De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 25 januari pagina 2

25 januari 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

ff* WEEEBLAD VOOR NEDEELA Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommcr bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam, Keizersgracht 436. Zondag 25 Januari. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar maU 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer ...» 0.20 Reclames per regel 0.40 I H H O V D: VAN VEERE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Jonge ontgoocheling, door Fl. Fabian. KUNST EN LETTEREN: Tooneel te Amsterdam, ?floer Fr. Verhuist, (met portret), door Prof. Dr, JL D. Lomao. Muziek in'de hoofdstad, door Van ifUligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door 43. T. Eee goei boek, door A. J. VARIA. SCHAAKSPEL. De klok, naar Jules Lemaitre. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. IN GEZONDEN. RECLAMES PEN- EN- POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Onze Belgische buren hebbeu het den vorigen Dinsdag met hunne »betooging" ten gunste van grondwetsherziening en kiesrechtsuitbreiding niet best getroffen. Maar die betooging was nu eenmaal vastgeknoopt aan de hervatting der Kamerzittingen, en hierop is het traditioneele »ijs en weder die nende" niet toepasselijk. Slechts 4000 mani festanten (de xegeeringsorganen spreken van 15 of 1600) trotseerden den geweldigen sneeuwstorm, om aan de op het stadhuis aanwezige 14 revisionistische Kamerleden een adres van adhaesie te overhandigen. Intuseohen heeft de regeering zelve aan de mani festatie eene zeer buitengewone beteekenis verleend door de oproeping van twee klassen der militie. Vijftienduizend man zijn in dit barre jaargetijde aan hunne bezigheden in hun huisgezin ontrukt, omdat de regeering vreesde voor ongeregeldheden in de hoofdetad, en daar zij de burgerwacht niet recht scheen te vertrouwen, zijn de daarvoor be stemde wapenen, zonder voorkennis der kommandanten, een paar dagen vóór de mani festatie »in veiligheid" gebracht. In de Kamer interpelleerde de heer Janson de regeering over de motieven voor deze even kostbare als onnoodige voorzorgsmaatregelen. De officieuee pers had geheimzinnig gezin speeld op vreeselijke complotten waarvan de regeering de lucht zou hebben gekregen, en de oppoeitiebiadeTi hadden spottend gevraagd, of wellicht Pourbaix en consorten weer aan den gang waren geweest. In de Kamerzitting bleek echter van zulk een complot niets. Op de pertinente vraag van den heer Janson wist de regeering geen ander antwoord te geven, dan dat zij het noodig had geoordeeld, de vrijheid der afgevaardigden te beschermen. En om te bewijzen, dat die vrijheid was bedreigd, beriep zij zich op hetgeen een redenaar eene maand geleden op het progressistisch con gres te Brussel had gezegd: »De herziening zal in het Parlement binnenkomen door de deur of het venster, en wanneer het ParleFeuilleton. JONGE ONTGOOCHELING. DOOK F L. FABIAN. 't Was een alleraardigst »backfischje." Haar kort japonnetje reikte bijna tot aan de hooge rijgschoenen, die haar voetjes om gaven en de dikke, lange vlecht van haar kastanjebruin haar viel achteloos langs haar rug omlaag. De ceinture die haar leest omgaf, deed haar slanke taille bevallig uit komen, terwijl de ontluikende boezem reeds een begin vertoonde van latere bekoorlijk heid. Van onder den breeden rand van haar hoed, kwam een gezichtje te voorschijn, zoo schalksch en frisch, dat het was om er in te bijten. De kleine lachende oogjes ver toonden een levenslust die onwillekeurig tot opgewektheid aanspoorde, en de kuiltjes in de rozeroode wangen deden haar lief ge zichtje des te meer uitkomen. Zoo zag de vijftienjarige Tiny Kroon er ongeveer uit toen ze nog naar de normaalschool ging om te studeeren voor onderwij zeres. Want het is, of liever het was, in de hoogere klasse mode om »het examen" te doen, ditmaal eene zeer prijzenswaardige mode. Wel zou het waarschijnlijk niet noodig zijn, maar men kon nooit weten. ment haar weigert, dan is het de vraag, of dit door de deur of het venster zal vertrek ken." Paul Janson zag in deze woorden van den oud-afgevaardigde Deinend niets meer dan eene boutade, waarmede op kamerontbinding werd gedoeld; de regeering schijnt ze gevaarlijk genoeg te hebben geacht, om vijftien duizend miliciens onder de wapenen te laten komen. Wat nu de zaak zelve betreft, is men eigenlijk nog niet veel verder gekomen. Het onveranderd behoud van den tegenwoordigen toestand vindt slechts weinig verdedigers, maar ditzelfde geldt van de invoering van de thans door de radicalen en sociaal-demo craten gewenschte invoering van een alge meen stemrecht, dat zelfs de analphabeten niet buitensluit. Natuurlijk hebben wij hierbij alleen het oog op de stemming in het Par lement ; welke de stemming bij de natie is, zal eerst bij eene Kamerontbinding blijken. In het Parlement is ongetwijfeld eene meer derheid te vinden voor uitbreiding van het kiesrecht, maar de heer Woeste, het eigen lijke hoofd der katholieke partij, houdt vol, dat die uitbreiding kan en moet plaats heb ben zonder grondwetsherziening. De minister president Beernaert schijnt, of scheen althans tot voor korten tijd dit gevoelen niet te deelen, maar ten slotte is hij niet de directeur, maar slechts de regisseur van de regeeringspartij. De linkerzijde stelt eenstemmig den eisch tot herziening op den voorgrond, en zal hierin misschien door een deel der rech terzijde worden gesteund. Doch over hetgeen zal moeten geschieden, als op het besluit tot grondwetsherziening de ontbinding is gevolgd en eene Kamer ad hoc is benoemd, heerscht de grootst mogelijke verdeeldheid. Intusschen is de mogelijkheid niet uitge sloten, dat, wanneer de openbare meening zich maar krachtig en duidelijk genoeg uit, de leuze «algemeen stemrecht met vertegen woordiging der minderheden" bij de eventueele algemeene verkiezingen die van de geheele linkerzijde en van een goed deel der rechterzijde zal worden. De Duitsche zaakgelastigde te Sofia heeft eene niet zeer benijdenswaardige taak. Toen de Russische regeering, na de bekende epi sode Kaulbars, de diplomatieke betrekkingen met Bulgarije afbrak, droeg zij de beharti ging van de belangen harer onderdanen in het vorstendom op aan den vertegenwoordi ger van Duitschland. Reeds menig Russisch samenzweerder is door de tusschenkomst van den Duitschen diplomaat van de galg gered; thans wil men hem echter te St. Petersburg eene gansch andere rol laten spelen, en hem doen medewerken tot de uitlevering van in Bulgarije woonachtige Russische onderdanen, die het bij de regeering van den czar heb't Is tegenwoordig zoo moeielijk voor ongefortuneerde jonge meisjes om zich te pla ceeren," omdat de jongelui zoo realistisch en de eischen des tijds zoo groot zijn. Aldus redeneerde haar mama. Ze had drie oudere zusters, een van twee ntwintig, een van twintig en een. van ne gentien jaar, die alle drie nog »vrij" waren en ook »het examen" hadden gedaan, be halve de jongste, die niet begaafd genoeg was gebleken en er dan ook, op hoop van zegen, het bijltje maar bij neer had gelegd. Ze waren heel lief met haar jongste zusje, zooals oudere zusters gewoonlijk, en Tiny werd dan ook niet weinig vertroeteld, vooral omdat ze de lieveling was van mama, die vond dat ze op haar leek. In dien tijd was er een jonge tweede lui tenant, die nu en da.n bij de familie aan huis kwam. Hij heette Leo van Bilof'. 't Was een knappe, mooie jongen van vier entwintig jaar. Hij droeg zijn haar kortgesneden en zijn knevel vertoonde de sporen eens »goed" te zullen worden. Als hij niet de groote zusters zat te pra ten dan kon zijn lach zoo helder en vroolijk klinken, dan kon hij zoo geestig grappen vertellen en toch ook van tijd tot tijd zoo heel ernstig zijn. Jegens Tiny was van Bilof altijd zeer vriendelijk. Hij vond er een genoegen in dat jonge springin'tveldje onder de kin te strijken en haar over 't een of ander een complimentje te maken. Zelfs had hij wel eens gekscherend gezegd: »AYij trouwen ben verkorven. Eene nota, door den Duit schen zaakgelastigde op verzoek der Russi sche regeering aan de Bulgaarsche overhan digd, vestigt de aandacht van de laatste op de talrijke Russische vluchtelingen in Bulgarije van welke velen wegens deelneming aan samenzweringen en aanslagen in Rusland veroordeeld zijn. Deze personen worden niet alleen, zooals in de nota wordt beweerd, in Bulgarije niet vervolgd, maar ondersteund en met goed betaalde posten begiftigd, waar door zij in staat worden gesteld hun revo lutionairen, tegen de wet en de maatschappij gerichten arbeid voort te zetten. Ongeveer 15 personen worden in de nota met name genoemd, op welke de boven medegedeelde klachten toepasselijk zouden zijn. De Bulgaarsche regeering heeft de nota voorloopig mondeling beantwoord, en gezegd, dat zij zeer zeker in het vorstendom geen streven zou dulden, dat tegen de veiligheid van andere staten was gericht. Zij zou nadere inlichtingen inwinnen en dan handelen over eenkomstig de Bulgaarsche wetten en het internationaal recht. Maar zij kan en mag niemand veroordeelen of uitleveren, zonder de bewijzen zijner schuld in handen te heb ben. Het is een feit, dat zich in Bulgarije, evenals in vele andere landen, Russische vluchtelingen ophouden, over wier verleden weinig of niets bekend is, en die door hunne houding geen reden tot wantrouwen geven. Tre den zij echter als nihilisten op, dan zijn zij ge woonlijk geheime agenten van de Russische regeering. Een Russisch niliilist wordt in Bulgarije, te recht of ten onrecht, maar op grond van zeer onaangename ondervindingen, beschouwd als een spion en een werktuig der politie te St. Petersburg, en dus door de Bulgaarsche regeering allerminst in bescher ming genomen. De Russische vluchtelingen zijn of Bul gaarsche onderdanen geworden, of Russische onderdanen gebleven. De eersten zullen, als Rusland kan bewijzen, dat zij zich in Bul garije aan misdrijven hebben schuldig ge maakt, volgens de Bulgaarsche wetten worden gestraft; de anderen zullen eveneens voor de Bulgaarsche rechtbanken worden gebracht en, indien zij schuldig worden bevonden, krachtens de bestaande capitulatiën aan Rusland worden uitgeleverd, anders natuur lijk niet. Het is aan de Bulgaarsche regeering be kend, dat men hare nihilisten, mannen zoo als Groeëfï, Bendereff enz. in Rusland met open armen heeft ontvangen, hen officieel in dienst heeft genomen en op allerlei wijzen heeft onderscheiden. Dit voorbeeld heef t Bul garije nooit gevolgd. De eenige uit Rusland gevluchte Russische onderdaan, dien zij in haren dienst heeft genomen, is professor Dragomanoffj een uitstekend geleerde, wiens samen., niet waar Tiny?" Ze vond hem »een aardige meneer". Maar dat niet alleen. In haar vijftienjarige ver beelding nam de gestalte van den mooien luitenant nog eene geheel andere plaats in; hij was voor haar liet ideaal van den man, de volmaking van hare illu sie. En zoo kwam het dat ze eene kleur kreeg als mama zei, dat luitenant van Bilof zoo'ii gezellige, vroolijke Frans was, en dat ze nieuwsgierig toeluisterde als ze hare zusters iets hoorde vertellen waarin zijn naam werd genoemd. Ja, nu en dan kon het wel eens zijn, als ze 's avonds haar kopje ter ruste had gelegd, dat in een heel poëtischen droom de figuur van van Bilof de hoofdrol speelde. .. En dan vond ze het altijd vreeselijk jammer dat ze wakker werd. Soms kwam ze hem tegen op straat. Dan kreeg ze altijd een afzonderlijk knik je van hem, heel afzonderlijk. En als ze dan op de schoolbanken zat, gebeurde het niet zel den dat de juffrouw haar twee- of driemaal iets moest vragen voordat ze weer met hare gedachten bij de les was. Nooit verzuimde ze naar boven te kijken als ze langs liet huis van den spekslager kwam, bij wien hij op gemeubileerde kamers woonde. Van tijd tot tijd gebeurde het dan wel dat hij voor het venster zat en haar toewuifde. E u als ze dan nog eens omzag, dan verbeeldde zij zich, dat hij haar nog al tijd zat na te kijken. Als ze een trom hoorde slaan voelde ze haar hartje kloppen: misschien zou hij er eenig misdrijf hierin heeft bestaan, dat hij in, Rusland eenige werken in de Klein-Russi sche taal heeft uitgegeven. Daarvoor kan de Bulgaarsche regeering hem noch vervol gen, noch uitleveren. Het standpunt door Bulgarije in deze zaak ingenomen is, als gewoonlijk, volkomen cor rect. Gevolgen zal de Russische nota dan ook wel niet hebben, althans geen rechtstreeksche. Zij is alleen een nieuw bewijs van het voortdurend streven der Russische regeering, om op het Balkan-schiereiland aanleiding te geven tot moeielijkheden, die, wanneer men te St. Petersburg het oogenblik daarvoor gekomen acht, de aanleiding of het voorwendsel kunnen worden voor een ernstig conflict. De Russische diplomatie heeft ten Zuiden van den Donau altijd een aantal potjes te vuur staan, en nu eens wordt hier dan weder daar wat opgestookt. Op het Haagsche Binnenhof is het hek van den dam. Tegelijk met den dooi zijn daar de redevoeringen over de algemeene politiek van het ministerie begonnen. Het ware te wenschen dat onze stroomen zoo gemakkelijk ontslagen raakten van den win terboei als de afgevaardigden thans kwijt raken, wat zij op hun hart hebben. De ge duldige president moet zich een schromelijk misbruik van zijn naam laten welgevallen ; hij weet best, dat de geachte afgevaardigden bij elk xmeneer de voorzitter" niet hem tot mikpunt hunner welsprekendheid maken, maar over zijn hoofd heen op het gemoed trachten te werken van de kiezers, die weldra over het lot van velen hunner zullen beslis sen. Voorafgegaan was een debat over de houding van den gouverneur van Suriname, waarbij de oud-minister van koloniën Keuchenius en de tegenwoordige minister Mackay op zeer besliste wijze voor dezen regeeringsambtenaar in de bres sprongen. De oudgouverneur Smidt maakte met zijn aanval op zijn opvolger juist geen bijzonder gelukkig figuur; indien hij inderdaad, zooals dezer dagen uit den Haag werd gemeld, bestemd is om den heer Cremers als leider der liberale partij in de Kamer op te volgen, dan is het te hopen, dat hij in deze invloedrijke positie meer takt aan den dag zal leggen, dan bij dit koloniaal debat. Opgemerkt dient verder te worden, dat de heer Vermeulen met zijne katholieke vrienden verklaarde tegen het hoofdstuk te zullen stemmen om grieven van algemeene politiek tegen den minister van koloniën als hoofd van het kabinet, hetgeen echter niet belette dat hoofdstuk X met 57 tegen 2Üstemmen werd aangenomen. Ofschoon de interpellatie van den heer Tak van Poortvliet over de Congo-quaestie nog tot geen ander resultaat leidde, dan dat de regeering overlegging van stukken be bij zijn! Dan bleef ze net zoo lang wachten tot de troepen voorbij waren, om te kijken of hij er »heusch bij was''. En als ze hem dan gezien had, met getrokken sabel, dan was ze trotsch op hem. 't Was zoo'n kranig officier. Ze vond het heel aardig als haar vrien dinnetjes haar plaagden met haar luitenant, al deed ze ook alsof die plagerij van allen grond was ontbloot. Ja, ze was verliefd op hem. Maar het was bij haar niet: »als ik hem niet krijg komt er misschien niemand meer", of' »het wordt tijd dat ik trouw", of ook wel »kom, ik zal maar veel van hem houden," redeneeringen die zoovele jonge meisjes ver liefd maken, neen, het was hier een gevoel waarvan ze zichzelf geen rekenschap wist te geven, een gevoel dat geheel voortkwam uit haar jonge onbedorven illusie. Op zekeren morgen kwam ze uit school en stond juist met haar boekentaschje in de band op de stoep van het groote huis waarin ze woonde, toen de besteller haar eenige brie ven overhandigde, met de woorden: »Asjeblief', jongejuftrouw". Toen de meid de deur had geopend ging ze naar binnen en legde de brieven in de huiskamer op de tafel. Maar evenals alle ^>backfigchjes" was ook Tiny niet verstoken van eene groote dosis nieuwsgierigheid. Ze las de adressen, keerde de brieven een voor een om, en peinsde van wie ze toch wel zouden zijn. Een was er die grootere afmetingen ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl