Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 709
ijiïtè,-bi>achten toch de heeren Farncombe
nÉaltders,* Rartgers van Rozenburg en Boreel
'dew quaestie bij de algemeene
beraadsla'qgen ter sprake. Geen van de drie
>a zicfa echter vereenigen met het beleid
?vaa den minister van buitenlandsche zaken.
Nederland heeft in deze zaak een
allertreurigst figuur gemaakt, en het zal ons zeer
verwonderen, als de minister door overleg
ging der stukken iets kan wegnemen van
den ongelukkigen indruk, dien zijne houding
aan de overgroote meerderheid der natie heeft
gegeven. De inconsequentie dier houding
zou alleen verdedigbaar zijn, als het bleek.
dat de heer Hartsen inderdaad was gezwicht
voor de overmacht.
En nu de algemeene debatten. Eigenlijk
zijn zij in een paar woorden te resurneeren.
De linkerzijde verwijt aan de regeering: gij
hebt niet slechts onze verwachtingen be
schaamd, die natuurlijk niet bijster hoog
waren gespanhen, maar zelfs die van uw
eigen vrienden, want gij zijt in ge
breke gebleven, uw programma ook maar
ten deele uit te voeren. En de rechterzijde
antwoordt den heeren der oppositie: toen gij
aan het roer waart en de hemel weet,
dat dit lang, veel te lang heeft geduurd !
hebt gij evenmin uwe schoone beloften ge
houden, en ge zijt geëindigd met er het bijltje
bij neer te leggen en den heer Heemskerk als
zetbaas aan te stellen, ofschoon ge n in de
Tweede n in de Eerste Kamer eene meer
derheid hadt, hetgeen met ons niet het ge
val is.
De heer Hartogh beklaagde zich, dat de
regeering na haar optreden voor de sociale
wetgeving, voor de uitbreiding van het kies
recht tot het veel betwiste huisrnans-kicsrecht,
voor de scheiding van kerk en staat, voor de
bestrijding der plutocratie niets had gedaan.
Men mag hieruit opmaken, dat deze afge
vaardigde der hoofdstad bereid zou zijn ge
vonden, om tot werkelijk democratische maat
regelen met eene doortastende regeering, van
welke partij ook, mede te werken. En de
heer Tak van Poortvliet bepaalde zich niet
tot het constateeren van de onvruchtbaar
heid der regeering, maar wist daarvan ook
de oorzaak aan te wijzen in het negatief, uit
sluitend anti-liberaal karakter der meerderheid.
Ook deze afgevaardigde wees erop,dat het kies
recht in plaats van een recht te zijn, nog altijd
een voorrecht is. Waarlijk, als men de
aan wal staande liberale stuurlieden hoort,
dan moet men zich afvragen, wat eigenlijk
nog aan de invoering van algemeen stem
recht in den weg staat. Maar dan klinkt
het weer ontmoedigend, van den heer ATan
Dedem te vernemen : Het program van actie
is niet berekend op het korte bestaan dezer
regeering, en de hervormingen, waarop door
déheeren Hartogh en Tak wordt aangedron
gen zijn niet van recenten datum, maar nog
steeds aan de orde door het plichtvcrzuim
der liberalen.'' Het is alsof' de regeering in
dit opzicht voor de liberalen niet wil onder
doen en ons ook veertig jaren door de woes
tijn wil laten rondzwerven, voor zij ons het
beloofde land binnenleidt.
Een schrale troost is onder zulke omstan
digheden de bescheiden blijmoedigheid van
den heer Oppedijk, die vindt dat het tegen
woordige kabinet nog het beste is, dat te
krijgen is, en ons raadt, ons dubbel een
drachtig om den troon te scharen, nu daar
eene vrouw op zit. Meer ad rem was de
vraag, door den heer Schaepman tot den
heer Tak gericht: Gij verwijt ons niets an
ders te zijn dan anti-liberaal; wanneer zijt
gij, liberalen, iets anders en iets meer ge
weest dan anti-clericaal ?
Een voorstel van den heer Domela
Nieu
toonde dan de anderen. Ook die werd om
gekeerd en o vreugd! hij was open. In
minder dan geen tijd had ze den inhoud te
voorschijn gebracht en las de met sierlijke
letters gedrukte woorden:
Verloofd:
LEO baron VAX BILOF,
2e Luitenant der Infanterie.
en
MARIE ROOVERS.
Snel bergde ze de kaart weer in de enve
loppe en ging bij het raam op een stoel
zitten om de les na te zien die ze 's mid
dags moest kennen.
Maar het wilde maar volstrekt niet vlotten.
Telkens kwam haar weer haar luitenant
voor den geest, gearmd met Marie Roovers.
Ze kende haar wel, Marie Roovers. Maar
dat hij die genomen had, dat had ze nooit
gedacht. Het was dus toch maar gekheid
geweest toen hij gezegd had: »Wij trouwen
samen, niet waar Tiny ?" En al die knikjes
en lachjes waren alleen maar geweest omdat
hij haar een aardig »kind" had gevonden.
Was ze dan nog zóó jong ? Over een paar
maanden werd ze toch zestien en het was
wel voorgekomen dat meisjes op haar zeven
tiende jaar trouwden. .. .
O, was ze toch maar een paar jaartjes
ouder geweest! Dan had hij haar genomen,
dat wist ze zeker. En nu zou hij trouwen
met Marie Roovers. Met die nuf! Neen,
dat had ze niet van hem gedacht. Maar
wenhuis om in den door den langdurigen
winter ontstanen nood van Rijkswege althans
eenigszins te voorzien, vond steun bij den
heer Heldt, maar werd niet in positieven
vorm gedaan. De regeering toonde zich erg
voorzichtig. De premier verklaarde, dat hij
geen principieel bezwaar had tegen staatshulp
in den buitengewonen nood, maar eerst als
particulieren en gemeenten te kort schieten.
De minister va'n financiën zeide, dat het ge
vaarlijk zou -zijn, den nood der gemeenten te
lenigen door de armenzorg aan het rijk te
brengen. En de minister van binnenlaudsche
zaken beveelt concentratie der armenzorg
aan, en heeft geen bezwaar tegen een rijks
subsidie, omdat de gemeenten te zwaar wor
den gedrukt door de armenzorg. Zooals men
ziet, hebben de heeren aan de ministertafel
het nog niet tot eene gemeenschappelijke for
mule kunnen brengen. Ook in dit opzicht
zijn wij nog in de woestijn en ver van het
beloofde land.
Stippen wij ten slotte nog aan, dat de pre
mier eene nieuwe regeling van het kiesrecht
niet urgent noemde en dat zijn collega voor
binnenlandsche zaken zich tegen algemeen
stemrecht verklaarde.
Kunst en Letteren.
TOONEEL TE AMSTERDAM.
Er is weinig nieuws vertoond in deze week.
In het Grand Théatre worden de voorstellingen
van Junkermann voortgezet, afgewisseld door
speelavonden van de vereei,iging Het Nederlandsen.
Tooncel.
In den Salon gaat nog altijd Max Havelaar.
Daar zag ik nog het dwaze nastukje De Schakers
van Jan Mannoury. Men kent dezen schrijver van
Een huis met commensaah en van Ik lid} iets
vergeten; hij kenmerkt zich door zijn
echt-Amsterdamsche grappen en zijn typeering van per
sonen, zooals men ze, geloof ik, alleen in onze
goede hoofdstad aantreft.
De voornaamste gebeurtenis van deze week is
eigenlijk de premiere van 't Groene eiland, ope
rette van Clairville, Chivot en Duru, muziek van
Lecocq, in den Frascatischouwhurg van de heeren
Prot, temeer omdat de voorstelling gegeven werd
ter benefice van den heer Kreeft.
Het was natuurlijk Donderdag een feestavond
voor den beneh'ciant; op de operette kom ik de
volgende week terug.
FK.
VERHULST.
Geboren l!) Maart 1810 te 's- Graver, h a ge en
aldaar overleden den 17 Jan. 1801.
Gisteren, den 20sten Januari, hebben zij hem,
een man van beteekeris, uaar zijne laatste rust
plaats gedragen. Het staat niet te vreezen, dat
zijn naam, die tot ver over de grenzen vaa zijn
vaderland bekend en geëerd was, bij zijne
landwat was ze ook zoo dwaas geweest ! Haar
vriendinnetjes hadden allemaal een vrijer
op de burgerschool of het gymnasium, wat
deed zij ook verliefd te zijn op een officier?
Aan de koffietafel was ze stil en in zich
zelf gekeerd. Dat stak zoo af bij hare ge
wone uitgelatenheid dat mama vroeg: »scheelt
er iets aan Tiny ? Heb je soms straf' gehad
op school ?''
Neen, maar ze had een beetje hoofdpijn.
Straf! 't was veel erger dan straf. Als ze
gestraft was zou ze dat morgen weer ver
geten zijn, maar dit zou ze zoo gauw niet
vergeten.
En de vriendinnetjes zouden haar ook nog
plagen, omdat haar vrijer haar in dun steek
had gelaten. Neen zonder twijfel, /e voelde
zich diep ongelukkig.
»Ik heb het al lang gedacht," zei haar
oudste zuster, »hij maakte haar in den
laatstcn tijd in 't oogloopend het hof."
»Ik wensch hem alle mogelijke geluk," zei
de tweede, die gemeend had dat ze nog
al indruk op hem gemaakt had, »maar
ik had hem eene andere STOUW gegund.''
»Marie zal wel blij zijn," zei de jongste,
die afgunstig was, »ze is al drieëntwintig; het
werd tijd."
Tiny zei niets. Ze vond dat haar zusters
groot gelijk hadden dat dwaas engagement
af te keuren. Maar ze was doodsbang
dat ze misschien zouden merken waarom
ze zoo stil was. Ze zou uitgelachen worden!
Toen ze 's middags uit school kwam was
ze nog treuriger gestemd.
genooten licht in vergetelheid zal geraken Doch
spoediger dan men denkt zal die naam opgehou
den hebben het beeld van den man, zooals bij
was en leefde, op te roepen voor de verbeelding
dergenen, die hem in de dsgen van bloei en
kracht, van geluk en glorie niet hebben gekend!
Reeds nn zijn de gelederen van die oude garde
niet weioig gedund. Van de overgeblevenen be
hoort een goed deel tot de invaliden, die, zoo
hun ook soms de lust bekruipt om hun her
inneringen uit den schoenen campagnetijd nog
eens op te frisschen, zoo zij bij den lust ook de
kracht in zich voelen om van dat schoone
verledene te getuigen, al spoedig gewaar worden,
dat zij niet te veel moeten verwachten van de
belangstelling bij de jongere generatie, op wie
de geestdrift van oud-gedienden niet zelden een
komischen, sltchts Dij uitzondering een
electriseerenden indruk maakt.
Bij de groeve van dezen doode heeft het, God
dank, niet ontbroken aan b'ijkeu van oprechte
vereering. Door geheel het land is eene stem
vernomen, die getuigde van sympathie en be
wondering. Neen, het vaderland van Verhulst
heeft bij 't vernemen van zijn heengaan nog
niet vergeten, dat het in hem wat goeds en
groots verloor. Doch wie onzer ernstig genoeg
is om den ernst te beseffen, waarmede de doods
engel ons toeroept: »Weest waar, volkomen waar!"
hij zal erkennen, dat de hulde zelve, die den
overledene werd gebracht, hoe oprecht en welge
meend ook, de blijken droeg, dat 't tijdperk van
's mans glorie was voo t b ij gegaan.
Het is juist om deze reden, dat ik mij heb
gevoegd naar den Wfnsch der rtdac ie van dit
Weekblad, toen zij van mij een woord over Ver
hulst verlangde. Indien, zoo dacht ik, de oude
vrienden van Verhulst, zij, die met hem joug
wart n en zijne ster zagen opgaan, h>t getuigenis
der waarheid, het off-r der dankbaarheid weige
ren, wat zullen zij tot hunne verontschuldiging
kinnen inbrengen, wat. antwoorden op h»t
verwijt : «waarom hebt gij verzuimd uwen jongeren
tijdgenooten op 't hait te drukken, wat de piëleit
jegens grooie mannen, wier verdiensten gij meent
te kunnen waardperen, van hen eigent?1'
Of zou mijn leeftijd mij misschien ongeschikt
maken voor de taak mij opgedragen ? Pleegt
uiet de mer.scb. met 't klimmen zijner jaren het
vermogen, om de behoeften van den
tegenwoordigen en komenden tijd naar eisch te erkennen,
meer en meer te verliezen '? Moeten wij ouden
van dagen ons niet nederleggen bij 't oordeel,
dat het tegenwoordige geslacht ui) brengt ovfr
hen, wier beteekeuis in den bloeitijd van ons
leven haar hoogste punt reeds had bereikt ? Zal
onze poging om de geestdrift, nadat zij nu een
maal is uitgedoofl, opnieuw te doen
ontvlainmtn, niet met weerzin en spot worden out van
geu ? Is 't niet beter, dat wij, zooveel ouze
afgestompie geestvermogens het toelaten, ons ver
blijden over den vooruitgang op elk gebied van
kennen en kunnen, en dientengevolge berusting
prediken in de wereldwet volg-ns welke de groote
manu'n door hunne epigonen in de schaduw ge
steld en overvleugeld worden, dar', door de ver
heerlijking onzer vroegere idolen, natepleiten
op het eenmaal over liet verleuene met al zijn
bernën gevelde vonnis ?
Ik wil mijne zvvakiuid belijden. Niettegen
staande het o- rverdoovend handgeklap, waar
mede veel wat nieuw, maar daarom nog tiiet
goed en schoon is, wordt ontvangen, blijf ik
vasthouden aan de blijvende waarde van dat
gene, wat eenmaal den on verdeelden bijvul mocht
vinden bij de duizenden en duizenden, in wie ik
de beste en edelste vertegenwoordigers van hun
nen tijd had lei ren erkennen.
Wie zal zengen, wat in on.s oordeel over het
geen zich als waar, goed en «choon komt aan
melden, de vrucht is van eigen nadenken en on
derzoek, van eigen aangeboren onderscheidings
vermogen, van individueelen smaak en aanleg,
wat daarentegen daarin als door anderen aange
bracht, van anderen overgenomen en dus als ge
leend gi-ed moet beschouwd worden? Wie naar
den roem van volstrekte oorspronkelijkheid streeft,
hij erkenne in idioten en barbaren zijne idealen.
Wie geen hooger doel kent, clan door anderen
zich te laten voorzeggen wat hij schoon en goed
mag noemen, zal misschien een rustig ea
onaangevochten leven kunnen leiden, kracht zal er
van hem riet uitgaan, zijn tijd zal hij niet
voor
J)e onbarmhartige vriendinnetjes hadden
; haar erg geplaagd en het was haar heel
moeilijk gevallen die leelijke tranen in te
houden. Het had niet veel gescheeld. ...
En toen ze de huiskamer binnen kwam
zat daar niemand anders dan Bilof met
Marie Roovers. Ze maakten de engagements
visite.
O, had ze dat geweten ! Dan was ze zeker j
niet binnengekomen. En nu moest ze nog |
feliciteeren ook. j
»Jk feliciteer u wel, meneer Bilof, en u
; ook juffrouw Roovers''....
-Dank je wel, Tiny." Hij straalde van ge
luk. ;>Xu kunnen we niet meer samen trou
wen,'' voegde hij er lachend bij; dat was im
mers eerst afgesproken j-"
Ja, dat was zeker afgesproken,
trouwelooze. liegrijp je dan niet hoe bedroefd
Tiny is ?
Terwijl de jonge verloofden met de groo
tere zusters /aten te praten en natuurlijk
allerliefst en allerhartelijkst bejegend werden,
sloop ze stil de kamer uit en ging naar
boven, op haar slaapvertrek.
Daar verborg ze haar hoofdje in liet groote
kussen van haar ledikant, waar ze zoo dik
wijls heerlijk van hem had gedroomd. En
plotseling barstte ze uit in zenuwachtig
snikken. Dikke tranen vloeiden haar uit
de oogen en bevochtigden de helderwitte
kussensloop.
O, hoe diep, diep rampzalig was ze.
Had ze maar iemand die haar troosten
kon, maar neen, ook dat niet, iedereen aan
uitbrengen. Zoowel op het gebied der wetenschap
als op dat der kunst, wordt toch het hooge stand
punt niet bereikt zonder de hulp van het genie,
dat nieuwe wegen opent, en de ervaring, die van
het oude niets bruikbaars verloren laat gaan.
Het geniale is, ik zeg niet met sommigen: het
abnormale, pathologische, maar zeker bet in
eminenten zin onberekenbare en ondoorgrondelijke
in ons menschen. Daarentegen zijn wij, wat wij
door de ervaring zijn, op de meest bewuste wijze.
Het geniale, zoowel in ons zelven als in anderen,
ondergaan wij, de ervaring moeten wij met eigen
inspanning ons verwerven.
Dat in Verhulst het intuïtieve en spontane van
het gei ie op den voorgrond stond, dat de invloed
door hem geoefend daaraan en niet aan den rijk
dom zijner verworven kennis en ervarir g mo t
toegeschreven worden, zal ieder toestemmen, die
hem heeft gekend. Gelijk alle buitengewoon be
gaafden, verkreeg hij door snelle en juiste waar
neming, wat anderen nauwelijks door langdurige
en ernstige inspanning zich verwerven. Hij over
dreef zeker door te verklaren, dat hij vau zijr^e
leermeesters niet» noemenswaardigs had geleerd,
maar voor zijne kunst alles had te danken aau
eigen opmerking en de be-tudeering van de on
sterfelijke werken der groote meesters. Doch in
deze zeifbeoordeeiing ligt deze waarheid, dat bij
de hoofdeigenschappen van den autodidact, te
weten: de zelfgenoegzame zekerheid en de onbe
kwaamheid In het rnededeelen van eigen kenen,
ep bijzonder duidelijke wijze te zien gaf'. Hier
ligt dunkt mij het eigenaardige vau zijne kracht
en zwakheid beide; hier de oorzaak van liet aan
trekkelijke zoowel als van het afstootenje in zijn
optreden, hier niet alleen htt geheim van de
imponeerende macht, door hem als orke-tdirectenr
geoefend, maar Her ook de verklaring van het
feit, dat hij geen school en nauwelijks een enkelen
leerling gevormd heeft.
Zelden of' nooit heb ik iemand ontmoet, die
hem evenaarde in beslistheid van oordeel over
de waarde < f onwaarde van kunstproducten,
maar ook zelden iemand zoo onbeholpen als hij,
waar het er op aankwam het uitgebrachte oor
deel te motiveeren. De kunst in het algemeen en
zijne kunst in het bijzonder vereerde hij, ja aan
bad hij als zijn afgod, maar even vurig als zijne
vereering was zijue verontwaardiging over het
geen hem wansmaak en valsche pathos dacht.
Daarover te toornen achtte hij plichtmatig, daar
over te redeneeren vond hij overbodig. Moest
hij daardoor vakgenooten en dilettanten kwetsen
en ergeren, het deerde hem niet. Het was im
mers zijne roeping de eer der kunst te verdedi
gen en hij kon geen ware kur.st erkennen, waar
zijn schoonheidsgevoel beleedigd werd Dan vond
zijn anders van humor overvloeiende geest geen
noorden van schertsenden spot, maar enkel van
stroeven ernst en onverbiddelijke afkeuring Ah
gol.l het hier, den Jixilsdienst te bestrijden en de
eer van God Jahveh te verdedigen, ijverde hij dan,
een profeet der oudluid gelijk.
Verre van mij, het gevaarlijke en bedenkelijke
van zulk radicaal oordeeleu voorbij te zieu OoZ
mag ik niet verzwijaen, dat onze vrit-nd oprecht
genoeg was om, indien hij soms van gevoelen
veranderde, zijn ongelijk te bekeuren. Met groote
vreugde zelfs kon hij zich overwonnen geven,
waar de schoonheid van vroeger miskende kunst
werken hem geopenbaard werd. Doch tegen zij a
kuristeuaursgeweteu kon hij niet.
Want Verhulst was een man uit n stuk.
Dat wil niet zeggen dat hij onbuigzaam, hard
en stroef was in de omgang met meuschen
was zijn gemoedsaard eer week dan streng ?
maar dit, dat hij zich onwrikbaar toonde in zijn
aesthetisehe ovenuigi.-g. Hoe fijn en teer ook in
atclere opzichten en onder andere omstandig
heden, waar het zij: e kunst betrof, kou hij grof
en ruw zijn. naar het voorschrift van Fischer,
den aestheticus: »Im Priu cipier streite soll mau
grob sein!"
Een man uit n stuk. Dat bewijzen zijne
compositie)), waarin gij n> rgens de geringste con
cessie aan de goden dezer eeuw zult aantreffen,
waarin alles afgewerkt is en op zijue plaats staat,
gelbk de logica van het thema, de aard van stem
of instrument, de bijzondere stemming van het
geheel, het eischen.
Een man uit n stuk. Dit bewijzen de door
hem geleide en bezielde uitvoeringen. Op het stuk
van precisie en techijisch raffinement van koor
wie ze het vertelde zou haar immers uit
lachen ! Hoe kon ze toch ook zoo kinder
achtig gaan liggen huilen om niets, /ou ze
die ellendige tranen dan niet kunnen in
houden ?
En altijd weende zo maar voort, alsof
haar hartje moest breken.
Op eens voelde ze een arm liefdevol
om haar middel slaan en een hoofd zich
naast het hare op het kussen vleien. Ze
voelde hoe htar een kus op de gloeiende wang
werd gedrukt....
»Is mijn lieve Tiny zoo ongelukkig?"
vroeg mama.
Ze schrikte op. Maar toen ze zag dat
het moederoog vochtig was geworden door
het aanschouwen van de smart van haar
kind, toen vlijde ze haar kopje aan
moedersborst en snikte luid.
Mevrouw Kroon was n van die moeders
die hare kinderen in de ziel lezen, en zich
verplaatsen in hun toestand. Daarom zei ze
fluisterend :
«Wees maar stil, kind, over een paar jaar
zullen we wel een anderen man voor je
zoeken die heel, heel veel van je zal
houden."
Xu is Tiny reeds lang getrouwd met een
jong advocaat die haar aanbidt. Maar toch
denkt ze nog wel eens aan den trouweloozeu
luitenant waar ze toen zooveel verdriet over
heeft gehad.