jaren !... Maar terwijl Jack genoeglijk ligt te drooDe liefderijke zin van den heer Gleichmann belette echter niet, dat 35 leden van alle partijen het ongunstig oordeel van den heer Borgesius onderschreven en tegen de begroo ting stemden. Met buitengewonen spoed werden verder de begrootingen van financiën, van oorlog en van waterstaat afgedaan. De minister van oorlog, generaal Bergansius, had het hard te verantwoorden, daar zich onder de 19 tegen stemmers 12 van zijne katholieke geloofsgenooten bevonden, die hem de indiening der leger wet niet willen vergeven. De heer Haffmans maakt zich in het Venloosch Weekblad tot hun tolk, als hij schrijft: »'t Is bovenmenschelijk de hand te kussen, die u mishandelt!... De wonde is (als de aanstaande Juni-verkiezingen worden gehouden) nog te versch, en de verontwaardiging nog te gloeiend, om kalm te redeneeren. De illusies omtrent het geduld en de lijdzaamheid der katholieken, die zich niet alleen vele ministers, maar ook andere belanghebbenden maken, brengen de ongelukkigen, die ze koesteren, er toe na tuurlijk zonder dat zij het willen of weten zelf- en vadermoord te plegen." De heer Haffmans zegt, dat hij van deze groote woorden zelf schrikt. Maar »'t is de waarheid." De heer Schaepman heeft in zijne Unitaslezing niet veel gedaan om den verschrikten heer Haffmans gerust te stellen. Hij heeft aardig om de zaak heen gepraat, en alleen een tipje opgelicht van den sluier, waarmede hij zijn binnenste bedekte, toen hij vroeg: «Indien in ons vaderland de sociale nooden meer aan den dag treden, indien er gedreigd wordt met verzet, meent men dan, dat men geen leger zal noodig hebben, alleen samengesteld uit de mindere klasse, maar pok uit, hen die iets te verliezen hebben ?'' Als de heer Haff mans wat van zijn schrik is bekomen, wil hij mogelijk die vraag wel eens overwegen. Bij de regeling der werkzaamheden stelde de heer Schaepman voor, na het reces, dus ongeveer half Januari, de stedenwet aan de orde te stellen. Het voorstel werd aangeno men met 50 tegen 36 stemmen. Van de li beralen stemden slechts vijf voor : de heeren Rutgers van Rozenburg, Viruly, Heldt, Veegens en Van Houten. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Salon des Variétés. Op afbetaling. Een jaaroverzicht. In den Salon wordt vertoond : Op afbetaling, een nieuw groot blijspel in drie bedrijven raar het Engelsch van Mrs. Musgrave. Volgens hot programma is het een successtuk van het Fritice of Walen theater en het Winter Garden theater te Londen. Met vette letters wordt verder aan gekondigd, dat het zeshonderd malen te Londen is opgevoerd". Dat woord opgevoerd" geeft te denken. Naar de stukken te oordeelen, die uit het Engelsch vertaald, hier ter stede worden vertoond, schrijven de Engelscho auteurs ut gruwelkamerstuliken, f tooneelspelen, die een suc ces zoeken in de onmogelijkste kunst enmakprijen. Bij het tweede bedrijf van Op afbetaling" ook wordt door het publiek het meeste gelachen om de grappen, die gebeuren bij verwisseling van personen en het in gebruik nemen van een, ik moet bekennen zeer vindingrijk geïmproviseerd ameublement. Het stuk heelt twee voordeden, het heeft de lachers op zijn hand en het is bijna onberispelijk fatsoenlijk. Het is allerdolst, maar rlaarmede is ook alles gezegd. De heer Jac. T. Grein, die zijn tusschen komst verleende om het recht van opvoering" ervan in Nederland aan den Salon te bezorgen, men en in den geest zijn Elisabeth de Amerikaansche adelaars reeds met handen vol in den schoot werpt, volgt het noodlot zijn ouverbiddelijken loop. De groote iinantiëele verwoesting van 188 .., die onder den naam der »clrie don kere dagen" zulk een droevige herinnering heeft achterhelaten, barst plotseling boven Californiëlos. In een enkelen nacht sluit het vreeselijk voord, langs de telegraafdraden vliegend, overal de soliedste banken. Jack is maar een gewone onbekende, evenals duizenden andere ongelukkigen ver zwolgen in den algcmeenen ramp. 's Morgens komt hij vroolijk, welgemoed aanstappen. Zijn eerlijk gezicht weerspiegelt nog de aangename droomen van den nacht. Voor bet gebouw der Mutual Confiilaice is een tierende menigte saamgeschoold en be stormt dreigend de deuren, die met een zwaren ijzeren sluitboom zijn gesloten. Wat zeggen die mannen met bun woe dende gebaren, die vloekend de vuisten bal len tegen de zwijgende muren ? Waarom schreien die vrouwen zoo wanhopig ? Jack vraagt, met trillende stem, en men toont hem een kaart: «Betalingen gestaakt." Hij leest; het bloed stijgt hem naar de slapen. Eensklaps valt hij met een doffen slag op den grond. . . Toen Jack weer bij kennis kwam zeide hij niet anders dan : »I lome /" naar buis, op een erbarmelijken toon. Hij herbaalde dat eene woord onophoudelijk en huilde als een kind. Medelijdende menschen verschaften hem een spoorwegkaartje naar Jan Francisco, heeft ons zeker op het eind van het jaar nog eens flink willen laten lachen. Als dit zijn doel is geweest, heeft hy het ook, ondanks de koude bereikt. En hiermede: Dixi. * * * Terwyl ik voor het laatst in dit jaar aanteeken welke schouwburgen ik in de afgeloopen week bezocht heb, valt het mij in, in mijn agenda eens na te slaan, welke de werkzaamheden der onder scheidene tooneel-gezelschappen in 1890 zijn ge weest. In de eerste plaats herinnert de blank gebleven bladzijde voor Januari, dat ik over die influenzamaand niet oordeelen mag. Voor de Kon. Vereeirig^ng: Het Ned. Tooneel" heb ik dan van primo Februari af'zeventien eerste voorstellingen. Zij zijn: Liefde zonder achting; De terugkomst van den Koloniaal (beiden nog in den Stadsschouwburg); De Eer; Yorick; De familie Boulinard voorafgegaan door Een bezoek; Een gewetenszaak; De schilderij van Signorelli; In Opstand; Huwelijksgeluk voorafgegaan door De Pater; Onkruid; De onechte Zoon; Toupinel Zaliger, voorafgegaan door Zijn laatste Illusie; De Kleine Lord voorafgegaan door Schemering; Einde der Eeuw; Graaf Essex; De zaak Clem nceau en Leeuwerik je. Voor een gezelschap, dat door den brand van den Stadsschouwburg tot een gedwongen rust was genoodzaakt, en in het wintersaizoen slechts een beperkt aantal malen optreedt, is dit een drukke werkzaamheid. Ongelukkig, dat zoo vaak de waarde der voorstellingen er onder leed. Volgens myn. korte aanteekeningen muntten uit de ver tooningen van Liefde zonder achting, De Eer, In Opstand, Een bezoek, De Pater, loupinel zaliger, De kleine Lord en Graaf Essex. In het bijzonder mag wel aangeteekend worden dat de Kon. Vereeniging slechts eenmaal een oorspronkelijk stuk vertoonde n.l. De terugkomst van den Koloniaal, van den heer Maaldrink. In den Salon des Variétés werden de volgende een en twintig nieuwe stukken vertoond, waarvan die wier titels gecursiveerd staan m. i. wel ach terwege hadden mogen blijven: Piou-Piou; Dona Diana; Ik heb iets vergeten; Haar Zuster; Rodion Raskolnikow; Liefde is geen speelgoed; Goede getuigen; Onze vader; Koning Koko; De huttjapon van mijn oom; Het huweIvjk van Banllon; De Doktores; Vlan Vlan; Een Instituut voor jonge juffrouwen; Spoken; Hookie-Pookie; de Barbier van Sevilla; Algemeene Dienstplicht; Tartuffe; Birou de Kroaat; Op af betaling. De vertooning der nommers: 2, 4, 6, 8, 15, 17 en 19 verdient bijzondere waardeering. Hookie-Pookie, de revue, was het groote succes, terwijl ook nog moeten genoemd worden als po gingen om iets h'jns te leveren de voordrachten van de Meinacht en van De Florentijnschc Zanger. Haar Zuster en Ut heb iets vergeten zijn, zooals men weet, oorspronkelijk. Het tooneelgezelschap van de Gebr. v. Lier, gedurende eenigen tijd in dit jaar ontbonden, ver toonde voor het uiteengaan De Jonge Garde, on langs nog met succes herhaald, De Schelmen ran Londen, Oniler l'olitietoezickt, Galeiboef en Edel man en nog een paar van die detectieve stukken en voorstellingen, waarvan ik mij heb laten excuseeren. Na het weder optreden van het gezelschap aanschouwde ik Hotel V'olnpük, Een misdaad op den bodem der zee. De Zigeuner, Natuur en Kunst, De Priester .en Meester en Knecht. Beide eerstgenoemden en het laatstgenoemde deelden in de gunst van het publiek. Over liismeralda of De Klokkenluider van da Notre-Dane, nu vertoond, kan ik nog niets mede deelen. Door de heeren Prot werden in hun schouw burg Frascati voor het voetlicht gebracht Falka; De Cronrletiem; De Bloem van Perziè; De Krekel en de Mier; Bagatelle en Ilr. Ms. Pinafore, allen, door de zorgen en de moeite der directie en door de toewijding der artisten, met succes. In Tivoli eindelijk woonde ik voorstellingen bij van Het l'roccs Veauradieux; van twee stukjes waar de aanblik der blauwe zee en de voor anker liggende schepen hem een weinig herstelde. Hij kreeg het heimwee. Hij wilde zijn dorp, zijn geboorteland wederzien en liet zich voor vrijen overtocht als matroos op den eerstvertrckkenden stooiuer aanwerven. 't Was de achtste dag sedert ons vertrek van San Francisco; wij stoomden met volle kracht. Ik lag rustig te slapen, toen de machine der »Califoriiiü" plotseling stopte. »Zou Panama in het gezicht zijn'?" dacht ik, door het eensklaps ophouden van bet ge dreun der schroef klaar wakker overeind springend. Op het dek boven mijn hoofd klonken gejaagde voetstappen ; blokken knarsten. Een sloep daalde bonkend langs liet sclieepsboord en kwam met een doffen plats te water. Daarna werd het stil; doodclijk stil men kon de stilte hooren. Ik sprong uit mijn kooi en snelde op het dek. Ik lieb het onvergetelijk tooneel, dat, zicli daar aan mij voordeed, nog voor oogen : Over de zee, met haar zware, donkere, docli niet onstuimige golven een zeldzaam verschijnsel in die streken zal de dag weldra aanbreken. Maar zijn mat en kleur loos licht is niet krachtig genoeg om den dichten damp te doorboren, die boven bet water drijft. Die mist is zoo dicht, dat men op geen drie meters afstand den vorm der masten kan onderscheiden. Om bet zwarte, wielende kielzog bruischt een smalle strook phosphoresceerend schuim, die zich in den nevel op lost. Buiten dien flauw lichtenden kring e van Gondinet: Een onnooeel vrouwtje; Zonder vrouw of reis; De onechte eoon; Een vrouwtje dat liefde zoekt; Een kostschool voor jonge mes jes ; Set herdersfluitje en De terugkomst van lysses. In dezen schouwburg werden wel meer nieuwe stukken geloof ik, gemonteerd, maar de w\jze van spelen benam mg den lust tot een meer voudig bezoek. Uit bovenstaande opgave blijkt voldoende, dat het in Amsterdam niet aan verscheidenheid van tooneeluitvoeringen ontbreekt. Bovendien kan men er nog bijvoegen de voorstellingen door de Rot terdammers hier in de zomermaanden, en nu in den laatsten tijd gegeven; van de Münchener in den .Parkschouwburg ; van Possart en van Judic. Mocht het iemand interesseeren hoeveel malen ongeveer een verslaggever in een jaar zijn avond in een schouwburg doorbrengt, dan wil ik wel mededeelen dat ik, in mijn agenda de data optel lende, kom tot een getal van een honderd e avonden. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Vrijdag, Zaterdag, Zondag en Woensdag: La Favorite, en De favoriete; m. a. w. Vrijdag eene opvoering van dit werk door de Fransche Opera met Mad. Rtchard van de Grand Opéra tePar\js, in de titelrol, en de volgende dagen hetzelfde werk door de Ned. Opera. Ik heb de opvoering bij beide gezelschappen gehoord en kan niet zeg gen dat ik het als een faveur beschouw, deze opera twee maal zoo kort achter elkander te moeten hooren, hoewel men Donizetti's melodi enrgkdom steeds bewonderen moet. Mad. Richard was eenige jaren la chanteuse favorite van het Parijsche publiek en trok zich m September 1889, na haar huwelijk, uit Parijs terug, tot groote teleurstelling van de directie die maar geene geschikte plaatsvervangster voor haar kon vinden, en van eet publiek dat haar zoo gaarne hoorde. Saint-Saëns had voor haar de rol van Scozzone in zijne nieuwe Opera Ascanio be stemd en hare ziekte vóór haar huwelijk en haar vertrek uit Parijs na haar huwelijk waren oorzaak dat deze opera een jaar lang bleef liggen ; toen moest de componist, omdat er geene goede alt zangeres aau de opera was, deze partij voor mezzo sopraan omwerken, Madame Bosmans zong die toen. Het was mij een genot Mad. Richard te hooren en te zien; want niet alleen wist ze met hare omvangrijke en goed geschoolde stem grooten indruk te maken, terwijl zij ook veel dramatische zeggingskracht ontwikkelde, doch ook haar stil spel (en dit is in deze rol een belangrijk be standdeel) was zeer schoon. Overigens was de bezetting van de andere hoofdrollen bij de Ned. Opera beter dan bij de Fransche. Het was bij de laatste blijkbaar te haastig op nieuw ingestudeerd, en ik zou heel wat vergissingen kunnen opnoe men. Ook het mannenkoor in de 3e acte; II reste seul avec son déshonneur," was bij de Ned. Opera beter. ilen weet dat bij het koor, in het midden van deze phrase, twee en een halve kwart volslagen rust voorkomt. Dit gaf' het Parijsche publiek op de hoogste rangen altijd aanleiding iri dit koor mede te werken en wel door de rustslagen overluid te tellen, dat altijd een zeer dwazen indruk maakte. Het koor zong: 11 reste seul"; het publiek telde daarop: Quatrc, uu, deux" waarop het koor weer zong: Avec sou déshonneur". Toen heelt uien er een imitatietiguur voor de bassen bijgevoegd en hierdoor was de leemte aangevuld. Bij de Ned. Opera werd het nog op de oude manier gezongen. Men mag niet verlangen dat mej. Van de Weghe eenigszins gelijkgesteld kan worden met Mad. lüchard. Er waren bij vele onvolkomenheden goede momenten in haar zang, doch haar stil spel Het zeer veel te wenschen over. "Wij vertrouwen dat het vrouwenkoor tegen het volgend jaar belangrijke verbetering zal ondergaan, en dus zullen wij hierover verder het stilzwijgen bewaren. Thans is daar niet veel aan te veran deren. Niet alleen klinken de stemmen ruw en scherp, doch ook het scherp geprononceerde Amsterdamsch accent is vaak hinderlijk. tuurt do vorschemle blik te vergeefs, om liet duister zijn geheim te ontrukken. Alle passagiers st.aau rillend, in angstige span ning te luisteren. Geen woord. Geen enkele vraag. Iedereen beseft onwillekeurig liet drama op leven en dood; dat daar wordt afgespeeld. In het donker, op twintig vademen af stand misschien, hoort, voelt men de sloep roeien, en de onzichtbare matrozen over de golven turend omzichtig de riemen bewegen. Wij luisteren.. . . Tot tweemalen toe doet een vreemd gereutel, een half gesmoorde snik, onze harten van hoop opspringen. Daar! Zij hebben hem.... Welk een vreeselijke stilte ! Welk een angstvolle eeuwigheid ! De kust is niet veraf, volgens het klagend rhytmiscb geklots der branding, waarvan de echo in on 'ie harten naklinkt als het tikken eener klok bij de iiachtwake aan een sterf bed.... . Het geplas der riemen klinkt weer 111 liet water; het nadert. De sloep doemt uit den nevel op en vaart langszij. De roeiers zien bleek, /.ij hebben een woesten glans in de ooo-en. Xiets !... Zij hebben niets gevonden. Te midden eener pijnlijke stilte, wordt de sloep weer aan boord gebeschen; de mach tige schroef bladen hervatten hun snel rondwentelende slagen. Het is onherroepelijk af'geloopeu.... Op dit oogenblik rijt een doordringende kreet het nevelfioers vaneen. Uit een aan grijpend anstgeroep stijgen duidelijk, hart verscheurend, tot ons op de woorden: «O, God! Hulp!..."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl