Historisch Archief 1877-1940
fff ** MMtactawötot
%*or«n Tcxmkawft kuur derde Sotoée voor
' KwBWffiBttziek. De eerste helft van bet programma
W*a ditmaal aan het instrumentale «n de laatste
fattft «»n het vocale gewijd.
Uit de samenstelling en de wjjze van mitvoering
vtn de programma's van deze vereenigirg blijkt,
dat ware kunstenaars aan het hoofd staan, want
(ik heb bet al meer gezegd) dat deze vorm van
kunstuiting aan den kunstenaar de hoogste eischen
iteh en dat geen virtuozendom hiermede uit een
artistiek oogpunt op gelijke lijn mag gesteld
werden.
Het concert begon met de Serenade op. 8 D
dor van Beethoven. Er zjjn weinig
kamermuziekwerken van Beethoven zoo bekend als deze
Serenade. Ik kan dus volstaan met te zeggen
dat eene zeer muzikale wedergave door de
beeren Cramer, Hofmeester en Bosman g aan dit werk
ten deel viel. Daarop speelden de heeren Röntgen
en Boamans de Ie sonate voor piano en violoncel in
E-mol van Brahms. De eerste satz werd met groote
rust en toch met diep gevoel weergegeven. Het
eerste motief in E-terts en het tweede in B
groote terts klonken, wat voordracht en kleur
aangaat, zeer schoon.
Het rhythmische figuur in b kleine terts had
ik gaarne wat scherper geaccentueerd gehoord,
waardoor de imitatie duidelijker uitgekomen zou
zijn. Ook de 2e en 3e satz genoten eene
brillante en artistieke wedergave.
De heer Röntgen geeft in de vertolking vooral
van Brahms' en Beethovens werken altijd iets
buitengewoon» te hooren. Bij hem is techniek
nooit doel, ddch alleen middel Zijn spel getuigt
Tan groote individualiteit en aan menig gedeelte
weet hij door zijne voordracht groote bekoring te
verleenen.
De heer Bosmans stond hem waardig ter zijde.
Groote eenvoud, rust en zekerheid treden bij het
muzikale van zijn spel bijzonder op den voorgrond.
H(j is door en door ernstig en bij hem komt nooit
bvj het uitvoeren van dergelijke werken de virtu
oos om het hoekje kijken. De finale van dit werk
is een brillant slot, toch staat het als compositie
m. . beneden de vorige deelen. Het strenge
fugathema is niet volgehouden, doch krijgt gedurig
moderne wendingen, die iets tweeslachtigs aan
dezen satz geven, terwijl de[polyphonevorm te vaak
op eens wordt losgelaten.
Van toen af was de zang aan het woord. De
heer Messchaert droeg vijf zangen uit Liana van
Fiore della Neve, gecomponeerd door S. de Lange,
voor. Deze vijf zangen vormen den geheelen
bundel in de eerste uitgave. Later zijn er
eenige bij gecomponeerd.
Deze diep gevoelde en fijn gedachte poëzie, is
eene lange, schoon e klacht. De dichter laat u
een blik in het zieleleven van den man slaan,
die Liana, de bruid van zijn broeder, naar Indi
moet begeleiden en zelf eene vurige liefde voor
haar opvat. Hij laat u geiuige zijn van zijne
kwellingen en zijn lijden, doch geen woord doet
Liana den vreeselijken strijd vermoeden, dien hij
strijdt. Er ruischt een reine toon door deze poëzie,
en hoewel de dichter de liefde en hartstocht met
gloeiende kleuren weet te malen, houdt hij altijd
de vaan van het ideaal omhoog en waait er u een
fijne bloemengeur nit tegemoet.
Vele lezers zullen met spijt de schokkende
tafereelen of spannende intrige missen, doch
menschen met een fijnbesnaard gemoedsleven zullen
een dubbel genot in deze poëzie vinden. Vooreen
aesthetisch en wetenschappelijk ontwikkeld kun
stenaar als de heer S. de Lange, moest deze
poëzie groote bekoring hebben. Hij heeit deze
verzen op- hoogst interessante wijze op muziek
gebracht en er zijne persoonlijkheid in gelegd. Ik
heb wel hooren beweren dat het verstandsleven
in deze liederen te veel op den voorgrond trad,
doch de heer Messchaert heeft door zijne voor
treffelijke voordracht bewezen dat deze liederen
ook muzikaal gevoeld zijn. Dat ieder op zijne
wijze gevoelt, en dat het gevoel niet op de op
pervlakte drijft, maar uit do diepte moet worden
te voorschijn gehaald, zal geen enkel goed kun
stenaar afkeuren. De heer Messchaert zingt altijd
schoon, het is bij hem alleen eene kwestie van
goed of minder goed gedeponeerd zijn.
Dezen avond was hij voortreffelijk bij stem en
hoewel de zangen uit Liana zeer veel van de
De duizende tongen der stilte herhalen
die vreeselijke smeekbede. De stem klinkt
zóó dichtbij, dat iedereen onwillekeurig naar
de verschansing snelt. Het was, alsof men
de hand slechts behoefde uit te strekken,
om den man te redden.
De sloep wordt weer afgelaten, danst een
oogenblik op het water en verwijdert zich.
Zal de afgrond zijn prooi teruggeven ? . . .
Nog zie ik den Amerikaauschen gezag
voerder op het achterdek, met zijn hand om
de reddingsboei geklemd, met fonkelenden
blik het duister ledig doorzoeken; nog zie
ik, in den mist, de matrozen als spoken over
hun riemen gebogen, met uitgerekte halzen,
ingespannen, luisterend naar een teekeu, een
spoor dat uitblijft, en de sloep, die als een
notendop wiegelend in de deining rijst en
daalt . . .
Ea nog altijd weerhoudt een onbekende
macht den dageraad met zijn reddenden
schijn aan den horizont aan het andere einde
der onmetelijkheid ....
Hoelang het duurde ? . . . . De minuten
schenen uren .... Langzaam keert de sloep
terug ....
De hartverscheurende stem was voor eeu
wig verstomd. Over den mond, die zijn wan
hopig »Hulp!" had uitgekreten, had de
Oceaan als een lijkwaa zijn zilte golven
uitgebreid ....
Ik ging den kapitein der Californiüop
zoeken.
Yankee Jack was een landsman van injj ?
een voormalig matroos uit een onzer
visschersdorpen. Zijn laatste kreet m zijn moe
dertaal uitgestooten, die vlijmende klaagtoon
Btom vergen, wist h$ óuena in bet Spanisches
Liederspiel" van Schumann veel echoons te geven.
Bij uitzondering moet ik den solo : Ich bin der
Contrabandiste" afzonderlijk vermelden als een
staaltje van fijnen humor in de voordracht.
Het Liederepiel van Schumann," vond in de
dames Kempees en Vel t man en de heeren
Rogmans en Messchaert hoogst muzikale vertol
kers. Bij dergelijke werken is het onnoodig te
vertellen wie het mooist gezongen heeft; er valt
alleen te onderzoeken of er een artistiek en
schoon geheel verkregen is. Dit was het geval
en daarom een hartelijk bravo voor allen.
Het slot van mijn verslag is gewijd aan Mej.
Loiiise Heymann en de Fransche Opera. Thans
was Lakméweer aan de beurt. Het toeval wil
dat in dit seizoen nog al eens dezelfde opera's door
verschillende gezelschappen gegeven worden. Ik
herinner o.a. aan: Le Barbier, Lucie en thans
weer Lakmé. Voor vergelijking biedt dit eene
schoone gelegenheid aan. doch men krijgt sommige
werken wel wat veel te hooren. Gelukkig is
Lakméeene opera die men met genoegen nog
eens hoort, door de eigenaardige kleur en de
voortreffelijke instrumentatie. Nieuw was voor
mij de balletmuziek in de 2e acte. Dit nummer
voldeed mij zeer. In dit genre is Delibes eene
specialiteit, want hij is een van de zeldzame com
ponisten die balletmuziek kunnen schrijven.
MPJ. Heymann heeft, met hare gladde en
geacheveerde coloratuur en innemend, licht aan
sprekend geluid weer aller harten gewonnen. De
grootste aantrekkelijkheid bestaat natuurlijk in
hare voordracht van: La légende du Paria, omdat
zij daarin gelegenheid heeft hare eigenaardige
gaven ten toon te spreiden. Die legende werd dan
ook zeer geacheveerd en gemakkelijk gezongen,
zoodat men niet angstig behoeft te zijn of er ook
iets mislukken zal; zóó moet de coloratuur zijn,
wil men er smaak in vinden.
Dat zij de 3e gestreepte e niet zong, doch de
lagere, merk ik alleen pour acquit de
conscience aan."
Bij het tweede koor, als Lakméin den tempel
zingt, derailleerde het koor geducht en sleepte
Mej. Heymann een oogenblik mede, zoodat deze
entree mislukte.
MPJ. Heymann forceert hare stem niet en waar
de kracht mocht te kort schieten spant zij zich
zelden meer in dan zij kan ; dit is ook de ware
weg, om haar schoon doch teer orgaan te bewa
ren en tot volle rijpheid te brengen. Want waar
zij zich een oogenblik te veel inspande, zong zij
wel eens te laag.
De heer Siijol heeft zijne stem blijkbaar goed
geoefend, doch het timbre is niet fraai, en de
hoogte klinkt altijd eenigszins benepen. Ook zijne
wijze van fraseeren en zijne rhythmiek kan mij
niet behagen. De heer Franklin was als
Nilacantha verdienstelijk Het eerste kwartet slaagde
goed, alleen had Mme. Conti (Mrs. Bentson) blijk
baar hare stom te 's Gravenhage gelaten.
De heer Duthoit speelde den Frédéric zeer goed.
Hij zong ook zeer goed, doch daar hij den dialoog
in de 3e acte sprak, in plaats van te zingen, was
de partij zeer vereenvoudig-d. Het koor was, be
halve bovengenoemde opmerking, niet slecht en
het orkest zeer goed.
Ik zou wel in overweging willen geven, den raam
Hadji wat zachter uit te spreken, nu verwekte
de uitspraak (Atchi) nog al een glimlach op menig
gelaat.
Over het ballet durf ik niet te schrijven, daar
ik op dit gebied geen des- of dansknndige ben,
ik mag alleen zeggen dat de eerste dans mij zeer
smaakvol gearrangeerd voorkwam.
Gisteravond had de eerste voorstelling van de
opera Zumpa bij de Xed. Opera plaats. Over
de hoofdvertnoners hoop ik in het. volgend
niunmer te spreken. Het werk marcheerde goed en
koren, orkest en ensembles zaten er voor oen
première al vast in. Hot decoratief maakte een
zeer gui:stigen indruk. Deze vroolijke en spannende
handeling en muziek boeide ieder zeer. Fiore
della Neve heeft een uitstekende metrische ver
taling bezorgd, hetgeen voor dit werk geen ge
makkelijke taak was. De klemtonen waren overal
juist aangebracht.
VAN MILLIGEN.
vol doodsangst uitgegalmd, heeft dikwijls in
mijn gedachten weerklonken.
De schitterende zon der tropen, die het
wolkeloos azuur des hemels overgiet met roos
kleurige tinten en de zee herschept in een
onmetelijk vlak van vloeibaar smaragd, be
looft passagiers en bemanning der
»Californiü"' een onvergelijkelijk schoonen kerstdag.
Bij het slaan van negen glazen traden
alle opvarenden, op verzoek van den kapi
tein, in den kuil bijeen.
Een scheepsjongen bracht den zak met de
armoedige plunje, die den verdronkene had
toebehoord, en zette hem op den kaapstander.
Onder eenige andere kleinigheden bevatte
de zak, in een versie1 on enveloppe een grof
gemaakte photogrnfie waarschijnlijk ver
vaardigd in het atelier van een ambulanten
artist, tijdens de een of' andere dorpskermis
van twee kinderen, die elkaar bij de hand
hielden, en eenige verfrommelde papieren.
De kapitein vouwde een daarvan open,
kuchte om zich een stem te geven, en sprak
bewogen:
» Ladic.n, genlJeinrn, het is bij ons zee
lieden gewoonte, het goed van den op zee
verloren makker te verkoopen en aldus de
bezittingen van den overledene als aanden
ken onderling te verdeden. Mrat ze opbren
gen, komt zijn nabestaanden ten goede. De
man, die onder den naam van Yankee Jack
heeft aangemonsterd, heeft in zijn land een
vrouw, twee kinderen en een oude moeder
achtergelaten, om zijn fortui n te gaan zoo
ken in de goudvelden.... Hij heeft geen geluk
gehad !... Ladics en rjeiiUcincït, laat ons
uit eerbied voor den doode het hoofd
ontNOG BAUDELAIEE OVER BELGI
Sedert tal van maanden wordt er in Fratikryk
over Belgiëzooveel euvel gesproken en geschre
ven, dat men er waarlijk het rechte eind niet van
heeft. Men scheldt de Belgen uit voor
neutraliteitschenners en beschuldigt hen met naburige
mogendheden geheime traktaten aan te gaan; de
meest ernstige bladen spreken van ces petits Bel
ges comme des oies als een onwaardig, aan
Duitschland verkocht volk; ja, men ontrukt aan de
vergetenheid, waartoe ze behoorden, de nagelaten
blagues van Fransche schrijvers, die in een oogen
blik van kwaad humeur alle Belgische toestanden
in het zwart zagen en er vermaak schenen in te
scheppen onze nationale gebreken met een sterk
vergrootglas .te ontleden en verder voor de weinige
hoedanigheden, die zij ons toekenden, den gemeen
sten grond te veronderstellen.
Zoo bv. Baudelaire. Ik heb veel achting voor
Baudelaire, en zijn kwaad oordeel over ons land
zal mij niet beletten in hem een bekwaam man
te begroeten. Nu, Baudelaire heeft eenige jaren
te Brussel verbleven en wil ook zijn woordje rep
pen over ons land en begint met de verklaring,
dat hij niet zeker weet bij welk soort vac dieren
hij de Belgen moet inlijven, (bij die heeren
Franschen is inlvjnen altijd het eerste en het laatste.)
Een zijner collega's in geest, ook beroemd Fransch
schrijver, heeft vroeger insgelijks Belgiëbewoond
en die noemde ons toch bepaaldelijk een: peuple
moitiésinge, moitiébédouin," wat echter niet be
lette dat de mijnheer weskwestie er niet tegen
opzag Conscience zijn Loteling" te rooven. om
er een Fransch werk van te maken, dat hij
Consscience l'innocent doopte, en waarin hij den
Vlaamschen schrijver doet doorgaan voor een dwazen
sukkelaar. Tot welke klas vau dieren behooren
wel zulke individuen ? Tot het slach der eksters,
die maar gedurig doorbabbelen en ondertusschen
iemands goed weten te ontfutselen.
Wij rieken naar groene zeep, zegt Baudelaire
nog. Ofschoon ik dat nooit ondervonden heb ver
kies ik toch dergelijken reuk boven dien van Parijs.
Dat zij, die ooit het genoegen hadden in een
Parijsisch hotel af te stappen, mij zeggen of ik gelijk
heb ? Baudelaire spreekt ook van nationaal ge
fluit. Wat de drommel mag dat beteekenen V Aan
ziet hij ons land voor een vogelkooi en zouden
wij eindelijk tot de vogelsoort behooren V Of zou
den de lachlustige Brusselaars den armen mau,
bij de eene of andere straataangelegenheid, even
nagefloten en aldus tot 's mans kwade luim aan
leiding gegeven hebben ?
Zoo Baudelaire niet weet tot welk slach van
dieren, de Belgen in het algemeen behooren, toch
heeft hij ontdekt dat de Vlaamsche vrouwen bij
schaap en ram thuis behooren. 't Zijn wijfjes, zegt
hij, geene vrouwen. Is dat Fransche galanterie V
De Parijsische schoonen, zietdaar vrouwen. Doch
wij, met ons lomp, Vlaamsen gevoel, achten die
Vlaamsche wijfjes, die toch goede huismoeders
kunnen worden en braaf hun plicht doen, verre
boven die speelpoppon der Fraiische wereid, zoo
estaetisch volmaakt, maar zoo verdorven en slecht.
in dat groote centrum van zedeubederi ca verval,
dat Parijs heet.
Wij zijn traag en log, grof en slaafsch ook.
Onze pers en onze kritiek zijn bijeemaapsels van
lieflijklieden van confrater tot coufrater. Wat dan
gezegd van Fransche dagbladschrijvcrs en
politiekers? Liefdadigheid is ons onbekend, getuige
daarvan do prachtige en winstgevende feesten,
meer dan eens in Belgiëingericht ten bohoeve
der slachtoffers van de Fransche mijnongelukken
en onlangs der jongste rampen in de koloniën ;
getuige daarvan ook de liefdevolle verpleging,
door gansch België, der Fransche gekwetsten, na
den slag van Sedan.
Baudelaire haalt gelijk, wanneer hij zegt, dat
de Belgen er zich voor tchaamden Vlaamscli te
spreken Dat leelijk gebrek is sedert jaren veel
aan het beteren en onze mannen zullen wel zor
gen, dat het volkomen verdwijne. Maar, mijnheer
de Franschman. gij, die ons eigen leven en eigen
waarde ontkent, hoe komt het toch, dat al de
bladen van uw land den strijd der Vlamingen,
voor het behoud dier schoone dingen, stelselmatig
at breken, uitschgezind verklaren en als enkel
Tegen Frankrijk gericht veinzen te beschouwen ?
legen Frankrijk, niet, tegen Franscheu invloed
blooten. Deze ijcnllcinan, een landsman van
hem, zal een brief voor u vertalen."
Hij overhandigde mij het papier hoe
dikwijls gelezen, herlezen, geborgen en weer
opengevouwd? Een ongeoefende vrouwen
hand had er met groote, onregelmatige let
ters het volgende op geschreven :
».. . .Is 't waar, Jacob ? Kom je terug ?
En breng je heusch zooveel geld mee ? Ik
kan het haast niet gelooven. AVat zullen
wij rijk en gelukkig zijn, hc ? En dan ga
je ook nooit weer heen, is 't wel 'l O ! bij
dat denkbeeld voel ik mij weer heelemaal
jong, zooals vroeger, weet je wel, Jacob ?
toen we nog niet getrouwd waren. Herinner
je je nog dien ouden appelboom achter
vaders huis, waar je me vroeg of ik je vrouw
wilde worden? Dan kunnen wij het heele
tuintje terugkoopen en er net als vroeger in
zitten, hè? wat zal dat heerlijk zijn ook
voor do kinderen. Je zult ze wel erg veran
derd vinden; kleine Jucob lijkt op jou
en wordt al een heeie baas op school en
de jongste groeit ook .heerlijk. Ze hebben het
gisteren nog over vader geluid en
goudzoekertje gespeeld .... verbeeld je ! .... en
toen ik hun vertelde, dat je terugkwam, wa
ren ze half dol en uitgelaten. Nu, ik ook
sedert ik weet, dat je komt, heb ik rust noch
duur. Toen ik moeder je brief voorlas, begon
ze te huilen, en zei: «Goddank! dan zal ik
mijn jongen'nog kunnen omhelzen, voordat
ik naar het kerkhof ga. Onze Lieve Heer
heeft mij tot dusver wel geholpen, maar nu
schijnt het mij, alsof ik zijn afwezigheid geen
dag langer zou kunnen verduren."
Kom gauw, mijn arme man, met de eerste
wel. Altrjd is de zuiderwiwi voor douffiü?
gewesten noodlottig geweest, h
Frankrijk of uit Spanje. Onze _
dat en wat ze nog leert is, dat nimmer
mingen verdrukking geduld beWvan, verre
te laten doodtrappen (wat B«xW»tre
kent), Dat wjj ons dapper wisten ie
bewijzen Groeningenkouter en
wij heldhaftig wisten te sterven
velde en Zannekrjn.
Mijnheer Baudelaire, dankt mrj, baooi
een beetje naar de fats, waarmede hij te
in aanraking was. Deze zijn de q*,intessea*e i
naaping van het ras der Fransche bouleswflii-i
en die vindt men immers onder alle fcroedtcpi
Wij zijn verre van volmaakt: ook darwffl 1
onze feilen luidop biechten. Ons hoogste gebr ;
is steeds het naapen van Frankryk geweest; c :
deze fout ons wel eens duur kwam te staan l
wijze 1830. Gemis aan inschikkelijk is ook on
kwaal: waren wij niet zoo verwaand de wapeiu
op te nemen, om ons, in de maat onzer krac
ten, te verzetten tegen die heeren Fransche"
wanneer zij op hunne^strooptochten onze museur
kwamen leegplunderen en onze kunstschatten-m
onze andere rijkdommen naar Parijs centra
seerden"?
Over het punt: belachelijke correspondentiën:
Belgische bladen, geef ik Baudelaire gaarne g*
lijk; de Fransche brieven, in deze couranten ve
schijnende, ziju doorgaans zouteloos en erg anetniel
Mijnheer Baudelaire heeft zelf berouw gevoel
over zijne onbedachte uitvallen over Belgiëe
daarom had hij zijn geschrijf geheim enwevdake
gehouden. Zijne vrienden hebben hem den slechte
dienst bewezen hetzelve openbaar te maten; h(
talent van den dichter der Ifleitrs du mul vei
diende ietwat beter.
Brussel. HERMAN BOCASRD
VARIA.
Te Parus is op 18 December de bekende dr«
maschrijver en romancier Adolphe Belot opöljj
rigen leeftijd overleden. Hij was in 1829 (
Point a Pitre op het eiland Guadeloupe geboret
studeerde in de rechten, maakte groote reize:
ve. tigde zich te Nancy. ging toen te Parijs wone
en iCgde zich op litteratuur toe. Berst wekte h
hooge verwachtingen, zijn Testament de Cést
Girodot, dertig jaar geleden in de Coméd
Franc.aise gespeeld, is er nog op het répertoire
maar later wierp hij zich op het assi.ses-dram
Zijn Crime de la line de la Paix had veel frucce
later maakte Sardou van het onderwerp z\
Fédora. Op het gebied van den roman werkte l
meer voordeelig dan eervol; van MadtmiAsel
Guiraud, ma femme, tot La femme de feu <
La bouche de Madame K verdiende hij schatter
maar steeds met werken van den tweeden ranj
Hij bewerkte voor het toouoel Fromont jeune <
llisler Alnévan Daudet, met veel handighek
Het spel was de put waarin al hetgeen hy va
diende, verdween; hij bleef tot zijn dood ia b(
trekkelijk ongunstige omstandigheden.
Eene zonderlinge anecdote wordt door den F'itjat
omtrent hem verteld. Veertien dagen gelede
kwam Belot bij den uitgever Dentu, om over zi,
aanstaanden roman, te onderhandelen. Toen al
voorwaarden besproken waren, zeide hij plotselin
Ja, ge moet er nog een artikel bijvoegen.
Welk?
l)at het huis Dentu zich verbindt, mrj, a
ik sterf, eene begrafenis vijfde klasse te dot
geven.
Dat kunt ge niet meenen. Zulk een artik
zet men toch niet in een uitgeverscontract!
Kom, zeide Belot, zooala zijn gewoonte w.
met de handen in de zakken heen en weer wa
delend, het is van geen belang voor u; ik ht
geïnformeerd, het is een zaak vau een zeshondei
francs, meer niet.
Onmogelijk!
Xu, iets'anders dan! Hier is een quitant:
Verbindt ge u, duizend francs te betalen a.
dcngene die n, den dag na mijn dood, de qi
tantie \ertoont?
De uitgevers namen de combinatie aan.
Zij vei bindt alleen onze opvolgers, zeiden
lachend.
boot de beste. Iedereen is even verlangei
je weer te zien. Zou je tegen de Kersidag<~
a) binnen kunnen wezen ? . . . .?"
De meeste passagiers schreiden.
Vervolgens vouwde de kapitein het re<;
voor tweeduizend dollars van de bank v«
Sacrarnento. »The Mutual Confidence of C
lifornia'1 open. Hij las het hardop, duideli
voor en voegde er bij :
vLadicfi. gentlemen, en ook gij. kamerade
zult nu de toedracht hebben begrepen . . .
Zoodra wij morgen in Panama zijn, zal :
den consul verzoeken aan de weduwe
schrijven. Het staat aan u te beslissen, w»
die brief zal behelzen .... Administrateu
wees zoo goed die kwitantie der bank in vt
ling te brengen !''
«Hoeveel'?" vroeg de administrateur . . .
»Tien! twintig! vijftig dollars! honden
honderd vijf tig."
Het document werd een mijnwerker in ee
geel lederen kiel toegewezen. Hij legde dr
billetten van 50 dollars op den kop VB
het gangspil en zeide :
»'t Is nog niet genoeg, capt'n! Zet n
eens in."
De verkoop begon opnieuw.
In een vlaag van edelmoedigheid we
het gangspil overdekt mot goud.
»Stop!" riep de kapitein, die intussch
het geld was blijven tellen .... »'t is £
noeg .... De verkoop is gesloten. V
hebben de tweeduizend dollars. De schul
bekentenis is ingelost. Yankee Jack zal z.
kinderen ten minste een kerstgeschenk n
laten."