De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 februari pagina 4

22 februari 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 713 *.. ook alleen onnoozel was door zyn karakter en z\jn uitspattingen. Deze onpartijdigheid, het ver heven attribuut der gerechtigheid, laat Tacitus gelden voor de meest uiteenloopende onderwerpen, Republiek en Keizerrijk, burgers en vorsten. Naar den aard van zyn geest zou men meenen dat hy enkel de republiek kon verkiezen, men zou in die meening versterkt worden door zijn ?woorden over Brutus, Cassius, Codrus, die zoo diep gegrift staan in het geheugen van onze gansche jongelingschap. Maar. als hij spreekt over de keizers die ernstig hebben vereenigd hetgeen men onvereenigbaar achtte, keizerrijk en vrijheid, ge voelt men dat die kunst van regeeren hem de schoonste ontdekking, op aarde gedaan, schijnt." * * # Met bijzondere uitvoerigheid schildert Talleyrand de wijze waarop Napoleon keizer Alexander voor zich trachtte in te nemen. Hij had voor dezen de sentimenteele" rol ingestudeerd. Zijn doel was, vooreerst Rusland voor zich te winnen tegen Oostenrijk, en dan de hand eener Russische groot vorstin, eener zuster van Alexander, voor zich zelf. Talleyrand vertelt dan: Napoleon scheen nog alleen belang te stellen in hetgeen zijn hoogen bondgenoot kon behagen. Het bewogen leven vermoeide hem, zeide hij tot Alexander, hij had behoefte aan rust, en verlangde naar het oogenblik, waarop hij zonder ongerust heid zich aan de genoegens van het huiselijk leven zon kunnen wijden, waartoe hij zich van nature aangetrokken gevoelde. Maar dit geluk," voegde hy er met neergeslagen oogen aan toe, is niet voor mij bestemd. Is er een huiselijk geluk denk baar zonder kinderen? Kan ik er nog krijgen? Mijne vrouw is lien jaar ouder dan ik. Vergeef, hetgeen ik hier zeg is misschien belachelijk, maar ik volg een aandrang van mijn hart, dat ik gaarne geheel voor u zou uitstorten ..." Daarna wijdde bjj uit over de lange scheiding, groote afstanden, de moeielijkheid van elkaar te zien en zoo verder. 's Avonds va* keizer Alexander nog geheel onder den indruk van dit vertrouwelijk gesprek. Ik zag hem eerst later. Napoleon die met den uitslag van dezen dag zeer tevreden was, hield mij nog lang by zich. Hij was opgewonden ; hij deed mij allerlei vragen, zonder mijn antwoord af te wachten. Hij wilde met mij spreken, en sprak telkens iets anders dan hij wilde. Eindelijk sprak hij het groote woord uit: echtscheiding. Mijn bestemming wil het," zeide hij, en Frankrijks rust eischt het. Ik heb geen opvolger. .Toseph is niets en hij heeft ook enkel dochters. Ik moet een dynastie grond vesten dat kan ik alleen door een huwelijk raet eene prinses uit een der groote regeerencle huizen van Europa. Keizer Alexander heeft zusters, de leeftijd der eene komt mij goed uit. Spreek er eens over met Romanzoff zeg hem, dat ik na den afloop der Spaansche historie gereed ben, aan al zijn bedoelingen omtrent de verdeeling van Turkije mee te werken. Aan andere argumenten zal het u niet ontbreken, want ik weet, dat gij ook voor de echtscheiding zijt. Keizerin Joséphine vindt dat ook, ik deel u dat mede. Als Franschman kunt gij alles zeggen wat gij wilt. Joseph,Lucien, mijn gansche familie biedt u een aardig terrein aan; zeg maar alles over hen wat u in de ge dachte komt; zij zijn niets, tegenover Frankrijk. Zelfs mijn zoon, maar dat behoeft men niet te zeggen, zal dikwijls noodig hebben, mijn zoon te zijn, om mij rustig te kunnen opvolgen." Talleyrand sprak dus met keizer Alexander, en deze was wel voor Napoleon's plan te vinden. Alleen, zeide hij, had hij niet te beslissen; zijne moeder moest ook om hare toestemming gevraagd worden Hij kon haar wel zijne meening zeggen, maar niet ervoor instaan, dat zij die ook zou volgen. Daarmede nam Napoleon zoolang genoe gen ; en de vriendschap en hartelijkheid der beide keizers werd steeds grooter. Zijn doel bereikte Napoleon niet. Wanneer men Talleyrand mag gelooven, heeft hij zelf daar veel aan gedaan. Hij gaf den Oostenrijkschen gezant, Von Vincent, jen wenk, en deze deed bij keizer Alexander moeite en wist in de conventie van Erfurt de tegen Oostenrijk gerichte bepalingen te doen schrappen. Talleyrand had het ontwerp dezer conventie gemaakt, hij bracht het aan Napoleon en las het hem voor. Eerst de gewonen inleidingsformules : Zijne Majesteit de keizer der Franschen en Zijne Majesteit de keizer aller Ruslanden, wenschend den bond die hen vereenigt, steeds nauwer en duurzamer te maken, hebben besloten, in eene conventie de beginselen neer te leggen, welke zij van plan zijn te volgen . ..." Hier viel Napoleon den voorlezer in de rede, met de woorden : ..Be ginselen, dat is goed, dat verbindt tot niets." Dit woord is van karakteristiek psychologisch belang. Ook eene Russische prinses kreeg Napo leon niet; de gebeurtenissen namen een anderen weg, en hij moest zijn wensch om met eene keizersdochter te trouwen, nu te Weenen be vredigen. Evenals de aankomst, wordt ook Napoleons' vertrek van Erfurt door Talleyrand beschreven, en ook daarbij komen de gekroonde hovelingen, die zich rondom den Corsikaanschen veroveraar verdrongen, er slecht af. Talleyrand schrijft: Op den laatsten voormiddag was er groote receptie. Ik zal nooit het schouwspel, dat op dien dag het paleis vertoonde, nooit vergeten. Napo leon was omgeven door vorsten, wier legers hij vernietigd, wier landen hij verminderd of zelfs geheel van de kaart van Europa geschrapt had. En geen enkele was er, die iets waagde te eischen of te vragen; ieder wilde alleen gezien worden, en wel liefst de laatste, om in zijne herinnering te blijven. Maar al die vrijwillige vernedering bleef onbeloond; Napoleon behandelde niemand met onderscheiding dan de letterkundigen van Weimar." Het Jaarboekje van Alberdingk Tliijm, Almanak voor Nederlandsche Katho lieken, onder redactie van j. o. ALBKRIHKGK THJJM en JAN r. M. STEECK. Ao. Di. 1891 XL/Ie Bundel. Amster dam , C. L. van Langenhuysen. »Het is nu bijna veertig jaar geleden, sinds de beide Amsterdamsche geloofs- en kunstbroeders Jos. Alb. Alberdingk Thijm en H. J. C. Van Nouhuya zich op «St. Ludgerusdag MCCCLI" met hun eersten »Volks-Almanak« bij de Neder landsche katholieken aanmeldden. Reeds na twee jaar werd de veelbegaafde VaD Nouhuys der katholieke zaak ontrukt, en op St. Benedictus 1889 ging ook hij ter ruste, wiens naam aan den bundel verbonden, wiens «palet en harp" daaraan eene eereplaats onder de Katholieke Kalenders verzekeren bleef. »Wij wenpchen, onder Gods zegen, het door hen begonnen werk voort te zetten." Bravo! In de 39 jaargangen, door den onvergetelijken meester verzameld en ter perse gelegd, is de taak, die bij, in dezen «Almanak," ter vervulling zich voorgesteld had, nog niet afgewerkt, de tank, waaraan hij nog zoo graag ettelijke jaren al den moed en de energie, waarmede bij zijn diepe en degelijke kennis vruchtbaar maakte, had willen ten beste geven. Na zijn «heeugaau" heeft op den rtdacteurstoel een stweemai.schap" plaats ge nomen, dat och, had die leelijke prij" niet zoo spoedig zijn akeligen voorbode gezonden, dien men een dicht eu ondoordringbaar gazen spook zou kunnen noemen, dat alles benevelt, voor zeker hij had wel als zi;n laatste wilsbeschikking, als zijn liefste legaat, goedgevonden.... dat dit tweemauschap" op den redacteurstoel ging zitten. Den een, J. C. Alberdingk Thijm, S J., zijn zoon en in veel zijn evenbeeld, kennen wij, be halve van elders, als den samensteller van den Almanak Ao. 1889, die een waardige lauwerkrans is en blijft, gevlochten uit de bloemen en bla deren, duor dm ijvervollen »Warande-me.ster ' en «Almanak-Redacteur" een halve eeuw lang ge kweekt en verzorgd. Van jongs af, heeft hij de indrukken ontvangen van geheel het karakte ristieke, waardoor Thijm zo:) karakteristiek was. Moge het dtu Almanak tea goede komen ! Alen weet, dat de laatste jaren vaii Thijms vruchtbaar leven gewijd wa'eu aan de uitgave van Vondels werken. ' Zoolang hij daaraan mocht arbeiden, bad bij ('t zijn de woorden des Ontsla pene.,) »een z°er gewaarde hulp, welke hem deze veel omvattende taak nurkelijk lichter maakte." Het was de hulp van een jongeren vriend'', die met hem in drok vriendschappelijk en letterkun dig verkeer stond, en na zijn te vroegen dooi een »Epitaphium" schreef, dat in den Almanak van 1890 wel niet mi-plaatst, maar.... op een werkelijken grafsteen gebeiteld, eerst tot zijn volle recht zou komen. In samenwerking met den zoon des Ontslapene heefc hij de helft der taak op zich genomen, die Thijm met imdewerking van Van Nouliuys, bijna een halve eeuw gels den, begonnen was te volvoeren. Het is de heer Jan F. M. Sterek ! Dit »tweemanschap" nog vele jaren van moed f n volharding tot het volvoeren van het grootscbe doel, waarvoor den Almanak werd opgericht: opwekking van Nederlaudrch-Katholiet zelfbe wustzijn en leven. 't Doet goed zoovelen Van Thijms -oude en trouwe" vriuiden in het «Jaarboekje" aan te treft', n. Zij hebben gezorgd, dat het zijn nage dachtenis waardig is. Was hij nog hier hij zou zich er over verheugen ! De geleerde geschiedkundige Pater Allard, zijn trouwe medestander, hetft wederom een meester stukje geleverd in : »lierthout Niliuys". Door Thijm tot deze studie aangespoord, heeft hij haar zijn nagedachtenis toegewijd. De stukken van den begaafden en belezen priester hebben doorloopencl deze verdienste, dat zij, in al hunne veelzijdigheid, afgewerkt zijn. Ook dit! Lees zijn lierthout Nihuys, en be halve het genot van het volle licht, dat hij op dezen »bekeerling en bekeerder" en, R.-K. Priester, ettelijke jaren lang, werkzaam als cor rector op de wereldberoemde drukkerij der Blauën, laat schijnen, zult gij de voldoe ning smaken, meer van Prof. Gaspar van Baerle, van Geerart Jansz Vossius, van Huig de Groot, van Joan Blaue, en van Joost van den Vondel te weten, dan ge wellicht voor de lezing wist. I'w bibliografische kennis zal er bovendien bij winnen. Een facsimile van het slot eens briefs, door Nihusius aan Caspar Barlaeus geschreven, ontvangt ge op den koop toe. Prof. J. A. Alb. Tnijm heeft in de Die'sche Warande de «verhaspelde leveuslotgevallen" van Rever Anslo, nader tot de waarheid gebracht. Prof. Paul Alb. Thijm heeft in Wetzereu Weke's Kirchenlex'con een verdienstelijk aandeel daarin genomen. Pater Allard bracht het zijne daartoe bij in den Almanak van 18M4. »Naar nieuwe bronnen medegedeeld," bier Jigt juist het ver dienstelijk zwaartepunt van de historische, lite rarische, biografische en ook bibliografische studie van den heer Jan F. M. Sterek over Rever Anslo. De nieuwe bronnen" (lichtbronnen!) is hij in Rome, waar An&lo een deel zijns levens door gebracht heeft, gaan opzoeken. Zij hebben klaar der licht geworpen op wat nog duister was, om trent den muzenzoon van de Amstelboorden. die tot een der gelukkigste navolgers en volgelin gen van Vondel behoort. Een facsimile van een brief van Rever Anslo verhoogt de waarde dezer verdienstelijke studie. »Om mér dan eene reden is de voortzetting der Levensschets van Jos. A. Alb. Thijm in de pen gebleven." Wij hadden de voortzetting daarvan gehoopt van de bezielende pen van den zoon. Wij eerbiedigen die reden, of-choon het wei wat moeite kost geduldig te blijven. Nog een woord hieromtrent. Pater Alb. Thijm vergete niet, dat wij minstens goed genoeg kun nen lezen, om te weten, dat in dezen volzin eene belofte schuilt, wier vervulling niet te lang mag worden uitgesteld. »Op het Hof," is in elk geval een brok uit het leven, dat wij in zijn geheel verlangend te gemoet zien. p welk J lof? Het harleveensch gebouwde Begijnhof van Amsterdam. »lk ben er zoo graag," zeide hij eens. Was het te verwon deren ? Daar waren voor hem banden van bloed verwantschap; daar waren traditiën aan verbon den, die hem bet Amsterdamsche poortersleven, uit het tijdperk, waarin hij zoo veelzijdig was opgegaan, op nieuw in herinnering brachten; daar lag de bodem, die gedrukt werd door de voetzool van Vondel, dien hij zoo lief had en zoo innig vereerde. Het zevental meerendeels onuitgegeven verzen van Thijm, is een aanwinst voor de litteratuur. De historische toelichting omtrent de lotgevallen van dat Hof, zijn een klein, maar welkom toe gift «Verder hopen wij onzen lezers in een reeks van geschiedkundige schetsen een overzicht te geven van een der schoonste, nog niet zelfstan dig behandelde verschijnselen van den katholie ken geest in ons Nederland der 19e eeuw: de religieuse vrouwencongregatiën hier te lande. Met bijdragen, bescheiden of welke inlichtingen ook over die merkwaardige stof zal men ons ten zeerste verplichten." Aldus de volzin dien ik de vrijheid heb geno men te lichten, uit wat men zou kunnen noe men het program van de redactie. Dat heeft de Hageveldsche prof. J. A. de Rijk goed verstaan. Hij heeft de redactie niet alleen, hij heeft al zijn lezers ten zeerste verplicht. »Het Ursulineu-klooster en Pensionaat Jeruzalem te Venray" getuigt het. Dit eerste gedeelte dezer studie, een model voor de beoefening van niet het mitist merkwaardige deel der Kerkgeschiede nis, doet verlangend uitzien naar het vervolg. De onvermoeide navorscher en verdienstelijke consTvutor van sAmstelkring", de heer Bern. J. M. de Bont, introduceert zich bij het Jaar boekje-legend publiek met een studie over «Pastoor Buyck", de laatste van Amsterdam's oude zijde. Een veelbesproken figuur uit het veel besproken en woelige 1578. Wij hebben den heer de Bant een onvermoeid navorscher ge noemd ; die hem kennen weten reeds dat hij h is; die hem niet kennen, kunnen het te weten knmen uit deze almanak-bijdrage. De waarheid omtrent deze interessante figuur is een stflp nader tot ons gekomen, nadat dfze studie ge schreven is Dat »Ni>cht en Morgenrood van Ter Gouw" is echter wel wat vreemd gezelschap in deze biografie ! Ik had gedacht dat men zulk een boek alleen ter inzage voorlegde aan den een of anderen grappenmaker, die niets dan de tanden, en de tanden alleen, van den hoogstverdienstelijken heer Ter Gouw verlangt te zien. Toen een van de oude garde, niet lang vóór Thijm de eeuwigheid binnengetreden, nog in le ven was, bracht hij in gezelschap van Jan Hilrnan een bezoek aan Tliijm, op, of laat ik liever zeggen in den »Berg Thabor". Waar het hart dezer drie vrienden vol van was, vloeiden de monden van over: letteren! Die ik bedoel, was op een kantoorkruk ge klommen, en maakte een wel wat eigenaardigen indruk; eenaschgrauvvecilinder-zomer-hoedrusite, Hchterwaards hellend, op zijn poëtisch h>ofd, terwijl, (het was zomer) een cachinez om zijn hals geslagen was. Zijn ietwat schorre stem, die in de minderheid was hij de ronde en volle reciteerstem van Jan Hilman, gaf aan Thijm eene zijner conclusiëu ten beste, welke hij in dezen vurig uitgesproken en ronden vorm had gego ten : Je weet, Tbijm, dat ik het land heb aan balie-proza !" Balie-proza, wat of dat is ? Eenige jaren katholiek levens uit een Noordhollaudsch dorpje. Herinneringen uit mijn jeugd j en jongelingsjaren, door A. Nuyens", dat is geen balie-proza! Als het hart herinneringen | voelt opwellen, en die toevertrouwt aan het pa pier, en als de pen dan in dienst is ouder het commando van een goed geoefeuden en gedrilden stijl, dan volgt er ander proza dan het, zij het ook onberispelijke proza, onzer wetboeken. Nog iets over het onder werp zelve. Dat onderwerp be hoort tot den cyclus, waarvan Thijm in den i eersten jaargang des Volks-Almanaks schreef: j ..Op het land zwerven nog duizend geest- eu leerrijke overleveringen, die, in korte woorden j neergesteld, steeds eene aanwinst voor onze his torie en letterkunde zijn, zoo ze al geen dadelijk tastbaar nut stichten. Wij leven zoowel van de herinnering des verledens als van het huidig genot en de hoop der toekomst" .... Heeft de heer Nuyens nog meer ? Hij zal l welkom zijn ! De heer Gomarius Mes geeft als de vrucht van zijn nasporen eene studie: de Ileigraaf van Wychen". Hij is een oude, maar vooral niet te vergeten een zeer gewaardeerde oude bekende van de almanak-lezers. Op het altaar der poëzie is menig geurig ofl'er gebracht. Die er het fijne van wil weten, leze het Jaarboekje. Er is niet te veel voor den lezer, maar te veel voor die dit schrijft, om het in al zijn veelheid en verscheidenheid te noemen. Deed hij dit, bij zou het niet euvel kunnen duiden, als hij in boti-ing kwam met den heer Hoofdredac teur van de Amsterdammer", die zoo wat reke ning heeft te houden, met de plaatsruimte vau het Weekblad. Een kort woord echter nog overheleerste, en wellicht het beste, stuk poëzie, dat in het Jaarboekje voorkomt. Tegenover di-n titel staat het portret van J. A. Alberdingk. De teekenmre.-ter (J. du Bois conlerfeitte den zeven- ' jarigen Alberdingk in aquarel. Het portret is er , een vrij gelukkige zinco-graphiiche kopie vau. Het origineel wint het natuurlijk! Welnu, een oud vriend van Tbijm, Dr. W. Everts van Rolduc, dichtte het «Bijschrift." Die htt gelezen heeft, zal moeten erkennen, dat «deze tak van poëzie" een waardig en hoogst verdienstelijk beoefenaar heeft gevonden in Prof. W. Everts. C. L van Langenhuysen heeft, als uitgever, zijn beste beentje voorgezet Het uiterlijk be antwoordt meer en beter aan het innerlijk, dan vroeger. Amsterdam. Jos. W. VARIA. PLASTISCHE KUNST. In November van dit jaar zal de Amsterdamsche Kunstclub te Parijs eene algemeene tentoonstel ling van Hollandsche meesters organiseercn. De j préfet de la Scine heeft aan de vereoniging daar toe het l'avillon do la villc de Paris, van de tentoonstelling van 1870, afgestaan. Het staat nu in de Champs Elysces, achter het Palais de l'Industrie. Johan Barfiold Jongkind Een onzer landgenooten, een schilder van groot talent, en die zich zy'n geheele leven buiten corerieën heeft gehouden, Johan Barthold Jongkind, is op 9 Februari te Cöte Saint-André(Isère) gestorven. Hij woonde er sinds vele jaren. Jongkind was in 1819 in de buurt van Rotter dam geboren; hij was eerst leerling van Schelf hout, die toen in zijn bloei was, daarna kwam hij in Frankrijk bij Isabey, die in Jongkind's talent een groote toekomst zag. Jongkind had in den beginne met veel moeielijkheden te worstelen; in den salon werden zijn schilderijen geweigerd; niemand kocht ze ; hij was op het punc van honger om te komen. De schilder Cols, met zyn toestand bekend, organiseerde ten zijnen voordeele eene verkooping van schilderijen van zijne Fransche vrienden, en Jongkind was voorloopig gered. Eindelijk verkreeg hij op den salon van 1852 zijn eenige belooning een medaille 3de klasse. Daarna hing men zijn stukken weer zoo hoog, dat niemand ze opmerkte, en Jongkind exposeerde niet meer. Toch hadden nu eenige liefhebbers het origineele van Jongkind's talent erkend; hij gaf een nieuwen vorm aan het Hollandsen landschap, aan hoekjes van Parijs, hij kweekte reeds het plein air" aan Zelfs had hij een fanatiek vereerder, den heer Th. Bascle. en bij diens dood, in 1883, gin gen van de 104 doeken, die deze van Jongkind bijeengebracht had, eenige tot 8000 en 10,000 francs. Maar het was te laat; de kracht van den schilder was gebroken; van zijn oorspronkelijk heid, van zijn zekerheid van hand was in hetgeen hij verder leverde, niets meer te bespeuren. Men plaatst nu zijn werken naast die van Corot en J F. Millet; de schilder zelf heeft nooit iets van den roem of de weelde genoten, die hem er voor toekwamen. Met l Mei zullen de II.II Preyer & Co. (Kunst zaal Pictiinit Wolvenstraat 19) beslissen, of zij hun tentoonstellingen, waarop de abonnementen nog niet in zoo groot getal genomen zijn als de zaak zou verdienen, zullen voortzetten. De navolgende tentoonstellingen werden reeds door de firma georganiseerd en zullen zoo mo gelijk nog voor l Mei plaats vinden: li\ Tentoonstelling van een belangrijk werk van Ant. van Dijck. (1599?1041.) 2e. Een uitmuntende collectie schilderijen van II. W. Mesdag, waaronder bestemd voor den Pa rijzer Salon 1891. ,'ic. Enkele zeer belangrijke werken van Jan van Essen. 4e. Tentoonstelling der beste werken van enkele Fransche meesters, etc. etc. Een familie-abonrement van 5 gulden, met ongeveer iedere maand afwisseling, is werkelijk geen slecht besteed geld. TOONEEL EN MUZIEK. Sardou zou. men begrijpt niet goed waar om. nu Tliermiilor in de Comédie-Fran<;aise niet meer opgevoerd mag worden, het ook in het buitenland willen laten uitstellen. De contracten zijn intusschen sinds lang gesloten en weldra zal men liet stuk te Londen, te New Vork en te Melbourne kunnen zien opvoeren; de honoraria zullen den auteur dus tegen zijn zin toevloeien. Te Londen zal het tegelijk in het Fransch en hot Engelsen, in liet Tlu'sitre-Francais en in Haymarket-Theatre vertoond worden. In het laatste zal de Kngelsrhe Coquelin, Becrbohm Tree, de rol van Labussiërc vervullen. Het eerst voert Sf. Petersburg het stuk op, 28 Februari beginnen daar do voorstellingen. Hot manuscript is er reeds in studie genomen veertien dagen vói'ii: do eerste opvoering te Parijs. Met het Lessing-Theater te Berlijn heeft Sardou een groote correspondentie gevoerd. Voor geheel Duitschland en Oostenrijk-llongarije heeft bij Tliermiflor en nog drie volgende drama's (waarvan zelfs de intrige nog niet door hem verzonnen is), verkocht aan Oscar Blumenthal, directeur van het Lessing-Theater. liet contract dateert van 31 Augustus 1889. Sirdou heeft hem nu verzocht, de opvoering van Tliermiilor onbepaald te willen uitstellen. Maar er is geen kwestie van, dat Blu menthal zou toegeven. Gij weet, dier maitre,'' schrijft hij, dat het mij steeds een genoegen zal zijn, in alle opzichten aan uwe wenschen toe te geven, maar het is mij in dit geval onmogelijk. Ik heb op uw stuk het repertoire voor do maanden Maart, April en Mei gebaseerd; wij hebben te Berlijn voor April en Mei altoos eene bijzondere aantrekkelijkheid noodig, of de menschen komen niet." Sardou tracht nu, langs diplomatieken weg, het opvoeren van 'J'lieniiidor te Berlijn to verhinderen ; deze onredelijke poging zal hem ook wel niet ge lukken. Te St. Petersburg heeft de censuur niets tegen de opvoering gehad. Te Hamburg is een nieuw drama van Oscar Blumenthal, ]<'<ilfsche Jleiliye, naar een Engelsen model bewerkt, met grooten bijval ontvangen. Naar aanleiding van Tliermiilor wordt er eene beweging op touw gezet om het comitéde lecture''' af te schaften. Jean Aicard, die over Smilin en Le per e Lclionnnril, onaangonaamheden met het comitéhad. heeft eene petitie in dien zin ingediend. Hot comitébestaat uit zes sociétaires en den administrateur-generaal. Jean Aicard wil er een gerechtshof van pairs", dramatische auteurs die succes gehad hebben, voor in de plaats doen stellen. Gunloid run Peter Cornelius. Deze te weinig bekende componist werd in 18.'!0 te Mainz ge boren. In 1850 begaf hij zich naar Weimar en word een getrouw volgeling van Liszt. Zijne Opera : Der Barbier ron Bni/ilad werd in 1858 te Wee nen opgevoerd. Hij stierf te Weenen den 2(!en October 1874, con onvoltooide opera, waarvan hij ook het libretto gedicht had, Gunlotd genaamd, nalatende. Het gedicht is bewerkt naar eene sage uit de Edda. Bij gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Weimarscae Iloftheater zal deze opera, naar de nagelaten schetsen door kapelmeester Lassen voltooid en geïnstrumenteerd, worden op gevoerd. Cornelius heeft weinig waardeeering on

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl