Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 706
,?__,,, gelukkig einde; maar Hedda Gabler is
sombearder zelfs dan De wilde Eend. Dit was nog eene
' «talie van onhandig idealisme, Hedda is enkel
ne. De sympathieke figuur van de kleine
duig, het dochtertje van den photograaf, die
a een lichtstraaltje gaf in De wilde Eend
al eindigde dit met den zelfmoord van het
1 Mme kind vindt geen pendant in de
Gablertagedie. Het ia enkel bitterheid.
!,' Een andere trek van Ibsen is hier achterwege
. gebleven. Er is geen spoor van eene these in dit
drama. Men mag er de conclusie uit trekken die
men verkiest, de dichter houdt de zijne voor zich.
Daarentegen zullen degenen die minder aan Ibsen's
leer hechten, dan aan zyn talent om psychologische
spitsvondigheden met dramatische kracht te ver
eenigen, dit nieuwe drama zeer hoog stellen. In
eenvoudige intellectueële kracht is Hedda Gabler
nog door geen vroeger overtroffen,, Het is zijn
modernste, meest realistische, meest intense drama.
Hedda Gabler is een vrouw van negen, en-twin
tig jaar, van goede geboorte en mooi. Van
erfeIjjkheid is er ditmaal ook geen sprake. Hedda's
vader was een generaal; alleen een paar revolvers
heeft zy van hem geërfd. Als het stuk begint
heet zij geen Hedda Gabler meer, maar Hedda
Tesman, de vrouw van een opkomend jong histo
ricus, die, zooals wy spoedig bemerken, bezig is
van mensch tot geleerde in te drogen. Zij komen
van hun huweljjksreisje terug, een
huwelyksreisje van zes maanden en vestigen zich in
eene villa, die goede vrienden gedurende hun
afwezigheid voor hen gehuurd hebben. Reeds vóór
het optreden van de jonge vrouw, beginnen wij
even te vermoeden dat zij geen heel beminnelijk
karakter moet hebbon. Het eerste wat zij doet,
is dan, de oude tante van haar man, die meer
dan een moeder voor hem geweest is, bitter te
krenken; dan behandelt zy haar man met
onVerholen minachting, maar hy is te dikhuidig om
het te bemerken of er zich gevoelig over te
toonen. Voorts vernemen wy, dat de jonge Dr. Tes
man door zyn lange huwelijksreis en de weelde
van zyn kostbaar ingericht huis zich reeds vrij
diep in schulden gestoken heeft; zijn voornaam
ste schuldeischer is een zekere rechter Brack,
die den ondoordachten bruidegom heeft geholpen
om geld op te nemen en hei uit te geven. Brack, een
ongetrouwd heer van vijf-en-veertig, heeft
natuurlyk eenig doel gehad, toen hij het jonge paar
zoo aan zich verplichtte. Inderdaad is dit een
aanslag op Hedda, die, zonder geheel den grond
van zyn politiek te doorzien, zijne cynische avan
ces met cynischen spot beantwoordt.
Maar dit is niet de groote drijfveer van het
drama. Tesman's geduchtste mededinger in zijn
carrière aan de Universiteit is zekere ilert
Lofborg geweest, wiens groote talenten, naar men
meent, in losbandig gedrag ten onder gegaan zijn.
Het is dus met verwondering, dat Tesman, uit
het buitenland terugkeerend, verneemt, dat Löv
borg een groot, sensatiemakend werk heeft doen
verschijnen en daardoor een gevaarlijk sollicitant
is geworden naar het professorschap, dat Tesman
reeds als voor zich alleen bestemd beschouwde,
en waarvan hij ook het inkomen reeds voor een
deel verbruikt heeft. De zaak is, dat Lövborg
een zekere mevrouw Elvsted heeft ontmoet, wier
invloed hem drie jaar lang op het goede pad heeft
gehouden en hem zijn werkkracht teruggegeven.
In vroeger tijd echter heeft er tusschen Lövborg
en Hedda eene soort van kameraadschap bestaan.
De gesprekken met hem hebben haar eenige
kijkjes gegeven op bet leven", dat haar onvol
dane verbeelding betoovert, juist omdat zij er
buiten gesloten is. Maar, toen Lövborg er eens
aan dacht, de kameraadschap door liefde te ver
vangen, heeft zij hem weggejaagd, zelfs heeft zij
hem met een van de pistolen van haar vader,
haar geliefkoosd speelgoed, bedreigd. Nu bevindt
zij dat Lövborg tot betere wegen is teruggekeerd,
en dit maakt op haar tweeërlei indruk; vooreerst
is zy jaloersch op de vrouw wier invloed hem
gered heeft, en ten tweede is zij bevreesd dat
Lövborg's mededinging de vooruitzichten zal beder
ven van het zwakke wezen dat zij (naar het
scbynt uit wanhopige verveling) heeft getrouwd.
Zy weet dus, in tegenwoordigheid zelf van Mrs.
Elvsted, op vernuftige wijze Lövborg te tergen,
zoodat hij zy'ne gelofte van deugd en onthouding
verbreekt; zij zendt hem met Tesman naar een
jongeheerenfeest by rechter Brack, waar bij
belootd had niet te zullen heengaan; Lövborg heeft
by zich het manuscript van een nieuw boek,
waarin hij de resultaten, door de studiën van zijn
vroeger boek omtrent het verleden verkregen, op
de toekomst toepast. Als Tesman, den volgenden
morgen vroeg, van de orgie bij Brack terugkeert.
vertelt hij aan Hedda, dat Lövborg hun een ge
deelte van het nieuwe boek heeft voorgelezen,
en deze hem hebben overtuigd, dat het een op
zienbarend werk zal zijn ; maar Lövborg heeft,
toen hij in woeste dronkenschap het souper ver
liet, het handschrift laten vallen, en Tesman, die
weinige minuten later kwam, heeft het opgeraapt.
Tesman vertrouwt nu het pakketje aan Hedda toe,
die het aan Lövborg zal teruggeven ; maar deze
ongelukkige, niet tevreden met de dronkenschap
en het verliezen van zijn manuscript, is tegen den
morgen bij een zekere Diana geweest, die men
uit beleefdheid actrice noemt, en beschuldigt nu
deze, zijn pakket gestolen te hebben. Er is een
standje en gevecht gevolgd, de politie is
tusschenbeiden gekomen, en Lövborg's carrière is hopeloos
gecompromitteerd. Dit alles vertelt hij aan Hedda
in wanhoop en zelfverachting; bij zegt haar voor
altijd vaarwel. Hedda spreekt nu geen woord er
van, dat het kostbaar manuscript in baar schrijf
tafel rust; maar geeft, bij wijze van souvenir bij
het afscheid, aan Lövborg een van haars vaders
pistolen cadeau. Als dan na de derde acte het
gordyn zal vallen, haalt zij het manuscript voor
den dag en ziet het, blad voor blad, langzaam in
den haard verbranden.
Zy hoopt dat Lövborg, die ten slotte de eenige
man nog is, voor wien zij ooit eenigzins gehouden
heeft, zich bedaard en mooi,' zooals zij het noemt,
dooden zal, want het exquise schepseltje heeft een
afschuw van de vulgaire dingen des levens. Maar
haar berekening komt niet uit. Lövborg komt nog
eens bij Diana, schoon bijna rdet hopend, er zijn
manuscript nog te vinden. Er is weer ruzie, en
Lövborg ontvangt, zeer vulgair, een schot in de
ingewanden, bij ongeluk of opzettelijk, dat weet
men niet. De rechter Brack heeft het pistool
herkend als een van Hedda's speelwapenen, en
hy doet haar verstaan, dat hij haar in het
onvermijdelyk schandaal zal mengen, tenzij zy toestemt
in de vernedering van een ménage a trois,
waarin Hedda, dit moet men haar nageven, geen
lust heeft.
Hier wendt zich het drama. Mevr. Elvstedt
heeft de aanteekeningen nog, die Lövborg tot het
maken van zijn boek gediend hebben: zy' kun
nen dus, met vereende krachten, het handschrift
wel weer in orde maken. En Hedda, na, zoolang
zy kon, de feiten gewantrouwd te hebben, is
overtuigd dat zy moeder zal worden. Het moeder
schap zou haar niet anders dan een vulgair inci
dent in haar ledig, treurig leven schijnen. Zij kan
de gedachte eraan niet verdragen ; zij neemt dus
het tweede van haar pistolen, trekt zich in haar
boudoir terug, buigt zich gracieus op de sofa
neder en jaagt zich den kogel door het hoofd.
*
* #
De dooreenmenging van handeling, analyse,
hartstocht en aandoening in het drama is won
derbaar. Het karakter van Hedda Gabler is oor
spronkelijk, de persoon leeft, is modern en ge
heel verklaard; de incarnatie van egoïstisch pes
simisme. Onvatbaar voor sympathie of genegenheid,
heeft zij zelfs niet genoeg levenslust om in het
leven der zinnen rust te vinden. Haar verstand,
daarentegen, is vlug en doordringend; zij heeft
geen illusies, noch omtrent haar zelve, noch om
trent iemand anders. Al de krachten harer na
tuur zyn negatief. Zij kan geen schoonheid be
zitten en genieten; zij kan alleen leelijkheid ver
afschuwen en er door lijden. Zij haat het( zich
machteloos te gevoelen; maar de macht, die zij
in den vorm van kwaaddoen, uitoefent, geeft haar
geen genoegen. Zij heeft ruim ijdelheid genoeg
om gekwetst te worden, maar geen trots om haar
te steunen en krachtig te maken. Tegen hare
natuurlijke instincten komt zij in opstand, haar
passies zijn nieuasgierigbeden, en voldane nieuws
gierigheid bestaat niet meer. Ik heb maar n ta
lent in het leven", zegt zij, dat is mij dood te
vervelen." In het kort, zij is door de natuur be
giftigd met de macht om te lijden, maar niet om
te genieten. En daarbij men mag het als een
wonder van kunst beschouwen, heeft de dichter
ons dit zoo duidelijk gemaakt, dat de afkeer, dien
Hedda's karakter eerst inboezemt, voorbijgaat, en
in een soort van medelijden verkeert, als voor
een hulpeloos, verminkt wezen. Alles begrijpen
is dan alles vergeven.
De geheele actie wordt afgespeeld in minder
dan zes-en-dertig uren: in den salon en suite van
Tesman's huis. Ibsen's techniek, indien men
bij Ibsen van techniek kan spreken, is in geen
stuk zoo volmaakt geweest als in Hedda fruble-r''.
Deze laatste beschouwing is van den Engelschen
criticus William Archer. De tooneelrecensent in het
Berliner Tugeblatt verwijt aan Hedda GabLr, dat
het geen sociale vraagstukken van den dag aanraakt;
en wie in Ibsen zelf niet een cursus ter oefening
heeft doorgemaakt, begrijpt zelfs de personen niet.
Men toont ons de Venus zonder armen: uit haar
brokstukken moeten wij de godin bijeengaren. Kn
dat zelfs gaat niet, want de leemfen zijn t.e groot."
Jacques St. Cère, de buitenlandsche specialiteit
van Ftya.ro, vindt dat men na Ibsen's meesterstuk
ken, JSIora, Spoken en De Wilde Eend, niet eens
moet spreken over dat Nirv;ina-drama met
tooneelloopjes a la Bouchardy;" als reuzen zich
vergissen, vergissen zij zich ook reusachtig."
Hij kan zich echter begrijpen, dat deze mcening
maar als eene meening beschouwd kan worden,
want toen hij zelf' Rotiiiersholm in hot Noorden
las, scheen het hem bewonderenswaardig en tref
fend; bij herlezing te Parijs kost het hem moeite,
er niet om te lachen.
Voor ons publiek, dat n voor het Noordsche
drama, n voor het Fransen tooneel sympathie
heeft, kan de proef belangwekkend zijn.
OCTAVE FEUILLET.
In den leeftijd van 68 jaar overleed deze week
de schrijver van de beminnelijkste romans welke
onze eeuw heel't voortgebracht. Ernst en gevoel,
hartstocht, kieschheid, ridderlijkheid, de schoonste
gevoelens, legde hij in het karakter zijner holden
en heldinnen en omkleedde ze met eene bekoor
lijkheid, die hem jarenlang tot den geliefden au
teur van de beschaafde lezers en lezeressen van
gansch Europa maakte.
Octave Feuillet werd op 11 Augustus 1822 te
Saint-Ló geboren. Op drie-en-twintig-jarigen leef
tijd debuteerde hij met een roman Le g rund
vieillard, dien hij in collaboratie met zijn school
vriend Paul Bocage en Alfred Aubert deed ver
schijnen Het pseudoniem der drie vrienden was
DésiréHazard, het verhaal verscheen als feuilleton
in den National van 1845. Feuillets vader raadde
hem de letterkundige loopbaan, toen hij zag dat
er werkelijk iets in den jongen schrijver zat, niet
af; bij gaf hem raad en maakte hem in den
beginne het leven gemakkelijk.
Ik heb heel wat papier zwart gemaakt eer
mijn werk tot het publiek kwam", schreef Fouillet
zelf later, maar wat van mij onbekend gebleven
is, heeft dat ook meestal verdiend "
In 1841) werd oen comedie, Le Bourgeois tle
Home, in het Odéon uitgelloten. Ken tweede,
met Paul Bocage gemaakt, Echec et Mat. werd
goed ontvangen.
De eerste roman van Feuillet, Onesta, verscheen
in de Revue Nouvelle, maar weldra begon
Feuillet in de Rente des Deux Monden te
schrijven en werd er een vast medewerker. Daar
verschenen Ali.r, Le Puur et Ie Contrc, La Crise,
Bellali,, DaJilah, Rédemption, Le Vül(/f/et Le Ro
man d'un jeuiie Jtomme paurre, enz., voor een
deel proverbes", een genre dat destijds in de
mode was, en waarin Feuillet, evenals do Musset,
juweeltjes van elegance, geest en gevoel wisten
te leveren. Le Vülage, veertig jaar later als De
Zwerver" door het Ned. Tooneel ge. peeld, was
nog een triomf voor Mevr. Kleine en den Ifr. Morin.
Feuillet had zoowel tle gavo van het tooneel als
van den roman. Dalüah schijnt ons nu wat ro
manesk, maar Monijoie is nog een werk van
beteekenis op de repertoires van verschillende
schouwburgen, evenals Le roman d'un jeune
homme pmtvre. Feuillet's voornaamste werken
zijn, behalve de genoemde, La vieillesse de
ichelieu, drama in vijf bedrijven (comédio
Francaise 1848), de geestige schetsen La clef d'or,
Partie de dames, Yorck, Péril tn la demeure,
de roman Sihylle (1859), het blyspel La
Tentation (in de Vaudeville 1860), en de krachtige roman
Monsieur de Camors (1867), waarin met veel
stoutmoedigheid de meest wereldsche verfijning
en een hem anders vreemd, maar hier zeer
effectvol realisme gemengd waren.
Na dezen roman, die zeer bewonderd was, werd
Feuillet door den keizer tot bibliothecaris van
het paleis te Fontainebleau benoemd, in 1867.
De post eene sinecure gaf 10,000 francs
's jaars en een vleugel van het paleis te bewo
nen, met uitzicht in het heerlijk park en zooveel
of zoo weinig rust als de titularis wenschte.
Hierna verscheen Le Gas de Conscience (1867),
Julie, een drama voor het Théatre Francais,
waarin Mad. Favart met glans de hoofdrol speelde ;
V Acrobate (1873); Le sphinx (1874), waarin Mlle
Croizette een zeer gemengd succes had, ten deele
door haar talent, ten deele door hare stuiptrek
kingen als vergiftigde of drenkeling, naar wij ons
meenen te herinneren. De romans die in tusschen
verschenen, waren : Julia de Trécoeur, Un man
age dans Ie monde, Les amours de Phüippe, Le
journal d'une femme, Le portrait de la Marquise
La veuve, Le voyageur (1884) en La Morte
(1886); Feuillets laatste comédies waren: Un
roman parisien (1882), Ghamillac (1886) en het
geestige Le divorce de Juliette, even frisch, oor
spronkelijk en vernuftig, als de werken uit zijn
blceitijd. Hij had plan, ook Honneur d'artiste,
zijn roman van verleden jaar, voor het tooneel te
bewerken.
Feuillet had een gelukkig leven; fortuin, eer
bewijzen en huiselijk geluk waren zijn deel. In
het laatst van zijn leven wat veel verwend, was
hij zenuwachtig en prikkelbaar; zelfs het visschen,
eene zijner geliefkoosde uitspanningen, gaf hij
daarom op. Als ik beet heb, schrik ik", zeide hij.
Lid van de Académie was hij reeds sinds 1862
(in den fauteuil van Scribe); gedecoreerd sinds
1854. Hij was den keizer in herinnering getrouw
gebleven; toen in 1876 de heer Jules Simon, als
minister van onderwijs hem herinnerde, dat hij
sedert zes jaren verzuimd had zijne bezoldiging
als bibliothecaris van Fontainebleau in ontvangst
te nemen, antwoordde Feuillet, dat hij zich sedert
1870 als ontslagen beschouwde.
Feuillet's gelielkoosde lectuur was Walter
Scott; maar hij had een open oog ook voor nieu
were letterkundige stroomingen, en men beweert
dat hij bij de aanstaande verkiezing in de Aca
démie voor Zo!a zou gestemd hebben.
V A R I A.
TOONEEL EN MUZIEK.
Het théatre de la Gailéte Parijs heeft een
geheel jaar succes gehad met de onschuldige
Voyaye de Rtt:anne, en heeft nu kans met La Fee
an.c ChfKres een dergelijk buitenkansje te treffen.
Forrier en Vanloo hebben een nieuwe bewerking
van het oude sprookje van de gelaarsde kat ge
leverd, alleen is de kater een jonge geitenhoedster
geworden, die ten slotte door den dankbaren mar
kies, wion zij eene verduisterde erfenis helpt te
rugvinden, getrouwd wordt. Het zou natuurlijk
niet onmogelijk geweest zijn, deze eenvoudige
geschiedenis in minder dan veertien weelderig
gemonteerde tafereelen te vertoonen, maar het is
een voorwendsel om alle pracht der férie te
voorschijn te halen. Maar hier en daar heefc de
iérie ook het grootsche der groote opera. De bal
letten zijn wonderfraai; de eerste zangeres is Mlle
Samé, die vroeger tot de opcra-comique behoorde,
en voor wie de componist Varney een groote
opera- partij geschreven heeft. Hetgeen het meeste
succes had, was natuurlijk toch het operette-ge
deelte ; gelukkig is Mlle Saméeene aardige actrice,
die als geitenfee"' in alle opzichten van
uitsteie.id talent blijk gaf.
Voor de Kerstmis-vertooningen te Londen heb
ben de verschillende theaters weer groote kosten
gemaakt. Het Empire Theatre heelt een ballet,
DoUy, waarin de geheele inhoud van een speel
goedwinkel, poppen in alle prijzen, arken Noach's,
houten soldaten, molentjes, witte wollen hondjes,
konijnen en schapen, hansworsten en olifanten,
dansende ingevoerd worden.
ilet Avenue Theater voert Monte CJiristo op,
naar den roman van den ouden Dumas, met den
acteur Vanderfelt in de hoofdrol; het Princo of
Wales' Theater ccne opera, Muid Marian, van
een Amerikaamsch componist Reginald de Koven;
het Grand Theatre te Islington heeft als Kerst
pantomime Tltc babes in Ute Wood,
In het Princess Theatre speelt mrs. Langtry
iederen avond in Antonitrs and C/eopntra; The
Savoy voert nog steeds The oiidolters van
Gilbert en Arthur iSullivan op.
l Jij het Roval Court Theatre te Londen is ter
vertooning aangenomen een blijspel in n bedrijf
van onzen landgenoot Jack T. Grein & C. W.
Jarvis. liet is getiteld; ,,Siiriny!eares'' en de
grondgedachte is ontleend aan een stukje van
wijlen lingervoet llamondt; de heer Grein heeft
derhalve besloten een aandeel in zijn droits
d'auteur uittckeeren aan incvr. de weduwe Ramondt.
In het Theatre libre to Parijs is een groot
succes behaald met J ja fille Efina, naar den
roman der de Goncourts. Ilet tweede bedrijf stelt
eene zitting van liet hof van assises bij avond
voor; de acteur Antoine pleit er, als advnkaat,
gedurende bijna een half uur voor de schuldige.
Herhaaldelijk werd zijn pleidooi door de toejui
chingen vau liet publiek afgebroken.
Ilet andere nummer van den avond was een
walgelijk stuk naturalisme, dat men onder den
fraaien naam ('onte de Nocl, mvstère moderne,
had aangekondigd. Do schrijver, de heer Lincrt,
is, naar men beweert, korporaal," zegt Figaro,
en wacht alleen tot zijn diensttijd om is. om
zich dan geheel aan liet tooneel to wijden. Laat
ze hem sergeant maken, en hem houden." Wor
den er den heer Antoine dan geen stukken aan
geboden? Waar blijven dan de jonge auteurs?"
vraagt Jules Lemaitre in de Débats.
De Parijsche pers maakt zich vrooJijk over een
manifest, door den café-concertzanger Paulus aan
Sarcey, den vorst der kritiek", gericht, om dezen
het bondgenootschap aan te bieden en te protes
teeren tegen het pornographisch" lied en het
zich noemende fin de siècle". Naar het schijnt
is de directie der Scala, waar Paulus zingt, met
zijne geestesrichting" niet meer ingenomen, en
heeft een deel van het publiek genoeg van hem;
Paulus noemt dit deel névrosés en
morphinomanen" en zal er naar streven, voor de huismoeders
en kostschoolmeisjes het bezoeken van het
catechantant gemakkelijk te maken.
Paulus' groote concurrente op dit oogenblik is
Yvette Guilbert, die in den Chat noir" Rue
de l'Echiquier een nieuw soort chansonnetten
zingt, een beetje pretentieus en archaïstiscb, maar
ook een weinig litterair getint. De librettisten
voor die liedjes zijn Xanrof, Jules Jouy,
MacNab, Maurice Donnay, jonge letterkundigen van
min of meer naam. Men noemt haar la
Chanteuse iin-de-siècle"; zij is een lang mager meisje,
in een zwarten japon, noch beminnelijk, noch
coquet, maar min of meer tragisch geestig; tegen
haar is Paulus' manifest vooral, naar het schijnt,
gericht.
De Wagnerquaestie te Parijs stuit op een
zonderlinge combinatie. De Wagncr vertaler
Victor Wilder, heeft veel kans om als directeur der
Groote Opera benoemd te worden. Maar wanneer
deze Wagner-vereerder de betrekking krijgt, zullen
juist Wagner's voornaamste werken (althans de
latere) niet gegeven kunnen worden, want Wilder
heeft deze (behalve Lohengrin en Tunnhauser)
alle vertaald, en de statuten der sociétédes
auteurs dramatiques verbieden uitdrukkelijk iederen
directeur zijn werken en vertalingen of bewerkin
gen, op zijn schouwburg te laten opvoeren.
De Benvenuto Ccllini van Diaz, den zoon van
den beroemden schilder, is een fiasco geweest; de
Werther van Massenet zal niet in Parijs maar in
Brussel gegeven worden.
Het aftreden van Rubinstein als directeur van
het Conservatorium te St. Petersburg baart groot
opzien in de muzikale kringen van Rusland.
Intusschen bleef de meester bij zijn besluit; met
Kerstmis trad hij af. Hij heeft in drie jaren
het conservatorium, dat zeer in discrediet was,
door krachtige leiding en goede administratie een
beteren naam en betere inrichting verschaft. De
reden van het ontslag schijnt te liggen in onaan
genaamheden met de theater-in tendance. Deze
behoort onder het hofministerie, terwijl het con
servatorium eene stichting is der Keizerlijk Rus
sische muzikale vereeniging.'' De chicancs en
moeielijkheden waren des te lastiger, omdat de
toekomst der leerlingen, aan hof-opera en
hoftheater, juist van dat bestuur afhing.
Ilet is ook mogelijk dat Rubinstein ger.oeg heeft
van het administrecren en de honderd zorgen
der directie, en zich, nu hij getoond heeft hoe
alles moet zijn en dus zijne taak als vervuld kon
beschouwen, weer geheel aan zijne kunst wil
wijden.
Rubinstein zal, ofschoon hij het optreden als
piano-virtuoos eu bet dirigeeren van het conser
vatorium voor goed heeft opgegeven, zich toch
niet geheel uit hst publiek leven terugtrek
ken. Hij zal zijne eigen opera's en compositiën
nog dirigeeren. In de eerste weken verwacht
men hem nog te Carlsruhe, waar hij zijn orato
rium Dus cerlorene Paradies zal leiden; en kort
daarop te Praag, waar voor de eerste maal zijne
opera Die Kinder der Steppe wordt opgevoerd.
De Russische regeering zal te Parijs een
mnziek-academie stichten, waar jon^e Russen van
talent hun studiën kunnen voltooien. Muziek is
in Rusland een zeer gesubsidieerde kunst, de
conservatoires te Moskou. Petersburg en Warschau
zijn rijk begiftigd; de Fransche opera te Tirlis
ontvangt 150.000 francs subsidie van de regeering,
die te Warschau 120.000 francs, verschillende in
de westelijke provinciën 100.000 francs.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Het museum Cluny te Parijs heeft een merk
waardige verzameling Hcbreeuwsche kunst aange
kocht, tot de Xllle eeuw opklimmend. De ver
zameling is bijeengebracht door Izaiik Strauss,
onder liet keizerrijk bekend als directeur van het
opera-orkest. De catalogus bevat slechts 120 num
mers, maar daaronder zeer zeldzame, merkwaar
dige lampen met acht pitten, kandelaars met zeven,
acht of negen armen, van koper, zilver of gesne
den bout, wierookvaten, verkleiningen van de arke
des verbonds, waarin wetsrollen bewaard werden,
werktuigen voor de circoncisie, enz. De artistieke
waarde is zeer groot, en curieus is het, te zien
hoe de .loodsche kunstenaars, om het
goiulsmidswerk te verfraaien, zonder de traditie te schenden
Oio het aanbrengen van menschengezichten ver
bood, toch figuren in hun werk hebben weten te
brengen.
Bij 'J'jeenk Willink is de Ie afl. verschenen van
Ons Vorstenhuis", Platen en schetsen
meerendeels verzameld uit Eigen l/aard. Het wordt
geopend met een vers van J. de Vries en een
portret van wijlen Z. M. Koning WillemlII; ver
volgens bevat het een overzicht, Het Slcniihuin
ran Oraiije-jNai-Mnt door Prof. l'. J. Blok en De
portretten van Wdhm deu Zwijger door David
v. d. Keilen Jr. Deze zeer goed geïllustreerde
uitgave, zal verschijnen in .'S ali. elk van 2a.'>vel
druks, en slechts 75 cents kosten.
Bij den uitgever J. Ileijnis Tsz. te Zaandijk is
verschenen een vertaling van Goethe's drama
Ef/morit. naar Schillers bewerking veor het too
neel De vertaler Jac. de Vos, regisseur aan den
schouwburg te Gent, heeft met veel zaal kennis
enkele gedeelten, die bij de opvoering gekapt
kunnen worden, tusschen * aangeduid, en vt'ider
voor goed vloeiende taal gezorgd.