De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 11 januari pagina 2

11 januari 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 707 'linker centrum zal moeten zoeken. Bij de imdicélen zoowel als bij de ultra-conservaevea heeft hij het trouwens voor goed verhorvm. usschen de Vereenigde Staten en Enge land is het tot een conflict gekomen over de fobbenvangst in de Behringzee. Eigenlijk duurt dit conflict reeds sedert vier jaren: diplomatieke nota's zijn gewisseld, voorstellen tot inroeping eener scheidsrechterlij ke uit spraak gedaan en afgewezen, en tal van do cumenten openbaar gemaakt, maar de re geering der Vereenigde Staten blijft op de schepen der Engelsche robbenvangers beslag leggen, alsof de Britsche leeuw niet meer "was dan een schoothondje. Thans echter heeft Lord Salisbury door den gezant van H. M. de koningin, Sir Julius Pauncëfote, aan de regeering te Washington doen weten, dat de Engelsche, of liever Canadeesche robbenvangers door de Eugelsche oorlogsvloot op afdoende wijze zullen worden beschermd, er dat geweld met geweld zal wor den beantwoord. En de Amerikanen ant woorden hierop door eene ganeche oorlogs vloot te San Francisco bijeen te brengen, om die van daar naar de Behringzee te zenden. De hoofdquaestie is eigenlijk, of de Behring zee *ls eene »gesloten" zee, een mare clausum, eene- binnenzee, kan worden beschouwd. Dit ie Beker eene zonderlinge opvatting, wan neer men bedenkt, dat deze zee eene opper vlakte heeft van meer dan 1.250.000 vier kante kilometers, en dat zij op hare beide nauwste uiteinden nog eene breedte heeft van «enige honderden kilometers. Algemeen wordt daarom ook aangenomen, dat de ju risdictie der Vereenigde Staten zich niet uitstrekt over de gansche oppervlakte der zee, maar alleen over eene strook van drie geographische mijlen breedte langs de kust lijn, en over zulke bochten en inhammen, die genoegzaam door land ingesloten zijn om ongetwijfeld tot de territoriale wateren te worden gerekend. Toen in het jaar 1821 de Rus sische czar op de Behringzee het begrip van een mare clausum wilde toepassen, kende de verontwaardiging in de Vereenigde Staten geen grenzen, en protesteerde de staatsse cretaris Quincy Adams op de meest na drukkelijke wijze tegen eene zoo grove schen ding van het volkenrecht en tegen de uit sluiting van Amerikaansche schepen. Rusland deed daarop in 1825 afstand van zijne aan spraken, in traktaten met Engeland en met de Vereenigde Staten. Doch in 1807 ging Alaska voor eene som van zewn-en-een half millioen dollars over uit het bezit van Rus land in dat van de Vereenigde Staten, en deze laatste komen nu te hunnen behoeve met de aanspraken voor den dag, welke zij lange jaren geleden zoo nadrukkelijk hadden weerlegd. In 18C9 verleenden de Vereenigde Staten aan de Alaskan Commercial Companij het monopolie van de robben vangst in de JBehriragzee tegen eene vergoeding van 3 dollars per stuk van de gevangen dieren, en van om den voet van den boom, dat zij gretig aan den mond brengt en verslindt. Nog eens en nog eens herhaalt zij dezelfde be weging .... ik tuur.... 't zijn aardappelen, koude, wellicht bedorven aardappelen, die daar voor de honden zijn wegge worpen, en zij zij verzwelgt ze, als van den Hemel gezonden manna en stilt er haren honger mé. Ik kan mijn oogen niet van die vrouw afwenden; onafgebroken staar ik naar de plek, waar zij zit neergehurkt. Plotseling, als zij voor de vierde maal de hand aan den mond wil brengen, zie ik haar weifelen; met een smartelijk, bijna toornig gebaar klemt zij de reeds geopende lippen samen, raapt de nog overgeschoten aardappelen tot den laatsten kruimel bijeen en knoopt ze voorzichtig in een punt van haar omslag doek. »Grroote God!" denk ik onuitsprekelijk bewogen; »voor haar kind wellicht.... mis schien heeft ze thuis een kind arrn sturnpertje! welks nooddruft eigen honger en zueht tot zelfbehoud haar een oogenblik deden vergeten." Ik kan die hartverscheurende ellende niet langer werkeloos aanzien. Ik wil en zal die vrouw, haars ondanks, helpen; rnaar hoe, zonder haar fierheidsgevoel te krenken ? Ik peins. Goddank! een ingeving. Schielijk in den zak grijpend, doorzoek ik op den tast den inhoud mijner portemonnaie : een paar enkele guldens slechts en wat klein geld. «Vervloekt! waarom rnoet ik juist nu geen rijksdaalder bij mij hebben ...." prevel ik een gulden er uit nemend, »enfin! 't is toch nog beter dan niets." De portemonnaie rnet het overige wegbergend, nader ik de arme vrouw, die juist op het punt staat zich te verwijderen, en even aan mijn muts tikkend, houd ik haar het geldstuk voor, met de haastige woorden een leugentje orn best wil: «Pardon, juffrouw 'k zag u zooeven zoeken, mag ik u uw eigendom teruggeven ... hij lag op 't kantje van den wal. ..'' Wel verwde een donkere blos voor een eogenblik het bleek gelaat, bij 't beseffen 50.000 dollars per jaar bovendien. Voor beide partijen was deze transactie zeer voordeelig en al zeer spoedig had de regeering te Washington meer ontvangen, dan de geheele aan Rusland betaalde koopsom be droeg. Doch toen Van Couvers-eiland werd gekoloniseerd en Britsch-Columbia zich begon te ontwikkelen, kwamen er spoedig kapers op de kust, en daar deze voor hunne vangst geen cijns behoefden te betalen, viel hun de concurrentie niet moeielijk. De Amerikaan sche regeering liet nu eenvoudig op alle Engelsche en Canadeesche visschervaartuigen beslag leggen, en verklaarde de geheele lading, huiden, geweren en ammunitie ver beurd, zonder te onderzoeken, of de zeehon den in Engelsche of in Amerikaansche wa teren waren gevangen. Lord Salisbury wilde niet dadelijk tot represaille-maatregelen de toevlucht nemen, maar sloeg een scheidsgerecht voor, dat door de regeering te Was hington op tamelijk onbeleefden toon werd geweigerd. j Thans begint men te Londen ongeduldig i te worden, en met recht. Het aanbod om j zich aan eene scheidsrechterlijke beslissing te onderwerpen was onder de gegeven om standigheden reeds eene belangrijke conces sie van de zijde van Engeland, dat zeker j niet verder kon gaan. En indien nu de | Amerikanen eene vloot bijeen brengen en een hoog woord voeren, dient men niet uit het oog te verliezen, dat de heer Blaine gaarne de aandacht wil afleiden van de geweldige nederlaag welke de republikeinsche partij bij de laatste verkiezingen heeft geleden. Een beetje spread eagleism is in zulke gevallen het gewone recept. Dat het tusschen een Engelsche en Amerikaansche vloot tot vijandelijkheden zou komen, is al les behalve waarschijnlijk. Doch dit is ook niet noodig; het is de heer Blaine niet te doen om Engeland, maar om zijne landgenooten te imponeeren, en hij zal wel een middel weten te vinden om ten slotte zijne toestemming tot de vroeger door hem ge weigerde scheidsrechterlijke beslissing nog als eene diplomatieke overwinning voor te stellen. Nederland's onderteekening van de addi- j tioneele akte der Congo-conferentie is dooi den strijdvaardigen pastoor Brouwers van Bovenkerk met verklaarbare voldoening be groet en heeft hem alweder een sonnet in de pen gegeven, dat wij onzen lezers niet willen onthouden. Wie mensch en Christen is, heeft in de Heil'ge (liliiden Der volkren levensb.iun op heil- en onheilnpuiien Gevolgd, en vaak aanschouwd hoe God een volk, uit (rouw En wee, gered heeft door een uitverkoren vrouw. Zoo klonk het Godswoord reeds bij d'aanvang der (genaden In 't jamm'rend Paradijs na 't eerste wetvci smaden; Zoo, bij de Moedermaagd, toen God, zijn woord geItronw, Aan de aard haar Heiland schonk in Betleeui's (landouw. dat ik haar had gadegeslagen; wel bewees het zenuwachtig trillen der lippen haren innerlijken strijd, doch zóó aangeboden kon zij mijn hulp niet langer versmaden. Wcrktuigelijk strekte hare hand zich uit en met een luchtig: »Ziezoo juffrouw, daar is het verloren schaap weerom!" legde ik er den gulden in. Eigenlijk bedankt heeft zij mij niet. Wel verrieden de krampachtige trek om haren mond en het zwoegen hart-r borst de moeite, die zij aanwendde om te spreken, doch geen geluid bracht ze voort. Met een onbeschrij felijke uitdrukking zag zij mij aan, een traan beefde aan haar lange wimpers, de trotsche, donkere oogen kregen een zachter gloed. Toen keerde zij zich zwijgend om en ging, maar die ne blik uit haar vochtig glan zende oogen was welsprekender dankbetui ging, dan de mooiste woorden konden zijn geweest. Koud en huiverig ben ik thuis gekomen. Mijn prettige stemming was heen; mijn jas beschutte mij niet langer; mijn pelsmuts gaf geen warmte meer, omdat ik van binnen niet langer warm was, omdat, ik mij kil om het hart voelde worden bij het beeld dier ongelukkige, dat type van fatsoenlijke ar moede, dat mij onophoudelijk voor oogen zweefde. Mijn vrouw merkte het dadelijk. »Wel, pa! Je schijnt je niet zoo bijster geamuseerd te hebben," begon zij, terwijl | ik rillend de kachel oppookte en zwijgend in het vuur bleef staren. »iJe bent zoo stil!" en toen ik aldoor geen antwoord gaf, omdat ik nauwelijks naar haar luisterde, plotseling op een ander onderwerp overgaande, lachend: »Kou maakt graag, zeggen ze; 'k heb al weer honger vin-je 't niet gek? Kom, 'k ga een paar spiegeleieren bakken; eet je mee':" Maar ik, uit mijn verstrooidheid ont wakend : »Honger! Ik! eten? Neen, vrouw. 't Zou mij thans onmogelijk zijn." Maar 't ongewijde blad van 's werelds heil-annalen Mag ook, van land tot land, van volk tot volk, ver fhalen Wat God der wereld schonk in meen'ge Koningin. En thans, Hoezee! zien Staat en Kerk, eeuw uit, (eeuw in, Zoolang Gods hemelzon voor Afrika zal stralen, Den aangebeden naam van Emma" zegepralen. De geestdrift van den heer Brouwers is gelukkig erg onschuldig. Niet onschuldig echter zijn de verhalen, die door sommige buitenlandsche bladen naar aanleiding van de jammerlijke volte-face onzer regeering werden opgedischt. Zoo wist do Külnisrhe Zeitung te vertellen van brieven, door H. M. de Koningin-Regentes geschreven aan den paus en aan kardinaal Lavigérie, ten einde dezen te verzekeren, hoc aangenaam het -.haar was geweest, dat de eerste regeeringsrlaad van hare koninklijke dochter de medewerking kon zijn aan eene daad van menschlievendheid, of, zooals de Klinische Zeituny zegt, van burgerlijke en van gods dienstige menschlievendheid. Denkelijk geldt de burgerlijke menschlieveiidheid den onder nemer der Congo affaire. Het bericht van de Klinische is gelukkig dadelijk op afdoende wijze tegengesproken. Men moet al zeer slecht op de hoogte zijn, om de koningin-regentes in staat te achten tot eene zoo impolitieke daad, welke haar onmiddellijk in tegenspraak zou brengen met de vroeger door hare regeering afge legde verklaringen en met de duidelijk uit gesproken meening van de overgroote meer derheid des volks. Overigens is dit niet hei eenige geval, waarin de Duitsche pers omtrent het doen en laten van on/.e Koningin-regentes beter ingelicht meent te ssijn dan de Nederlandsche. Zoo komt het Frankfurter Journal zijne le zers verrassen met het bericht, dat Hare Majesteit den ministers bevolen heeft (hoc volo, sic jubco), onverwijld een ontwerp ge reed te maken tot wettelijke bescherming van den arbeid. Het natlonaal-liberale blad weet er nog bij te vertellen, dat dit ontwerp op Duitsche leest geschoeid zal zijn Indien H. M. onze ministers zóó ver kan brengen, zullen wij zeker de laatsteu zijn om het citaat van Juvenalis in zijn geheelen om vang op haar toe te passen eu aan de reeds aangehaalde woorden het sit \>ro rationc roluiüaf; toe te voegen. Integendeel, het door drongen zijn van de noodzakelijkheid eener deugdelijke en afdoende regeling der arbeidersbesclierming zou zoowel van gezond ver stand als van goeden wil getuigen. Jammer maar, dat de schrijver in het Fi'aitkfurtcr Journal on/.c Sederlandsche toestanden al even weinig schijnt te kennen als de Romeüische correspondent van de Kölnisc/tc. Uit het Haagje. Het monsterverbond van sneeuw en ijs, dat reeds gedurende zoo geruiinen tijd zijn harden schepter zwaait, den vooruitgang te land en te water tegen houdt, handel en verkeer strem' en zoo nameloos ?veel gebrek en ellende allerwegen veroorzaakt, heeft in de afgeloopen week wel een geduchten knak gekregen, maar is nog niet ineen gestort. De diepe sporen van verval beginnen weer op te vriezen, maar zijn toch niet weg tfi goochelen eu blijven overal duidelijk zichtbaar. Het cac.het van eenheid en hardsteencn hecbtiieid is aan het ijzig verbond ontnomen, dat nu maar al te zeer her innert aan de spoorwegviaüucten te Amsterdam: hier ee,n opgelapte scheur, daar een verdachte plek, ginds een half verzakte van onder reeds i:i modder veranderde berg van sneeuw. Hoe ;eheel anders, hoe deftig, welvarend en oud hollandsch zindelijk zag het er tijdens de glansperiode van het ijxig verbond uit. liet had er wel iets van of de geheele stad be dolven was onder de schatten der magazijnen van Tew.tucliade en Arbeid Adrlt, want waarheen men den blik ook richtte, overal za.g men witte goe deren iri kwistige verscheidenheid uitgespreid on ten toon gesteld. Allo woningen, zonder onderscheid zoowel die van het onaanzienlijk Lam-groen, als van het aristocratisch Voorhout droegen schier witte mutsen, terwijl de schoorstoenun met Eugelsche boorden prijkten. De vensters der armoedigste huisjes waren allen behangen met fonkelnieuwe mystères", rijk met arabesken, krullen en ster ren van zilverdraad eu witte zijde doorwerkt, ter wijl een vernuftig b f dacht subsidie-stelsel daar binnen zelfs eenigerinate voor brood en koffie zorgde. Over de houten zandbakken bij de brug gen lagen allerfraaUte en in den volsten zin des woords rtvht vorstelijke br.li'etloopers, met dikke franjes van ijskegels afgezet. De ijzeren stadsbanken, die, hoewel zij aan ontelbare verliefde paren des zomers een zitplaats s -henken, er in gewone tijden onooglijk en ongemakkelijk uitzien, waren door tij n e autimaeas.-ars van ijzel en sluinierrollen van sneeuwballen zoo goed als onherkenbaar ge maakt, en compleet in salon-eanapeetjes herscha pen. Ja zelfs het nietigste paaltje in de schamel ste buurt had ten minste een helder slabbetje voor, terwijl er geen enkele stadspoiap te vinden was, die niet in eene lange, uitgewerkte doopjurk gewikkeld was. En waar de Nederlandsche maagd in het Willemspark het voorbeeld gaf, om haar krijgshaftig Ivenau Simons llasselaarpakje voor nachtjak en muts te verwisselen, daar mochten natuurlijk de andere standbeelden niet achter blij ven om eveneens zich met hoofddeksels uit de lin nenkast immers de trots van. Nederland te tooien. Voorhout en Vijverberg leverden echter het schoonste en dichterlrjkste tafereel op. (ielijk de indrukwekkende nonnen-optocht uit de Gijsbrecht van Aemstel, waarvan de vertooning helaas zachtjes aan tot het verledene gaat behooren, stonden door de boorufinrijen, van top tot teen in smettelooze, fijn geaderde kanten sluiers gehuld, alsof zy zich in plechtige processie naar de antieke klooster kerk begaven, onder het lieflijk geklingel van on telbare klokjes. De woeste stances", die van tyd tot tijd door een solo-arrepaard er tegen in ge speeld werden, deden de melancholische zilvertonen, door de kalme vigilante- en aschkarpaarden ten beste gegeven, zooveel te meer tot hun recht komen. Slechts eene enkele maal klonk er een oorverdoovend krijgsrumoer, en dacht rnen dat de vijand was aangerukt om nonnen en klooster te verwoesten, maar gelukkig liep het zulk een vaart niet en bleek het slechts de pekelwagen van den tram te zijn, met zijn vurig driespan. Op den Vijverberg genoot men bovendien nog het in geen jaren vertoonde schouwspel van op het onbewoonde eiland menschen te zien wande len, en het wapperen van de Nederlandseho vlag te aanschouwen in gezelschap van een tot tent gepromoveerd vloerkleed, en 3 stoelen en een latei, waarop een karaf Jamaica rhum en een. pakje sigaren, van op het oog niet te schatten hoedanigheden. Zij die beweren dat de Hollanders in alles weinig doortastend, weifelend en traag zijn, zullen moeten toegeven, dat zij heksenmeesters zijn in het opzetten van herbergen, te land eri te water, welk talent wellicht hun aangeboren hartstocht voor het oplichten van tijdschriften en couranten nog overtreft. Nauwelijks ontdekken zij een glijbaantje, al is het nog zoo klein, of er zijn terstond tien liefhebbers voor n om er een redactie-bureautje op te vestigen. Zij weten dat er altijd krabbelaars in overvloed te vinden zijn vooral dames die met haar leegen tijd geen raad wetea ??? die het baantje vullen; en aaii belang stellende toeschouwers heeft het nooit zelfs niet bij oen mislukte begrafenis ontbroken. Het mag werkelijk als een geniale vinding van de redactie van het nieuwe Elzevier tijdschrift beschouwd worden, dat de Nederlandsche leeuw op den omslag op schaatsen afgebeeld is, met een parapluie er boven, als toeken dat men ook ge wapend is tegen de hevigste hagelbuien der kri tiek. Trouwens wat maalt een monsterverbond van uitgevers om aanmerkingen. De onverdelgbare colportado-kever van onzen tijd zorgt er voor hunne uitgaven hetzij iijp of groen is het niet door de deuren, dan door de gaatjes der brieven bussen in e huizen te slepen. Ken wonder mag het zelfs genoemd worden, dat men nog niet op het denkbeeld is gekomen, de omslagen met vogellijm te besmeren om ze op die wijze bij hot sturen ter inzage voorgoed aan de huistafels vast te hechten Gelukkig dat auteurs met penseel en pen in het werkelijke leven niet halt zoo aantrekkelijk zijn, als zij zich in hunne idealistische scheppin gen voordoen. Waren zij toch consequent, dan zouden zij moeten weigeren hun dierbare kunst bij wijze van bedelbrief, halt' met geweld aan de ingezetenen te doen opdringen, of als emballage te laten dienen om een verloting van pianino's, zilveren thee-serviezen, horloges en armbanden mogelijk te maken, en zouden wij veel schoons moeten missen. Mensch, erger je niet", zeide de acteur Bigot eens in een kermissuik. Maar 't is om je dood te ergeren,'' liet hij er met een gezicht zooals alleen hij kon trekken, direct op volgen. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Kon. Vereeuigmg Hut Nederlandsen tooneel"; JJe Wildeman. De reden, waarom het stuk van Jules de Marthold, dat nu door de Vereeuiging liet Neder landsen tooneel in het Grand Théatre vertoond vordt, DA WtlilKinu'ii heet, zal wel zijn dat er ook een Kltm JJi.itni.jije in voorkomt, want anders had het evengoed De diamuntendtef'stu.1, Onschuldig, JJe dut munten van MKV. ^,'oijarette, of eenigen. andereu meer op den inhoud slaanden titel kun nen dragen. Eigenlijk is het stuk een gewoon misdadigers-drama, met een diefstal, poging toe moord, onverdiende verdenking, zelfs met een inspecieur van politie, een zieke moeder en ten siotte de vergelding. Het is den schrijver echter gelukt een paar nieuwe tooneeltjes uit te denken, nl. een verhoor en een beraadslaging van een jury. Bovendien heeft de heer de Marthold het sprookje van Klem, Duimpje er zeer handig bij te pas gebracht. Hij begint met ons in kennis te brengen met den kassier van een bankier, ilenri Falinuil, di:i bezig is aan het zoontje van zijn patroon het sprookje van Klein Duimpje te vertellen. Om zijn verhaal meer indrukwekkend te maken, grijpt hij een Japanschen dolk en stelt daarmee voor, j hoe de Wildeman zijn mes greep. Nu wordt het j verhaal echter onderbroken door de komst van een duwte/ixe, mevr. Noyiirttte, die haar diamanj ten in bewaring komt brengen omdat zij op reis gaat, terwijl ook een inspecteur van politie even o;) komt loopen en een gezagvoerder van een i blooiiischip afscheid komt nemen. De laatste, alleen gelaten met den kleinen | knaap hoort uit diens kinderlijk gesnap dat er voor j bijna een half millioeii francs aan diamanten in de brandkast ligt, en den zeeman, die haakt naar een weelderig leven, bevangt de lust er zich meester van te maken, 's Avonds klimt hij langs een stelling van een metselaar, die aan het huis j werkt, tot voor het raam van het kantoor, breekt j gemakkelijk door de hulpsluiting gedurende het i werk aangebracht, vermomt zich als metselaar en opent de brandkast. Dan wordt hij gestoord door ! een kreet van Klein Duimpje, die bij vergissing in het kantoor opgesloten is. Hij grijpt het kind, dit herkent hem en hij is nu genoodzaakt by zijn diefstal een moord te voegen, dien hij met den i Japantchen dolk van deu kast-icr volbrengt. Klein Vuimi>je,het mes ziendcfLkkerei],stortneder met den kreet; De Wildeman! De Wildeman!" In het volgende bedrijf wordt nu Henri Fabrenil, de jonge kassier, verdacht van dief-tal en moord aanslag, want het kind is niet gestorven maar idioot geworden, gevangen genomen. Hij alleen wist het woord, waarop de brandkast sloot, met

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl