Historisch Archief 1877-1940
"ïto. 712
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zonder biecht sterft mede; voor de mildere tinten
van den roman is geen plaats.
Pas heeft Conchita getracht haar man over te
halen met haar te bidden of wij zien haar in de
armen van den schilder Mumel, en om de uit
gebreide stof nog eenigszins geregeM te kunnen
verwerken, staan wij onmiddellijk in het midden
van de geschied* nis.
Toch geloof ik dat, voor wie den roman niet
kent, de bewerker een knap stuk heeft geleverd.
Er zijn pakkende scènes in, die mede door het
ppel van den heer De la Mar en van mej.
erberich hun uitwerking niet mis*en.
Mej. Herberich heeft den jubilaris met goeden
wil ter zijde gestaan ; ik mo*t echter op haar
houding aanmerking maken. Bijna steeds staat
rij het hoofd wat zijwaarts gebogen, en eene
arm vooruit gestoken, het zou wel gewenscht zijn
als zij in haar gebarenspel wat variatie bracht.
De heer Moriiën die de rol van den schilder
vervulde, was daarmede nog spaarzamer.
De heer De la Mar speelde kalm, ernstig en
waardig. Het is te waardeeren, dat in het
Théalre Tivoli eens een andere toon wordt aan
geslagen.
FR.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
De getrouwe lezer van deze rubriek zal reeds
lang bemerkt hebben, dat het vooral de- laatste
dagen vaii de week zijn die het rijkst aan
belangrijkc muzikale uitvoeringen mogen genoemd
worden. Is dit voor den toehoorder, '.lie de gansche
week hard gewerkt heeft en zich dus met een
gerust geweten een of ander aesthetisch genot
mag verschaffen, zeer aangenaam, voor den ver
slaggever van dit blad heeft het dit bezwaar, dat
ook het Weekblad op dien tijd uitkomt en hij dus
met de vermelding tot de volgende week moet
wachten.
Zoo heb ik thans nog twee concerten, die in
de laatste dagen van de vorige week plaats had
den, te vermelden, namelijk het Abonnements
concert op 5 Februari in het Concertgebouw, en
het Benefice-concert van den heer Jfransella op
5 Febr. In het eerste concert trad onze land
genoot Max van de Sandt op en in het laatste
werden twee belangrijke compositiën van
stadgenooten uitgevoerd.
Daar het echter wel beschouwd voor lezers
(vooral in andere plaatsen) niet zoo gewichtig is
te vernemen of Mej. A. veelof weinig fouten heelt
gemaakt en of mynheer B. niet misgegrepen of
onzuiver gezongen heeit, zoo bepaal ik mij ge
woonlijk voornamelijk tot een algemeen overzicht
en tot eene beschouwing over de kunstwaarde van
een concert.
Na genoemde concerten had den volgenden avond
eene opvoering van den Don Juan plaats door het
Duitsche Opera gezelschap, met Fraucesco d'An
drade in de titelrol, en eer ik tot de bespreking
van bovengenoemde concerten overga, moet ik eerst
mijn gemoed ontlasten van hetgeen ik over de
Dou Juan's opvoering te zeggen heb.
D'Andrade (men weet het van den vorigen
winter) heeft wederom getoond een groot kunste
naar te zijn. Hij doet aan die partij volle recht
wedervaren en dit is voor Don Juan een buiten
gewone lofspraak.
Ik moet ten minste verklaren deze party thans
voor liet eerst schoon te hebben hooren vertolken,
en ik zou het aantal malen niet bij benadering
kunnen opgeven, dat ik Don Juan gezien heb.
Wat d'Andrade's spel vooral onderscheidt, is;
adel, en zijne wijze van zingen is zóó, dat men
zou zeggen dat hij deze partij onder Mozart's
leiding heeft ingestudeerd. Het bleek tevens al
weer, dat de Italianen het geheim bezitten om het
recitativo al cembalo" aantrekkelijk te maken.
Zóó gezongen is het ver boven het gesprokene te
verkiezen. Bij de overige vertolkers had ik echter
maar liever gewild dat zij gesproken hadden en
dan nog liefst zoo veel mogelijk gesproken en zoo
weinig mogelijk gezongen. Doch hierover straks.
Behalve zijne twee solo's, het Champagnelied en
de serenade wist de heer d'Andrade in de ensem
bles en groote scènes veel indruk te maken en
ik heb het bewonderd dat bij nog kracht en lust
behield om naast de onvoldoende vertolking van
de meeste vertooners zijne partij met ziov-til
verve ten einde te brengen.
Deze opera was namelijk zeer slecht ingestu
deerd. In de eerste acte kwam zelfs tweemaal
storing voor, omdat sommigen vergaten op te
komen. Eerst waren het Donna Anna en Don
Ottavio die nief te voorschijn kwamen, en later
Donna Elvira, zoodat kapelmeester Suidel haar
recitatief maar op de piano speelde. Toen kwaia
echter Elvira doodbedaard voor den dag en begou
het recitatief nog eens te zingen alsof zij zoggen
wilde: Ik geef geen noot cadeau." Do kapelmeester
liet het orkest dus weer ophouden en sloeg op do
piano nog eens het dominant en grondaccoord aan,
omdat ieder welopgevoerd recitatief aldus behoort
te eindigen.
Voegt men hierbij een Leporello, die in een
allerverdienstelijkst patois mot do meest onver
kwikkelijke stem en wij^o van zingen en mat
allerlei would-be grappon zijne partij mishandelde,
terA'ijl Elvira (die voor eene zieke kunstzuster was
ingevallen) alle ensembles dreigde in de war te
sturen, terwijl het orkest nog mindor voorbereid
bleek dan gewoonlijk, dan voelt muil eenigszins
hoe het il'Andrade te moede moet geweest zijn
b'j deze uitvoering.
Wat mij vooral griefde, was de weinige pieteit
van Mozart's meesterwerk, dio uit een en ander
doorstraalde; ten opzichte van Leporello's inter
pretatie ben ik geneigd met Molière uit te roepen:
C'est un cas pendable !"' Ik hoop ten minste voor
den heer Pohl dat hij zich zal leereu schamen
over dergelijke kunstverkrachting.
Zelfs Mej. llaebermann, de talentvolle kunste
nares, is in doze opera niet op haar plaats. Zij
kan niet gevoelen, naar het schijnt, dat Donna
A nn geen Ortrud is. In de eerste acte behan
delde zij Don Ottavio met zooveel heorschzncht
dat deze ridder van de droevigo figuur er nog
beklagenswaardiger door werd, en men zich ver
wonderde dat hij van de gelegenheid (als Donna
Anna zegt dat, zij niet trouwen wil vóór
baaivader gewroken is) geen gebruik maakte om zijn
engagement to verbreken.
De los gespeelde en vrij goed gezongen Zerline
van Mej. Bachmann moet loffelijk vermeld worden.
Ik zal mij echter niet verder in bijzonderheden
begeven, want ik geloof duidelijk in net licht te
hebben gesteld dat de opvoering als geheel niet
precies een kunstgenot kan genoemd worden en
dat daardoor het voorrecht d'Andrade te zien en
te hooren niet zoo onvermengd was als anders
het geval zou zijn geweest. De voorstelling daalde
nu tot het peil dat gewoonlijk bereikt wordt als
een beroemd tooneelspeler met onvoldoende bij
krachten gastvoorstellingen geeft.
Ik hoop dat deze Don Juan zoo onweerstaan
baar moge blijken te zijn, dat alle medewerkers
door zijn voorbeeld verleid worden het met de
eischen van de kunst wat ernstiger op te nernen.
En thans een woord over de beide concerten.
Onze landgenoot Max van de Sandt trad met
Schumann's kla,vierconcert op. Zooals men weet
heeft deze leerling van Liszt aan het Sternsche
Conservatorium eene eervolle positie als
klavierprofessor, hetgeen wel een bewijs is dat hij hoog
staat aangeschreven.
Vooral in de finale van het concert bleek dan
ook dat hij over eene buitengewone techniek te
beschikken heeft, en dat zijn aanslag rijk aan
kleurscbakeeringen is. Met zijne opvatting heb
ik mij niet geheel kunnen vereenigen, daar ik van
opinie blijf, dat men evengoed met veel uitdruk
king kan spelen zonder gedurig van tempo te
veranderen. Het geheel kreeg daardoor iets
gemaakts. De heer Van de Sandt beeft echter het volle
recht zijne persoonlijke opvatting tegenover de
mijne te stellen en daarom geef' ik mijne opinie
als geheel persoonlijk. Hij mag met .volle recht
onder de groote pianisten gerangschikt worden
en naar ik vernam kwam zijn takt en virtuositeit
in de tweede afdeeling (die ik verhinderd was bij
te wonen) gunstiger uit.
Een bewijs echter voor hetgeen ik hierboven
zeide is wel, dat het orkest, dat in het begeleiden
zulk eene meesterlijke hoogte bereikt heeft, moeite
had den solist te volgen. De begeleiding van het
orkest was opzichzelf zeer schoon en bij het slot
van de finale vormden solist en orkest een voor
treffelijk geheel.
De heer Van de Sandc heeft bewezen een vir
tuoos te zijn waarop ons land trotsch mag wezen.
De gemaakte opmerkingen hebben vooral ten doel
er op te wijzen dat als men de afwisseling in
kleurschakecringen te veel als hoofdzaak gaat
beschouwen, men aan de kern van het werk zoo
licht schade doet. met andere woorden: bij der
gelijke werken moet de kunstenaar meer op den
voorgrond treden dan de virtuoos; zóó althans
vat ik het op.
Zaterdag avond gaf de heer Alli. Fraiw.lhi
(solo-tliiitist van het Concertgebouw) een hem
ticcconcert. De heer runsella is dezen winter zwaar
ziek geweest en do geneesheeren hebben hem een
verblijf in het zuiden voorgeschreven. Om dit mo
gelijk te maken hebben Mej. Keiit)>eis en de beer
lïiinttjot benevens het orkest van het ('oreertgebouw
onder leiding van den heer 7ü.s gaarne welwillend
medegewerkt op zijn concert. De heer It'niti.cit
speelde zijn '2e klavierconcert en de heer Wouter
Ilutschenruijter dirigeerde eene door hem gecom
poneerd''; suite in zes afdeeiingen, (Preludium,
Sarabande, Romance, Meiiuet, Gavotte en (lijjur)
voor orkest. De meeste nummers van deze suite
zijn in ouderen stijl geschreven, doch de Romance
en ook de Gigue hebben wat inhoud en bewerking
aangaat een nicuweren tint.
Met groot genoegen maakte ik met dit werk
kennis. De componist beweegt zich in dit oude
gewaad zeer gemakkelijk en het is hem gelukt
uit den gewonen sleur van motieven in dit aenre
to blijven, waarmede wij in den laatsten tijd over
stelpt worden. Vooral van de Gavotte wordt te
genwoordig een jammerlijk misbruik gemaakt.
liet Preludium en de Gigue zijn het meest uit
gewerkt. De instrumentatie is geheel in den stijl
van de verschillende nummers behandeld, en klinkt
nooit overladen. De Sarabande, Menuet en Gavofic
zijn zeer trisch van vinding en in de Gavotte kan
het motief van het trio als eene voortzetting van
het eerste motief beschouwd worde», hetgeen do
eenheid zeer bevoivlert. In de Romance is door
den meer bewegelijken middensatz veel afwisseling
bereikt en dat nummer maakt door nieuwere kleur,
tnssclien deze oudere dansen, een zeer goeden
indruk.
Wat mij aangaat, geloof ik wel dat bet werk
er nog bij winnen zon als sommige herhalingen
vervielen, liet is waar. allo omlero werken en
vooral dansen zijn aldus behandeld, doch ik kan
er nooit recht vrede mede hebben. Zei i's bij sona
ten en simfonieën zou ik altijd de herhaling, vooral
van het eerste deel van den eersten of laatsten Satz,
liefst achterwege gelaten zien. Dit is echter alweer
eene geheel persoonlijke opvattin?.
Deze componist heeft met dit werk woer be
wezen dat hij een ernstig en degelijk kunstenaar
is, die bij meesterschap over muzikaleii vorm en
instrumentatie blijk "reeft vinding en fris-sche denk
beelden te bezitten. Hij leidde zijn werk met veel
aplomb en zekerheid, en zal voorzeker tevreden
geweest zijn over de vertolking van de zijilo van
het orkest.
De heer lïuli/en voerde du klavierpartij van
ziju concert met veel muzikaliteit en virtuositeit
uit. In het eerste staat hij vooral zeur hoog en
daarom hoor ik dezen pianist steeds met groot
genoegen. Met zijn zieivol sp"l wist hij ooi: thans
zijn concert volkomen zur doltung zu bringen."
Het rhythmischc motief in den eersten Sa:/ in
D-mol i-: op hooïst interessante wijzo verwerkt.
l Ut gedeelte bereikt een ongewone hoogte van
kracht en aan den speler worden zeer hoo-go
eischen gesteld. Hoogst aantrekkelijk en bevatte
lijk is het Intormezzo-Scbor/ando. Dit gedeelte
deed blijkbaar mat de daaropvolgende Romance
aan de toehoorders het mrestc genoegen. Do
brillant doorwerkte Finale in D-dur is meer ge
schikt den kunstenaar da:i hut publiek fe voldoen.
Het was een waardig slot van dit interessante
werk, waarin het orkest den solist op voortrcft'eiijkt;
wij?.'"" bijstond.
Mej. Ke.mpces was in de keuze van hare num
mers niet zeer gclukkii.% daar do aria uit
Frciscbiïtz r,iet geschikt is, haar talent op het
y>orileeligst te doen uitkomen, /ij kon in deze aria
evenals in Brahms' lied:' Wie frisch und froh
mein Sinn sich hebt" blijkbaar niet zooveel geven
als zij wilde.
Zooals ik reeds vroeger zeide, leent hare stem
zich het best voor mezzo-sopraanpartijen, omdat
de stem in het hooge register buigzaamheid mist,
en dit is geloof ik ook eene vingerwijzing dat
Mej. Kempees, wil zij hare schoone stem lang
bewaren, alleen in zulke partijen moet optreden.
Met de schoone vertolking van Grieg's Ausfahrt
behaalde zij terecht het meeste succes Van hare
wijze van zingen is steeds zeer veel goeds te
zeggen en hare muzikale begaafdheid staat bij
mij hoog aangeschreven.
De heer Fransella had nog gelegenheid in de i
12e Rapso,-lie van Liszt (door het orkest uitge
voerd) zijne gaven als solo fluitist ten toon te
spreiden en bewees daarin dat men den
voortretfelijken fluitist in dit orkest niet gaarne zou
willen missen.
Hem zij dus spoedige en geheele beterschap
toegewenscht.
VAN Mll.LIUJiN".
P. S. Verscheidene compositiën van Nederlan
ders, die mij ter bespreking zijn toegezonden,
liggen nog steeds op mijn schrijftafel. Ik gevoel
mij verplicht aan Ileeren Componisten en Uitge
vers te verklaren dat het niet uit gebrek aan be
langstelling is, dat ik ze nog onvermeld heb ge
laten, maar uit gebrek aan plaatsruimte.
liet, Weekblad komt in den winter steeds veel
plaatsruimte te kort. zoodat dikwijls urgente arti
kelen op verschillend gebied moeten blijven liggen.
Met het aanbreken van de lente, als de con
certen ophouden, vervalt natuurlijk deze rubriek
en dan stel ik mij voor geregeld de toegezonden
werken te bespreken. Zoover de ruimte toelaat
hoop ik echter reeds spoediger eenige compositiën
te behandelen, doch zooals ik zeide, er valt thans
niet op te rekenen.
DE AFOEELING SCHILDERIJEN OP DE l
TENTOONSTELLING V.AN AROHITEC- i
TURA ET AMICITFAE. '
Mij werd onlargs door de redactie van het
«Weekblad de Amsterdammer'' een beperkte
ruimte verleend, om iets te schrijven ovpr de
phenomenale schildprijafdeeling van bovenge
noemde tentoonstelling.
\V. en J. Maris. Nenhuys. Verster.
Kamerlingh Onnes, I. Tsraels, Bastert, Pogge'beek en
Kever, vormen de nu eens gepppprdp, dan wppr
lijn delicieusp. gerechten van het kutistfeestmaal,
waar het werk van Rreitner het imposan'e des
sertstuk van uitmaakt, en de kunst van
Peysselhof rie charme bij aanbrengt, van rustig door
Chineesche lapjes getemperd lamplicht en prach
tige bloemen.
Voor alles wil ik de toegestane plaatsruimte
gebruiken om van bet werk van onzen meest
gepassioneerde!! artist Rreitner melding te maken.
en het optmlon van de nieuwe sympathieke
uilirg van Deysselhof in ons mooi jong kunst
tijdperk, in te luiden.
Het spijt mij dat de plaatsruimte mij nood
zaakt te zwijgen over vp!e kunstuitingen, maar
het is beter geheel te zwijgen dan zich met het
<:cwoi;e stel bijvopgelijkp naamwoorden, van
een \ uitsluiting af te maken
lireitiier zond o a. vier levensoroote
naaktstudios in. en juist naar aanleiding van dip
naaktstmlies wil ik aanvangen mpt pen zinnetje
te oitporpn uit de kritipk van den
kunstrecenserit van het AT r. d D
Wij herir nprpn ons WP! Pens gehoord te
bpbben, dat dprgp'iike voorstellingen gevaarlijk zijn
voor de zedelijkheid, dit werd meen ik hproogd
bij de Untoons'e'ling van Prof. Uraef's Fclicie. ?
Hiervoor echter bestaat bij deze Anne's pn i
Marie's gppn <rp<-aar. zij zullen gpen sluimerende :
drifpn opwekten. In baar is niets te ontwaren
vun de schoone fijne vormen, waardoor de goP
L'evormde vrouw zich kenmerkt '' (.V. r d. D.
11 Febr. 'Oli. ;
Ik weet niet in hoeverrp <ÏP I./i ,.i/ de sluime
rende ('liften vau sommige oude hoeren en jon- |
geus van PPM ,'ie klas-e Hoogere Burgerschool
kan op'-vekkp".
WannPer Fclicie echter indpcpnt is, pn
Breitner's studies nipt, dan ligt (!e oorzaak daarin,
dat prof Grapf PPH uitsrekleedp vrouw schilderde, |
en I'.reitner studies maakte van naakte vrouwen. |
Fr is ppn ondpr-idieid tiisschpn de twpp
woo-dcn raakt en nilgek'eed, een ondpocl eid dat
vo' r een aankomend sfu'lfn'j0 " en onbegrijpe
lijk is als de VPITP afstand, dip e serio van
tni'-tiir boekdeelpii ( Les r> ln)it'iiriiars) van Jean
Lar.iii|up, van den Rouyon Mscquart cyclus van
Emilp Zobi schc-idt.
Kr /uilen wel altijd grovp mou.-chpn zijp, dip
pen vrouwpti-i aakt-studie pikant, viuderj, en er
ÓP sensatie van krijgen, alsof zij op pon
gchikkio- oogenbük door het sleutelgat van eeu
slaap
B'eilner heeft het naakt, r.id gezien door het
brille' trlas v n u een ouden gnitin-en beer die het
hfil-clic bed vvn.'irop Prof'. Uraef's Fi'licie la-r
met de papiu-pn roo-jcs er hij. kiitelende détails
vord, ook zag Brc-itner het nnaVt niet met een
.?irrcgantw kwa jongeii.siiicuwsgiïritheid : rn.'iar
hij sihildprdp deze, zijn incest
irepa^-i'MieerdrSMIÜPS in ppn tij l dat pr iitei-aire \vprkep
IIPstondcp, .il-i Uprmiuie Lacerteux, I.es soeurs
Vn'iiTil en F/< Tenc.
l)p kwestie van de fll of niet irdpcentlipid van
gpsciiil 'ord rsa-ikl is pen /aak diögeheel buiten
de knn>t, ont-tant, r ;i /ii ef-htor i> te lir'rdi3! ge
bracht, «i! ik er ook hel mijne van xcggen.
Het h'ff't laii'.r gpiioes; ^p'hiurd dat lïreitner :
d" xondebolc was van bet Hollandsche publiek.
Ik moet even bekennen, dat mijn liefde vast
stond te mi-ldpt' van de algpineenp bótisp. bet
ivas als ile \v;'.a!-borg. (lat ailep" pen l;l(-:n ;!;intal in i
Cpwijdpn nipdo genoten rh:ins is P.rcitn-r de held \
van den daL', niet, omdat het groo'e jmbliek j
i'ijn kunst heeft lieren bpgrijpe:!, maar oindat !
zij in kunstzaken, cvcna.ls in ai het dai'-elijksche i
<T doe, door hce sü"-1 inpdega'i'i met w:;t haar !
excpii' H -k voortomt. hare .iristocr.itir-cihe iibe i
raal':ci i wil bewijz(-u eene groote wereld j
npiL'ir'ir die in het exces.-ieve alleen liet
ielbur;/erlijke erkont.
Dit vooraf als een paar opmerkingen die mij
van het hart moesten.
Breitner heeft «en voor bet Hollandech publiek
niet gemakkelijk te begrijpen talent, want op zijn
vorstelijk palet na, heeft hij ^een der eigenschappen
waardoor onze beste hedecdaagf che schi ders be
roemd zijn geworden.
Hij heeft i iet de neig'ng voor het stil intieme
als Mauve, bij heeft ook niet den tentimenteelen
kant van den veelzijdigen Israëls, de kant die
bij Isniëls voorkomt uit ziju groot gevoel voor
het rneoschelijk-eenvoudige en bet
menschflijkdroevige; en zelfs de oogenschijrdijke verwant
schap van Breituer's werk met de uitingen van
Jacob en Willeui Maiis, neemt niet weg. dat hij
f'antastischer is, meer visionair, meer
wiklweelderig dan deze strenge koninklijke arti-ten.
De kunst van Breitr.er slaat overal een gat
in den wand als een vuurwerk van goud en
blauw in een diep peerschen nachthemel, en juist
dit sterk gepassioneerd karakter staat het publiek
in den weg.
Ziju kunst laat gfen htlve appreciatie toe,
geen wijs gedebatteer; men voelt het, of men
voelt het r.det; en als men het voet geeft zijn
kunst dezelfde sensatie als machtige muziek, de
overstelpende verrukking van veel hartstochtelijk
mooi geluid in een hooge z*al vol licht.
De beperkte ruimte hindert mij, er is zooveel
over Breitner te schrijven, en het is zoo opwek
kend over zijn kunst uit te weiden.
En om DU tot zijn naakt-tudies» terug te
komen, dize zich lang-uit rekkende of
behagelijkoprollende vrouweLfiguren zijn de doodschop
voor het akademisme, bet voor goed belachelijk
maken van dat met vierkant-kwavt-jjestrijk op
bouwen van geschilderde uiigekleede meijschen,
met een pretentie van realisme, die z'ch voorna
melijk uit in het gelrouw naschilderen van de
ongewasschene voeten en de buigerkoppeu der
modellen.
Het prachtig gevoelig leekenen, bet groote be
grip van de aard der lijnen is zoo vastgegroeid
in lïreiiner's omvangrijk talent, het komt zoo
vanzelf en is zoo door en door echt, dat deze
eigenschap de lange neuzen van vele beoor
deelaars en kunstkenners voorbij gaat.
Zie de compleetste van de vier .- tudies (het
eigendom van den schilder Basteit). Zij is ge
heel geschild»rd net het tempermes, maar zoo
uiterst gevoelig, dat de/.e ime-ta,! in
gemai-ieleerdbeid ontaardende factuur bij BreiUer onge
rept eenvoudig is geblever.
Breitner is de meest gepassioneerde artist van
dezen tijd. en hij heeft m. i. het weelderigst
U;lei.t van de geheele tegenwoordige schiide.sbeijt.
En Deysselhcif, wat een blijdschap!
Een nieuw artist met een nieuwe kunst, een
kunst ais een groot-meiiSchen sprookje, dat mij
onbewust verplaatste in de bedwelmende
utmosfer van een serre vol tropbdie
wonderpïanten, a's loopend tusschen hnt fijn kantwerk
van pneieuse. varens en boeketten daarUissehen
niet de weelderige pracht van vlii
dcrvleugelkleuren : visschen, stü-staanil, met een sprook
jesachtige mei.schelijke i-xpre-sie, in het f'eér fjiie
watpr, fn waterplanten (lie eer.-1 afhangen als
prachtig gekh-urde spinraggf-n, pn dan rai k op
gaan en eindigen in een wonde-' bloem met een
i'chtaureool. mat schemerend door het water.
En dat alles verkregen niet door toevalligheden,
maar «iet een bewust trachten, riiet door wur
men en af^pousen, maar rechtuit en zeker neer
geschreven.
Verder een groot blad vol illustraties voor
kinderboeken, kleine niht-tsen van blopnuakken,
krijtkrabbels naar vi-schen, allen merkwaardige
gevoelig artistieke teekeningen van een zeer per
soonlijk talent.
Ik heb maar ten hal re gezegd wat ik over
deze bijzon lere tentoonstelling in het, algemeen,
en over het machtig werk van Breitru-r en de
Uêre kuu.-l van Dey.-,selhof in het bijzonder-,
wenschte te zeggen de beperkte plaats
ruimte sUk een stokje voor mijn mogelijk al te
langdradige opgewondenheid.
]_' Febr. '.il.
WlU.KM Dl' Tol'II.
Zondaar 10 Febr. sluit de tentoonstelling van
Architecturn in de loods op het Dampak, ik hoop
dat het publiek van den kor'en tijd dat deze
tp' toonstelling nog open is, druk zul gebruik
rnakcn.
Verder wensch ik er nog op te, wii/.en dat (lp,
heer Van U'is-eliügh daar zes pn twii.tifr
i-chil(h'rijen inzond, die in zijn sucuursaal bij den beer
Unie-beek (Rokin) reeds vroeger te x.ien '.v.-tren.
Naar ik verneem schijnt het Amsterdamsch
publiek zeer weinig belang te stel'cn in de
praclitige perni«r,pntp. col'cciie kunst die de hterVau
Wisseling!) daar altij-1 gastvrij te zien geeft.
Berninv zou te laat komen wannppr clez- uiterst
artistieke ktm^tkooper, ontmopfliud door C!P pu
blieke onverschilligheid, zijn sucoursaal ophief.
W. t>. T.
AAXTEFKEXIN<;EX. SCHILDERKUNST.
Op de tentoonstelling in Arti" van dj
'-childerijen voor de verlo'ing van hot BurgerzipLenhuis
haim-t. ook een groot stu';; van C. Bisschop, een
IHndelnoper interieur. Een jonge kraamvrouw ligt
er in bed. de wieg en de man staan er bij. Een
kritikns die bet stuk erg mooi vindt, beschrijft
het, te mooi om aan te halen; met blijkbare; in
genomenheid vermeit hij zich in de faini!i('L:eli<
nrtenis die op het schilderij voorgesteld wordt. Kn
aan de beschrijving gekomen van don jongen.
man, -preekt hij van dezen als van den meer ilnn
'.i'l'ilt il i'nilfr.
Nu heeft o]i het bewuste schilderij de man eer.
soort van knap typy van gezicht, maar totaal leuk.
vrijwel zonder ec-nïgn bizondere uitdrukking. Zelfs.
ni-'nschfii die dol niocliien zijn op het schilderwerk
van Bisschop zullen in dat profiel niets -,<t/.Y/.-i
ontdokl'cn. noL1: minder iets meer ilrni z«!-<f. .Maar
de 'iritilius doet ook rnaar alsof hij schrnlt over
dat K'liüderij van Bissfhnp. Hij ziet niet dat
schiiih rij zeil' yooais h(^t /-?. hij ziet een onderwerpje
waar hij zich gemakkelijk wat bij denken kan. I'at
onderwerpje eenmaal gepakt, kan hij veilig Let