De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 februari pagina 2

22 februari 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 713 r treffende de rechterlijke organisatie in Egypte. Maar in zulke zaken m«et de schijn wordeji gered. De Engelsche regeering weet na tuurlijk dat dit protest maar eene formali teit is, en de Fransehe gelooft evenmin als iemand anders, dat de Engelschen ooit weer Egypte zullen ontruimen. Doch de heer Hibot moet de handen in onschuld kunnen wasschen, als men hem in de Kamer isterpelleert. Het is altijd nog beter, zulk een kleine komedie te spelen, dan met zure ge zichten tegenover elkander te staan, als aan de zaak toch niets meer te verhelpen is. Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Kon. Vereeniging Het Ked. Tooneel": De Hinderpaal. Grand Théitre: Marie Barkany. De vereeniging Het Nederlandsen Tooneel heeft met prijzenswaarden spoed een vertaling van FObstacle van Daudet, onder den naam van De Hinderpaal, in het Grand Théatre voor het voet licht gebracht. Een beschrijving van den inhoud namen wij reeds in ons nummer van 4 Januari op, en deelden toen. ook mede, dat Daudet dit tooneelspel reeds lang geleden opzette, doch toen CLntuortel en La Lutte powr la Vie voor liet gaaa. Nakernis te hebben gemaakt met Spoken van Ibsen, vol tooide h\j het en veranderde tevens den naam van l'Héritage in dien van l'Obstacle, om het ver moeden af te wenden, dat hier sprake zou zijn van een ouderwetsche erfenisgeschiedenis. Oppervlakkig beschouwd schijnt het dat Daudet met l'Obitacle badoeld heeft, Spoken van Ibsen te bestreden, minstens den indruk ervan op zijde te ?willen schuiven of te verzwakken. Noch in opzet, noch in bewerking heeft De Hinderpaal echter m. i. iets met Spoken te maken. Spoken toch staat in de rij naast Nora en De Handschoen, de tooneelstukken waarin Ibsen het huwelijk behan delt. In De Handschoen immers verdedigt hij den eisch van een jong meisje dat haar aanstaande echtgenoot geen amoureus verleden hebbe, en haar weigering om nommer zooveel te zijn. In Nora komt bij op voor het goed recht der vrouw om meer te zijn dan een zangvogeltje, een speelpop, een liefste. In Spoken eindelijk schildert hij de gevolgen van het huwelijk van een man, die door uitspat tingen en bandeloosheid zijn gezondheid verloren hebbende, het leven verwekte van een ongein.kig kind, gedoemd tot zinneloosheid na een jeugd van smart en pijn. Hier was het dat de wijsgeer zwaar z\jn handen op de schouders der jonge menschheid legde en waarschuwend uitriep: Ziet toe wat gij doet, want de zonden der ouders zullen aan de kinderen bezocht worden " En nu meen ik, dat het moeilijk is, op dit eeuwenoude woord toe te passen de tirades uit De Hinderpaal over de theorieën der moderne wetenschap over de herediteit." Spoken drukt door den machtigen ernst, dien de schrijver er inlegde, De Hmderpcud is als een geruststelling. Laatstgenoemd tooneelspel beant woordt volkomen aan de woorden, die Daudet na La Lutte pour la Vie schreef: De laatste maal had ik het gevoel van te ver gegaan te zijn. Ik moet hun niet alles zeggen, hun niet al mijn on dervinding, mijn namiddag vol droevige wijsheid geven. De menschheid is een zieke: het is beter een welwillend dokter, dan een hard ruw beenafzetter te zijn." Ibsen toont zich meer de meening toegedaan van ons spreekwoord over zachte heelmeesters. Daudet laat den raisonneur in De Hinderpaal ook zeggen ; Och die theorieën der moderne we tenschap over herediteit! Waarlijk, het leven is zoo vroolijk niet, en die theorieën treffen de on schuldigen en vormen dikwijls een excuus voor de anderen." Het komt mij voor, alsof Spoken Daudet een beetje kras is geweest, maar een tegenhanger kan De Hinderpaal niet zijn, omdat, zooals ik meen aangetoond te hebben, beide stukken niet verwant zijn. De krankzinnigheid van den vader en begon met zijne voorstelling, die de kin deren deed gillen van pret. Hun vroolijkheid -werkte zoo aanstekelijk, dat, weldra het geheele gezelschap, tot de bedaarde huismoe der toe, hartelijk zat te lachen. Eindelijk viel het scherm en de kapitein kwam rood en buiten adem voor den dag, waarna hij plaats nam aan de tafel, om zich met een glas gvog te versterken. »Zie zoo, jongens ; nu is het uit voor van avond. Nu naar bed!'' Zij gingen aanstonds gehoorzaam het ge zelschap rond om goeden nacht te zeggen, en begroeven het laatst hunne frissche kin derlippen in vader's stekeligen, zwarten baard. Toen ook Belskov een poosje later op stond om afscheid te nemen, zeide de kapi tein : »Nu moet je hen toch nog even zien, terwijl zij slapen.7' En op zijn tecnen ging hij zijn gast voor naar de kinderkamer. Daar lagen ze in hunne bedjes, frisch en rood als rozenknoppen na een malschen regen, met een glim lach van geluk en tevredenheid om den half' geopenden kindermond. Belskov bleef een oogenblik in stil nadenken naar hen staan kijken. De moeder was nu ook bin nen gekomen, /ij liet liet hoofd rusten aan de breede borst van haren echtvriend, en keek liefdevol naar hem op. »Niet waar/' zeide de kapitein, terwijl hij ?ijn arm om haar heen sloeg; »het geeft een zeeman moed en kracht in zijn strijd met de elementen, wanneer hij weet dat hem aari het eind zulk een noodhaven wacht ?" »Ik wou dat ik ook in zulk een veilige van Didier, ontstaan door een zonnesteek, zich openbarende twee jaren na Didiers geboorte, bij zonderheden reeds in het eerste bedrijf bekend, geeft bovendien geen aanleiding tot vrees voor Didiers verstand. Men begrijpt de bezorgdheid der oude markiezin niet, en alleen de reden, waarom de heer de Castillon zoo aan de erfelijkheidstheorie hecht, is klaar als de dag. Het ten tooneele brengen van den strooper-jachtopziener, die zijn livrei er liever aan geeft dan zijn zucht naar stroopen te betoomen, omdat zijn vader, zijn grootvader, enz. ook wilddieven waren, en de grap, die Didier naar aanleiding hiervan zegt over de erfelijkheid, kun nen moeilijk geacht worden op Spoken betrek king te hebben. Want men moet m. i. steeds op den voorgrond stellen dat Ibsen alleen bedoeld heeft te schrij ven over het bederf in het bloed der kinderen van losbandige ouders, en dat Daudet schijnt ge dacht te hebben aan erfelijkheid van toevallige ziekten of gebreken. En in dit geval kan men zich verheugen over de krachtige overtuiging, sprekende uit do woor den van Didier, als hij zegt niet te gelooven aan de erfelijkheid, maar van meening te zijn, dat men door een vasten wil, zich zeker kan onttrekken aan den invloed van vorige geslachten. Zet men dus de gedachte aan Ibsen op zij, dan kan men van een paar keurig geschreven tooneelen waardeeren. Als zoodanig moet gewezen worden in het eer ste bedrijf op het gesprek van de beide jonge aanstaande vrouwtjes, die naar kostschoolmeisjesredeneertrant, nu den ernst van het huwelijks leven behandelen en dan plotseling overspringen op de pracht der verlovingsringen. In het tweede bedrijf trekt de aandacht de scène als Didier aan zijn moeder vraagt of er ook een smet op zijn naam kan kleven, als zijne moeder hem zweert, dat zijn vader hem een onbevlekten naam beeft achtergelaten en zich dan omwendt met den dankbaren uitroep: Mvj heeft hij niets gevraagd, mij heeit hij geen oogenblik verdacht.'' Het hoofdpunt van het geheele stuk wordt wel gevormd door het gesprek van Didier en Mu.deleine in den kloostertuin, en dan had nog een belangrijke scène kunnen zijn het tafreel als Didier'n moeder, ten einde raad, op het denkbeeld komt hem te vertellen, dat hij geen zoon van den armen krankzinnige is, maar dat zij in haar jeugd een misstap beging. Maar hier misschien lag het aan de vortooning geldt het du siiblhne an ridicule il rCij a f/tiim pas, want de verheven gedachte der moeder, die zelf haar eer belasteren wil om haar kind te redden, die het gevaar wil loopen de achting van haar zoon te verliezen, om hem van het denkbeeld af te brongen dat hij ook eens krankzinnig zou kunnen worden, mist indruk te maken, omdat de moeder aan den familie vriend Hornus het vaderschap gaat aanbieden. Een aardig tooneeltje is nog de serenade in het eerste bedrijf. De vertooning van De Hinderpaal is ongemeen goed verzorgd. Het decoratief komt al meer en raeer tot zijn recht, liet klooster b. v. in liet derde bedrijf is, geloof ik, getrouw naar de l-'ransche monteering gevolgd. De hoofdrollen zijn in handen van de dames De Vries en lloltrop en van de boeren Clous en Morin, die bij elke vertooning vele toejuichingen oogsten, en dit m. i. zeer verdiend. Ook de klei nere rollen, die door mevr. Stoetz, me j. De Vries en den heer Schoonhoven vervuld worden, worden met toewijding gespeeld. Mej. De Vries lileok in zeggenskracht nog niet voldoende in de scène in den kloostertuin, als zij Madeleine, deelgenoot maakt van haar verdriet. Frl. Birkany is opgetreden als Euro "ex yietoch in Die Schulreiterin, als Kathnrina in Die hezühinte Widertpünstige en als Jitlia in hoineo und Julia. Het best beviel zij mij als Barones Xictouh. Elegant, vroolijk en vol gratie hoeft zij die kleine rol gespeeld. Een eenvoudig lichtgrijs costuum deed naar fraaie gestalte goed uitkomen en aristocra tisch fijn had zij tot cenig sieraad een tuil violetten gekozen. Zij vond ook een waardigen partner in Hans Meery, die zoo typisch Duitsch voor kaven lag," antwoordde Belskov niet een zucht. »Zooals jij op zee, dobber ik rond te midden van het gezelsehapslcven, en het eene heeft zijn stormen en gevaren zoowel als het andere." »Je hebt gelijk, mijn jongen ; zie jij ook maar iu de haven te belanden!'' Belskov kwam op zijn kamer en zocht in het donker naar de lucifers, die natuurlijk nergens te vinden waren. Al tastende slaagde hij er in een glas van de tafel te stooten, en toen hij zich boog om het van den grond op te rapen, kwam hem tegelijk ook het gezochte doosje lucifers in handen. Hij stak de groote kostbare lamp aan, die op een tafel naast de canapéstond, en bleef een oogenblik staan om rond te zien. Het vertrek was keurig gemeubileerd, en de inrichting had hem dan ook schatten gekost; maar hoe wanordelijk, hoe ongezel lig zag het er nu in zijne oogen uit, en hoe koud en somber vond hij het er nu! Iu den voormiddag had hij vrienden bij zich gehad, jonggezellen als hij zelf. Tusschen de albums en de photognilieën op de tafel stonden een aantal gebruikte maderaglazen, overvolle aschbakjes en aangebro ken fiesschen ; liet kostbare karpet was be zaaid met kurken en afgebrande lucifers, en op de canapézag men zelfs een paar weggeworpeii einden sigaar. Een koude wind blies hem tegemoet. Hij ging naar het venster om het te sluiten. Bij het heengaan had hij het opengezet om den tabakswalm te laten wegtrekken, en zoo was het natuurlijk blijven staan, evenals al Engelhard von Meiningshamen speelde, als ik nog nimmer zag. Als Die Beziihmte 'Widerspanstige heeft Fr). Barkany ook succes gehad. Zy was een trouwlustige juffer, die juist omdat zij wel gaarne een man zou hebben, onhebbelijk is tegen ieder ver tegenwoordiger van het sterke geslacht, die in haar nabijheid komt. Zij wil een man hebben, die haar meester zal zijn. Zij toont een grooten hekel te hebben aan doetjes en jabroers. Dan komt Petrucchio, in zijn hart ook een beste kerel", maar wien het lijkt den strijd met het wilde katje aan te gaan. Hij buldert en raast tegen de schoone, doch als zij zich verschrikt onderwerpt, keert hij zich om en lacht onder zijn woest opgestreken knevels. Zoo vormen Marie Barkany en de heer Klein (de laatste wat erg bewegelijk en luidruchtig soms) een aardig paar. Zij beproeven eikaars krachten en komen tot het prettige besluit, dat zij elkaar waard zijn en het hopen te blijven. Frl. Barkany muntte ook nu weer uit door keur van costumes. Het spijt mij, dat ik met dit over zicht te schrijven niet wachten kon tot ik Marie Barkany ook als Claire in Der Hiittenbesitser had zien optreden. Het zou ongetwfjfeld de moeite waard zijn ge weest een vergelijking te maken tusschen Frl. Barkany als de brutale helleveeg en dezelfde actrice in de rol van de hooghartige aristocrate, die toch ook eindigt met haar man lief te hebben om de kracht van zyn karakter en de vastheid van zijn wil. Fr. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. De mislukte voorstelling van Don Juan (want zoo moet het ondanks d1 Andrade's medewerking genoemd worden) heeit grooten invloed gehad op de voorstelling van den Barbier, eveneens met d'Andrade in de titelrol. De zaal was thans zeer leeg, eri deze iinantieele schade zal de directie zonder pruttelen moeten dragen, tot zich zelve zeggende: Hot is eigen schuld. Ik moet hier dadelijk op laten volgen dat de Barbier'' als geheel veel beter was. Mej. Kal:meijer was als Kosine niet kwaad en als zij de variatiën van Pïoch in de He acte niet gezongen j bad, zou ik geneigd zijn eene lange lofrede over baar goed ontwikkelde coloratuur te schrijven, ik beweer niet dat zij de variati"n slecht zong; in tegendeel! In passages ligt hare voornaamste kracht, doch zij zijn meer dan verouderd en ik hoop dat bij enne herziening van liet ttrafwetboek ecu ar tikel opgenomen kan worden, waarin vermeld wordt dat het zingen van deze variatiën strafrechterlijk vervolgd zal worden. Hoewel de hoeren (d'Andnulc natuurlijk uitge zonderd) niet aan alie eischen konden voldoen, waren zij vooral wat spel aangaat bevredigend en allen deden blijkbaar hun best om een goed geheel te vormen n.l. de heer .losslowski als Ahuavua door zich zoo goed en zoo kwaad het ging door de coloratuur heen te slaan ; de heer Schinkel door de hoogere tonen helderder dan gewoonlijk te zingen, en de heer l'ohl door iu spel niet te overdrijven en zijne belangrijkste .soli niet te zingen. En d'A-ndrade'! Daar deze voorstelling vlot atliep, was er thans niets (lat hem in den weg stond, en hij speelde en zong dan ook Figaro met een verve en eene vroolijkheid, die ieder onweerstaan baar medesleepte. Hij had blijkbaar schik in zijn leven en gaf zich geheel. Men kon hem dus thans nog beter dan de vorige maal geheel \vaardeeren. Hij bezit eene stem die zich zoowel tot krach tige als lot wcoko uitingen leent en vooral in liet mezza-vocc heeft hij zijn stem geheel in bedwang. Hij overwint alle moeiclijkheden spelenderwijze, hetgeen opera's als de Barbier juist zoo aantrek- i kelijk maakt. Al zet hij zijn stem r,u en dan wat veel uit, zoo blijft het geluid toch altijd | schoon en nobel. i Wij hopen dus dezen gast spoedig weer tot ons te zien terugkeeren. Hij neme de overtuiging met zich mede dat, ! al was de laatste voorstelling slecht bezocht, men j zijn gave op hoogen prijs stelt en ik twijfel niet of bij een volgend bezoek zal hem een stainphet andere. Hij streek met de hand over de canap om de asch er van te verwijderen. Bij Freybert vond men overal de sporen van kinde ren en van speelgoed, maar dit was toch nog heel iets anders dan deze rommel! Hij wikkelde zich dichter in zijn jas, en ging in bet hoekje van de canapézitten om zijn sigaar op te rooken. > Wat was liet daar gezellig! Ik heb in lang zoo'n prettigen avond niet gehad !" Hij verzonk in een diep gepeins, en het hoofd zonk hem eindelijk op de borst. Daar werd op een» de deur zachtkcns geopend en llikkc Brauner, de seboonzuster van den kapitein, trad binnen, /ij had nog hetzelfde donkere kleedje aan, en hetzelfde eoquette boezclaartje voor, waarmede hij haar een uur geleden had geniën. ».Maar, beste juffrouw, u hier? op dit uur?'' vroeg Belskov verbaasd. Ja, ik moest toch de kamer een weinig ; in orde maken,'' antwoordde zij vriendelijk. j Wat ziet het er hier vrceselijk uit ! Blijft u maar stil zitten". j Daarop begon zij gedruischloos de kamer rond te gaan, de meubelen terecht schik kende en hier en daar stof en asch wegnej mende, en weldra had zij het zonder veel moeite of drukte zoover gebracht dat het vertrek er ordelijk en gezellig uitzag. : Zie zoo, dat is klaar, uu ga ik weer heen," zeide zij, hem de hand reikende. »^'eei), neen, gij moogt niet meer heen gaan," zeide hij zich halverwege oprichtende. ! »Gc zult mij nimmer meer verlaten, want bij u heb ik een veilige haven gevonden." volle zaal met een hartelijk applaus het welkom toeroepen. Den volgenden avond had de vijfde kamermuiieksoirée van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst plaats. Deze uitvoering trok bijzon der de aandacht omdat er eene compositie van eene landgenoote, Mej. Cornélie van Oosterzee, zou uitgevoerd worden, n.l. een kwartet voor piano, viool, alt en violoncel. Deze jonge dame studeert thans aan het Sternsche Conservatorium. Men weet dat het aantal dames-componisten uiterst gering is, en dat sommige aesthetici zelfs beweerd hebben, dat dames alle talent voor schep pende toonkunst missen. Deze bewering is in den laatsten tijd trouwens gelogenstraft, daar er wel degelijk dames-componisten zijn die toonen talent te bezitten. Ik acht mij niet geheel bevoegd deze kwestie uittcniaken. Als ik echter mijne opgedane erva ringen te hulj) roep, kan ik constateeren dat deze leerlingen in den regel ecu onovcrwinbaren tegen zin in de studie van harmonieleer hebben, en ook daarin gewoonlijk minder vorderingen maken dan de heeren, terwijl daarentegen voor uitvoerende kunst de dames in den regel meer volhar. ing en toewijding toonen. Ik geloot' dus dat, als deze den moed hebben zich door de studie van de harmonieleer heen te worstelen, bij meerdere dan tot dusverre het compositietalent ook te voorschijn zal komen. Hoe het ook zij, het feit, dat thans een werk van eene dame en wel een werk voor kamermu ziek zou worden uitgevoerd, was dus wel geschikt de verwachting dubbel te spannen. Mej. Van Oosterzee (dit kan ik dadelijk ver klaren) heeft bewezen talent te bezitten. Natuur lijk zal deze dame, daar zij Aoornemens is hare studiën voort te zetten, haar talent meer en meer ontwikkelen en dus zal zij in de toekomst nog meer kunnen geven. Het kwartet bestaat uit vier deelen, n.l. 1. Lento assai. Allegro con spirito. '2. Adagio. 3. Scherzo Presto. 4. Finale. Grave. Allegro risoluto. Zooais ik reeds in een ander blad vermeld heb, acht ik het Scherzo het best geslaagd, omdat in dit gedeelte de vorm het klaarste en het meest consequent is volgehouden. Ook in het Adagio is veel goeds. Dit gedeelte is zangerig en getuigt van vinding. Het slot is wel wat lang in verhou ding tot hot geheel. De eerste en laatste Satz komen mij voor minder goed geslaagd te zijn, omdat hierin eenheid van stijl ontbreekt en de bouw zwak is. Deze gedeelten zijn m. i. meer t/ematikt dan gedacht; de beheersching van den vorm, die ook aar, den in de geheimen van de compositie .liet ingewijde den indruk geeft alsof de componist aan zijne fantasie den vrijen loop iaat, mist men bier. Mej. Van Oostcrzee zal ongetwijfeld bij het hooren van haar werk (en dan krijgt men er ge woonlijk eerst bet rechte inzicht inj deze opmer kingen voor zich zelf gemaakt hebben, evenals dat de klavierpartij dikwijls wat overladen klinkt, waardoor de strijkinstrumenten te vaak op den achtergrond blijven. lioewel ik mijne opmerkingen niet verzwegen heb, kan ik verklaren dat ik met veel svmpathie met bet werk van deze componiste heb kennis gemaakt. Met veel belangstelling volg ik dus haar verder streven en wcnsch moj Van Oosterzee van gansciiCT harte toe, dat zij zich door deze uitvoe ring aangespoord moge voelen met moed op den ingeslagen weg voort te gaan. J'e vertolking was in handen van de heeren liiiiitgcn, Cramer; Holmeester en Bosmans, die met veel toewijding dit kwartet ten gehoore brachten. De bekende en geliefde sonate in D-mol van (iade, werd door du heeren Köntgen en Cramer voortreffelijk uitgevoerd en daardoor oefende dit werk groote bekoring uit. Het strijksextet van IJralims (opus ,">(> G dur) is eene, hoogst interessante compositie, die zeer groote eischen aau de uitvoerders stelt. lirahms hoeft ons een schat van werken op dit gebied gegeven. Ik herinner o. a. aan zijne sonaten voor piano eu vioul, voor piano en violoncel. zyne trio's, klavier- en strijkkwartetten, het quartet eu de twee strijksextetten, waarvan het thans uitgevoerde bet tweede is. Hij sloeg zijn armen om haar heen en wilde een kus drukken op hare blozende wangen, toen hij plotseling achteruitwcek bij liet, vernemen van ecu rinkelend geraas en een brandende pijn aan het voorhoofd. Hij keek met verwarde blikken om zich heen. Hij had een paar flcsseheu van de tafel gestooten, en hield met zijn arm de groote lamp omvat, aan welker ballon hij zich het voorhoofd had gebrand. »Het was dus slechts een droom !" mom pelde hij diep teleurgesteld. »Ja, zoo droomt men, wanneer men bij het avondeten rolpens en appeltaart gebruikt; iemand zooals ik, die er een gevoelige maag en een nog ge voeliger hart, op na houd, moest dat dan ook laten. Ik ongelukkige, die mijn arme lamp voor juffrouw Brauuer aanzag !" 11 ij liep in gedachten de kamer op en neer. : Trouwens, zij had wel gelijk ! Het is hier vreeselijk ongezellig en wanordelijk. Wou zij maar hier komen om er orde in te brengen." Op eens ging hij aau zijn schrijftafel zit ten. De fijne blanke hand met den fonkelenden ring gleed haastig over het papier, vouwde den brief te zamcn en schreef op het adres : »Mejuffrouw . BRAUXF.IÏ, Adres den heer Kapitein Freybert, (iroote Strandstraat, alhier. De inhoud was zeker van groot gewicht, althans hij bracht den brief persoonlijk nog dien eigen nacht naar het postkantoor. De hemel mag weten wat er in stond. E. F.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl