Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 708
eenkomst in vele details, JJen vergel i'ke b. v.
de volgende punten : het beschonken raken der
«lachtoners; het beraadt<lagen der gauwdieven
ever de wijze waarop men zich van de beroofde
.vrouwen zal ontdoen; het middel daartoe
gekogen, (bg fluygens heeft Marie een stel kleeren
van een Laekay, die haar ontilove is; bij
Bor'^ " Meester verschaft Aneta een kleet, dat voor 't
gelagh is gebleeveri) ? de wijze waarop beide
Trouwen zich, Trijntje voor den knecht, Aagje
voor Freek buur, kenbaar maken, door n.l. het
hoofd te ontblooten om het baar te vertöonen ;
de woorden, waarin Trijntjes man en Aagjes
gastheer over bet uitblijven der vrouwen lucht
geven ; het oordeel door beide mannen geuit over
het volk van Antwerpen, enz.
Dat alles bewijst duidelijk, dat hier geen
sprake kan zijn van toevallige overeenkomst.
Verder vinden we in de uitgave vau Bormeesters
klucht het volgende gedicht:
Aan zeker Vrient»
»Dit stof is van de zee als pik in brand
gestoo(ken,
>En heeft, het lekker smout van Aegje fel doen
(kooken,
*A1 kookent vloog de pot t' Antwerpeu in de
(.-teê;
»Ik volgde op het spoor, en nam een
schuym(spaan mee;
»Ay, bad ik, schuymt dit smout van si ij m i ge
(gebreeken,
>En smeert dan Aegjes toog, so kan se Brabands
(spreeken.
»Juyst naa den rechten trant, is Aegje dan niet
(wel ?
>Neen, u smout is te laf, sprak toen een goet
(gezel:
»0! vrient. dit lecker smeer heeft Braband lang
(gerooken,
>Gezouten en gekruyt, gij komt te laat aan 't
(stoken:
'k Gaf antwoort (doch beschroomt) zulks trek
(ik mij niet aan,
»Men mag een vrije wegh wel onbekommert
(gaan ;
»En ook soo komt dit smout zijn dagen niet te
(pliJDen,
»0f in soo heeten glans van zulke
Sonne-schij(nen.
»Dus vrient ik dank n zeer, en spaart die sorghe
(doch;
>Is 't soo niet sout genogh? neen : 't is mij leet
(genogh."
A. B.
Blijkt daar niet duidelijk uit, dat Bormeester
beschuldigd is van plagiaat (regel 9, 10), tegen
welke aanklacht hij zich verdedigt net te wijzen
op zijn lecht, om te doen wat een ander doet
(regel 12), terwijl hij zelf, door van ziine
beechroomdheid te spreken, eenigen twijfel aan de
onaantastbaarheid van zijn rt-cht op n baar t? Mij
dunkt, er is veel vóór, om aan te nunen dat
Bormeester Trijntje Cornelis (i058) tot model
heeft genomen, en dat de naam Nieuwsgierig
Aagje, welke nog in onze spreektaal leeft dus
van htm afkomstig is. Het blijft dau nog de
vjaag, waar Huygens zijne stof vond.
De geheele handeling der klucht ontspint
zich uit het feit dat de looze vrouw uit de »no
bele Lfpelstraat" zich voor eene verwante van
Trijntje Cornelis uitgeeft. Welnu, in John Dan
lops' Geschichte der Prosadichtungen. Aus dein
Englischen ro» F. Liebrecht vinden wij het vol
gende met betrekking tot de 3e novelle van den
2n d-.g der Decamerone, waar een soortgelijk be
drog voorkomt: »Der frste Theil dieser Geschichte
ist in vielen Erzahlungen und Rom»nen
n*chgeahmt wor ten, namentlich iu Gil Bias 1. 2, c.
4, wo eine ahnliche List wie die der sizilianischen
Bühlerin berichtet wird. Eins der FabÜHUx, das
oen Titel führt: Boivin de Provins (Barbazan,
vol 3) ist der Ursprung aller dieser zahlreichen
Nachbildungen, in denen sicb unerfahreue Per
sonen durch Frauenzimmer betuigen lassen, die
sich für verloren geglaubte Verwandte derselben
«usgeben."
In het verhaal bij Barbazan is het eene vrouw
van lichte zeden, die zich voor de nicht van
Boivin uitgeeft, en hem zoodoende in haar huis
troont. Boivin blijkt echter ten slotte nog slim
mer dan de bedriegster, want hij weet liet zoo
aan te leggen, dat hij er z"nder kleerscheuren
afkomt, en d»t zij, die het op hem en zijn goed ge
munt hadden, elkander in 't haar vliegen en dus
de lijdende partij worden. Let men nu op het
slot van de klucht van Huygens, wanr de
bejoofde en beleedigde schippersvrouw Marie en
haar handlanger aan boord lokt, en zich schade
löosstelt door het vrome paar alles wat het van
waarde bij zich heeft, af te doen geven, dan
blijkt er groote overeenkomst te bestaan tusschen
de oude Fransche vertelling en de Hollandschw
klucht, en lijkt het zelfs niet onwaarschijnlijk
dat Huy^ens Boivin gekend en er gebruik van
gemaakt heeft Het is o >k mogelijk, dat er in
eene of andere novellenverzarneling een verhaal
voorkomt, waaraan Boivin ten grondslag ligt en
waaruit vervolgens Huygens putte. Tot nu toe
is zulk eene vertelling ecnter nog niet gevonden.
J. L. C A. MEUER.
tigste scheppingen van dezen kunstenaar, weder
in den oorspronkelijken toestand te laten brengen.
Het gebouw is in den loop der eeuwen en vooral
onder Pius IX, door verscheidene veranderingen
bedorven.
De Fransche beeldhouwer Eugène Delaplanche
is dezer dagen, nog niet oud, 55 jaar, overleden.
Zyn kunst was het voorwerp van vele officieele
eer; hy was prix de Rome, officier van het legioen
van eer, zyn iVe après la pêche, in 1870 geëx
poseerd, werd toen reeds voor het Lnxembourg
aangekocht, in 1878 ontving hij met Barrias de
hoogste belooning, de groote eeremedaille.
In 1866 opende hij zijn carrière met een En
fant montésur une tortue, in 1868 volgde een
Pecoraro en na de Eva van 1870 werkte hij met
voorbeeldeloozen ijver en enorm succes. Zijn Afnque,
versierde het bassin vanden Trocadéro,zyn Mmique,
zijn Vierye au Lys waren kunstwerken in den Sa
lon van 1878. Onder zijn beroemde werken behoorde
in 3889 een standbeeld van La Danse, later een
Sainte Cécile, een Message d'amour, een
Education maternelle, die door den Staat werd aange
kocht en in het Square Sainte Clotilde geplaatst,
een Ayar et Ismaë/, voor de Opera La Charpente
en La Terrasse, en de kolossale groep La France
distrïbuant des cowonnes, die den middenkoepel
versiert.
Zijn dood is een groot verlies voor de kunst.
De eerste buitengewone tentoonstelling in de
kunstzaal Pictura" (I'reyer & Co), gewijd aan
een hoogst belangrijk werk van Ant. van Dyck,
zal slechts enkele weken duren.
VERKOOPING ARTZ.
Eene zeer belangrijke verkooping zal op Dins
dag en Woensdag, 27 en '28 Januari a. s., te
's-Gravenhage plaats hebben in de groote zaal
van Pulchri Studio.
De fraaie verzameling, door den Haagfchen
schilder D. A. C. Artz ragelaten, zal op die dagen
onder den hamer komen, en vooraf van 22 tot 26
Januari voor belangstellenden te zien zijn. De
heer H. G. Tersteeg (Boussod, Valadon & Cie) te
's-Hage zorgde voor een uitmuntenden katalogns,
versierd met het portret van den schilder en met
reproductié'n van drie zijner nagelaten schilde
rijen (Aardappelrooien, Terugkeer der kudde,
Lentebloemen). De verzameling omvat 25 schilde
rijen, 21 schetsen, 23 studiën en 12 aquarellen
van den meester; voorts zijne zeer interessante
particuliere collectie, bestaande uit schilderijen en
aquarellen van Allehé, Arus, de Bock. Bosboom,
Brugman, Du Chattel, Le Comte, Israels,
Kaemmerer, Klinkenberg, Liernur, J. Maris, M. MarK
W. Maris, Mauve, Mesdag, Mollinger, Moreau,
Neuhuys, Offermans, Pinchart, G. Reid, Stc fi'elaar,
Tuckertnan, Vrolijk en de Zwart; eindelijk platen
en plaatwerken, oude schilderijen, bronzen, por
selein en aardewerk en art'stieke atelier-meubelen.
Voor den catalogus schreef de heer Zilcken een
kort inleidend woord over Artz. dat vau warme
waardcering voor den kunstenaar getuigt.
') In 1G79 verscheen bij denzclfden uitgever een
omwerking dezer klucht door A. Bogaert.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Het Journal des Débats bespreekt het besluit
van den paus, om van l .Januari van dit jaar in
het Vatikaan entree te heffen en wijst er op dat
in de Italiaansche musea, die aan den staat
behooren, bv. de Uffizii, en in de Belgische galerijen
ook entree genomen wordt. Het zou niet te recht
vaardigen zijn als men voor het bezichtigen van
een enkel kunstvoorwerp 50 ets. rekende; maar
voor een groot museum is het vorderen van een toe
gangsprijs zeer billijk. Het blad beveelt dezen
maatregel ook voor Frankrijk aan, om het fonds
voor den aankoop van schilderijen te verhoogen.
De paus moet plan hebben, het door Bramante
gebouwde paleis der Cancellaria, een der
gewichTOONEEL EN MUZIEK.
De heer Joh. Mcsschaert is als medewerker
toegetrelen van het weekblad de Portrftmlle, om
directeuren en besturen van
Mannenzangvereenigingen op de hoogte te stellen van nieuwe bruik
bare werken voor mannenzang. Wij vestigen
gaarne de aandacht op deze rubriek, voor
vereenigingen die niet in de gelegenheid zijn zich op de
hoogte te stellen van alles wat er op dit gebied
verschijnt, zullen de zaakkundige wenken en aan
wijzingen van den heer Messchaert [voorzeker
zeer welkom zijn.
De Fransche actrice Célinc Montaland, van de
Comédie Francaise, is overleden. Bij het verplegen
van haar kind had zij roodvonk opgedaan; het
kind is hersteld, de moeder overleed. Céline Mon
taland begon op vierjarigen leeftijd hare
tooneelloopbaan in de GabriMe van Augier; jarenlang
reisde men met haar als jeugdig wonder. Labiche,
Scribe en anderen schreven stukken voor haar
(Maman Sabouleitx, Cerisette en prison enz.); en
toch, ondanks dit exploiteeren van haar jeugdig
talent, werd zij eene degelijke actrice, en behield
bij het ouder worden jeugdige frischheid en légance.
Jules Claretie heeft aan het comitévan de
Comédie fravcaise zijn jaarlijksch verslag voorge
lezen, dat voor de algemeene vergadering op .'ÏO
December ten grondslag diende. De netto-op
brengst van de Comédie francaise beloopt 465,506
francs, en men kan zich een denkbeeld maken
van baar werkelijken voorspoed, als men bedenkt,
dat 40 jaar geleden de gezamenlijke
bruto-ontvangsten van het theater slechts 425,000 francs
bedroegen. De Comédie francaise heeft in het
vorige jaar 11 stukken van haar repertoire op
nieuw ingestudeerd, vervolgens 5 nieuwe stukken
gemonteerd, 35 stukken van het klassieke reper
toire, daaronder 11 treurspelen en 58 stukken
van het moderne repertoire, in het geheel !(.'$
stukken opgevoerd. De sociétaires hebben 2667,
de pensionnaires 3490 maal gespeeld.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Bij de heeren llutgcrs en de Beaufort is de
inschrijving opengesteld op f 200,000 aandcelon
en f 150.000 hypothecaire obligatiën voor de te
Amsterdam bij het Vondelpark te bouwen nieuwe
koudwater- en rheumatischc inrichting van dr.
Arntzenius. De kapitalisten in Nederland hebben
reeds zoo dikwijls hun geld overgehad voor
Amerikaansche sporen en Buitenlandsche
industriëele ondernemingen, die hun ten slotte meer
onaangenaamheden en zorgen dan renten bezorgden,
dat ze zeker, nu het eenellollandsche onderneming
geldt, die zoo hoogst nuttig en heilzaam werken
kan, zich niet onbetuigd zullen laten.
De pneumatische inrichting van dr. Arntzenius
aan den Amsteldijk alhier heeft aan tal van bron
chitis- en longlijders voortreffelijke diensten be
wezen en doet dat nog, maar de inrichting is
te klein en de toevloed van patiënten te groot,
redenen waarom het nieuwe plan van dr. Arnt
zenius toejuiching en steun verdient.
Behalve pneumatische en hydrotherapie zal in
het te bouwen Hotel- Pension ook de methode van
prof. Koch worden toegepast. Prof. B. J. Stokvis
zal adviseur en later lid van den raad van cura
toren zijn, die uit geneeskundigen van naam wordt
samengesteld. Mevrouw Rappard Boeke zal zich
belasten met de verzorging der zieken die hun
intrek in het Hotel-Pension nemen. Dat de in
richting tevens gelegenheid tot inwoning geeft, is
voorzeker een groot gemak en een bijzondere
aanbeveling, omdat de behandeling daardoor des
te degelijker en gemakkelijk kan zijn. Wanneer
mannen als prof. Rosenstein, Pel, Hertz en Stok
vis eene onderneming als deze aanbevelen, zal
het benoodigde kapitaal zeker spoedig meer dan
volteekend zijn.
Dr. Heinrich Schliemann heeft aan keizer Wil
helm eenige gouden armbanden en haarspelden
gelegateerd, die gedurende het bezoek van den
vorst te Athene diens aandacht getrokken hadden.
Schliemann bood ze toen reeds den keizer aan,
maar deze weigerde en zeide dat zulke kostbare
zaken veel btter voor het Trojaansche paleis,
waar zij waren, pasten, dan voor zijne woning te
Berlijn. Ook eenige ringen van groote
archaeologische waarde, te Mycene gevonden, werden door
Schliemann aan den keizer vermaakt.
Bij Hachette & Cie., te Parijs, verscheen onlangs
een nieuw boek, der welversneden pen van onzen
landgenoot G. Verschuur ontvloeid. Het is getiteld
Aux Antipodes" en bevat de door ongeveer vijftig
mooi uitgevoerde houtgravures geïllustreerde ver
halen van een reis door Australië, Nieuw-Zeeland.
de Fidji-ei.'anden, Nieuwe Hebriden en Nieuw
Caledonië. Voor hen die gaarne reisbeschrijvingen
lezen en kennis willen maken met de zeden en
gewoonten van onze tegenvoeters, bevat het boek
van den heer G. Verschuur een schat van wetens
waardige bijzonderheden.
De schrijver weet op onderhoudende wijs te
vertellen niet alleen, maar kruidt zijn werk door
tal van aardige op- en aanmerkingen, die even
zoo vele bewijzen zijn voor zijn scherpte van op
merkingsgave en gezond oordeel. Zonder twijfel
zal de redactie van de Aarde en hare Volken"
het grootste gedeelte van dit boek in hare afle
veringen kunnen en willen opnemen, even als dit
tijdschrift in de laatste aflevering eene vertaling
opnam van G. Verschuur's Voyage en
Nouvelle1 Zélande".
In eene bijeenkomst van geneesheeren te Mi
nchen is, met behulp van photograpbieën, aange
toond dat het veel gezonder is voor de kinderen,
staand dan liggend schrift te leveren. Buiten
i weten der leerlingen werden de photographieën
genomen; in de klasse van het liggend schrift
zitten al de jongens schuin, met het oog dicht
op de pen; in de klas-e van het staand schrift
zitten allen recht en Junk. De heer Muller,
mii nister van onderwijs en eeredienst in Beieren,
heeft een cursus van staand i-ebriit gevolgd, om
er zelf over te kunnen oordeelen.
De heer Foucher de Careil, Fransch senator,
historicus en politicus, is deze week overleden.
Van Bretonschen landadel, scheen hij niet be
stemd eenmaal de Republiek aetief te zullen
dienen; toch deed hij dit als gezant te Weenen
(1883?1886) en in andere betrekkingen van ge
wicht. Zijne litteraire nalatenschap is zeer groot;
Leibnitz, Hegel, Spinoza, Descartes, Göthe, Bossuet,
waren het onderwerp zijner philosophische werken,
de Luxemburgsche quaestie, de tijd van Koningin
Christina van Zweden en andere, van zijne histo
rische; ook landbouw- en arbeidskwesties behan
delde hij met zaakkennis en meesterschap.
Dom Pedro. gewezen keizer van Brazilië, houdt
zich bezig met het vertalen van de
Duizend-enNacht, uit het Arabisch in het Portugeesch Naar
in zijne omgeving beweerd wordt,, bevalt hem dit
veel heter dan het regeeren over Brazilië.
In afwachting van eene nadere beslissing be
treffende de al- of niet-voortzetting der
Uitgeverszaak, gedreven door wijlen flen heer Tj. van
Ilolkema, zal tot zoolang de leiding dier zaak
worden waargenomen door den keer S.
Warendorf Jr., uitgever te Amsterdam.
OUD-AMSTERDAMSCIIE
VKRSCIIEIDENHEDKN
door Mr. N. UK IXOEVKR.
Rijden.
Een der grootste factoren van het verkeer, waar
mede thans bijkans in de eerste plaats moet wor
den rekening gehouden, is het vervoer per as, in
koetsen, omnibussen en tramwagens, waarvoor de
straten worden verbreed en de bruggen verlaagd,
die er juist op gebouwd waren niet hare hooge
verwulfsels, om bevorderlijk te zijn aan het water
verkeer. Het geheele karakter van den aanleg
der stad bewijst, dat in vorige eeuwen de water
wegen van nieer heteekenis dan de landwegen
: waren, niet alleen voor het vervoer van
koopmansj goederen dat gelukkig nog heden ten dage het
? water onmisbaar maakt maar ook voor het
j verkeer der inwoners. Bijkans even druk als er thans
j gereden wordt, voer men vroeger, in de
stadsgrachj ten en daarbuiten in de vesten, op het IJ of' in
den Amstel; en al was het niet in gondels,
gej lijk in de stad der Lagunen, toch had ons Noordsch
j Venetiëniet geheel ten onrechte dien naam gekregen.
j Hier was het echt nationale tent-jacht voor de
aanzienlijken, en de tent schuitjes, gelijk wij ze
nog aan de Wetering hebben gezien, voor den
burgerman, even geliefd als de gondel ginds. Maar
daarom waren de rijtuigen nog niet onbekend.
liet behoorde echter nog in de zeventiende eeuw tot
de kenmerken van groote weelde, een rijtuig te
hebben tot eigen gebruik. Wie een karos hield,moest
wel tot de machtigen in den lande gerekend worden.
Daarmede mocht men dan door de stad rijden
en naar buiten naar de hofstede, die men zich
tot zornerverblijf, liefst niet te ver van de stad
zijner inwoning, had ingericht, of bij uitzondering
er mede op reis gaan. Maar in 't laatste geval
deed men wijzer, zoo men althans niet met de
schuit wilde gaan, om van de wagenaars aan de
poorten een reiswagen te huren.
In de steden was men echter op dat rijden
niets gesteld! De eerzame voetgangers konden in.
straten van druk verkeer vaak niet spoedig ge
noeg uit den weg komen, zy werden over de
becnen gereden zooals zij met eene echt
Amsterdamsche uitdrukking zeiden ? en klaagden. Niet
minder klaagde de burgerij in 't algemeen, over
het dreunen van de huizen en den miserabelen
toestand van de straten, tot wier onderhoud alle
huiseigenaars toch hun goede geld,?al was het niet
veel meer dan 2 tot 4 stuivers per huis?, moesten
betalen. En het meest van allen klaagden
Thesaurieren, die met dit straatgeld niet konden toe
komen en een aardige som uit de stadskas moes
ten suppleeren, als zij de kostbare geplaveide
wegen in goeden staat wilden onderhouden.
Van oudsher had men al bepalingen gemaakt
om het bederven der wegen tegen te gaan. Toen
er nog niet zooveel rijkdom en weelde heerschten,
en de eigen rijtuigen alleen in de stallen van vor
sten en hooge edelen gevonden werden, waren
het de slepers, die het meest tot het beschadigen
der straten bijdroegen. Reeds vóór het middon
van de zestiende eeuw klaagde de regeering vaak,
dat de heerstraten verbroken en gerampaneerd
werden".en daarom verbood zij de paarden met ijzers
met lippen te beslaan. In 1548 vergunde zij even
wel aan de sleelieden (slepers) en molenaars om
de hoen'jzers van kalkoenen te voorzien, op voor
waarde, dat zij het arbeidsloon zouden betalen
van het herstellen der straten, waartoe de stad
stepnen en zand zou leveren welke door de
jaarlijksche processie werden gepasseerd. De straten
werden toen, schijnt het, nog door de stad onder
houden, ofschoon de meesten ervan het eigendom
waren van de eigenaars der aan beide zijden be
lendende huizen ieder, gelijk het heette, ter halver
straat toe. In hetzelfde jaar veranderde men echter
van taktiek. Men gelastte ieder de van stadswege
met materialen uitgezonden stratenmakers zoowel
hun arbeidsloon als de gebruikte materialen te ver
goeden. Reeds in 1561 werd het privilege opge
heven, dat de bewoners der huizen aan den weg
der processie genoten waarvan ik zooeven sprak.
Toen werd den overluyden van de sleehiyden de
jaarlijkbche betaling opgelegd van '20 gl. ten be
hoeve van de starlskas: wyt saicke dat hoer
slecpaerden met houtt'ij>ers mit lippen beslaegen zijn
daer de straeten seer mede gebroecken werden".
Deze som werd door overlieden gevonden uit de
contributie, die ieder gildebroeder, overeenkomstig
het aantal der d-oor hem gebruikte paarden, moer-t
betalen. Op hunne sleden vervoerden zij hoofd
zakelijk koopmansgoedcren, maar zij hielden er
in den aanvang der zeventiende eeuw reeds
sleden op na, om ook personen te vervoeren. Zoo
ziet men heksleden afgebeeld op de schilderij
voorstellende den Leprozen-optocht in 1604. Dit
schijnen wel gewone sk-den geweest te zijn waarop
in de lengte hekken en in de breedte stoelen ot'
bankjes waren gezet.
Dit was zeker ge<?n aangenaam of gemakkelijk
voertuig, maar aanvankelijk was er niet veel beters
te krijgen. De wagens, die sedert 1608 op de
expresselijk daartoe aangelegde wagenpleinen bin
nen de vesten voor de poorten stonden, schijnt
meu slechts voor reizen of rijtoertjes buiten de
stad te hebben mogen bezigen. Wellicht werd
oogluikend toegelaten, dat zulke wagens de in de
stad wonende passagiers van hunne woning
afhaalden en weer thuis brachten. liet kwam dan
ook niet alle dagen voor, dat men in een open
wagen die wij best bij een boerei'kar kunnen
vergelijken met twee paarden, of in een over
dekte?een buit kar met drie paarden bespan
nen, uit rijden ging! Zoo was het van den aanvang
der zeventiende eeuw at' geregeld, opdat er in de
nauwe straten, die opgepropt waren met menschen,
de noodige ruimte voor het verkeer en veiligheid
voor de passanten zou blijven.
In de zestiende eeuw bestond daaraan, ofschoon
men een breedte van ft?13 voeten eene zeer vol
doende breedte voor een straat achtte, rog zoo zeer
geen behoefte, tenzij misschien op marktdagen, wan
neer het op alle toegangswegen naar den Dam. waar
de markt gehouden werd, zeer druk vau volk-was,
ook van buiten met hunne wagens ingekomen.
Ongehinderd reed inen toen door de nog slechts
op de hoofdwegen met keien geplaveide straten,
en, waar deze al te nauw bleken voor het
wager.verkeer, schroomde de rt geering niet verbetering
aan te brengen. Zoo werden b v. in 151)3 de huizen
op den noorderhoek van de lialstecg en op den
zuiderhoek van den Vijgendam afgeschuind, nadat
reeds de Molsteeg verbreed was en in 1625 de
Wijdekerksteeg mede zulk eene verbetering zou
ondergaan Eigenaardig is het, dat de laatstge
noemde straatjes, die sedert dien tijd op hunne
breedte gebleven zijn, toen aan de hoogste ei^chen
van het verkeer bleken te voldoen, terwijl zij
thans zelfs niet aan de geringste beantwoorden.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw went
dit echter ook reeds het geval, en niet alleen met
de Molsteeg, maar ook met een groot getal andere
oven enge straten, waarop men de bepaling vau
slechts in ne richting bereden te mogen worden
toen reeds toepaste.
Daar waren onder de burgerij van de zestiende
en zeventiende eeuw nauwelijks lastiger klanten
te vinden dan de slepers en de wagenaars. De
eersten, die voortdurend op den Dam, waar de
Waag gelegen was, hunne vrachten aan en af
moesten slepen, maakten de wegen vooral in den
omtrek van bruggen onveilig met hunne gierende
en vaak overladen sleden, die soms door paard
noch bestuurder beheer>cht konden worden. De
Dam zoowel als de hun aangewezen
pleis'.erplaats?de stadi-paardenstal die zich eerst ter
hoogte van de Beursstraat, later op het terrein
vau het tegenwoordige postkantoor bevond, was
bij voortduring een tooneel van gevechten en
twisten van de ruwe slepcrskncchts, die elkaar
gaarne een vlieg afvingen. En dezelfde geest
hecrschte onder de wagenaars op de wagenploir,en
aan de poorten. Keur op keur moest er gemaakt
worden, om orde onder dat volkje te houden, opdat
de goêgemeente den overlast er niet van zou
ondervinden.
(Slot volgt).