De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1890 28 december pagina 7

28 december 1890 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Een sukkel op de baan. DE MINISTER-PRESIDENT : Toe, collega, help hem een beetje voort met zijn scheepjes." MINISTER E. v. B.: Als het dan moet. . . Er is anders niet veel eer met hem te behalen." SNUIFJES. Ramschip Guinee, dat dwars door 't Y en 't ijs dorst groeven, Liet 's rams roem in de geul, en in het ijs zijn schroeven. AAN SCHAEPMAN. Twee Schaepmannetjes gunt gij ieder, maar niet aan een Amsterdammer; Wat werd ge voer d'opium vurig verwacht; menig rijtuig en voetganger kwam er; Dat was die meeting waar Unietwas, (De andere was in Unitas); Eén Schaepman slechts, woudt ge ons geven : Waar is nu uw mildheid gebleven ? ^ Het Ned. Tooneel zal gedwongen zijn ge durende dezen winter de premières voormiddags te geven, daar de heer Rössing, de tooneelcriticus van het Nieuws v. d. Dag onge steld is en misschien den geheelen winter des avonds niet zal kunnen uitgaan. De heer Stumpff moet geheele sluiting van den schouw burg hebben voorgesteld, maar de Raad van Beheer heeft geweigerd hiertoe over te gaan, uit vrees, dat de zieke te zeer geschokt zou worden, wanneer hij onverhoopt mocht komen te vernemen, hoe zijn lijden de artisten van het Ned. Tooneel in hunne broodwinning bena deelde. Wel vond de Raad goed, met het oog op de ontstentenis van een degelijk tooneel«riticus, vooreerst geen enkel stuk van beteekenis voor het voetlicht te brengen. * * * "Koning of Koningin," dat is voor het Nederlandsche volk tegenwoordig de groote quaestie. Ons recht is in orde, maar in wiens of'in wier naam zal het worden uitgesproken ? Mannelijk of vrouwelijk, wat zal het wezen? In naam van den Koning ? Dit gaat niet, want de Koning is dood. In naam van de Koningin ? Het is beden kelijk, want de wetten, de grondwet incluis, spreken van den Koning. Zou het niet het best zijn, ter vermijding van zulk een gevaarlijken strijd, zich neutraal te houden ? Men kieze een woord 't is immers toch om een woord te doen dat mannelijk noch vrouwelijk is. Laat men dan recht spreken in naam van het koningskind. Dan merkt niemand of' het een jongen of een meisje is, en het is uit met de quaestie. VERZUCHTING VAN .... Ik wou dat van Moock Met zijn rook en zijn smook Voor mijn part op de Mookerhei zat, En dat elke krant Die zijn werk bij den brand Zoo prijst en zoo toejuicht er bij zat. De man is vertikt Geheel ongeschikt, Dat is hij ons zelf gaan verklaren; En nu, onverhoeds Doet hij niets dan goeds, Bakt listig Te Winkelen Steenkamp een poets, En ik ik zit op de blaren. EEN MEIDENPRAATJE. Zoo! heb je twee vrije dagen gehad?"' Ja! en d'r van geprofiteerd ook: tweemaal naar de komedie geweest." Wel wel! en wat heb je ge zien ?" O! eerst 'n heel mooi stuk, de Fabrieks baas", maar toen *tLeeuwerikkie" ajakkes, dat was wat flauw; ga dat maar niet zien." Och, ik ga nooit naar de komedie, ik, op mijn jaren, zit liever thuis." Noen,, ik niet, en mijn Janus ook niet. Hè, die Fabrieksbaas" dat was mooi. Janus zei dat 't heel echt was met die ovens en dat ie 't net zóó zelf' gezien had an de glasfabriek op de Utrechtschezij. Die Fabrieks baas" is zooveel als een meestersknecht, een braaf man, die zijn zweet en bloed geeft an z'n patroon die d'r maar mooi weer van speelt en zelf een schurk is, een smeerlap." »Hó, zou dat waar kennen wezen ?" «Waarachtig! want hij bedriegt zijn eigen zoon door de brieven, die hij aan z'n meissie sfuurt open te maken en weg te gooien." »Nou! dat is smerig, dat 's gemeen en waarom doet die ouwe heer dat dan.'' »Snap je dat niet? Datmeissicis de dochter van dien Fabrieksbaas en je begrijpt dat de zoon van den patroon toch niet " »Nccn! dat 's ook geen portuur, en dan?" »Nou! dan gaat 't meisje d'r eigen verdrin ken uit narigheid omdat ze afijn?je weet wei zooveel als verassereerd is en dat ze dat voor d'r vader niet weten wil en daarom gaat ze liever den dood ir.." »Naar, hoor '? en dan wordt d'r vader zeker gek, hè?" :>Hoe zoo ? ' »\Vel dat heb ik vroeger jaren toen ik nog wel reis naar de komedie ging ook zien ge beuren. D'r was altijd een meissie ongelukkig gemaakt en dan werd d'r vader of moeder mal van dispercasie dat 's ouwe kost". Neen ! de ouwe wordt alleen maar kwaad aardig en bidt onze lieve Heer orn wraak. O! dat was zoo mooi, Waarachtig! daar werd je koud van, en Janus zei 't was net pauze blijf jij nou maar even zitten Bet, ik ga 'n kikkertje nemen. Zie je, hij wou 't niet weten, maar hij was-d'r ook ook beroerd van." -»Net of onze lieve heer, die de liefde zelf is, zooals de Dominee zegt, zoo'n Fabrieks baas an z'n wraak zal helpen. Neen Bet, dat is onzins." Wat zeg ie ? Mooi was 't, prachtig; en alles loopt zoo goed af ook; want als die Fabrieksbaas dan z'n uitvinding klaar heit, wordt hij rijk en z'n patroon wordt straatarm." Dat 's toevallig." Nou, maar dat is juist 't mooie in dat stuk; 't is allemaal even toevallig1 wat er gebeurt. Zie je, dat mag ik wel, dan ken je ten minste merken dat 't een tooneelstuk is, anders is 't net of 't echt gebeurt, zoo als in 't Leeuwerikkie " »/oo! en hoe komt 't clan ?" Heel mooi. Als nou de patroon arm is en de Fabrieksbaas rijk, dan komt de dochter weerom die intusschen getrouwd is met den zoon van den " Nou maar zeg dat kan niet ze was immers dood en " Ja dat 's waar ook afijn dat doet er ook niet toe 't is veel mooier dat ze weeromkomt, want dan kan d'r ouwe zoo mooi op z'n knieën vallen en dan dankt ie Onze lieve Heer weer dat z'n kind weerom is." Maar hoe is ze dan zoo op eens getrouwd en weer levend ?" Och zeur niet mensch! ??wat kan jou dat scholen dat moet zij zelf'maar weten 't was allemachtig' mooi en weetje wat me zoo goed deed al de groote lui die er in komen, zijn eigenlijk patsers ze hangen van liegen en bedriegen aamekaar alleen die meestersknecht en z'n half malle knecht en z'n dochters waren goed. " »'tls wat lekkers voor de rijke dames en heeren om dat te zien.'' »Nou! lu';? maar 't \yas dan ook erg leeg in de logies en op die andere plaatsen. Ik zei nog tegen m'n Janus zie je wel ze komen er niet naar kijken de groote lui krijgen te veel op d'r kop maar boven bij ons op de galerij was 't ook niet vol, raar, lic, maar toch voller als bij 't Leeuwerikkie. Ajasses, zei ik tegen Janus, is me dat'n stuk, 't bennen net gewone menschen en't gaat op't tooneel net toe als in de wezenlijkheid. Daar ga je niet voor naar de komedie wat zeg jij nou?'' »Neen ! Kwam d'r geen moord in en werd er geen een gek ?" ?'Wel neen! 't was droog. hoor. Maar't was veel voller en alle maal beneden, rijk volk, Ja, dat had ook al z'n roden, want de sosiejalen 'krijgen d'r in van langs, maar ik vond d'r niks an. 't Waren wel brave menschen. vooral die patroon, en z'n broer, dat was '11 lollige uiëdie kon de meissies niet met rust laten, maar alles bij mekaar genomen zeg ik: om zoo'n stuk te zien, dat net is of je de werkelijkheid ziet, net percies zooals 't gebeurt, daar ga je niet voor naar de komedie." «Neen ! dat zes ik ook, 'n mensch wil voor z'n geld wat hebben. EEN OUDE RIJSTSTAMPER. (Ingezonden). Amice, Daar lees ik in het Handelsblad uwe op merking: Ik heb juist in het boek van prof. Veth gelezen, dat de Javaan steeds bij de bevalling zijner vrouw tegenwoordig moet zijn, omdat zijn invloed zoo gunstig werkt, daar het kind zoo naar zijn vader verlangt I Is de vader echter afwezig, dan vervangt men hem door een ouden rijststamper tegen den muur te zetten met een hoofddoek gewonden om het eene einde. Vleiend vind ik een der gelijke voorstelling van een lief'hebbenden Javaanschen vader niet, maar voor een af beelding van onze Noordsehe moederaarde, in vergelijking met de moederaarde der 43"ft* pen, zou zulk een oude rijststamper goed dienst kunnen doen !" Ge hebt gelijk, mijn waarde, gij en ik, wat zijn wij, op de keper beschouwd, anders dan een paar kakkerlakken, gezeten op een ouden rijststamper ? Hoe dikwijls heb ik dat gedacht, alsikm\i van Dag tot Dag vermeide in uw gegons. Maar bij ons, journalisten, gaat het precies andersom als bij de Javaansche vrouwtjes, Die- verlangen den echten man, hun ander-i» te zien, om gemakkelijk te kunnen bareii terwijl wij niet zouden kunnen voortbrengen als al de echte vaders kwamen opzetten ore ons ter verantwoording te roepen over het geen wij dag aan dag van hen stelen, ten einde onzen misgeboorten het aanzijn te kun nen schenken. Wij berooven de echte vadersen onze kinderen verlangen nooit naar hen. Gij vindt iets minder vleiends in het voor stellen van een heuschen vader door een ouden rijststamper. En van uw kiesch en fijn gevoel kan ik mij dat denken. Maar is dan de oude rijststamper, waarop wij beiden zijn gezeten, wel beschouwd, niet veel nuttigei dan een echte Javaansche vader ? »De tropen zijn de universiteit voor a denkers," zoo schrijft ge terecht; zij_ war dat voor IJ, gelijk'ze het zijn voor mij Ma dan moogt ge niet voorbijzien, dat wij. b: logen, journalisten, die niet slechts het lev bestudeeren, maar het leven dag aan d vermenigvuldigen, reeds lang onze bescl vende positie zouden verloren hebben, indi wij niet samen boven een ouden rijststami troonden, een rijststamper, die alleen, d( een Javaansche vrouw in barensnood voor t levend lichaam kan worden aangezien. »Onwillekeurig- keek men uit of erookiv diermos tusschen de keien schemerde. Di Lapland gingen wij naar huis en de kopei schelleknop was Nova-Zembla waardig," : schreef't ge. Daar heb ik U! de kou had U te p. ken. De overgang van de Noord-Pool n de tropen is te plotseling geweest. Ja, : iets is goed voor den Baron v. Münchh sen, maar dat past D" niet. En zoo is't w?. schijnlijk gekomen, dat ge kwaad zijt g; spreken van een ouden rijststamper, die, on meer. toch eigenlijk het zuiverst symboo van degelijke journalistiek. Herzie Uw oordeel, geloof mij stf gaarne, Amsterdam, Uw getrouv Ie Kersdag 1890. DE SPIE. CORRESPONDENTIE. B. Uwe bijdrage was. ons welkom. wij hebben gaarne medewerking. Ze VERBETERING. Op pag. 7 van het vorig nummer Snuifjes" No. 3, staat in regel 4 in pi van zou" het woord was". Mevr. S. d< en andere inzenders onderstelden terecht, dit een drukfout was.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl