De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 1 maart pagina 2

1 maart 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 714 van Wörth, Gravelotte en Sedan, niet »sidderden" voor de zonen der overwonnenen van 1870, en dat de »Wacht am Rhein" nog even rfest und treu" stond als twintig jaar geleden. Love's labours lost ziedaar het kort beip van de laatste gebeurtenissen. De moderne 'on Adriano de Armado heeft, evenals Shakespeare's held tot Jacquemette, gezegd: »I am the king. Shall I comraand thy love ? I may. Shall I enforce thy love ? I could. Shall I entreat thy love? I will." Maar hij is met de kous op den kop teruggekomen. Jacquemette heeft een al te goede memorie; voor liefdesverklaringen van die zijde is zij doof. Toch niet geheel doof. Men zie er de Justwe op na. Laat de keizer gerust komen, zegt het radicale blad. Laat hem desnoods, evenals zijn moeder, de Galerie des Glaces te VersaüJes gaan bekijken. Laat hem, als militair souverein, de slagvelden van Buzenval en van Champigny in oogenschouw gaan nemen. Laat hem, die zulke aandoen lijke brieven schrijft bij den dood van onze groote artisten, een krans neerleggen op het graf van Henri Regnault. Laat hem als souvenir aan Parijs eenige granaatscherven uit den tijd van het beleg medenemen. Laat hem onze staatslieden, onze geleerden, onze kunstenaars in zijn paleizen ontvangen. Dat alles zij hem gegund mits hij eerst ELiftS en Lotharingen teruggeve. Laat hem onze medeburgers weder in het bezit stellen van hunne onafhankelijkheid en van hunne vrijheid. Zoo niet, dan adieu of liever a revoir. Is die eisch billijk ? Ongetwijfeld heeft Frankrijk het recht hem te stellen. Maar het is eene dwaasheid, zoo iets van keizer Wilhelm te vorderen. "Wie onderstelt, f'at het den Duitschen monarch, ook met tien besten wil, mogelijk zou zijn aan dien eisch te voldoen, maakt zich van 's keizers macht een nog grooter denkbeeld, dan deze zelf doet. En dat zegt heel wat. Keizer Wilhelm kan evenmin vrijwillig, dus zonder daartoe door overmacht te wor den gedwongen, Elzas en Lotharingen teruggeven aan Frankrijk, als zijn bondge noot Frans Joseph Triest en Trentino kan afstaan aan Italië, of president Carnot van Savoye en Nizza afstand zou kunnen doen ten behoeve van Koning Umberto. Er zijn overigens in Frankrijk zeker zeer weinig menschen, die zich hieromtrent eene illusie maken. De voorwaarde van de Justice is dan ook niets meer dan een oratorische wending achter welke zich de brutalere en daarom onuitgesproken phrase verbergt: »Wij kunnen en willen niet weder goede vrienden met u worden, voor wij u met geweld hebben gedwongen ons terug te geven wat gij ons met geweld hebt ontnomen.'' lager hangen, de troonzetel volstrekt eenige treden hooger staan. Tot op het oogenblik d^.t Ludwig optreedt, moet het tooneel half donker blijven. Eerst bij zijn verschijning inoet het licht »full speed" branden, even alsof de zon opging. Nadat hij den knorrig geworden regisseur de vervulling van een tallooze menigte der gelijke wenschen heeft afgedwongen, begint de repetitie. Ludwig's blauw-potlood woedt vreeselijk in de rollen der medespelers, hij groepeert ze alsof ze figuranten waren, zoodat hij steeds het middelpunt vormt, hij ziet gaarne dat de medespelers het publiek den rug laten zien en haalt onverbiddelijk eiken volzin door, die aanleiding aan het publiek geeft om hen te applaudisseeren. Verscheidene van die effect-scènes heeft hij zelfs, vertrou wende op de letterkundige onervarenheid van het groote publiek, in zijn eigen rol ge smokkeld. Hij zelf, »geeft slechts aanwijzingen", hij bewaart zijn 'Stem en dreunt zijn rol zonder eenige stembuiging op, maar al de anderen moeten onvoorwaardelijk uit volle borst spreken ; Ludwig wil weten, of er ook een onder is, die hem bij de voorstelling in kracht en zwaarte van orgaan zou kunnen overtreffen. Meedoogenloos dresseert hij de ijverige nieu welingen, die het zich tot een groote eer rekenen, met den »grooten Ludwig" te spe len, die zijn bevelen in de verste verte niet durven tegenspreken en alle moeite, alle vlijt aanwenden, alleen om bij de laatste voor stelling beloond te worden met het be kende portret »met eigenhandige naamteekening." Der lieve, bevallige Cordelia loopen de tra nen al langs de wangen. Zij zou het zoo gaarne goed doen, en toch zijn haar hersen tjes bijna niet in staat om de gecompliceerde aanwijzingen van Lear-Ludwig in zich op te nemen en vast te houden. »En als een vreemdeling zult gij voorlaat z.yn voor mij, voor thans, voor cemciy!" j* »Hier moet u, mijn beste juffrouw, een paar passen naar me toekomen omdat ik u door een handbeweging kunne terugwijzen.' »Z>e ruwe Scyth, ja zelf de Kannibaal." »Mag ik u verzoeken, verschrikt de hanc op het hart te leggen." »Die eiy&n kroost verslindt." »U moet sidderen, huiveren, als 't u belief Gambetta placht van de revanche te zeg gen : »Zij behoort tot die zaken, waar men tijd aan denkt en nooit over spreekt." Tegenwoordig kan men zeggen: »De re vanche behoort tot die zaken, waaraan velen niet meer dachten, doch waarover ;hans iedereen weer spreekt." Kunst en Letteren. TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre: Marie Barkany. Salon des Variétés: De Komma.nda.nl van de Brandweer. De voorstelling van Der Hiittenbesitzer, door iet Duitsche gezelschap in het Grand Théatre, met frl. Barkany als Claire de Beaulieu gegeven, leeft mij in de overtuiging versterkt, dat dit ge zelschap, zoowel als de schoone gast, het beste passen in de moderne salonstukken. Was frl. Barkany als Katherina in Die be- j zahmte Widerspcinstige goed, als Claire de Beaulieu \ was zij uitmuntend Ue aristocratische ingetogenleid past haar veel beter dan het onstuimige nauurlijke. Mist de stem dezer actrice ook de volle welluidendheid, die het luisteren zoo aangenaam maakt, zij kan die met zooveel weemoed doen dinken, dat het den toehoorder nog lang bijblijft. ^n deze eigenschap deed juist zooveel bij de rol van Claire. De dwang, haar opgelegd, de noodzacelijkheid om niets te laten bemerken van haar verdriet, de herinnering dat Phihppe haar gewaar schuwd heeft voor zijn onverzoenlijkheid, alles maakt noodig dat Claire zich wete te beheerschen, en dat loort men telkens weer in het smartvolle van Vlary Barkany's stemgeluid, als zij den toeschou wer doet meegevoelen wat zij lijdt, zonder ook :en enkel oogenblik huilerig te worden. Marie Sarkany had m. i. met deze rol haar intrede moeten doen, want zoo einde goed alles goed is, een goed begin is beter. De heer Klein stond haar als Philippe DerUay op keurige wijze bij. Hij had nu iets anders te ver tonen dan den dollen Petrucchio en hij deed dat jijzonder fijn. Deze acteur heeft de kwaal, eenigszins onverstaanbaar te worden als hij luidruchtig wordt, maar als Derblay stemde hij met laire overeen in ingetogenheid. Alleen toen hij in het iweede bedrijf bemerkte, dat Claire niet zijn vrouw was geworden in het vertrouwen, dat uit achting lefde zou voortspruiten, maar enkel uit baloorigheid, zonder iets voor hem te gevoelen, toen zij lem niet uit beschroomdheid, maar vol afschuw ;erugstiet, barstte hij een oogenblik los, terwijl woede, verdriet, teleurstelling, gekwetste trots, hem buiten zichzelven deden geraken. Spoedig was aij zich echter weder meester en zoo toonde hij zich den gentleman, die zich een plaats waardig acht naast de markiezin en zeker staat boven den , hertog de Blitjny. De Markiezm-mocder vond ook een gelukkige vertolkster in frl. WaJter. Deze voldeed nu heel wat meer dan als Prinoes van Bouillon in Adrienne Lecouvreur, of als Koningin-Moeder in Die Blutlioelizeit. De heeren Mary en Bourdin als Hertog de Bligny en Moulmel schenen mij nog wat Duitsch in hun typeering, maar zij werkten toch mede om een goed geheel te verkrijgen. j Van het echtpaar de Préfont maakten de heer ik heb dat beslist noodig voor mijn tegen spel." »Zal even na mij aan hel Itarte lir/r/cn." «Hier moet u me een langen, smartelijken blik toewerpen ik neem namelijk onder den indruk van dien blik een kleine pauze, om daarna met zooveel te meer geestkracht voort te gaan." ?^Dezelfde liefde en troost van mij ont vangen." l Handen wringen mijn beste ! Sterker als ik u mag verzoeken." »Hier verzoek ik u allen doodstil te zijn ; ik maak een lange pauze, men mag slechts het geruisch van mijn gewaad en het knarsen van mijn tanden hooren." .... ^Voorheen, mijn l'ind!" ;>Hier moeten Cordelia de knieën knikken _ niet den rug naar het publiek, mijn liefste! Ik verzoek :>Graaf Kent:; met de j woorden : »O, eedle vorst U te wachten tot het applaus voorbij is." En zóó wordt de repetitie vervolgd, driekwart Ludwig n kwart Shakespeare. »Kent" moet zijn rol weer afstaan, hij is een groot en forsch man, en de gast speelt, niet gaarne met collega's die hem lichame lijk in de schaduw stellen. Een jong kereltje, versch van de tooneelschool, wien men de rol van den »nar'' had toebedeeld, sluipt met de gebaren van een zelfmoordenaar achter de coulissen rond en bijt zich de onderlip aan 't bloeden. Wat was hij blij, toen de tooneelknecht hem den »nar" tehuis bezorgde, hoc heeft hij dag en nacht gestudeerd en naar nieuwe schakeeringen gesnuffeld een waar kabi netstukje was hij voornemens van zijn rol te maken. Wat is er echter op deze moor dende repetitie van zijn prachtige rol over gebleven 'i Een pop, een niets, een wacht woordenpop een nar is de acteur, die de rol zóó spelen wil. De weemoedig-spottende woorden van wijsheid geschrapt, de kleine, pikante, guitige liedjes ge schrapt! Nog niet eens »En de regen regent, ieclren dag!" mag hij zingen, ondanks de wonderschoone melodie, die hijzelf er voor heeft gecomponeerd. Merkwaardig, bijzonder merkwaardig is het onweder op de heide gemonteerd een volmaakt natuurwonder. De winden huilen, de takken kraken en Koch en frl. Schenk niet wat er van te maken is. Wij hebben dat hier ter stede meermalen beter gezien, maar -waarlijk, de voorstelling van Der Hüttenbezitzer is m. i. de beste die wij in deze maand van het Duitsche gezelschap genoten heb ben. Ik heb ook de vertooning van Philippine Welser bijgewoond. Toen kreeg ik den indruk dat het frl. Barkany vooral te doen was om de han den op elkaar te krijgen. Een applaus voor een kreet, voor een neerzinken, voor een slot dat pakt... daarop is Philippine Welser ingericht. Geen karakterteekening, geen fijne toestandschil dering, geen natuur, geen leven, niets dan een vertooning van korte tafreelen, zoodat de mannen aan het scherm door het veelvuldige ophalen misschien wel de zwaarste taak hadden. .Rutsch alweer een andere plaat van de kijk kast; hier neemt het meisje atscheid van haar familie .... enz. enz. Neen' hier was weder een zeer verkeerde keuze gedaan, en hoewel frl. Bar kany een zeer bekoorlijke Philippine Welser was, zou ik haar in die rol niet gaarne voor de tweede maal zien. De voorstelling van Fedora viel weder buiten dit weekoverzicht, en als het gelezen wordt heb ben n het gastspiel" van frl. Barkany n de vertooningen van het Duitsche gezelschap een einde genomen. Als de heeren v. Lier voor een volgend saizoen weder een verbintenis mochten aangaan met dit of een ander Germaansch gezelschap, dan hoop ik, dat een eerste eisch zal zyn de vertooning van nieuwe en goedgekozen stukken. De afwezigen zouden anders gelijk krijgen. De eerste vertooning van het blijspel De Kommandant van de brandweer, in den Salon, viel samen met de beneficevoorsteiling voor den ijverigen orkestdirecteur Kenard. Zoo geviel het, dat om aan alle aanvragen voor plaatsen in de stalles te voldoen, men deze zoo had moeten uitbreiden, dat er nog maar een viertal banken voor het par terre overschoot, en ook hier, zoowel als boven, was alles dicht bezet. De avond van 26 Februari werd dus wel voor den jongen musicus een der herinnering waard, te meer toen na een trio, door hem met zijn broeders uitgevoerd, hem nevens een paar kransen tal van blijvende blijken van belangstelling werden overgereikt. In hoeverre de toejuichingen ook het vertoonde blijspel golden, zal ik niet beslissen. Als men op Oudejaarsavond de gebeurtenissen van het aigeloopen jaar herdenkt, beschouwt men het lief en leed in een bijzonder Jicht. Het eerste teekcnt men aan in zijn herinnering met gulden letteren; het leed nu het is eenmaal voorbij, een nieuw jaar, waarvan men het beste verwacht, staat voor de deur men heeft het leed gedra gen, men doe zijn best door de schade wijs te worden en richte zich met veerkracht op. Zoo kan men in een A'eewe, zooals een paar malen in den Salon vertoond werd, al wat in een jaar gebeurde, het goede en het kwade, met een enkel woord, een losse grap herdenken. Nu is echter op een gegeven oogenblik een ieit gekozen, en wordt beproefd het publiek te lokken met een titel, waarvan men verwachten kan. dat hij in verband zal gebracht worden met een (juaestie tusschen autoriteiten, de lachers op de hand te krijgen door een gelijkenis, die in het onderhavige geval m. i. onkiesch is. Dit kan niet samengaan scheuren, de donder rolt onophoudelijk, zoo dat zelfs de krachtigste longen tevergeefs tegen de woedende elementen kampen, alleen als Ludwig spreekt, verstomt dit oproer in de natuur, de winden suizen nog slechts. De donder is veel bescheidener en talrijke bliksemstralen zijn zoo goed steeds de plek j te verlichten, waar Ludwig staat, met flad derende lokken eii baard, getooid met bloe men en korenaren, steunende op een kuoestigcn tak op en top een koning! Om half drie is de repetitie afgeloopen. Ludwig informeert bij den kassier hoe het staat met den verkoop der kaarten. Dan rijdt hij naar zijn hotel. »Zijn er brieven voor mij gekomen ?" Hij neemt een heele hoop in ontvangst. Gastspelvoorwaarden van de agenten bedel brieven epistels van autografenverzamelaars enz. enz. Eenige halfrijpe bengels, die een «onweerstaanbare neiging voor 't tooneel" j gevoelen en van plan zijn het ouderlijke huis j stil te verlaten, verzoeken om een audiëntie; ze zijn van plan den aangebeden meester" een paar alleenspraken voor te brullen en j hem te bidden hen dramatisch te vormen. Drie photographen verzoeken om de eer zijn portret te mogen maken in burgerklceren j en in costuum. En di'uir een rose briefje, sierlijk, ge parfumeerd! Ludwig snijdt het couvert open en leest lachend de weinige regels: «Aange beden meester! dweepend vorig gastspel geen moed genoeg rendez-vous eeuwig dank ! in sidderende afwachting." Het is onderteekend met de smartelijke woor den : Een ongelukkige." De ^aangebeden meester" raapt zijn corresi pondentie samen, en laat zoo geheel bij j toeval het geparfumeerde rose briefje op j de trap vallen. Hij weet dat de portier het vinden zalen hij weet ook, dat portiers in kleine steden bubbelachtig en onbescheiden zijn. Xa het diner doet de »gast" de ronde bij do verschillende verslaggevers. Een woont er op de vierde verdieping maar wat hindert dat ? Hij zou hem bezoeken, ook al was zijn woning zoo hoog als de Eiffel- l toren. i Op zijn bezoek bij de critici is Ludwig de verpersoonlijkte bescheidenheid. «Verwacht niet", zoo luidt hier een zijner met het ernstige streven, dat in de laatste twee jaren zoo dikwijls bij directie en artisten aan den Salon opgemerkt werd. Fr. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Frau Musica zwaait nog steeds met onverflauwde kracht haar scepter, en hoewel er eene storing in de voorstellingen van de Duitsche Opera gekomen is^die wij hopen dat van zeer korten duur zal zijn) moeten de lezers die zich voorgesteld hebben dat ik eindelijk wel eens uitgepraat zal raken, zich voorloopig de teleurstelling laten welgevallen, dat ik voor eerst nog geen kans zie deze rubriek in te korten. Als ik mijne herinneringen van deze week zamenvat, dan moet ik in de eerste plaats vermelden de Simfonie van den Heer Van 't Kruys, in het Paleis van Volksvlijt onder leiding van den com ponist uitgevoerd. Deze kunstenaar ontwikkelt groote activiteit en het aantal zijner geesteskinderen is in den laatsten tijd belangrijk toegenomen. Ik was tot nu toe nog niet in de gelegenheid geweest een zijner werken te hooren en met deze simfonie maakte ik dan ook tevens met den componist kennis. Ik heb uit dit werk bemerkt, dat de heer van 't Kruys veel weet en veel kan. Hij is niet afkeerig van de nieuwe effecten, vooral wat instru mentatie aangaat, terwijl hij sterke Fransche nei gingen aan den dag legt. De Menuet met het eigenaardige Trio heeft mij het meest aangesproken, en tevens is de com ponist hierin m. i. wat vinding en bewerking aangaat, het gelukkigst geweest. De eerste soli vond ik te veel uitgesponnen in verhouding tot het geheel. Over het algemeen was er op vele plaatsen iets leegs in dit werk; men zou zeggen dat nu en dan de hoofdmotieven zoek waren. Ook bij de instrumentatie, die, zooals ik zeide, van veel kennis getuigt, miste ik vaak de zamensmelting van de drie groepen (strijkinstru menten, houten en koperen blaasinstrumenten) die dikwijls te veel op zich zelf stonden, en dat geeft voor den hoorder dien eigen aardigen indruk alsof men in een concert- of theaterzaal komt. die slechts hier en daar, aan de kanten, verlicht is. In ieder geval was de instrumentatie niet berekend voor de groote ruimte van het gebouw en verdubbeling van de hoofdmotieven zou hier en daar zeer noodig geweest zijn. Van de koperen blaasinstrumenten is een zeer zaakkundig gebruik gemaakt en ondanks de boven genoemde opmerkingen is het mij aangenaam in den heer van 't Kruys een degelijk strevend com ponist te hebben leeren kennen. Tot mijn leedwezen was ik, daar mijn plicht mij elders riep, verhinderd het orgelconcert van dezen componist te hooren. Naar ik vernam voldeed laatst genoemde compositie nog meer dan de eerste en maakte ook dit werk blijkbaar een zeer goeden indruk. In eene mij onbekende compositie van Weber (Andante en Toccata") deed de heer van 't Kruys zich tevens als een uitstekend organist kennen. Het concert op den volgenden avond was even eens zeer interessant, daar het programma bestond uit twee compositiën van stadgenooten. Het Afdeelingsbestuur van de Maatschappij tot bevorderirg der Toonkunst heeft de leden zeer aan zich verplicht door op de uitvoering ten bate van het Pensioenfonds deze werken een plaats te geven, lievelingsuitdrukkingen, dat ik mij als vir tuoos op den voorgrond zal stellen. Ik schik me steeds naar mijn medespelers. Ik reken het mij als een heilige plicht de voorstelling alleen te beschouwen als een middel om het doel te bereiken, nergens den dichter ta vervalschei: en vóór alles het stuk door zijn inhoud te laten werken." l lij trekt gelaten de schouders op. »Anderen mogen met overmoedige hand naar een lager hangenden lauwerkrans grij pen ik zal nooit van den weg afdwalen dien ik van het allereerste begin mijner kunstenaarsloopbaan heb bewandeld, ver van elk eigenbelang, in den dienst eener waar achtige en edele kunst!" Bij het heengaan keert Ludwig zich nog eens om als 't ware zonder er bij te denken en zegt op onverschilligen toon: »U zal me ten zeerste verplichten, waarde doctor, rnet enkele woorden in het kunstnieuws te ver melden, dat de groothertog van ningen mij zijn huisorde met het »lint" heeft ge schonken. Ze wordt om den hals gedragen". De avond is gekomen. Moede en over spannen zit de gast achter de coulissen te wachten op zijn wachtwoord. Hij denkt aan alles, behalve aan zijn rol. Eenige vrienden, wier kaartjes hem op het tooneel zijn ge bracht geworden, heeft hij laten weten, >xlat hij van avond niemand bij zich op het too neel kan ontvangen, want dat hij geheel door zijn rol in beslag genomen meer Lear dan Ludwig is". Het bon-mot is weldra door de zaal ver spreid. En nu treedt hij op, gebogen en toch krachtig, leunende op het prachtige zwaard, dat hij, naar zijn zeggen, heeft geërfd van Bogumil Dawison. Met een donderend ap plaus wordt hij begroet. Met een uitdruk king, die de nabijzijnde uitbarsting van waanzin schier schijnt aan te duiden, laat hij zijn blikken van rang tot rang, van loge tot loge glijden en berekent met won derbare juistheid de recette van don avond. Alle plaatsen zijn bezet: Ludwig's gelaat wordt door een glans van vreugde verhel derd. Hij zal van avond prachtig spelen!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl