Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 707
MvflUand met zyne omsluierde atmospheren.
Baar zien WQ bijvoorbeeld Willem Maris met zijn
koeien en eenden, die wel in een mist liggen,
Qaar die de kleur verhoogt. Zoo is daar Tholen,
net z\jn zwarte zeevisscbers op het strand en
boven allen Jakob Maris met een Amsterdamsche
> . n ook nog Kever met figuren uit de
Hollandsche binnenhuisjes.
De heer Tersteegh zal dezer dagen eene ten
toonstelling en verkooping houden van de werken
nagelaten door 'de kunstschilder D. A. C. Artz.
Dr. A. Bredius is tot eerelid van Pulchri Studio
benoemd. G. T.
Een kleine garve. Schetsen en No
vellen door Jan Peereboom, re
dacteur yan Haarlem's Dagblad,
met 10 illustraties van P. van
Looy Jr., Amsterdam. W. Versluys.
De stukjes van dezen schrijver zijn te klein en
te onbeduidend dan dat men er met eenige ze
kerheid het bestaan van een persoonlijk talent
uit zou kunnen afleiden. Zijn beste opstelletje,
als feuilleton gedrukt in zyn dagblad van een
paar maanden geleden, heeft hij niet in dezen
bundel opgenomen. Het behelsde eene beschrij
ving van werkstakende veldarbeiders, die er op
uit gaan om vreemde arbeiders, door den baas
In hun plaats aangesteld, af te rossen of weg te
jagen. Kr was in die novelle iets van een goe
den opzet te bespeuren en iets van een zuiveren
.blik op de dingen. De twee groote onvolmaakt
heden, die het beneden peil deden blijven, waren
de stijl en de dialoog. Den dialoog haperde het
«Ut natuurgetrouwheid, terwijl de stijl zeer
ongelijk was, half gemeenzaam en half deftig, zonder
Jtj.1 dat de overgangen van de deftigheid in de
ge£!' meenzaamheid en omgekeerd, in eenige overwe
ging van kunst of samenstelling hun aanleiding
yonden. Men kon echter den auteur aanraden
voort te gaan met het schrijven van novelletjes,
mits hij het zeer langzaam-aan deed, na veel
studie, na veel verandering van zijn kunstbegrip.
De geheele inhoud van het hierbij aan te kon
digen werkje is van nog veel minder kwaliteit
dan de bovenbedoelde novelle. De auteur weet
het misschien zelf niet eens, maar van het goede
in den algemeenen opzet dier ne novelle, is in
deze zestien niets te bespeuren. Deze zijn allen
in den echten ouderwetschen trant, ouderwetsch
gemoedelijk, ouderwetsch aandoenlijk, ouderwetsch
pittoreeque. Omstreeks de jaren 183Ü1840 was
dit realisme iu Nederland in zwang, en het ging
zwanger van een ander, dat al weer op zijn beurt
groote kinderen heeft voortgebracht.
De auteur legt zich vaak toe op aandoenlijk
heid. Dan wil hy door allerlei afgezaagde onder
werpen zijn lezers ontroeren en hun medelijden
opwekken. Maar hij doet het zoo buitensporig
en mateloos, dat men bij de lezing geen werke
lijkheid, maar versleten melodrama-poppen voor
? zich meert te zien. Zos behandelt het eerste ver
haal hè1; lotgeval van Brechtje van der Burg. Dit
pasgetrouwde boeriunetje komt eens een bede'ares
met haar kind in den Haarlemmer Hout tegen.
Ofschoon Brechtje waarschijnlijk zelf een heele
schep kinderen in haar huwelijk krijgen zal, en
zonder dat er een karakter-hoedanigheid van baar
van te voren vermeld is, die den lezer op deze
handelwijze voorbereid zou doen zijn, zegt Brech
tje, na een kort gesprek, opeens tot de bedelares:
Geef mij je kind, ik zal het verzorgen." Dadelijk
geeft de vrouw het kind en loopt zoo hard weg
als ze kan. Nu is Brechtje, op haar terugweg
naar huis, bang, dat Klaas, haar man, met het
geval niet bijzonder ingenomen zal zijn. Maar zij
vergist zich, want Klaas spant dadelijk den wa
gen in, om de bedelares ook bij zich in huis te
nemen en te verzorgen.
Deze verhaaltjes zijn geschreven als
propaganda-boekjes van liefdadigheids-genootschappen. De
novelle Op den eersten Mei", is gericht tegen
werkstakers, en geschikt voor een Nuts-Almanak.
A. J.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Mendes da Costa en Zijl. Tentoonstelling van
decoratief beeldhouwwerk in 't Oebouw der M. tot
B. der Bouwkunst in de Marnixstraat. Een
mooi stuk beeldhouwwerk te zien is een groote
zeldzaamheid, dus vond ik 't een waar genot,
twee jonge artisten zóó goed werk te zien geven
als op deze expositie. De beeldhouwkunst deed
hier een slaap die eeuwen duurde ; 't is hoogst
belangrijk te weten dat zij eindelijk ontwaakt is,
en waar zy zich vertoont is 't onze plicht haar
te gaan zien en te begroeten.
Mendes da Costa en Zijl geven, wat eenige jaren
geleden, toen zij exposeerden, gehoopt werd, dat
zij eens geven zouden. Hun werken zijn gebleken,
eerlijke uitingen te zijn van wat zij voelden en
wilden; maar, sinds dien tijd veel vooruitgegaan,
geven zy thans zuiver artistiek werk, mooi gevoeld
en mooi gedaan.
No. 1. Figuur (Brons.) Een stuk krachtig
neergezette uiting, vast en zeker gedaan, met
die heerlijke overtuiging, ieder eerlijk artist eigen,
overtuigd goed te doen, wanneer hij doet wat
hij voelt.
No. 2. Relief in geel koper; een heerlijke ver
schijning delicaat gemodelleerd, zoo af en zoo
gevoelig.
No. 3. De plaatsing van 't middenfiguur en
van de groepen zyn goed gezien, ook 't relief is
juist, en 't beeldhouwwerk zit mooi in het te
versieren bouwdeel vast, toch doet mij dit werk
aan een opdracht denken, en mis ik er de liefde
in, die bg de eerstgenoemde werken zoo sterk
sprak. Ik wil verder nog onder 't beste noemen:
Een zak met blaadjes"; fiisch groeit dit
tegen den fond op; mooi komen de zijbladen
met hun stelen van uit den hoofdstengel naar
buiten, telkens een licht vlakje vertoonend, dan
links, dan rechts.
Zeewier". Een goede compositie; mooi is't karak
ter van 't wier daarin weergegeven, dat grillige
groeien van vleezige blaadjes. Onder deze studie
zie ik een saterkop, een kop zooals men er d ui
zenden ziet, maar weinig van die duizenden zijn
zóó in elkaar gezet als dat ding, zeker en vlug.
Ook de andere koppen, voor uitvoering in steen
bestemd, toonen alle die vastheid en kracht, zóó
afstekend bij de thans nog maar al te dikwijls
geziene slappe pap koppen, geschikt om in reuzel
te gieten.
Dat deze artiesten de behoefte begrepen die er
bestaat om goede school-modellen te maken voor
eerstbeginnenden, is licht te begrijpen. De col
lectie daarvan, hier geëxposeerd, zal dan ook door
menig teekenleeraar gretig worden opgenomen.
Nog even wil ik wijzen op 't groepje apen, vol
karakter en zoo kranig geboetseerd.
Verder nog op enkele schetsen (reliëfs en con
soles) die alle van hoog artistiek gevoel en com
positie getuigen.
Jammer is bet, dat deze zaal voor 't exposeeren
van beeldhouwwerk minder geschikt is, door betere
verlichting zouden deze we: kon nog veel winnen
Q.
In de zaal Petit, te Parijs, is a's gewoonlijk
eene internationale tentoonstelling," een
voorlooper van den Salon, georganiseerd; zij is echter
minder internationaal dan in vroegere jaren : het
meerendeel der inzenders, maar ook de richting
der anderen, is modern Fransch. Zeer opmerkelijk
zijn twee stukken van Kroyer, (een leerling van
Bonnat), Het Frarnche tentoonstellings-comitéte
Kopenhagen in 1S8S, met portretten van Carolus
Duran, Stevens, Baran, enz., en eene Italiaansclie
herberg. De portretten van Kroyer hebben iets
eigenaardigs; ofschoon zeer correct, hebben zij
een tintje humor, dat de persoonlijkheid sterker
doet uitkomen, met de kunstige lichteffecten, waarin
men den leerling van Bonnat herkent. Een Fin,
Edelfeldt, stelt portretten en volkstypen ten toon;
een Belg, Goenette, gezichten op den Boulevard
en in Venetië. In Italiëheeft ook Dumoulin studies
gemaakt; hij toont de klassieke plaatsen, het
Forum, de Villa Medicis, het graf van Cecilia
Metella, getrivialiseerd door figuren van dikke
priesters en vrouwen met paraplu's. Baran en
Billotte geven prachtige landschappen uit den om
trek van Parijs, de Brusselaar Stevens schetst mooie
marine's. Hij legt de verf hoog op, hetgeen bij
golvenschuim goed staat, maar niet bij wolken of
avondrood aan den horizon.
Eene andere manier is bet afkrabben der verf,
Hierin heeft de Zweed Zorn iets heel aardigs
geleverd, den kelder eener bierbrouwerij te Stock
holm wazig, dampig, als door rook bedekt; maar
hij kan ook frisch en krachtig zijn, zooals zijn
andere stukken bewijzen. Een wonderlijk stuk
is een Meisje na het bad, van Dinet, dat door het
zonderlinge licht er eerst uitziet als misteekerid,
maar bij nader bezien toch goed van proportie
blijkt te zijn.
Het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem
werd in het geheeie jaar 1890 dto." 143:^1 per
sonen bezocht.
De uitgever van Eigen Haard, de Heer H. D
Tjeenk Willink, heeft voor de inteekenaren op
dat tijdschrift de gelegenheid opengesteld, zich,
alleen tegen betaling van den frankeerprijs, d. i.
dertig cents per aflevering, een Album voor
Nederlandsche Kunst aan te schaften. De eerste af
levering bevat in een smaakvol omslag, de volgende
gravuren op plaatpapier:
Portret van Z. M. WiLem III, naar de schil
derij van Willy Martons.
Landschap bij Vorden, naar de schilderij van
J. W. Bilders.
De bocht der Heerengracht te Amsterdam, naar
de schilderij van C. Springer.
Avondschemering op Zee, naar de schilderij van
H. W. Mesdag.
Voor de tweede en derde aflevering, die in den
aanvang dezes jaars zullen verschijnen, zal een
keus worden gedaan uit gravuren naar werken
van Louis Apol, D. A. C. Artz, Bakker Korft',
C. B;sschop, D. Bles, B. J. Blommers, J. Bosboom,
E. J. Boks, Fred. Duchatel, G. Ilenkes, Jozef
Israëls. Mari ten Kate, K. Klinkenberg, J. Maris,
A. Mauve, W. Roelofs, Henriette Ronner, Therè-e
Schwartze, I/, v. d. Sande Bakhuijzen en anderen.
Dit album belooft, te oordeelen naar de thans
verschenen aflevering, een zeer fraaie verzameling
te worden, waardoor het tijdschrift voor
deinteekenaars zeer in waarde wordt verhoogd.
TOOXEEL EN MUZIEK.
Hedda Gabler. het nieuwe stuk van Ibsen, zal
te München op het Hof theater het eerst opge
voerd worden. Op 15 Januari begint daar een
Grillparzer-cyclus", in deze volgorde: Die
Alinfrau, Sappho, der (Jtastf'reund, Die An/onautcn,
Medea, (met Klara Zieglorj, Der Traum ein
Leben, Des Meeres uiid der Liebe Wellen, Welt
dem, der lüyt, en Konig Ottokar's Gliick und
Ende. Een goed stuk van Grillparzer, Die Jüdin ton
Toledo, is niet in den cyclus opgenomen; het
wordt voor het volgend seizoen bewaard, ter wille
van de actrice Charlotte Schlosz, welke tegen dien
tijd geëngageerd is.
De opera van Mascagni, Cavalier la rusticnna,
wordt thans te Pest en werd eene week vroeger
in het teatro reale te Madrid met Stagno en
Bcllincioni in de hoofdrollen voor het eerst gegeven,
en door het publiek met geestdrift opgenomen.
Te Milaan daarentegen viel zij tegen. Ongeveer
tien Duitsche tooneelcn voeren de opera op, die,
onder den titel Liindliche llitterlichkeit door O.
Berggruen in het Duitscb vertaald, werd aange
kocht. De opera's van Dresden en Hamburg zullen
het stuk het eerst in de Duitsche taal opvoeren.
Naar men beweert heeft Verdi op het exemplaar,
dat de componist hem aanbood, geschreven: Thans
kan uw dienaar heengaan in vrede, Heer!"
Steeds belachelijk (Siempre en ridicule) heet bet
nieuwste tooneelstuk van don JoséEchegaray.
Het stuk is bij de opvoering, die voor eenige
dagen te Madrid plaats vond, en tot 2 uur in den
morgen duurde, in den beginne met geestdrift,
later met een belangstelling, die van bedrijf tot
bedrijf verflauwde, ontvangen. De intrige van het
stuk, die door en door Spaansch, en ergens anders
nauwelijks begrijpelijk is, is betrekkelijk eenvou
dig. D j grondgedachte van het drama wordt in
deze woorden uitgedrukt: om voor dom door te
gaan, moet men goedmoedig zijn!" Tegen het
bovendien al te breed uitgesponnen stuk zijn
velerlei bezwaren te maken.
Men doet ons opmerken dat het artikel over
Niels Gade, in ons nummer van de vorige week
opgenomen, eene onjuistheid bevat. Het is waar
in de biografieën en lexica kan men lezen," dat
Niels Gade 22 October geboren is, maar dit ligt
aan de zorgeloosheid der lexicografen, die elkan
ders touten naschreven In de biografie van Gade
door Mr. H. Trip, in de Mannen van Beteckenis
(1890, III) opgenomen, is de datum juist vermeld,
naar gegevens, van den componist zelven afkom
stig; er blijkt daaruit, dat niet 22 October, maar
22 Februari daaraan voorafgaande, de datum van
Gade's geboorte was.
De componist Taubert, gewezen
Oberhofkapelmeister, is in den leeftijd van 79 jaar te Berlijn
gestorven Hij was een Berlijner van geboorte,
zijne eerste onderwijzers waren Neïf hardt en
Berger, later Klein. Taubert was niet voor de
muziek bestemd, maar liet reeds spoedig de
philosophische colleges aan de Universiteit varen, en
dirigeerde op zijn twintigste jaar aan de piano
de hofconcerten. In 1839 was hij lid der kunst
academie, in 1841 kapelmeester der hofopera, in
1842 directeur (en oprichter) der
symphoniesoirées.
Zijne meest bekende werken zijn niet zijne
opera's (Die Kirmes, 1832; Maebefh, 1857;
Cesario, 1874; Medusa, muziek bij Euripides' treur
spel, en Sturm, bij Shakespeare's drama), maar
zijne kleine melodieën en liederen, die door Jenny
Lind, Amalie Joachim. Jachmann-Wagner, Etelka
Gerster op hare programma geplaatst werden, en
in de huiskamers achterbleven.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
A. W. Kinalake. fit Londen schrijft men van
3 dezer: de geschiedschrijver Kinglake, die gisteren
in den ouderdom van 80 jaren overleed, is een
der merkwaardigste, ofschoon dan ook niet een
der beduidendste figuren in de moderne Engelsche
letteren. Het toeval beeft dezen man tot
littcrator, de nationale haat tot historicus gemaakt.
Want Kinglake was van beroep advocaat en had
het als zoodanig zeker ver gebracht, wanneer hij
niet plotseling op de gedachte gekomen was, een
reisbeschrijving in 't licht te geven. Kinglake was
te Eton tot gentleman opgevoed, te Carnbridge tot
geleerde gevormd, en had, zooals vele jonge
Engelschen, een reis naar het Oosten gemaakt. Dat was
niets ongewoons. Dat hij zijne avonturen, en wel vele
jaren later, in handschrift, de cenen uitgever na den
anderen aanbood, zonder dat een enkele het waagde,
het boek te laten drukken, is evenzoo niets onge
woons. Toen zich eindelijk een uitgever over het
boek ontfermde, en het in 1844 in druk verscheen,
geschiedde iets geheel onverwachts: het publiek
was verrukt over KolUen, niet omdat het daarin
onderrichting vond, maar omdat de auteur in
onbewuste genialiteit het persoonlijk element op
den voorgrond gesteld had. De stemming van den
vorhaler, niet de avonturen van den reiziger, ver
leenden de schildering het boeiende en belang
wekkende. De waarde van bet boek bestond en be
staat nog in het intellectueele element, niet in de
litteraire hoedanigheden Het openbaarde een
eigenaardige, interessante persoonlijkheid. Nog
thans is het boek de lievelinglectuur der Ameri
kanen en wordt zelfs in Engeland nog veel gele
zen. In het jaar 1856, nadat Kinglake de advocatie
vaarwel gezegd en zich als parlementslid weinig
onderscheiden had, vergezelde hij Lord Raglan op
diens veldtocht in de Krim. Hij was Raglan's
vriend en wat hij in de Krim gezien en bijge
woond had, bracht hem er toe, eene geschiedenis
van den Krim-oorlog te schrijven van bet stand
punt van een vriend van den Engolschon bevelheb
ber, want een objectivc geschiedenis is het niet;
oor een politiek Tendentz-geschrift in acht
deelen! R. Kinglake gaf zich voor dit geschied
kundig werk ontzettend veel moeite, de eerste
twee doelen verschenen in 18G3, het achtste en
laatste in 1887. Maar het is een onverteerbaar
werk. Kinglake haatte de Franschen, verafschuwde
Napoleon III, en als een roode draad loopt deze
Franschen haat door de acht dikke deelen. Hij
overdreef zijn lof en zijn afkeuring; het is een
historisch epos, waarin Lord Raglan de helden
figuur is, en den Franschen Keizer de
schurkenrol toegewezen werd.
De acht deelen hebben echter, als boek vol
bronnen, een onbetwistbare historische waarde.
Kinglake heeft alle mogelijke lieden, van den
generaal tot den gemeenen soldaat, journa
listen en staatslieden, uitgevraagd en eene massa
ofh'cieele documenten gelezen. Zij zijn allen in
dit reusachtig werk te pas gebracht geworden.
Maar terwijl in Kollien het persoon lijk subjectieve
oogpunt de aantrekkelijkheid van het boek ver
hoogt, bederft bet geheel de waarde van het ge
schiedkundig werk. Weliswaar bevat dit vele
schitterende passages; maar het is moeielijk te
lezen en men wordt nooit van den indruk ontsla
gen, dat Kinglake in den grond niet veel beter
is dan oen handig letterkundig poscur.
Van den Almanak der Ncderlandschc Posterijen,
opvolger van het vroegere .Jaarboekje der Poste
rijen, is de eerste jaargang te Almelo bij den
uitgever W. Ililarius Wzn. verschenen. De bewerker
is de heer W. Huisman Jr., commies der poste
rijen. Het boekje bevat al wat men er in zoeken
zou, kalender, ranglijst, parnen van kantoren en
personeel, kroniek, ontwerp der nieuwe postwet
met litteratuur daarover, en eenig mengelwerk,
maar daarenboven de portretten van de IIII.
J. J. Smith, oud-directeur van het postkantoor te
Amsterdam, Jhr. A. J. L. van Sasse van IJsselt,
directeur van het postkantoor te Heerle en J. P.
Smits, secretaris van het hoofdbestuur van het
Pensioen verbond.
Het boekje ziet er netjes uit; een eerste jaar
gang is altijd de moeielijkste.
Het bestuur van de vereeniging Leeskunst"
verzendt nog, in aansluiting bij vroegere
raededeelingen omtrent het stichten van bovengenoemde
vereeniging hier ter stede, het volgende commu
niqué:
Ofschoon de toegezegde bijdragen jaarlijksche
of in eens verstrekte nog niet voldoende zijn
tot dekking van de kosten, beeft het bestuur der
vereeniging S. J. Bouberg Wilson, voorzitter,
rnej. M. A. Hugenholtz, mr. V. K. L. van Os,
secretaris, J. J. Scbaeft'er, L. Simons Mzu., mevr.
M. Treub-IIoog, moj. F. J. van Uildriks, J. Wee
link en H. Wertheim, penningmeester besloten,
toch maar alvast .met de werkzaamheden te begin
nen, nu zich na eene samenkomst op 17 dezer
gehouden, bereids 40 personen (mannen en vrou
wen van zeer verschillenden leeftijd) hebben aan
gemeld om als deelnemers aan de clubs te worden
ingeschreven.
Inmiddels blijft de gelegenheid om zich alsnog
voor het deelnemen aan deze clubs aan te melden
opengesteld en wel voorloopig iederen Zondag
middag van 4?5 uur in het gebouw De
Geelvink" Singel 530, waar tevens voor hen, die dat
mochten wenschen, steeds de noodige inlichtingen
betreffende de werkzaamheid der vereeaiging te
verkrijgen zijn.
Hier sta nog alleen het volgende :
Het doel der vereeniging is het bevorderen van
de ontwikkeling des volks. Tot het bereiken van
dit doel sticht zij een aantal clubs, in verschil
lende stadsgedeelten, voor personen van ongeveer
gelijken leeftijd en ontwikkeling. Onder leiding
van een der leden der vereeniging wordt in die
clubs gelezen, voorgelezen, het gelezene besproken
en bepraat, mededeelingen gedaan en aldus
niet alleen het lezen, maar vooral ook het denken,
begrijpen, weten, en het spreken beoefend en
bevorderd. Zonder schoolschheid, maar in vrij ge
zellig verkeer, in hehoorlijk ingerichte lokalen.
Wie zich zelf ontwikkelen wil, vindt bier eene
uitstekende gelegenheid."
Militaire Zaken.
EEN NAPRAATJE OVER DE
OORLOGSBEGROOTING VAN 1891.
(Slot).
In de memorie van toelichting wordt medege
deeld, dat eenige stelsels van snelvureude kanon
nen in beproeving zijn, eu wanneer daaromtrent
eene keuze gedaan is, ook van die vuurmonden
een zeker aantal zal dienen te worden aange
schaft.
De proeven betreffende de aanwending van
schietkatoen (inplaats van gewoon buskruit) in
torpedo's hebben tot eene bevredigende uitkomst
geleid. Goed, maar dat men dan ook het
sehietkatoen met de uiierste voorzichtigheid behandele
en blijve behandelen, want de dagbladen ver
melden uit verschillende oorden voortdurend on
gelukken met allerlei soort van spriugmiddelen,
en het schietkatocn is en blijft eene verrader ijke
zelfstandigheid.
Onder L> der Kjde afd. (dienst der genie) wordt
o. a. uitgetrokken als vierde termijn voor het
bouwen eener kazerne te Amersfoort brstemd
voor ecu regiment infanterie de som van ^18,000
gld. Onder F der 10de afd wordt melding ge
maakt van eene noodzakelijke wijziging in de
zadels der cavalerie, die reeds is vastgesteld en
welks op de bestaande zadels zal worden toege
past. Ook zal er een voorraad zadels woracn
?aangeschaft voor officieren, die bij mobi.isatie be
reden worden en niet in de gelegenheid zijn om
zich door eigen zorg tijdig van bei noodige
zadeltuig te voorzien. Laatstgenoemde maatregel is
practifech en nuttig, als die officieren dan ttvtns
in de gelegenheid worden gesteld een rijkspaard
te bekomen on men hen in vredestijd vold ende
laat lijden.
Dat voor de voltooiing van bet vestingst.-lsel
(17de afd.) voor 1891 de som v.an 444,500 gid.
meer wordt aangcvraagi dan voor 1890, is ook
toe te schrijven aan de omstaiidigheid, dat er van
gedane uitgaven over 1890?in tegenstelling met
vorige jureu nifts meer beschikbaar zat /,ijn.
In de memorie van antwoord op het
voorloofig vtrslag der Tweede Kamer omtrent de
oor'gsbegrooting zegt de Minister, dat bij zich
verplicht ziet alsnog eene verhooging der begroo
ting voor te stellen en wel van 8.-5000 gld. voor
soldij en fjurrages, tengevolge van den minder
gunstigen oogst in ]8'.)()7 en 18000 gld. voor de
beproeving van g-weren met verk eind kaliber ;
terwijl art. Ou (H.i.le afd F, aanvulling voorraad
iu de Mag. v. K eed. ru! r enz.) met 18000 gld.
verminderd wordt, zoodat de totale verho.'ging
dus 8:50<>0 gld. beoriagt.
In bet Voorloopig Verslag worden door de
leien der Tweede Kamer omtrent verschillende
punten wenschen geuit en vragen gedaan; o. a.
wordt en te recht aangedrongen op de
benoeming van een opperberel/iebber eii een com
mandant van he.t veldleger.
In antwoord hierop zegt de minister, dat wat
den opperbevelhebber aangaat, de re^eering nader
zal overwegen welk besluit thans dienaangaande
moet genomen worden ; terwijl tot debenojming
van een commandant van het veldleger niet kan
worden overgegaan vóór, dat over de legenvet is
beslist.
Beide antwoorden baren verwondering want
bij de verdediging van het vaderland is toch eene
opperste leiding over de land- en zeemacht en
dus een opperbevelhebber noodig. Eveneens kan
een commandant van het veldleger bij een oorlog
niet gemist worden, onverschillig of het leger
met de bestaande organisatie of'volgens de nieuwe
legerwet ten strijde wordt geroepen.
Door verschillende kamerleden wordt op meer
waarborgen en onpartijdigheid van de
conduitestaten der officieren aangedrongen.
De minister antwoordt daarop, dat bij de
be