De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 28 december pagina 3

28 december 1890 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

fff ** MMtactawötot %*or«n Tcxmkawft kuur derde Sotoée voor ' KwBWffiBttziek. De eerste helft van bet programma W*a ditmaal aan het instrumentale «n de laatste fattft «»n het vocale gewijd. Uit de samenstelling en de wjjze van mitvoering vtn de programma's van deze vereenigirg blijkt, dat ware kunstenaars aan het hoofd staan, want (ik heb bet al meer gezegd) dat deze vorm van kunstuiting aan den kunstenaar de hoogste eischen iteh en dat geen virtuozendom hiermede uit een artistiek oogpunt op gelijke lijn mag gesteld werden. Het concert begon met de Serenade op. 8 D dor van Beethoven. Er zjjn weinig kamermuziekwerken van Beethoven zoo bekend als deze Serenade. Ik kan dus volstaan met te zeggen dat eene zeer muzikale wedergave door de beeren Cramer, Hofmeester en Bosman g aan dit werk ten deel viel. Daarop speelden de heeren Röntgen en Boamans de Ie sonate voor piano en violoncel in E-mol van Brahms. De eerste satz werd met groote rust en toch met diep gevoel weergegeven. Het eerste motief in E-terts en het tweede in B groote terts klonken, wat voordracht en kleur aangaat, zeer schoon. Het rhythmische figuur in b kleine terts had ik gaarne wat scherper geaccentueerd gehoord, waardoor de imitatie duidelijker uitgekomen zou zijn. Ook de 2e en 3e satz genoten eene brillante en artistieke wedergave. De heer Röntgen geeft in de vertolking vooral van Brahms' en Beethovens werken altijd iets buitengewoon» te hooren. Bij hem is techniek nooit doel, ddch alleen middel Zijn spel getuigt Tan groote individualiteit en aan menig gedeelte weet hij door zijne voordracht groote bekoring te verleenen. De heer Bosmans stond hem waardig ter zijde. Groote eenvoud, rust en zekerheid treden bij het muzikale van zijn spel bijzonder op den voorgrond. H(j is door en door ernstig en bij hem komt nooit bvj het uitvoeren van dergelijke werken de virtu oos om het hoekje kijken. De finale van dit werk is een brillant slot, toch staat het als compositie m. . beneden de vorige deelen. Het strenge fugathema is niet volgehouden, doch krijgt gedurig moderne wendingen, die iets tweeslachtigs aan dezen satz geven, terwijl de[polyphonevorm te vaak op eens wordt losgelaten. Van toen af was de zang aan het woord. De heer Messchaert droeg vijf zangen uit Liana van Fiore della Neve, gecomponeerd door S. de Lange, voor. Deze vijf zangen vormen den geheelen bundel in de eerste uitgave. Later zijn er eenige bij gecomponeerd. Deze diep gevoelde en fijn gedachte poëzie, is eene lange, schoon e klacht. De dichter laat u een blik in het zieleleven van den man slaan, die Liana, de bruid van zijn broeder, naar Indi moet begeleiden en zelf eene vurige liefde voor haar opvat. Hij laat u geiuige zijn van zijne kwellingen en zijn lijden, doch geen woord doet Liana den vreeselijken strijd vermoeden, dien hij strijdt. Er ruischt een reine toon door deze poëzie, en hoewel de dichter de liefde en hartstocht met gloeiende kleuren weet te malen, houdt hij altijd de vaan van het ideaal omhoog en waait er u een fijne bloemengeur nit tegemoet. Vele lezers zullen met spijt de schokkende tafereelen of spannende intrige missen, doch menschen met een fijnbesnaard gemoedsleven zullen een dubbel genot in deze poëzie vinden. Vooreen aesthetisch en wetenschappelijk ontwikkeld kun stenaar als de heer S. de Lange, moest deze poëzie groote bekoring hebben. Hij heeit deze verzen op- hoogst interessante wijze op muziek gebracht en er zijne persoonlijkheid in gelegd. Ik heb wel hooren beweren dat het verstandsleven in deze liederen te veel op den voorgrond trad, doch de heer Messchaert heeft door zijne voor treffelijke voordracht bewezen dat deze liederen ook muzikaal gevoeld zijn. Dat ieder op zijne wijze gevoelt, en dat het gevoel niet op de op pervlakte drijft, maar uit do diepte moet worden te voorschijn gehaald, zal geen enkel goed kun stenaar afkeuren. De heer Messchaert zingt altijd schoon, het is bij hem alleen eene kwestie van goed of minder goed gedeponeerd zijn. Dezen avond was hij voortreffelijk bij stem en hoewel de zangen uit Liana zeer veel van de De duizende tongen der stilte herhalen die vreeselijke smeekbede. De stem klinkt zóó dichtbij, dat iedereen onwillekeurig naar de verschansing snelt. Het was, alsof men de hand slechts behoefde uit te strekken, om den man te redden. De sloep wordt weer afgelaten, danst een oogenblik op het water en verwijdert zich. Zal de afgrond zijn prooi teruggeven ? . . . Nog zie ik den Amerikaauschen gezag voerder op het achterdek, met zijn hand om de reddingsboei geklemd, met fonkelenden blik het duister ledig doorzoeken; nog zie ik, in den mist, de matrozen als spoken over hun riemen gebogen, met uitgerekte halzen, ingespannen, luisterend naar een teekeu, een spoor dat uitblijft, en de sloep, die als een notendop wiegelend in de deining rijst en daalt . . . Ea nog altijd weerhoudt een onbekende macht den dageraad met zijn reddenden schijn aan den horizont aan het andere einde der onmetelijkheid .... Hoelang het duurde ? . . . . De minuten schenen uren .... Langzaam keert de sloep terug .... De hartverscheurende stem was voor eeu wig verstomd. Over den mond, die zijn wan hopig »Hulp!" had uitgekreten, had de Oceaan als een lijkwaa zijn zilte golven uitgebreid .... Ik ging den kapitein der Californiüop zoeken. Yankee Jack was een landsman van injj ? een voormalig matroos uit een onzer visschersdorpen. Zijn laatste kreet m zijn moe dertaal uitgestooten, die vlijmende klaagtoon Btom vergen, wist h$ óuena in bet Spanisches Liederspiel" van Schumann veel echoons te geven. Bij uitzondering moet ik den solo : Ich bin der Contrabandiste" afzonderlijk vermelden als een staaltje van fijnen humor in de voordracht. Het Liederepiel van Schumann," vond in de dames Kempees en Vel t man en de heeren Rogmans en Messchaert hoogst muzikale vertol kers. Bij dergelijke werken is het onnoodig te vertellen wie het mooist gezongen heeft; er valt alleen te onderzoeken of er een artistiek en schoon geheel verkregen is. Dit was het geval en daarom een hartelijk bravo voor allen. Het slot van mijn verslag is gewijd aan Mej. Loiiise Heymann en de Fransche Opera. Thans was Lakméweer aan de beurt. Het toeval wil dat in dit seizoen nog al eens dezelfde opera's door verschillende gezelschappen gegeven worden. Ik herinner o.a. aan: Le Barbier, Lucie en thans weer Lakmé. Voor vergelijking biedt dit eene schoone gelegenheid aan. doch men krijgt sommige werken wel wat veel te hooren. Gelukkig is Lakméeene opera die men met genoegen nog eens hoort, door de eigenaardige kleur en de voortreffelijke instrumentatie. Nieuw was voor mij de balletmuziek in de 2e acte. Dit nummer voldeed mij zeer. In dit genre is Delibes eene specialiteit, want hij is een van de zeldzame com ponisten die balletmuziek kunnen schrijven. MPJ. Heymann heeft, met hare gladde en geacheveerde coloratuur en innemend, licht aan sprekend geluid weer aller harten gewonnen. De grootste aantrekkelijkheid bestaat natuurlijk in hare voordracht van: La légende du Paria, omdat zij daarin gelegenheid heeft hare eigenaardige gaven ten toon te spreiden. Die legende werd dan ook zeer geacheveerd en gemakkelijk gezongen, zoodat men niet angstig behoeft te zijn of er ook iets mislukken zal; zóó moet de coloratuur zijn, wil men er smaak in vinden. Dat zij de 3e gestreepte e niet zong, doch de lagere, merk ik alleen pour acquit de conscience aan." Bij het tweede koor, als Lakméin den tempel zingt, derailleerde het koor geducht en sleepte Mej. Heymann een oogenblik mede, zoodat deze entree mislukte. MPJ. Heymann forceert hare stem niet en waar de kracht mocht te kort schieten spant zij zich zelden meer in dan zij kan ; dit is ook de ware weg, om haar schoon doch teer orgaan te bewa ren en tot volle rijpheid te brengen. Want waar zij zich een oogenblik te veel inspande, zong zij wel eens te laag. De heer Siijol heeft zijne stem blijkbaar goed geoefend, doch het timbre is niet fraai, en de hoogte klinkt altijd eenigszins benepen. Ook zijne wijze van fraseeren en zijne rhythmiek kan mij niet behagen. De heer Franklin was als Nilacantha verdienstelijk Het eerste kwartet slaagde goed, alleen had Mme. Conti (Mrs. Bentson) blijk baar hare stom te 's Gravenhage gelaten. De heer Duthoit speelde den Frédéric zeer goed. Hij zong ook zeer goed, doch daar hij den dialoog in de 3e acte sprak, in plaats van te zingen, was de partij zeer vereenvoudig-d. Het koor was, be halve bovengenoemde opmerking, niet slecht en het orkest zeer goed. Ik zou wel in overweging willen geven, den raam Hadji wat zachter uit te spreken, nu verwekte de uitspraak (Atchi) nog al een glimlach op menig gelaat. Over het ballet durf ik niet te schrijven, daar ik op dit gebied geen des- of dansknndige ben, ik mag alleen zeggen dat de eerste dans mij zeer smaakvol gearrangeerd voorkwam. Gisteravond had de eerste voorstelling van de opera Zumpa bij de Xed. Opera plaats. Over de hoofdvertnoners hoop ik in het. volgend niunmer te spreken. Het werk marcheerde goed en koren, orkest en ensembles zaten er voor oen première al vast in. Hot decoratief maakte een zeer gui:stigen indruk. Deze vroolijke en spannende handeling en muziek boeide ieder zeer. Fiore della Neve heeft een uitstekende metrische ver taling bezorgd, hetgeen voor dit werk geen ge makkelijke taak was. De klemtonen waren overal juist aangebracht. VAN MILLIGEN. vol doodsangst uitgegalmd, heeft dikwijls in mijn gedachten weerklonken. De schitterende zon der tropen, die het wolkeloos azuur des hemels overgiet met roos kleurige tinten en de zee herschept in een onmetelijk vlak van vloeibaar smaragd, be looft passagiers en bemanning der »Californiü"' een onvergelijkelijk schoonen kerstdag. Bij het slaan van negen glazen traden alle opvarenden, op verzoek van den kapi tein, in den kuil bijeen. Een scheepsjongen bracht den zak met de armoedige plunje, die den verdronkene had toebehoord, en zette hem op den kaapstander. Onder eenige andere kleinigheden bevatte de zak, in een versie1 on enveloppe een grof gemaakte photogrnfie waarschijnlijk ver vaardigd in het atelier van een ambulanten artist, tijdens de een of' andere dorpskermis van twee kinderen, die elkaar bij de hand hielden, en eenige verfrommelde papieren. De kapitein vouwde een daarvan open, kuchte om zich een stem te geven, en sprak bewogen: » Ladic.n, genlJeinrn, het is bij ons zee lieden gewoonte, het goed van den op zee verloren makker te verkoopen en aldus de bezittingen van den overledene als aanden ken onderling te verdeden. Mrat ze opbren gen, komt zijn nabestaanden ten goede. De man, die onder den naam van Yankee Jack heeft aangemonsterd, heeft in zijn land een vrouw, twee kinderen en een oude moeder achtergelaten, om zijn fortui n te gaan zoo ken in de goudvelden.... Hij heeft geen geluk gehad !... Ladics en rjeiiUcincït, laat ons uit eerbied voor den doode het hoofd ontNOG BAUDELAIEE OVER BELGI Sedert tal van maanden wordt er in Fratikryk over Belgiëzooveel euvel gesproken en geschre ven, dat men er waarlijk het rechte eind niet van heeft. Men scheldt de Belgen uit voor neutraliteitschenners en beschuldigt hen met naburige mogendheden geheime traktaten aan te gaan; de meest ernstige bladen spreken van ces petits Bel ges comme des oies als een onwaardig, aan Duitschland verkocht volk; ja, men ontrukt aan de vergetenheid, waartoe ze behoorden, de nagelaten blagues van Fransche schrijvers, die in een oogen blik van kwaad humeur alle Belgische toestanden in het zwart zagen en er vermaak schenen in te scheppen onze nationale gebreken met een sterk vergrootglas .te ontleden en verder voor de weinige hoedanigheden, die zij ons toekenden, den gemeen sten grond te veronderstellen. Zoo bv. Baudelaire. Ik heb veel achting voor Baudelaire, en zijn kwaad oordeel over ons land zal mij niet beletten in hem een bekwaam man te begroeten. Nu, Baudelaire heeft eenige jaren te Brussel verbleven en wil ook zijn woordje rep pen over ons land en begint met de verklaring, dat hij niet zeker weet bij welk soort vac dieren hij de Belgen moet inlijven, (bij die heeren Franschen is inlvjnen altijd het eerste en het laatste.) Een zijner collega's in geest, ook beroemd Fransch schrijver, heeft vroeger insgelijks Belgiëbewoond en die noemde ons toch bepaaldelijk een: peuple moitiésinge, moitiébédouin," wat echter niet be lette dat de mijnheer weskwestie er niet tegen opzag Conscience zijn Loteling" te rooven. om er een Fransch werk van te maken, dat hij Consscience l'innocent doopte, en waarin hij den Vlaamschen schrijver doet doorgaan voor een dwazen sukkelaar. Tot welke klas vau dieren behooren wel zulke individuen ? Tot het slach der eksters, die maar gedurig doorbabbelen en ondertusschen iemands goed weten te ontfutselen. Wij rieken naar groene zeep, zegt Baudelaire nog. Ofschoon ik dat nooit ondervonden heb ver kies ik toch dergelijken reuk boven dien van Parijs. Dat zij, die ooit het genoegen hadden in een Parijsisch hotel af te stappen, mij zeggen of ik gelijk heb ? Baudelaire spreekt ook van nationaal ge fluit. Wat de drommel mag dat beteekenen V Aan ziet hij ons land voor een vogelkooi en zouden wij eindelijk tot de vogelsoort behooren V Of zou den de lachlustige Brusselaars den armen mau, bij de eene of andere straataangelegenheid, even nagefloten en aldus tot 's mans kwade luim aan leiding gegeven hebben ? Zoo Baudelaire niet weet tot welk slach van dieren, de Belgen in het algemeen behooren, toch heeft hij ontdekt dat de Vlaamsche vrouwen bij schaap en ram thuis behooren. 't Zijn wijfjes, zegt hij, geene vrouwen. Is dat Fransche galanterie V De Parijsische schoonen, zietdaar vrouwen. Doch wij, met ons lomp, Vlaamsen gevoel, achten die Vlaamsche wijfjes, die toch goede huismoeders kunnen worden en braaf hun plicht doen, verre boven die speelpoppon der Fraiische wereid, zoo estaetisch volmaakt, maar zoo verdorven en slecht. in dat groote centrum van zedeubederi ca verval, dat Parijs heet. Wij zijn traag en log, grof en slaafsch ook. Onze pers en onze kritiek zijn bijeemaapsels van lieflijklieden van confrater tot coufrater. Wat dan gezegd van Fransche dagbladschrijvcrs en politiekers? Liefdadigheid is ons onbekend, getuige daarvan do prachtige en winstgevende feesten, meer dan eens in Belgiëingericht ten bohoeve der slachtoffers van de Fransche mijnongelukken en onlangs der jongste rampen in de koloniën ; getuige daarvan ook de liefdevolle verpleging, door gansch België, der Fransche gekwetsten, na den slag van Sedan. Baudelaire haalt gelijk, wanneer hij zegt, dat de Belgen er zich voor tchaamden Vlaamscli te spreken Dat leelijk gebrek is sedert jaren veel aan het beteren en onze mannen zullen wel zor gen, dat het volkomen verdwijne. Maar, mijnheer de Franschman. gij, die ons eigen leven en eigen waarde ontkent, hoe komt het toch, dat al de bladen van uw land den strijd der Vlamingen, voor het behoud dier schoone dingen, stelselmatig at breken, uitschgezind verklaren en als enkel Tegen Frankrijk gericht veinzen te beschouwen ? legen Frankrijk, niet, tegen Franscheu invloed blooten. Deze ijcnllcinan, een landsman van hem, zal een brief voor u vertalen." Hij overhandigde mij het papier hoe dikwijls gelezen, herlezen, geborgen en weer opengevouwd? Een ongeoefende vrouwen hand had er met groote, onregelmatige let ters het volgende op geschreven : ».. . .Is 't waar, Jacob ? Kom je terug ? En breng je heusch zooveel geld mee ? Ik kan het haast niet gelooven. AVat zullen wij rijk en gelukkig zijn, hc ? En dan ga je ook nooit weer heen, is 't wel 'l O ! bij dat denkbeeld voel ik mij weer heelemaal jong, zooals vroeger, weet je wel, Jacob ? toen we nog niet getrouwd waren. Herinner je je nog dien ouden appelboom achter vaders huis, waar je me vroeg of ik je vrouw wilde worden? Dan kunnen wij het heele tuintje terugkoopen en er net als vroeger in zitten, hè? wat zal dat heerlijk zijn ook voor do kinderen. Je zult ze wel erg veran derd vinden; kleine Jucob lijkt op jou en wordt al een heeie baas op school en de jongste groeit ook .heerlijk. Ze hebben het gisteren nog over vader geluid en goudzoekertje gespeeld .... verbeeld je ! .... en toen ik hun vertelde, dat je terugkwam, wa ren ze half dol en uitgelaten. Nu, ik ook sedert ik weet, dat je komt, heb ik rust noch duur. Toen ik moeder je brief voorlas, begon ze te huilen, en zei: «Goddank! dan zal ik mijn jongen'nog kunnen omhelzen, voordat ik naar het kerkhof ga. Onze Lieve Heer heeft mij tot dusver wel geholpen, maar nu schijnt het mij, alsof ik zijn afwezigheid geen dag langer zou kunnen verduren." Kom gauw, mijn arme man, met de eerste wel. Altrjd is de zuiderwiwi voor douffiü? gewesten noodlottig geweest, h Frankrijk of uit Spanje. Onze _ dat en wat ze nog leert is, dat nimmer mingen verdrukking geduld beWvan, verre te laten doodtrappen (wat B«xW»tre kent), Dat wjj ons dapper wisten ie bewijzen Groeningenkouter en wij heldhaftig wisten te sterven velde en Zannekrjn. Mijnheer Baudelaire, dankt mrj, baooi een beetje naar de fats, waarmede hij te in aanraking was. Deze zijn de q*,intessea*e i naaping van het ras der Fransche bouleswflii-i en die vindt men immers onder alle fcroedtcpi Wij zijn verre van volmaakt: ook darwffl 1 onze feilen luidop biechten. Ons hoogste gebr ; is steeds het naapen van Frankryk geweest; c : deze fout ons wel eens duur kwam te staan l wijze 1830. Gemis aan inschikkelijk is ook on kwaal: waren wij niet zoo verwaand de wapeiu op te nemen, om ons, in de maat onzer krac ten, te verzetten tegen die heeren Fransche" wanneer zij op hunne^strooptochten onze museur kwamen leegplunderen en onze kunstschatten-m onze andere rijkdommen naar Parijs centra seerden"? Over het punt: belachelijke correspondentiën: Belgische bladen, geef ik Baudelaire gaarne g* lijk; de Fransche brieven, in deze couranten ve schijnende, ziju doorgaans zouteloos en erg anetniel Mijnheer Baudelaire heeft zelf berouw gevoel over zijne onbedachte uitvallen over Belgiëe daarom had hij zijn geschrijf geheim enwevdake gehouden. Zijne vrienden hebben hem den slechte dienst bewezen hetzelve openbaar te maten; h( talent van den dichter der Ifleitrs du mul vei diende ietwat beter. Brussel. HERMAN BOCASRD VARIA. Te Parus is op 18 December de bekende dr« maschrijver en romancier Adolphe Belot opöljj rigen leeftijd overleden. Hij was in 1829 ( Point a Pitre op het eiland Guadeloupe geboret studeerde in de rechten, maakte groote reize: ve. tigde zich te Nancy. ging toen te Parijs wone en iCgde zich op litteratuur toe. Berst wekte h hooge verwachtingen, zijn Testament de Cést Girodot, dertig jaar geleden in de Coméd Franc.aise gespeeld, is er nog op het répertoire maar later wierp hij zich op het assi.ses-dram Zijn Crime de la line de la Paix had veel frucce later maakte Sardou van het onderwerp z\ Fédora. Op het gebied van den roman werkte l meer voordeelig dan eervol; van MadtmiAsel Guiraud, ma femme, tot La femme de feu < La bouche de Madame K verdiende hij schatter maar steeds met werken van den tweeden ranj Hij bewerkte voor het toouoel Fromont jeune < llisler Alnévan Daudet, met veel handighek Het spel was de put waarin al hetgeen hy va diende, verdween; hij bleef tot zijn dood ia b( trekkelijk ongunstige omstandigheden. Eene zonderlinge anecdote wordt door den F'itjat omtrent hem verteld. Veertien dagen gelede kwam Belot bij den uitgever Dentu, om over zi, aanstaanden roman, te onderhandelen. Toen al voorwaarden besproken waren, zeide hij plotselin Ja, ge moet er nog een artikel bijvoegen. Welk? l)at het huis Dentu zich verbindt, mrj, a ik sterf, eene begrafenis vijfde klasse te dot geven. Dat kunt ge niet meenen. Zulk een artik zet men toch niet in een uitgeverscontract! Kom, zeide Belot, zooala zijn gewoonte w. met de handen in de zakken heen en weer wa delend, het is van geen belang voor u; ik ht geïnformeerd, het is een zaak vau een zeshondei francs, meer niet. Onmogelijk! Xu, iets'anders dan! Hier is een quitant: Verbindt ge u, duizend francs te betalen a. dcngene die n, den dag na mijn dood, de qi tantie \ertoont? De uitgevers namen de combinatie aan. Zij vei bindt alleen onze opvolgers, zeiden lachend. boot de beste. Iedereen is even verlangei je weer te zien. Zou je tegen de Kersidag<~ a) binnen kunnen wezen ? . . . .?" De meeste passagiers schreiden. Vervolgens vouwde de kapitein het re<; voor tweeduizend dollars van de bank v« Sacrarnento. »The Mutual Confidence of C lifornia'1 open. Hij las het hardop, duideli voor en voegde er bij : vLadicfi. gentlemen, en ook gij. kamerade zult nu de toedracht hebben begrepen . . . Zoodra wij morgen in Panama zijn, zal : den consul verzoeken aan de weduwe schrijven. Het staat aan u te beslissen, w» die brief zal behelzen .... Administrateu wees zoo goed die kwitantie der bank in vt ling te brengen !'' «Hoeveel'?" vroeg de administrateur . . . »Tien! twintig! vijftig dollars! honden honderd vijf tig." Het document werd een mijnwerker in ee geel lederen kiel toegewezen. Hij legde dr billetten van 50 dollars op den kop VB het gangspil en zeide : »'t Is nog niet genoeg, capt'n! Zet n eens in." De verkoop begon opnieuw. In een vlaag van edelmoedigheid we het gangspil overdekt mot goud. »Stop!" riep de kapitein, die intussch het geld was blijven tellen .... »'t is £ noeg .... De verkoop is gesloten. V hebben de tweeduizend dollars. De schul bekentenis is ingelost. Yankee Jack zal z. kinderen ten minste een kerstgeschenk n laten."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl