Historisch Archief 1877-1940
. 713
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Heraldieke leeuwtjes in de maak.
Een voorstel tot voorziening' in de ,niet gering te achten nioeiolijkheden" van den Leeuwen-nood.
DE MUZE VAN HET LEIDSCHE PLEIN.
(20 Februari 131)1.)
't Is heden juist een jaar geleén,
Dat ik in gloed en rook en damp verdween.
Slechts mijn karkas
Hield stand in stof' en asch
En killen, half bevroren waterplas.
Thans hebt gij óók mijn silhouet
Zoo spokig schoon voorgoed o, part gezet.
Uw scheppingsdrang
De_ed achter 't plankbehang'
Nog niets dan breken. O! wat duurde't lang!
Nog dool ik zwervend rond.
('t Is voor een Muze waarlijk niet gezond.)
Het Lcidsche plein
Is immers niet to klein ?
Ach, bouw mij daar een huisje, lief en rein !
Is het te veel gevergd ? Nu, hoor
(Ik fluister het bescheiden u in 't oor) :
Ik en Merkuur
Betalen saam de huur,
Dan komt de zaak ons geen van allen duur.
Des morgens houdt de handelsstand
Zijn beurs bij ons. Dan gauw den boel aan
En keurig net (kant,
Wordt alles opgezet
Voor treurspel, blijspel, opera, ballet.
Twee zielen, gloênde aaneengesmeed
Tooneel en beurs, vereend in lief en leed. ..
Een ideaal,
Niet waar? De duivel haal
De oppositie! Langer geen geniaal!
JULIUS PRUTTELMANBROMMEIJER.
Voorloopig
luietei'en ze meer naar me ?'""
in de Kamers, dan
hier in den Raad.
Het ia hier, als ik
't zeggen mag, een
verschrikkelijke
idiotenboel.
Daar heb ik ze
heel duidelijk gezegd
hoe ik over de
beursquaestie dacht. Ik,
dat beteekent zoo
veel als de Bocht,
of wel de elite van
den goederenhandel
en ze doen alsof
ze er niets van be
grepen hadden. Ze
doen, zeg ik, alsof,
maar ik geloof waar
achtig dat ze er in
derdaad de
quintescens niet van gesnapt
hebben.
Ik zei, nietwaar, laat je niet beetnemen
door den effectenhandel. Het proletariaat en
de effectenlui willen je op je kop zitten, maar
geef er den brui van. Laat ze trekken, pre
cies als Mozes indertijd, die het in Egypte
niet beviel. Het kan geen kwaad; voor hen
niet, want de Warmoesstraat is heel wat
minder gevaarlijk dan de Roode Zee, en
wat ons, de heeren van den eigenlijken handel
betreft, wij zullen ons weten te troosten.
Maar wat doet Gijs ? Hij stelt zich aan, alsof
wij verlegen om hen -waren. Hij jaagt ze n a,
als Farao indertijd; niet om hun hun
brutaligheid betaald te zetten, neen om zich voor
hen neer te buigen, zoete broodjes te bakken
en_ te_ smeeken : toe komt toch terug, neemt
asjeblieft het geld uit mijn berooide stadskas,
toe, gelast mij een Beurs voor jelui te
-bouwen, want onnoodig de centen te
vermorsen is mijn liefste werk. In plaats van |
de effectenlui, die een huis voor zichzelf :
willen inrichten, een hartelijke, dankbetui- !
ging te zenden, beeft hij zich aangesteld,
alsof zij hem een brandbrief hadden geschre
ven met bedreiging van moord Hij heeft
geen oogenblik rust meer gehad. Hij heeft
vergaderd, gepraat en gezocht, ja wel je kondi
het hem aanzien, hij achtte zijn leven niet
veilig, zoolang hij niet wist, waar hij een
beurs zou neerplakken. En. nu is 't zoover
met hem gekomen, dat hij in zijn denkbeeldig
doodsgevaar zelfs er geen been in ziel om
behalve drie millioen ons laatste stukje Water
weg te geven, om hen in de gelegenheid te
stellen daar te gokken.
Mijn God, wat scheelt je. vroeg ik hem
dezer dagen... Wie heeft je hetooverd...
dat jij. die ons nu al een l'niversiteit, een
Entrepot, Linnaeus en cenSiadsschouwbiirgop
den hals hebt geschoven, nu nog behoefte,
gevoelt, orn drie millioen in 't Water te smijten
voor zoo'n sta-in-de-weg. vlak voor de deur
van het station? 't Heeft er maar al Ie veel
' van of je wilt zeegen, dat het met don handel
l in Amsterdam nu al zoo ver is gekomen, dat
j hij gereed is de stad te verlaten en je het
i hem dus gemakkelijk moet maken zijn kaartje
! te nemen voor de Zaan, Bussum of Hilver
sum. Maar hij klopte mij op den schouder
en zei: Julius dat 's mijn idee niet; als je
het doel wilt moet je ook de middelen willenen
mijn doel is grootsch. Ze denken wel dat ik
zonder stelsel werk, maar daar zit, in alles
wat ik doe systeem, al bemerkt ieder dit, zoo
niet. Geloof niet dat, ik geen oog heb voor
de verheven zij van den degelijken handel,
die jij en anderen hoog houden. Jij hoort
tot zijn beste burgers.... en als ik ooit
minister word en er zijn dan nog leeuwen
over. hij tikte zoo eens tegen de lapel van
mijn jas, alsof hij zeggen wilde: ja snaak,
ik weet wel dat jij beoogt. Nu we
zijn intieme kennissen en houden van een
zinrijk grapje, maar, zei hij, dat is 't
wat ik altoos beweer: de goederenhandel,
daarin zit Amsterdams toekomst en dat
zal eenmaal de kurk zijn, waarop die nieuwe
Beurs op 't Water drijft. Die goederen
handel geeft werk, beweging, gezonde
ondernemingsgeest. degelijke ontwikkeling, solidi- j
teit, enfin, al datgene waardoor Amsterdam
in vroegeren tijd rijk en machtig is geworden,
en nu ben jij Julius en je neef en je zwager.
kortom al die heeren van de echte groot e
kantoren, jelui bent onmisbaar om het goede, ;
voorbeeld dal je geeft.cn den heilzamen invloed
die er van je uitgaat op dat, heir van wufle
speculanten, wier zenuwen de rol vervullen,
van het verstand, de kennis, en de erva- '
ring bij jou en jou's gelijken. Daarom moe
ten juilie met, die effeetenlui op n en dezelfde
Beurs blijven, als een kalmeerend, opvoe
dend element, dat, is, begrijp je, wel dege
lijk een algemeen belang.
Ik moet, bekennen, dat ik daar wel veel
waars in vond; het is zoo: de effectenhandel
zou het niet best kunnen stellen builen den '
moraliseerenden invloed vanden groothandel,
maar daar staat tegenover dat wij reëele 't
handelaars, hoe sterk de meeste onzer aan
onze principes gehecht zijn, eiken dag door
dat samenwonen in n huis, gevaar loopen
ietwat te verliezen van onze deftige en deug
delijke manieren, en zoo antwoordde ik Gijs,
dat het daarom juist in het algemeen
belangwas de beide groepen te scheiden, opdat
die eerlijkheid, degelijkheid, nauwgezetheid en
onkreukbaarheid ons eigen en welke zoo '
lang reeds van vader op zoon zijn voortgeplant !
tot roem van Amsterdam en Nederland, on- i
geschonden mogen blijven bestaan. Maar
toen kwam de aap uil de mouw. Ook voor
deze zijde van de kwestie, heb ik de oogen
niet gesloten, zoo sprak hij, maar Juul je
moet niet vergeten, dat jij en je consorten
ook de efï'eetenlni niet missen kunt. Jij
bent, een wakkere vent, een Brommeijer zou je
in een doofdpot kunnen opsluiten en hij bleef
toch vurig en gkedvol Dat zei bij natuur
lijk om mij voor 't lapje te houden. Maar
je confraters zijn van een ander slag. Die
behooron. om je de waarheid te zeggen, wel
wat tot een slaperige generatie, en als je
voor deze heeren een beursje apart bouwde
zouden ze mei mekaar zoo suiierig worden, dat,
ze weldra vrgaton naar de Beurs te gaan,
en er dus van mijn beursbelasting niets te
recht kwam. . . .
Minachting voor den goederenhandel, dat
is mi l'im.il de beweegkracht die 1>. en W. er
toe leidt den boel bij elkaar te honden. Drost
de effectenhandel. dan schiet er geen han
del over ? om er een beurs voor te bouwen:
ziedaar 't geheole motief. De gemeente is
bang met ons alleen te blijven opgescheept.
en om dit, gevaar te ontgaan, i-drie millioen
haar niets te veel en zou zij een beurs bou
wen, 't doet er niet toe waai', al was 't ook
in 't Wester- of 't Oosterdok. Maar dat is
een onwaardige, ik durf het gerust zeggen.
r.nfaire. ja een gemeene opvatting van de
zaak. een schandelijke miskenning van het
karakter van den Amsterdamschen groothan
del, waartegen ik. Julius Brommeijer, protes
teer, en vroeg of' laat Gijs en de rest nog eens
ter verantwoording roep.. . .
SNUIFJES.
Minister Bergansius verkeert in geen ge
ringe verlegenheid. Hij heeft verscheidene
slapelooze nachten doorgebracht, zoekende
naar de oplossing der vraag, hoe hij de
hoogleeraren Bnys en Bellaer Spruyt zal beloonen
voor den ijver, dien zij bij de
verdedigingder legerwet hebben aan den dag gelegd.
Promotie bij keuze is voor deze; heeren
natuurlijk uilgcslotoii. Den Leeuw heeft Prof.
Uuys allang, maar men zou hem commandeur
kunnen maken. Doch Spruyt -- zoo'n
papenvreter! // f/i/if iiit'iintjrr In i-Iiirre et In rl/m/.
Als de minister de beide hooggeleerden
eens benoemde tot majoors n In xnilc. van de
rustende schutterij V Wordt die eventueel op
geheven, dan kunnen zij do uniform (bij spe
ciaal verlof) onder hun toga blijven dragen.
En op die toga zou dan eene
herinneringsmedaille, kunnen prijken, met het borstbeeld
van den laatsten plaatsvervanger, en aan
de keerzijde het motto: ccilunt anna lonae.
Dat zou waarlijk eene delicate hulde zijn.
Dat is een stout stuk van Z. Excellentie
Dyserinck.
Hij heeft over iemand anders' onija^-lnktlieid
durven spreken.
Maai- wie had daartoe meer recht dan hij?
Hij is immers dcxkitiiiliijf in dezen.
Nu onze, vlootvoogd den heer Land niet
bevorderd heeft, krijgen de vroegere promo
ties, die onder zijn bewind geschied zijn, des
te meer waarde. Ook die van zekeren
tirhoutUj-Xur-Ml Voor 11 ij lot die rangyerhooging
besloot, heef'! hij ook lang gewikt en ge
wogen. . ..'' Alleen om aan de wet te voldoen",
pensioneert hij nog eens zichzelven.
Dyserinck passcenfe Land... Daaraan her
ken'ik mijn ouden zeerob. Natuurlijk, hij heeft
het land aan Land. bij hem is alles -recht
door zee.'' Zoo'n kerel moetje zien op 't ruime
sop, daar is hij in zijn element,, een juweel
van een matroos, al' is het er dan ook geen,
om Land mee te bezeilen.
Die meneer Jan Lels van den Kinderdijk
is een man mei oorspronkelijke denkbeelden.
J lij is tegen de droogmaking der Zuiderzee,
omdat door die werkverschaffing de sociale
qnaestie niet, zou worden opgelost. En dan
ziet hij niet in, wat wij met l:->u,01)11 hectaren
nieuwen grond zouden beginnen, omdat de
landheeren toch al zoo klagen. Voorts weet
hij precies, dat de visscherij /'l.oSO.ooo zou
verliezen. Dat is netjes uitgerekend.
Een knap man, zeker. Maar ik ben toch
blij, dat zeven achtsten van onze vaderlandsche
meren en plassen in vruchtbaar land zijn
veranderd, voor dat men den heer Lels had
geraadpleegd.
?Kunst is geen regeeringszaak'' zei
Thorbecke. Daaruit blijkt al weer dat een verstan
dig man de plank soms totaal kan misslaan.
Hij diende te begrijpen, dat de kunst niet
slechts personen, maar ook volken bijeen kan
brengen, en dus ook uit een politiek oogpunt
groote beteekenis kan hebben. De keizer is
geen bijzonder bewonderaar van het gymnasi
aal onderwijs, maar hij herinnert zich uit zijn
Ovidius blijkbaar nog hel : KniuUii mores, neu
si uit pxxr '/'rru.-i. Daarom schreef hij bij het
overlijden van Meissonier een vriendelijker)
brief van rouwbeklag, die de Fransehe schil
ders zóó inpakte, dat zij nu hun beste schil
derijen willen inpakken om die naar de
tentoonstelling te Berlijn te zenden. Dat is
een ander en beter »//. Ilcrliit.'" dan voor
ruim L'O jaren het geval was. En 's keizers
moeder, de keizerin-weduwe Friedrich, zet nu
de kroon op het werk door te Parijs de schil
ders-ateliers te bezoeken.
Het zal den heer Von Bismarck misschien
spijten, dat; hij niet op zoo'n lumineus idee is
gekomen. Hij vond het in zijn tijd beter, er
den schrik in te houden, en merkt, nu, dat dit
toch de rechte weg niet was. Dat hij daar
over wat uit zijn humeur is, moet men hem
niet al te kwalijk nemen. Voorloopig kan.
bij zich troosten met den heer ('rispi, die bij
hem komt logeeren. De: beide hoeren zijn
beter latinisten dan de keizer, en zullen
elkaar denkelijk begroeten met de spreuk:
Snlnuicn rut iiiixci'is, noctos /iiilKitxw ii/a/unint,
of', op z'n Hollandsch: Gedeelde smart is
halve smart. Dat. Keuchenius deze stichte
lijke bijeenkomst van gevallen grootheden
gaat bijwonen, wordt op goede gronden tegen
gesproken.