Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER
A°. 1891.
WEEKBLAD YOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgever: Tj. VAN HOLKEMA, te Amsterdam,
Keizersgracht 436.
Zondag 22 Februari.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65
Voor Indiëper jaar mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I S H O V D:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: In veilige haren, naar het Noorsch, door
E. F. (Slot). KUNST EN LETTEREN:
Tooneel te Amsterdam, door Fr. Muziek in de
hoofdstad, door Van Milligen. Iets voor schil
ders, door W. du Tour. De Mémoires van
TaUeyrand, U. Het jaarboekje van AlberdiLgk
Thijm, beoordeeld door Jos. W. VARIA.
SCHAAKSPEL. Eene vergissing. Voor
Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZON
DEN. RECLAMES
PEN-EN-POTLOODKRASSEN. AD7ERXENTIEN.
Van verre en van nabij.
In de »Geschiedenis der Engelsche Repu
bliek" van den Franschen staatsman Guizot
vindt men de volgende opmerkenswaardige
woorden :
»Quand les grandes ambitions, qui ont
troubléIe monde, ne sont plus que de vaines
prétentions, il leur convient d'éviter avec
soin Ie dernier risque qui leur reste a courir:
celui de devenir des tracasseries ridicules."
Die woorden van Guizot zijn volkomen toe
passelijk op de houding, welke de heer Von
Bismarck sedert zijn val heeft aangenomen.
Vrienden en vijanden waren een paar jaren
geleden vervuld van oprechte bewondering
voor een der meest grootsche figuren van
onze eeuw, al erkennen zij, de eersten min
der, de laatsten meer, de zwakheden, welke
den grooten man eigen waren. Doch met
iederen dag vermindert het aantal dergenen,
die in den gewezen rijkskanselier een groot
man blijven zien. De heer Von Bismarck
placht vroeger van zijne politieke tegenstan
ders, als zij zijne plannen dwarsboomden of
zijne regeeringsdaden aan critiek onderwier
pen, te zeggen, dat zij steenen wierpen in
den tuin van het rijk. Hij zelf doet sedert
maanden niets anders. Van kalme en waar
dige berusting in het lot, dat hem heeft ge
troffen, is geen spoor te ontdekken.
De beide bladen, die hem zijn getrouw ge
bleven, de Hamburger Nachrichten en de
Münchener Allgemaine Zeitung, bevatten tel
kens opnieuw heftige aanvallen en uitvallen,
die tegen de" regeeringspolitiek en, zij het dan
ook niet rechtstreeks, tegen den persoon des
keizers zijn gericht. Hatelijke aanmerkin
gen en afbrekende kritieken zijn in die
organen aan de orde van den dag en al wat
niet past in de lijst van het régime-Bismarck
wordt, als gevaarlijk en verderfelijk voor het
rijk, op de scherpste wijze afgekeurd. De
zaak zou bedenkelijk kunnen worden, indien
vorst Bismarck niet juist door zijne van eene
Feuilleton.
IN VEILIGE HAVEN.
Naar het Noorsch.
(Slot).
Nadat Belskov hieraan gevolg had gege
ven, vormde zijn elegant gezelschppstoilet
een groote tegenstelling met de eenvoudige
huiselijkheid rondom hem. Het jonge meisje,
dat bezig was met de tafel in orde te bren
gen, nam hem af en toe tersluiks eens op,
en vond dat zij nog nooit te voren zulk een
knappen, welgemanierden heer had ontmoet.
»Wel, Marie," stelde zij aan hare zuster
voor, szouden we de kleintjes nu maar niet
eerst naar bed helpen?'1
En op het bevestigend antwoord, nam zij
het eene kind op den arm en duwde met de
vrije hand het wagentje voor zich uit.
Eenigen tijd daarna keerde zij terug, om de
kamer nog een weinig in orde te brengen;
zij raapte hier en daar een stuk speelgoed
van den vloer, legde een gehaakt kleedje en
een canapé-kussen terecht, verschikte de
stoelen, en eer men het wist had dat zachte,
warme vrouwenhandje bewerkt, dat het ver
trek er ordelijk en gezellig uitzag.
Belskov zat met bijna verbaasden blik om
zich heen te zien. Deze kleine, eenvoudige
kamer, waarin gegeten werd en gehuisd, waar
de kinderen met hun speelgoed rond stoei
den, en waar dat aardig huismoedertje met
kleingeestige wraakzucht en gekrenkten trots
getuigende houding aan zijn prestige
onherstelbaren afbreuk had gedaan.
Hoe lang zal het zoo kunnen voortgaan ?
Zeker, vorst Bismarck heeft even als ieder
ander burger het recht, om zijne meening
uit te spreken. Dat hij zelf, in de dagen
zijner macht, eene oppositie zooals die thans
door zijne organen wordt gevoerd, niet zou
hebben geduld, dat hij haar als landverraad
zou hebben gebrandmerkt en haar met alle hem
ten dienste staande middelen tot zwijgen zou
hebben gebracht, neemt aan zijn recht als
staatsburger niet het minste weg. Maar den
staatsman stelt men andere eischen dan den
staatsburger. Iemand als vorst Bismarck
behoorde zijn eigen verleden te eerbiedigen en
zich niet bloot te stellen aan het verwijt,
dat hij in zijne critiek door persoonlijken
wrok wordt gedreven. Onbewust zoo zeg
gen zij, die hem het minst hard
beoordeelen laat hij zich leiden door de gedachte,
dat eene politiek, die niet door hem is in
gegeven, reeds daardoor verkeerd is. »Het
zou droevig zijn" schreef de Klinische
Zcitung dezer dagen als zich bij het Duitsche
volk de overtuiging vestigde, dat vorst Bis
marck een groot man maar een kleingeestig
mensch is. Bedillend en schreeuwend loopt
hij achter den Duitsehen wagen van staat
aan ; men kan dit slechts met smart en ver
ontwaardiging zien."
Men beweert, dat de Duitsche minister
raad onlangs met den keizer in overleg is
getreden over de maatregelen om aan
Bismarck's perscampagne een einde te maken.
Doch zooveel staat vast, dat men tegen hem
zelf niet handelend zal optreden, tenzij hij
documenten ' openbaar maakt, waarvan hij
afschriften bezit en die onder de rubriek der
staatsgeheimen vallen. Ging hij hiertoe over,
dan zou hem waarschijnlijk het lot wachten,
dat hij zelf graaf Harry von Arnim heeft
bereid.
De keizer is, blijkens zijne uitlatingen op
het laatste parlementaire diner, door de
houding van den gewezen rijkskanselier zeer
geërgerd. Zonderling genoeg heeft de
telegraafdirectie op verscheidene plaatsen bezwaar
gemaakt tegen het overbrengen der afkeu
rende woorden van den monarch. Het is
alsof men nog in den goeden ouden tijd der
reptielen verkeerde. De heer Von Bismarck
zelf verklaart alles, wat hem omtrent den
toorn des keizers wordt overgebracht, voor
overdreven en tendentieus. Dat hij meer
dan eens ernstig is gewaarschuwd, mag men
echter gerust aannemen; de bezoeken, hem
onlangs door graaf Schuwaloff en den heer
Von Bleichröder gebracht, worden als zulke
waarschuwingen opgevat.
haar ongekunstelde kalme waardigheid de
hoofdpersoon was, had voor hem iets ge
heel nieuws.
Welk een verschil met die schitterende
eetzaal, welke hij zoo pas verliet, waar
heeren en dames keurig gehandschoend aanza
ten, waar een geheel stel glazen van allerlei
vorm en kleur naast ieder couvert stond,,en
de disch dreigde te bezwijken onder den last
van zilverwerk en lichten, bloemen en
vruchten.
De kapitein nam hem bij den arm en
wees hem een plaats aan de tafel aan ; hij
moest, of hij wilde of niet, van al de spijzen
proeven, zoowel van het pekelvleesch als van
de rolpens, alles door de vrouw des huizes
zelve behandeld, eu alles van uitstekende
hoedanigheid.
»En nu moet ge toch nog een stukje van
deze appeltaart gebruiken," moedigde de
vrouw des huizes hem ten slotte aan, »zij is
een staaltje van Rikke's kookkunst.''
»Maar, beste Mevrouw, u vergeet dat ik
pas een uur geleden gedineerd heb !"
Maar toen Rikke zelve hem met een
vriendelijk lachje het gebak aanbood, was j
het hem natuurlijk niet mogelijk langer weer
stand te bieden, maar bediende hij zichzelf
van een flinke portie, die met veel smaak
verorberd werd.
»Het is toch merkwaardig,'' dacht hij, »dat
dit meisje, terwijl zij zoo bedaard en rustig
haar gang ging, zooveel dingen tegelijk kon
doen en zich overal zoo nuttig wist te maken.''
Nauw lieten de kinderen in de aangren
zende kamer zich even hooreu, of zij was er
De Oostenrijksche bladen toonen zich bij
zonder ingenomen met de wijze, waarop de
vermoedelijke erfgenaam van de
Habsburgsche kroon, de aartshertog Franz Ferdinand
von Este, te St. Petersburg is ontvangen.
Intusschen wijst de Neue Frtie Presse erop
dat dit gunstig teeken voor de welwillend
heid der internationale verhoudingen ge
lukkig niet alleen staat. Integendeel, overal
heerscht eene vredelievende stemming, en
overal gevoelt men behoefte om daaraan
uitdrukking te geven. Toen voor weinige
dagen een der organen van den heer Von
Bismarck beweerde, dat sedert de aftreding
van den rijkskanselier de betrekkingen
tusschen Rusland en Duitschland minder
goed waren geworden, werd dit niet slechts
te Berlijn officieus wederlegd, maar ook door
Russische bladen, zooals de Novoje Vremya
op de meest besliste wijze tegengesproken.
Ook tusschen Frankrijk en Duitschland
is de verhouding beter, dan zij sedert
den oorlog ooit is geweest. Zoo is bij
voorbeeld de zoogenoemde pasdwang in
Elzas-Lotharingen nog wel niet afge
schaft, de regeering wil het-wapen
niet uit de handen geven, ten einde het
desnoods te kunnen gebruiken maar
in de toepassing is door allerlei bepalingen
eene verzachting gebracht, die onwillekeurig
doet denken aan hetgeen keizer Wilhelm
onlangs aan Dr. Von Htephan, den
Duitscheu minister van posterijen, schreef: »Wij
staan onder het teeken van het verkeer."
Een uitnemenden indruk maakte verder het
schrijven van rouwbeklag, door den Duit
sehen keizer bij het overlijden van den
schilder Mcissonier aan den Franschen ge
zant Herbette toegezonden, met het verzoek,
daarvan aan hot Institut mededeeling te
willen doen. Deze hoffelijkheid, weldra ge
volgd door het bezoek der keizerin-weduwe
Friedrich aan Parijs, is niet zonder invloed
gebleven op het besluit der Fransche
schilders om hunne werken te zenden naar
de eerstvolgende internationale tentoonstel
ling te Berlijn.
Niet minder opmerkelijk is de wijze,
waarop de plannen der Franschen voor de
in den zomer van dit jaar te houden leger
manoeuvres zijn opgenomen. Die manoeuvres
brengen eene mobilisatie mede van alle
troepen aan de oostelijke grenzen des lands,
en terwijl de mededeeling van zulk een
plan nog niet lang geleden een ware pa
niek zou hebben teweeggebracht, heeft het
uu zelfs niet de geringste daling der fond
sen ter beurze veroorzaakt.
Ook in andere opzichten ontzien de
Europecsche mogendheden elkander op wer
kelijk buitengewone wijze. Bij het koloniaal
debat in den Duitsehen Rijksdag verklaarde
dadelijk bij om hen te sussen ; wanneer de
kleine Peter met zijn boterham morste, had
zij aanstonds haar servet bij de hand, om
zijn vingertjes aftedrogen: en bij dit alles
vond zij nog tijd om brood te snijden,
thee te schenken en te bedienen !
Na den maaltijd nam de kapitein zijn gast
mede om hem de kinderkamer te laten zien,
waar een stel ringen en een trapeze waren
opgehangen, waaraan de oudste jongen be
hendig en vlug een paar bewegingen uit
voerde. Intusschen hadden de beide dames
de tafel opgeruimd en een handwerkje ter
hand genomen, terwijl zij voor de heeren
het noodige voor een glas grog hadden ge
reed gezet. Belskov nam, nadat hij weder
in de huiskamer was teruggekeerd, den klei
nen Peter op zijn knie en liet hem vrij aan
zijn golvenden baard trekken, daar al zijn
aandacht in beslag werd genomen met te
kijken naar het rappe handje der bordurende
jonge dame.
>IK, pa!" riep de kleine Kvistian uit,
»nu moest u nog eens komedie voor ons
spelen!"
»Doe je daar ook nog aan ?" vroeg Belskov.
»Ja, maar alleen achter de coulissen. Ik
ben de ziel van ons theater, trouwens ter
zelfder tijd schrijver, machinist, regisseur en
al wat je maar wilt; en mijn acteurs zijn
goed gedresseerd en meegaande genoeg; ze
hebben dan ook een houten klos aan de
voeten."
»En waar hebben we het tooncel ?"
Daar staat het in den hoek. Ik heb het
zelf gemaakt, dus ben ik er nogal op mijn
gede heer Von Caprivi nadrukkelijk, dat
Engeland's vriendschap voor Duitschland
grooter waarde had dan Zanzibar en
geheel Afrika. En toen de czar den brief,
waarmede de lord-mayor van Londen het
verzoekschrift der Guildhall-meeting ten be
hoeve der vervolgde Russische Joden over
bracht, ongelezen aan de Engelsche regeering
terugzond, belastte deze zich met de niet
zeer dankbare taak, het smadelijk geweigerde
document weder aan den afzender te doen
toekomen. Of de Engelsche regeering zich
tot dezen bodendienst had behoeven te
leenen, mag men te meer betwijfelen, omdat
de Guildhall-petitie aan den czar niet langs
diplomatieken weg was toegezonden. In elk
geval blijkt ook hieruit, dat voor overgroote
gevoeligheid en prikkelbaarheid geen vrees
meer behoeft te bestaan.
Eindelijk zij nog vermeld, dat de val van
het ministerie Crispi en de verklaringen, door
den nieuwen Italiaanschen minister-president
Di Iludini afgelegd, de hoop op eene betere
verstandhouding tusschen Frankrijken Itali
rechtvaardigen. Niet in dien zin, welke
sommige opgewonden Fransche publicisten
aan Crispi's val hechtten. De triple allian
tie blijft bestaan ; de heer Rudini heeft zich
gehaast, dat te verzekeren, en te Berlijn zoo wel
als te Weenen heeft men zich gehaast van die
verzekering nota te nemen, al stelde men
haar tevens voor als iets, dat van zelf sprak.
Maar de Fransche bladen doen uitkomen,
hoe de heer Di Rudini Frankrijk uitdruk
kelijk en op de meest welwillende wijze heeft
vermeld, en beloofd heeft al zijn best te
zullen doen om ieder misverstand uit den
weg te ruimen. In hunne vreugde gaan
enkele bladen zelfs zoo ver, dat zij den heer
Di Rudini als don tic joiict/sc arcnuo
Tripolis aanbieden. »IIet is goed riemen
snijden van andermans leer!" zal de
beheerscher der geloovigen zeggen , als
hij ziet hoe men te Parijs over zijn ge
bied beschikt. Maar Afrika is nu een
maal bestemd om onder de Europeesche
mogendheden verdeeld te worden, en het
protest van den sultan tegen deze beschik
king over Tripolis zou te Parijs lang niet
zoo ernstig worden opgenomen als zijn pro
test tegen de opvoering van De Bornier's
.Mnho'iitct. Daarenboven is het voor Frank
rijk veel gemakkelijker, Italiëop deze wijze
een kleinen dienst te bewijzen, dan eene
wijziging te brengen in de tarieven der douane
rechten, die voor Italiö's uitvoerhandel zoo
noodlottig zijn geweest.
Bij zulk eene ruime opvatting van het
dijn en mijn in het zwarte werelddeel, had
de Fransche regeering gevoegelijk het protest
achterwege kunnen laten tegen de door de
Engelsche regeering genomen maatregelen
be
mak." Hij rolde het gordijn omhoog, waarna
een aardig decoratief te zien kwam. /Nu zal
ik je een paar leden van het personeel voorstel
len. Hier heb je de eerste damesrol; ze is een
beetje versleten, zoodat ik haar rug heb moeten
lijmen, maar ze heeft dan ook aardig wat dienst
jaren achter den rug?hetgeen wel meer het ge
val is bij actrices van naam. Dit is de komiek,
een patente kerel, niet ingebeeld en niet
brutaal, hetgeen men van alle levende ko
mieken zeker niet zeggen kan. En hier zie
je de ingénue; let wel hoe lief ze er uit
ziet; ik heb haar dan ook uit het deksel
van een parfumerie-doos geknipt. liet is erg
moeilijk dat vak goed te bezetten, want de
dames beginnen tegenwoordig eerst ngénue
te zijn, als ze goed in de dertig komen, en
dan zijn ze er juist niet zoo bijzonder meer
voor geschikt."
»O, wat ben je weer vervelend!" viel
Rikke hem in de rede.
»Nu ja, er zijn natuurlijk uitzonderingen,
en jij bent er een van, schoonzusjc ; maar
zulke ingénues als jij geven niet veel,
want van daag of morgen komt de etne of
andere jonge mijnheer, die haar weet te be
praten bij hem de rol van jonge vrouw te
komen spelen."
Rikke boog zich dieper over haar hand
werkje heen.
»Toe, pa, speelt u nu wat voor ons!''
smeekten de jongens.
»Ja; dat is ook beter. Attentie, dames en
heeren, de voorstelling zal een aam ang
nemen !"
Hij dook weg onder het linnen omkleedsel