De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 februari pagina 7

22 februari 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

. 713 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Heraldieke leeuwtjes in de maak. Een voorstel tot voorziening' in de ,niet gering te achten nioeiolijkheden" van den Leeuwen-nood. DE MUZE VAN HET LEIDSCHE PLEIN. (20 Februari 131)1.) 't Is heden juist een jaar geleén, Dat ik in gloed en rook en damp verdween. Slechts mijn karkas Hield stand in stof' en asch En killen, half bevroren waterplas. Thans hebt gij óók mijn silhouet Zoo spokig schoon voorgoed o, part gezet. Uw scheppingsdrang De_ed achter 't plankbehang' Nog niets dan breken. O! wat duurde't lang! Nog dool ik zwervend rond. ('t Is voor een Muze waarlijk niet gezond.) Het Lcidsche plein Is immers niet to klein ? Ach, bouw mij daar een huisje, lief en rein ! Is het te veel gevergd ? Nu, hoor (Ik fluister het bescheiden u in 't oor) : Ik en Merkuur Betalen saam de huur, Dan komt de zaak ons geen van allen duur. Des morgens houdt de handelsstand Zijn beurs bij ons. Dan gauw den boel aan En keurig net (kant, Wordt alles opgezet Voor treurspel, blijspel, opera, ballet. Twee zielen, gloênde aaneengesmeed Tooneel en beurs, vereend in lief en leed. .. Een ideaal, Niet waar? De duivel haal De oppositie! Langer geen geniaal! JULIUS PRUTTELMANBROMMEIJER. Voorloopig luietei'en ze meer naar me ?'"" in de Kamers, dan hier in den Raad. Het ia hier, als ik 't zeggen mag, een verschrikkelijke idiotenboel. Daar heb ik ze heel duidelijk gezegd hoe ik over de beursquaestie dacht. Ik, dat beteekent zoo veel als de Bocht, of wel de elite van den goederenhandel en ze doen alsof ze er niets van be grepen hadden. Ze doen, zeg ik, alsof, maar ik geloof waar achtig dat ze er in derdaad de quintescens niet van gesnapt hebben. Ik zei, nietwaar, laat je niet beetnemen door den effectenhandel. Het proletariaat en de effectenlui willen je op je kop zitten, maar geef er den brui van. Laat ze trekken, pre cies als Mozes indertijd, die het in Egypte niet beviel. Het kan geen kwaad; voor hen niet, want de Warmoesstraat is heel wat minder gevaarlijk dan de Roode Zee, en wat ons, de heeren van den eigenlijken handel betreft, wij zullen ons weten te troosten. Maar wat doet Gijs ? Hij stelt zich aan, alsof wij verlegen om hen -waren. Hij jaagt ze n a, als Farao indertijd; niet om hun hun brutaligheid betaald te zetten, neen om zich voor hen neer te buigen, zoete broodjes te bakken en_ te_ smeeken : toe komt toch terug, neemt asjeblieft het geld uit mijn berooide stadskas, toe, gelast mij een Beurs voor jelui te -bouwen, want onnoodig de centen te vermorsen is mijn liefste werk. In plaats van | de effectenlui, die een huis voor zichzelf : willen inrichten, een hartelijke, dankbetui- ! ging te zenden, beeft hij zich aangesteld, alsof zij hem een brandbrief hadden geschre ven met bedreiging van moord Hij heeft geen oogenblik rust meer gehad. Hij heeft vergaderd, gepraat en gezocht, ja wel je kondi het hem aanzien, hij achtte zijn leven niet veilig, zoolang hij niet wist, waar hij een beurs zou neerplakken. En. nu is 't zoover met hem gekomen, dat hij in zijn denkbeeldig doodsgevaar zelfs er geen been in ziel om behalve drie millioen ons laatste stukje Water weg te geven, om hen in de gelegenheid te stellen daar te gokken. Mijn God, wat scheelt je. vroeg ik hem dezer dagen... Wie heeft je hetooverd... dat jij. die ons nu al een l'niversiteit, een Entrepot, Linnaeus en cenSiadsschouwbiirgop den hals hebt geschoven, nu nog behoefte, gevoelt, orn drie millioen in 't Water te smijten voor zoo'n sta-in-de-weg. vlak voor de deur van het station? 't Heeft er maar al Ie veel ' van of je wilt zeegen, dat het met don handel l in Amsterdam nu al zoo ver is gekomen, dat j hij gereed is de stad te verlaten en je het i hem dus gemakkelijk moet maken zijn kaartje ! te nemen voor de Zaan, Bussum of Hilver sum. Maar hij klopte mij op den schouder en zei: Julius dat 's mijn idee niet; als je het doel wilt moet je ook de middelen willenen mijn doel is grootsch. Ze denken wel dat ik zonder stelsel werk, maar daar zit, in alles wat ik doe systeem, al bemerkt ieder dit, zoo niet. Geloof niet dat, ik geen oog heb voor de verheven zij van den degelijken handel, die jij en anderen hoog houden. Jij hoort tot zijn beste burgers.... en als ik ooit minister word en er zijn dan nog leeuwen over. hij tikte zoo eens tegen de lapel van mijn jas, alsof hij zeggen wilde: ja snaak, ik weet wel dat jij beoogt. Nu we zijn intieme kennissen en houden van een zinrijk grapje, maar, zei hij, dat is 't wat ik altoos beweer: de goederenhandel, daarin zit Amsterdams toekomst en dat zal eenmaal de kurk zijn, waarop die nieuwe Beurs op 't Water drijft. Die goederen handel geeft werk, beweging, gezonde ondernemingsgeest. degelijke ontwikkeling, solidi- j teit, enfin, al datgene waardoor Amsterdam in vroegeren tijd rijk en machtig is geworden, en nu ben jij Julius en je neef en je zwager. kortom al die heeren van de echte groot e kantoren, jelui bent onmisbaar om het goede, ; voorbeeld dal je geeft.cn den heilzamen invloed die er van je uitgaat op dat, heir van wufle speculanten, wier zenuwen de rol vervullen, van het verstand, de kennis, en de erva- ' ring bij jou en jou's gelijken. Daarom moe ten juilie met, die effeetenlui op n en dezelfde Beurs blijven, als een kalmeerend, opvoe dend element, dat, is, begrijp je, wel dege lijk een algemeen belang. Ik moet, bekennen, dat ik daar wel veel waars in vond; het is zoo: de effectenhandel zou het niet best kunnen stellen builen den ' moraliseerenden invloed vanden groothandel, maar daar staat tegenover dat wij reëele 't handelaars, hoe sterk de meeste onzer aan onze principes gehecht zijn, eiken dag door dat samenwonen in n huis, gevaar loopen ietwat te verliezen van onze deftige en deug delijke manieren, en zoo antwoordde ik Gijs, dat het daarom juist in het algemeen belangwas de beide groepen te scheiden, opdat die eerlijkheid, degelijkheid, nauwgezetheid en onkreukbaarheid ons eigen en welke zoo ' lang reeds van vader op zoon zijn voortgeplant ! tot roem van Amsterdam en Nederland, on- i geschonden mogen blijven bestaan. Maar toen kwam de aap uil de mouw. Ook voor deze zijde van de kwestie, heb ik de oogen niet gesloten, zoo sprak hij, maar Juul je moet niet vergeten, dat jij en je consorten ook de efï'eetenlni niet missen kunt. Jij bent, een wakkere vent, een Brommeijer zou je in een doofdpot kunnen opsluiten en hij bleef toch vurig en gkedvol Dat zei bij natuur lijk om mij voor 't lapje te houden. Maar je confraters zijn van een ander slag. Die behooron. om je de waarheid te zeggen, wel wat tot een slaperige generatie, en als je voor deze heeren een beursje apart bouwde zouden ze mei mekaar zoo suiierig worden, dat, ze weldra vrgaton naar de Beurs te gaan, en er dus van mijn beursbelasting niets te recht kwam. . . . Minachting voor den goederenhandel, dat is mi l'im.il de beweegkracht die 1>. en W. er toe leidt den boel bij elkaar te honden. Drost de effectenhandel. dan schiet er geen han del over ? om er een beurs voor te bouwen: ziedaar 't geheole motief. De gemeente is bang met ons alleen te blijven opgescheept. en om dit, gevaar te ontgaan, i-drie millioen haar niets te veel en zou zij een beurs bou wen, 't doet er niet toe waai', al was 't ook in 't Wester- of 't Oosterdok. Maar dat is een onwaardige, ik durf het gerust zeggen. r.nfaire. ja een gemeene opvatting van de zaak. een schandelijke miskenning van het karakter van den Amsterdamschen groothan del, waartegen ik. Julius Brommeijer, protes teer, en vroeg of' laat Gijs en de rest nog eens ter verantwoording roep.. . . SNUIFJES. Minister Bergansius verkeert in geen ge ringe verlegenheid. Hij heeft verscheidene slapelooze nachten doorgebracht, zoekende naar de oplossing der vraag, hoe hij de hoogleeraren Bnys en Bellaer Spruyt zal beloonen voor den ijver, dien zij bij de verdedigingder legerwet hebben aan den dag gelegd. Promotie bij keuze is voor deze; heeren natuurlijk uilgcslotoii. Den Leeuw heeft Prof. Uuys allang, maar men zou hem commandeur kunnen maken. Doch Spruyt -- zoo'n papenvreter! // f/i/if iiit'iintjrr In i-Iiirre et In rl/m/. Als de minister de beide hooggeleerden eens benoemde tot majoors n In xnilc. van de rustende schutterij V Wordt die eventueel op geheven, dan kunnen zij do uniform (bij spe ciaal verlof) onder hun toga blijven dragen. En op die toga zou dan eene herinneringsmedaille, kunnen prijken, met het borstbeeld van den laatsten plaatsvervanger, en aan de keerzijde het motto: ccilunt anna lonae. Dat zou waarlijk eene delicate hulde zijn. Dat is een stout stuk van Z. Excellentie Dyserinck. Hij heeft over iemand anders' onija^-lnktlieid durven spreken. Maai- wie had daartoe meer recht dan hij? Hij is immers dcxkitiiiliijf in dezen. Nu onze, vlootvoogd den heer Land niet bevorderd heeft, krijgen de vroegere promo ties, die onder zijn bewind geschied zijn, des te meer waarde. Ook die van zekeren tirhoutUj-Xur-Ml Voor 11 ij lot die rangyerhooging besloot, heef'! hij ook lang gewikt en ge wogen. . ..'' Alleen om aan de wet te voldoen", pensioneert hij nog eens zichzelven. Dyserinck passcenfe Land... Daaraan her ken'ik mijn ouden zeerob. Natuurlijk, hij heeft het land aan Land. bij hem is alles -recht door zee.'' Zoo'n kerel moetje zien op 't ruime sop, daar is hij in zijn element,, een juweel van een matroos, al' is het er dan ook geen, om Land mee te bezeilen. Die meneer Jan Lels van den Kinderdijk is een man mei oorspronkelijke denkbeelden. J lij is tegen de droogmaking der Zuiderzee, omdat door die werkverschaffing de sociale qnaestie niet, zou worden opgelost. En dan ziet hij niet in, wat wij met l:->u,01)11 hectaren nieuwen grond zouden beginnen, omdat de landheeren toch al zoo klagen. Voorts weet hij precies, dat de visscherij /'l.oSO.ooo zou verliezen. Dat is netjes uitgerekend. Een knap man, zeker. Maar ik ben toch blij, dat zeven achtsten van onze vaderlandsche meren en plassen in vruchtbaar land zijn veranderd, voor dat men den heer Lels had geraadpleegd. ?Kunst is geen regeeringszaak'' zei Thorbecke. Daaruit blijkt al weer dat een verstan dig man de plank soms totaal kan misslaan. Hij diende te begrijpen, dat de kunst niet slechts personen, maar ook volken bijeen kan brengen, en dus ook uit een politiek oogpunt groote beteekenis kan hebben. De keizer is geen bijzonder bewonderaar van het gymnasi aal onderwijs, maar hij herinnert zich uit zijn Ovidius blijkbaar nog hel : KniuUii mores, neu si uit pxxr '/'rru.-i. Daarom schreef hij bij het overlijden van Meissonier een vriendelijker) brief van rouwbeklag, die de Fransehe schil ders zóó inpakte, dat zij nu hun beste schil derijen willen inpakken om die naar de tentoonstelling te Berlijn te zenden. Dat is een ander en beter »//. Ilcrliit.'" dan voor ruim L'O jaren het geval was. En 's keizers moeder, de keizerin-weduwe Friedrich, zet nu de kroon op het werk door te Parijs de schil ders-ateliers te bezoeken. Het zal den heer Von Bismarck misschien spijten, dat; hij niet op zoo'n lumineus idee is gekomen. Hij vond het in zijn tijd beter, er den schrik in te houden, en merkt, nu, dat dit toch de rechte weg niet was. Dat hij daar over wat uit zijn humeur is, moet men hem niet al te kwalijk nemen. Voorloopig kan. bij zich troosten met den heer ('rispi, die bij hem komt logeeren. De: beide hoeren zijn beter latinisten dan de keizer, en zullen elkaar denkelijk begroeten met de spreuk: Snlnuicn rut iiiixci'is, noctos /iiilKitxw ii/a/unint, of', op z'n Hollandsch: Gedeelde smart is halve smart. Dat. Keuchenius deze stichte lijke bijeenkomst van gevallen grootheden gaat bijwonen, wordt op goede gronden tegen gesproken.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl