De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 25 januari pagina 4

25 januari 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

No. 709 'DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en orkest zijn thans de eischen hooger gesteld. Ook zou ik niet durven zeegen, dat in dit op zicht Van Bree voor Verhulst behoefde onder te doen. Maar wat Verhulst vér boven de meesten verhief, was zijn vermogen om het gfheei der kun-twerken op duidelijkeeu indrukwekkende wijze te doen uitkomen. Met hetgeen hij ten gehoore bracht, had hij eich vereemelvigd. Da bij hem bui tengemeen sterk ontwikkelde vormzin maakte dat hu elk detail in het licht van het geheel bezag, Zoo iemand, dan verslond hij de kunst van groepecren en fraseeren, van aecentuëeren en scandeeren. De hoofdmoim-nten wist hij steeds in het Hebt, de accessoria in de schaduw te plaatsen. Wie onzer in den goeden tijd van Verhulst eene door hem geleide groote uitvoering niocht bij wonen, kan getuigen van de betooveiing die van den meester uitging, als hij van de massale kooren orkestkrachten, waarover hij beschikte, de gedienstige werktuigen maakte om den gee*t der compositiën te doen spreken tot zijne hoorders. Ja een man uit n stuk was onze Verhul-t. Hebben wij er velen zoo gehad en kunnen wij er nog velen van die soort verwachten? Ik ge . loof het tiet. Zulke mannen zijn altijd schaarscb, maar in onzen t$d misschien zeldzamer dan ooit. Onze tijd isoibij uitstek sceptisch. Tegen elke over tuiging staat een »maar", tegenover elke maxime eeue exceptie, tegenover elk geloof een twijfel. Wij arialyseeren tot in het oneindige, de natuur, de kunst, ons eigen zieleleven, en daarbij wordt gemeten niet met ellen, maar met micronen d.i. met duizendsten van millimeters. En wij doen dit niet als bij ongeluk en ondanks ons zelven. Neen, het is beginsel, hetzelfde, dat ons uit de wereld der abstracte idealen in die der concreete rea'ia heefc. gedreven. Hetzelfde wat ons dwingt onze theorieën over staat en maatschappij over indi\idueele en collectieve religie aan fene doortastende herziening te onderwerpen; hetzelfle dat ons ge biedt, onzen letterkundigen en muzikalea smaak in de overgeleverde, op dit vebi- d gezaghebbende ivgelen te wantrouwen. Gelukkig het opkomende geslacht dat de hoop mag koesteren uit dezen bajert nog eenmaal den nieuwen kosmos tu zullen zien ontstaan ! Gelukkig de ouderen van dagen, die het geloof nog niet hebben prijs gegeven, dat ook uit deze crisis wat goeds zul voortkomen! Of onze Verhulst tot die gelukkigen behoorde? Gewis, zijn geloof heeft hij behouden; maar was dat geloof ruim genoeg, om hem de teekenen van den tegen woord i (jen tijd te doen verstaan en in de revolutie ook de factoren van gezonde evolutie t« doen opmerken ? Ziedaar wat ik niet kan, niet mag uitmaken. Veel, zeer veel, zal wel moeten worden toegeschreven aan de omstandig heden, die zijn levensgeluk op smartelijke wijze hebben aangetast en hem in de laatste jaren gedwongen meer en meer zich terug te trekken in het heiligdom van zijn eigen zieleleven, meer en meer zich te isoleeren van eene wereld, die eenmaal den invloed van zijn geest ondervond. Al bleef hij tot in hoogen ouderdom in vele op zichten de frischheid der jeugd bewaren, reeds vroeg heeft hij de gevolgen van de eenzijdigheid zijner ontwikkeling moeten ondervinden en voor het martelaarschap der groo;e mannen bleef hij tiet gespaard. Eenzijdigheid. Ik schrik van dit woord, nu ik hè' neerschreef tot kenschetsing van een man als Verhulst, die zijn Goethe zoo goed kende en zooveel van dien minst eenzijdige der dichters had geleerd. En toch, eenzij !ig was hij, onze vriend. Voorzeker niet wat zijn aanleg betreft, deze toch had hem op het ultstekendst toege rust om een mensch te worden in den ganschen omvang van dit woord. Eenzijdig was hij naar den toeleg do ir hem aangewend bij het tot out wikkeling brengen van wat hem was toever trouwd. Vroeg was in hem het besef zijner roeping ontwaakt Niet lang duurde de strijd dien de knaap had te voeren tegen de machten, die tusschen hem en zij D doel zich hadden opgeworpen. De leertijd van d<>n jonge ling was spoedigdoorloopen. ZÏin proefwerk bleek meesterwerk te zijn. Toen de hand van den jon gen man den aangeboden dirigeerstaf greep, zwaaide hij dien van stonden aan met de zeker heid van een ervaren veldheer Het eansche leger moest hem vertrouwc-n en gehoorzamen. »Geen oogi-üblik," zoo verhaalde hij mij, «aarzelde ik. toen »Euterpe" in Leipzig mij tot haren directeur koos. Ik wist, dat drrigeeren mijne zaak was." Met storm veroverde hij het publiek, en dat pu bliek niet alben, maar ook de leiders, mannen »>ls Mendelssohn en wst meer zeg', al-» Schumann. Is het wonder, dat Verhulst zijn leven lang ge noten heeft van deze indrukken, maar ook ge leden heeft onder deze zegepraal ? Is het won der, dat hij den vorm, waarin destijds het schoone voor hem zijne reinste openbaring- vond, als het absoluut ideale schoon vereerde en dst die vereering, toen zij eenmaal als een religiense cultus ?Ach van zijn geheele wezen had meestergemnakt, hem niet alleen onaandoeolijk ma-kte voor het ver dienstelijke der nieuw opkomende kunstgestalien, msar ook hem belette, dat nieuwe ernstig oi'der de oogen te zien en met onpartijdigheid tebeoordee len ? Helaas, dat deze eenzijdigheid hem van de ver antwoordelijkheid zijner pisitie in de muzikale wereld deed gebruik maken, orn zijn verzuim te rechtvaardigen! Helaas, dat dit verzuim hem zijne populariteit ontroofde en hem na de eerekroon ook den niartelaarskrans te drasren iraf. Voor ons mag het gevoel van dank jegens hem niet ondergaan in deernis met den zwaarbeproefde al blijft ook voortaan de weemoed on afscheidelijk van onze bewondering zijner ver diensten. A. D. LOMAN. Amsterdam, 21 Januari 1891. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De idee die Wagner in zijn Parsifal heeft neer gelegd, is : Medegevoel voor het Jijden der menschheid bij kinderlijke reinheid, het hoogste principe van den godsdienst. liet eerste bekende gedicht waarin de sagen van den Graal, Parsifal en Koning Artus zijn vereenigd, is van eeu Franschman, Chrestien de Troyes. Het is in weerwil van do 10(500 verzen niet voltooid. Het werd vertaald en (met gebruik making van een gedicht van den Provencaal Guyot), uitgebreid door Wolfram von Eschenbach, die ook de geschiedenis van Lohengrin in zijn gedicht heeft opgenomen. Dit gedicht is ontstaan in het begin van de 13e eeuw en bevat ongeveer 25000 verzen. Wagner heeft vooral de gegevens uit dit ge dicht geput; doch aan het geheel weer eene nieuwe gestalte gegeven. Zoo heeft hij van de figuur van Kundry, die bij Wolfram niet anders dan do Gralsbote" is, een geheele nieuwe schep ping gemaakt, n.l. eene Doppelnatur", half in dienst van het kwade, half in dienst van den Graal Zij wordt voorgesteld als de verpersoon lijking van de menschelijke zonde, die wel het eeuwige heil zoekt, doch de banden der zinne lijkheid niet kan verbreken. Dat zij in Wolfram's gedicht volstrekt niet als verleidster optreedt, bewijzen de volgende regels: Um die Minne der Magd ward selten eine Speer Gebrochen, und woiiig danach Begehr Dagegen war des Wissens Schrein Ihr aufgeschlossen. In het eerste bedrijf wordt door Curnemanz verhaald hoe Amfortas (de Graalkoning) door de zucht naar genot in de strikken is gevallen van Klingsor, den toovenaar van Kundry. Klingsor ontrukt hem de heilige speer en brengt hem daarmede eene wonde toe, die niet genezen wi'. De glans van den Graaltempel is verdwenen en de ridders waren droevig rond. Een orakel zegt echter: Durch Mitleid wissend der reine Thor Harre sein ! den ich erkor. In Parsital meent Gurnemanz den reinen Thor te zien; daar hij echter ongevoelig blijft voor Amfor tas' lijden, begrijpt hij dat Parsifal de aangewezen redder niet is en stoot hem dus uit. Ieder die den Parsifal gehoord heeft, weet welke bezwaren er aan eene goede uitvoering verbonden zijn, en ik moet dus beginnen met warme hulde aan den heer Viotta te brengen, die met groote zaakkennis en onvermoeide toewijding deze uit voering hoeft voorbereid. De heeren Messcharrt en lilauwaert hadden in deze acte de belangrijkste partijen, als Aniiortas en Gnrnemanz. Eerstgenoemde gaf in de scène waar hij op de baar naar het bad wordt gedragen, en in de tempelscène, wanneer hij de godheid om redding uit zijn lijden smeekt, eene zeer schoone wodersave te genieten, waarin vooral diepte en waarheid van uitdrukking moet vermeld worden. Hij intoneert bovendien altijd zeer juist en men weet maar al te gned hoe dikwijls daartegen in werken van Wagner wel gezondigd wordt. De heer Blauwaert zag er lijdend uit en be schikte blijkbaar niet over zijne zuiverste midde len (het was dus hier juist andersom als in de Opera, waar Gnrnemanz zeer krachtig moet zijn en Amfortas lijdend) Hij zong zijne partij zittende en zooals ik vernam was hij ongesteld, doch had zich niet teruggetrokken, omdat men niet zoo spoedig een Gurnemanz zou kunnen vinden, die voor deze moeielijke partij berekend was. Natuurlijk lood liet eerste gedeelte veel onder deze omstandigheden. waarvan men den heer Blauwaert echter thans geen verwijt mag maken. Ik ben althans ten opzichte van hem: Durch Wissen mitloidig" ge worden, en onderwerp zijnen zang dus niet aan critiek, temeer daar de voordracht toch deed ver moeden, dat Blanwaert, over alle middelen kun nende beschikken, een uitstekende Gurncinauz kan zijn. Mej. Pauline Mailhac had slechts een kleine partij in deze acte. Hare groote scène is in de '2de acte. De waanzinnige wildheid miste ik in haar vreeselijk lachmotief. Die lach van Kundry, vroeger een lach van lust en zinnelijkheid, is een lach van waanzin en vertwijfeling geworden. Dit karakter wisten Materna, Marianne Brandt en Therese Malten voortreffelijk weer te geven De heer Alvary beviel mij in de korte scène van Parsifal zeer goed. Toon en uitdrukking vormden een juiste tegenstelling met de Graalhurgbewoners. Zijn geheele optreden gaf den indruk dat hij (laar nog niet thuis behoorde. De kleinere partijen van vier Knappen, Titurel (vader van Amfortas) en '2ter Ritter werden door de dames Tcrwogt en Ohermeyer en de heeren Brom, Stachelhausen. Prell en Van Straaten zeer consciencious vervuld ; voor die moeielijke en vaak ondankbare gedeelten worden goed geilefende zangers voieischt. Ook de heer Prell wist de ge vaarlijke klippen van intonatie in zijne solo goed te omzeilen, en een afzonderlijk woord van lof komt hem daarvoor toe. En thans over de hoofdzaak n 1. orkest en koor. Het orkest was in het begin blijkbaar nog niet rustig trenocir. Ten minste het voorspel slaagde niet zóó als ik wel verwacht had. Sommige entrees van koperen blaasintrumenten waren niet schoon. Ook Hot ilc stemming in de houten blaasinstru menten te wenschen over. Verder echter heelt bet orkest zooveel sehoons gegeven, o.a. in de YerwandiungsmiMk en Graalscène, dat meu met groote. ingenomenheid het orkest kan prijzen ; ook voor het koor heb ik allen lof. en dit is juist hetgeen mij het uitvoeren van Wagner's werken als concertdrnma doet billijken, n.l. dat men «/u legenheid heeft de ensembles op uitstekende wijzo te liooren vertolken. Het koor van de Ritter was alleen op het tooncel geplaatst : de overige koren bevonden zich op den (nu van de zaal afgescheiden) prornenoir. De klank van die koren maakte een overweldigenden indruk. De geheele tempclscènc was (afgescheiden van een paar vlekjes in het koor) in alle opzichten te prijzen. De zuiverheid en klank van het koor was verrassend schoon. Uit alles bleek, dat geen middelen waren verzuimd om dit etVect te verkrijgen. De -tweede acte van Tannluiuser is heel wat be kender en dus is een woord over de vertolking voldoende. Ik moet boirinnen met te zeggen dat tnej. Mail hac mij in dit werk als Klisabeth zeer goed vol deed, vooral in de scène waarin zij voor Tannluiusor om genade smeekt, terwijl do heer Alvary mij thans niet verwarmen kon. Zijn geluid klonk in den overgang naar het hoo;ro register gutturaal en stroef en vooral in het duet met Eiisabeth was dit storend. De heer Messchaert spande als Wolfram weer de kroon; zijne beide soli zong hij met groote warmte en schoone uitdrukking. Ook de heer Blauwaert wist (afgescheiden van hetgeen, ik hier boven zeide) in enkele gedeelten veel zeggings kracht te ontwikkelen. Bijzonder moet het ensemble van de heeren Messchaert, Liebeskind, Van Duinen, Stachelhausen en Viotta vermeld worden. Dit gedeelte met koor slaagde voortreffelijk en ik moet (de buitengewone moeielykheid in aanmerking geno men) dit releveeren, De heeren Liebeskind en Van Duinen zorgen hunne beid.; soli inet schoone stem en zeer goede opvatting. Het koor klonk zeer frisch en het vrouwen(pelgrinis)koor was een waardig slot. Ook liet orkest moet alle lof gegeven worden en de uit voering van do Wagnervereeniging (de eerste die ik hoorde) moet haar dunkt mij weer nieuwe vrienden verschaft hebben. Het gehalte van deze uitvoering toch wettigt het bestaan van deze vereeniging en al blijven ? ok vele vereerders van Wagner beweren dat het in strijd is met het principe van den Bayreuter meester om zijne muziek in de concertzaal uittevoeren, de voortreffelijke wijze waarop do ensembles worden uitgevoerd (en die laten in de opera vaak zooveel te wenschen over) makon voor een goed begrip van het muzikale gedeelte van deze werken, der gelijke uitvoeringen nuttig en noodig. De volgende avond was aa i kamermuziek gewijd en de heeren Crarner, Frowein, Hofmeester en Bosmans brachten een van Haydn's D dur kwartetten en Brahms' strijkkwartet ten gehoore, terwijl de hoeren Röntgen, Cramer, Hofmeester en Bosrnans daarna een nieuw pianokwartet van Gabricl Eaur uit Parijs uitvoerden. Deze soiree bevestigt weer den indruk die ik van de vorige uitvoeringen heb neergeschreven. Natuurlijk wint het eene nummer het in achevéof warmte wel eens van het andere, doch de eigenschappen die vroeger op te merken vielen, waren ook nu te constateeren. Het publiek was helaas zeer weinig talrijk en hieruit blijkt alweer dat liet aantal ware bewon deraars tot dezen verheven kunststijl nog uiterst gering is; toch verdienen zoowel de werken als de wijzo waarop zij worden uitgevoerd de grootste belangstelling. Bovendien acht ik het voor allen die, hetzij als dilettant hetzij als aankomend kun stenaar, de toonkunst beoefenen, iriterst nuttig en leerzaam deze uitvoeringen bij te wonen. Van Brahms' kwartet heb ik vooral zeer ge noten. Dit poëtische werk, in den eersten Satz ] ietwat naïef doch steeds aan gloed winnende, wi'i-.l zeer schoon vertolkt, evenals het piano-kwartet van Faurè. Deze componist neemt sedert eenige jaren een zeer belangrijk standpunt als componist in, en l daarom brengen wij den concerigevers hulde dat zij dit werk ten onzent hebben d<>en kennen. : Fauréheeft dezelfde eigenaardige wijze van harmoniseercn als de meeste componisten van de i jong-FraiiSche school. Hij heelt echter dit bij velen van die school voor, dat hij den vorm niet ver waarloost en daarom behoort hij met César Franck en d'Indy (die hem echter in diepte \an uit drukking en degelijkheid van vorm overtreffen) tot de beste componisten van werken voor kamer muziek van die richting. Ik mag niet ver zwijgen dat uitvoeringen te Parijs, waarop uit sluitend werken van de jongeren van die richting worden ten gehoore gebracht, mij dikwijls der wanhoop nabij brachten, en ik geloof dat de richting door de overdrijving van de jongeren govaar loopt. Ik heb bijvoorbeeld eens een avond : bijgewoond van de Fransohc toonkunstenaarsvereeniging in de Salie Frard, waarop men geen ; enkel belangrijk stuk te hooren kreeg. Dn meeste j nummers bestonden uit motieven van 4 of 5 noten, die op de hardnekkigste en ongeniefbaarste wijze tot het eind toe waren volgehouden, en een van j die nummers ontlokte dan ook een componist, di" naast mij zat, de verzuchting: Mais il faut :ie c'vhappéde ('haronton ponr présenter c i au public." lli't is naar mijne meerling ook onjuist gez'Y-n, dat \elen de W,-igiif3rsche theorie op het gebied van kamermuziek willen overbrengen, zij streven daardoor het doel en de grenzen voorbij, die Wag ner zichzelf gesteld heeft. Ik hen ccliter van Fauréafgedwaald op wien het bovoi.staande waarlijk niet van toepassing is. De vertolking was, zooals ik zeide. zeer te roeinen en den heer Röntgen moet mede groote lof gebracht worden voor de wijzo waarop hij de pianopartij vervulde. I ie t Scherzo van dit werk viel büjkbair het meest in den smaak De heer Van Loencn ga! zijne tweede soiree met medewerking van mcj. (Jat. van Hennes en de heeren firmnnor en Anton Bonman. (De heer Oiistorbaan uit l'trec'nt begeleidde mej. van Ren nes op het klavier). Do concertgever stelde i'i d(! Kreiitzcr sonate van lieci hoven en in het Trio van IJubinstcin zijne goede eigenschappen a U klavierspolcr in het licht, en vooral zijne ge aciieveerde techniek en juiste nuanceering werden terecht geroemd. Mcj. Van R"unes 70ng zes liederen van Xcd, componisten. Zoowel in de liederen van Dan. de Lanjt'. lio! on Wagenaar, a!s in drie, liederen van cÏL'eii compositie (waarvan vooral de twee laatste mij zeer aant-okkcn) gaf zij een zeer schoone opvatting en muzikale interpretatie te hoorcit. Den heer Timmner moot vuel lof gebracht wor den voor zijn schoon spel in beide werken, terwijl de heer Anton Buuinan in twee nummers van eigen compositie, maar nog meer in Rubinstcin's trio, toonde weik een degelijk violoncellist en muzikaal ensemblespelcr hij is. Voor de twee operavoorstelüngen, welke ik nog te vernielden heb. blijft mij niet veel plaats over; hierover moet ik dus met een enkel woord volstaan. De, Stomme van I'ortici in de Xed. Opera was vooral belangrijk door het voortreffelijk spel van mej. van Zanten als Feneila (de Stomme) en den scholden zang van de heeren Pauwuls en Albors (Massanii'llo en Pietro). Daar ik slechts drie actes van deze opera heb bijgewoond, kom ik later <MI deze voorstelling terug. Bij de voo'stc'ling van de Paliaansche Opera, waar Don Pasquale gegeven werd, was de heer Carbónnetti in do titelrol het glanspunt van de voorstelling. De aantrekkelijke Opera-Comique van Donizetti was eene aangename kennismaking. Menig aardig nummer komt er in voor. Ik noem vooral het kwartet en de twee duetten. Het is wel bier en daar zwaarder geïnstrumenteerd dan het karakter voor de handeling vereischt. Deze voorstelling was zeer slecht bezocht en dit zal de ondernemers misschien afschrikken, wat jammer is, want uit Don Pasqnale bleek, dat de Italiaansche Opéra-Comique wel eene vernieuwde kennismaking waard is. VAK Mn.i.KiKN. AANTEEKENINGEN. SCHILDERKUNST. Over Carnille Prssarro, den artist van wien ons Hollandsch publiek gedurende de laatste jaren door de goede zorgen van de Xederlandsche Etscluh enkele werken heeft kunnen zien, schrijft de zeer intelligente krilicus Octave Mirbeau in het nieuwe pas aangekondigde tijdschrift l'Art des deux Mondes ongeveer het volgende: Sedert die iirteressante tentoonstellingen ver dwenen zijn, die in de rue Laititte en de rue Le Peletier, de werken bijeen groepeerden van man nen, verbonden door gemeenschappelijke sympa thieën en intellectueel» verwantschap, sedertdien tijd heeft Gamille l'issarro zich van alle manifes tatie in het publiek teruggetrokken. Zonder ver toon, met lange tusschenpoozen, hangt hij in de eene andere zaal, die daar heel niet op verdacht is, eenige van zijn nieuwere en daarvoor uitgelezen stukken op. Du vrienden loopen toe. de critici houden zich stil, de knirstminnaar. die zich een Mccaenas wil toonen, maar over deze stokkeneen opinie mist in een algemeen erkend blad door Alhert Wolft', gepubliceerd, denkt er eens over (dat is nog zoo kwaad niet) gaat aan 't aarzelen (dat is jammer), raakt in de war tusschen deze beide mogelijkheden (van koopen of niet koopen) en maakt er een einde aan door weg to gaan. En hier mee is het uit. Het landschap, zooals dit wordt opgevat door ( amille l'issarro, d.w.z. de vormen geënveloppcerd in liet licht, en levende uitdrukking van het licht op die voorwerpen en in de rn mre, die er do ir gevuld wordt, is een moderne vinding. Vermoed i door Dulacroix, gevoeld door (,'orut, beproe'.d door j Turner, in impressies van eene barhaarsche rnaar j somtijds superbüschoonheid, l'.e >ft, het eerst wezenj lijk zijn intocht in de kunst gf-maakt als compleete f.irmnie, en is her, eerst wezenlijk aldus uodi-tinieonl door Fdnuard Manet, Camiile l'issarro en Clan Ie. Monet. Wat m<'-n ook rnoge zeegen en rodimeeren, rnet hen begint die radicale revolutie in het schilderen en met hen ook be gint voor het hiteliig'-nte en geloovige publiek <!ie revolutie in de wijze \au de natuur te zien Wij zagen du natuur niet, dat is geen paradox-. wij zand! haar verduisterd als het ware door schilderijen uit musea: dat wil zeggen door verbleekte, vcrtaande, zwart geworden, roestig ge worden storingen en vernissen, al die bijeenkoiustigu dingen die op de oude rnyestcrwerkiMi zijn (iireeii'jpboopt door de waakzaamheid der bewaar ders' en de ironie der eeuwen. Zoo hebben wij dan ook, toen wij voor het eerst i voor die knust werden gebracht, die ons weer het echte licht, der natuur deed zien, eeni^szins dat j gevoeld, wat een man moet gevoelen, die, na lang in 'een hol te zijn opgesloten geweest, zich weer l voor het eerst in het, volle zonnelicht bevindt. Toen hebben wij geduizeld en gehuiverd, maar j onze oogen wenden zich aan dit sch'inw-p d. aan d:it hetooverende leven en wij zijn alleen verbaasd gebleven, dat wij zoo lang blind hebben kunnen 'blijven voor de cindeioozu irenietingen van onze planeet en voor de volkomen overheer-iching van de d:nue;i door bet licht, Vergelijk eens met oude schilderijen die luch tige luchten van ('amille l'issarro, die bewegende zwerken, zoo diep, waar wezen-ijk de lichtgolven elkmr ontmoeten en weerkaatsen. Fn die vormen, bcvulliu' er. licht en zoo zacht ornsluierd. gemaakt van voorbijgaande reflexen, en de aaide rose in het groen, die ook leeft en ademt; waar tusschen (('.' gras-ipviuien, onder het licht en du nevelen. du h'vensoivarien tot elkaar ingaan, waar de nifchtigo natuur in baar kiemen sluimert en broeit. j Ku geen huvige rm'dd 'le:i hüeft l'issarro noodig om het drama van licht en lucht en aarde te be schrijven, een stukjon oever zonder fimmrtje, ? een lucht zonder wolk c< n boomgaard mot de lioonu-n op een lijntje, met ba'i.steenon hni.ji's op den achtergrond. een weide met de schaduwen van pupuls. die lang zich uitstrekken met de glans van a! het licht rondom nog in zich. E"n we;_'. oen v<dd, een tuin, een heg, een vioHdrijverde woll;. een mist op de Seine. van d.if alics krijgt gij een intense impressie, door haar charme i-n grootschheid. die zich met al de glorie d--r aarde omkleedt. Want Pisp.irro brengt gf-on enkel detail aan, dat. niet tot het fohpel medewerkt, geen enkel dat de aandacht afleidt. Do heer Jules Lessoro schildert Engoland in lÏDÜan-lsche kleuren. Hij had do hcrf'stmaarnlon te Plyinouth doorgebracht en heeft schetsen ge maakt van die pl.'.a's en haar omstreken. IK-ze tuekunii'.gcr"!, met enkele naar de kathedralen van zuidelijk Ivigelaiiil, welke bij langen tijd onder handen heeft gehuil, zullen eene tentoonstelling vormen, die te z.ien zal zijn bij Bnck en R>;M, Xew-bond-street. Deze tentoonstelling wordt met begin februari geopend. Du belangrijke uitgave van reproducties van gravures en hontsneden door oude meesters van de vijftiende tot de negentiende eeuw. die eenijjen : tijd geleden door de Bc-rlijnsche autoriteiten on dernomen is. gaat gestadig voort. Fenige van deze platen behooren tot dio meesterstukken, welke geheel binnen het begrip van het publiek ligiror;. maar zooals' zij hier worden uitgegeven door de zorg van Dr. !?'. Lippmann zijn zij meer dan enkele wcergoviiï!;on van de kostbare orii,'iu>'i('len. Daaronder bebooron Unimoudi's Oordeel van : Paris", Schönganers Aanbidding van de drie koningen", enkele van Durer's Maagden," zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl