Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 714
De catalogiseering intusschen is door den heer
H. J. Groenewegen met bijzondere arbeidzaam
heid en nauwlettendheid verricht. Hij heeft zijn
?werk verdeeld als volgt: A. Uitgegeven werken.
I. Oorspronkelijk, a. In Proza. b. In Poëzy. e.
Werken van andere schrijvers, d. Tijdschriften.
«. Verzamelde Werken, f. Bloemlezingen. II.
Vertaald. III. Chronologische Lijst. B. Onuitge
geven Werken. Eindelijk : Alphabetisch Register.
Bij den inhoud van rubriek A I,, zijnde Oorspr.
Werk., een paragraaf te vinden betiteld : «Werken
Tan andere schrijvers" moge bij den eersten oog
opslag in tegenspraak met elkaar schijnen te zij o,
de samensteller bedoelt er mede: werken van
andere schrijvers, door Potgieter uitgegeven. De
handeling der uitgave, geen vertaling zijnde,
moet dus onder P.'a oorspronkelijk werk gerekend
worden. Een weinig gezocht is deze verklaring
wel, maar geene andere is er te vinden.
Dit boekje ij evenwel minder belangrijk om
de, overigens prijzenswaardige, zorg, waarmede
het is bewerkt, dan wel om den auteur, wiens
werk er in genoteerd en gerubriceerd is. Als aan
leiding en handleiding voor eene vernieuwde
beoefening der werken van onzen uitnemenden
?dichter en prozaschrijver heeft het de meeste
waarde. Door deze groene wegen zullen wij met
versnelden tred weder opgaan tot het schoone
lustoord van Potgieter's verzen en Potgieter's
proza. De degelijke beoefenaren van Potgieter's
?werken zijn schaarsch, de goede studiën over
?dezen uitnemenden stijlist worden niet overvloe
dig aangetroffen. De namen van Busken Huet
?en Multatuli mogen die van Bakhuizen van den
Brink en Potgieter niet verduisteren. Heeft
Busken Huet beter kritieken geschreven, heefc
Multatuli grooter verdiensten als lyrisch
pnmteur, de twijfel blijft gerechtvaardigd of Pot
gieter als novellist en als dichter reeds in de
schaduw werd gesteld
Er schijnt zich echter een goed vooruitzicht
voor de belangstellenden te openen. De heer
Groenewegen althans vangt zijn voorbericht aan
met de mededeeling, dat dit zijn boek met geen
ander doel is ter perse gelegd dan om te dienen
?als inleiding tot latere studiën over Potgieter en
als aanvulling van Zimmerman's bekende editie.
Mogen wij dit niet begrijpen als eene aankondi
ging van studiën, door den auteur der B'blio
graphie zelf te vervaardigen over den door hem
vereerden schrijver ?
In dat geval zal de hr. Groenewegen zich
dubbel verdienstelijk hebben gemaakt. Hij zal
het materiaal niet slechts hebben aangedragen,
maar ook het gebouw der critiek helpen optrek
ken, waarin P»tgieter's letterkundige persoonlijk
heid eeuwig voor den nazaat zal blijven leven.
Febr. '91. A. J.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
In het hotel Drouot te Parijs werd den 23
Februari de galerij van den overleden bankier
Noël onder den hamer gebracht. De opbrengst
was 334,000 francs. Onder anderen werd betaald:
voor een Chaplin, De eerste vozen 3,250;
Constable, De landing (zeestuk) 15,000; Corot, De
vijver te Vitte d'Avray 39,900; Delacroix, De weg
naar het kruis 18,250; Diaz, Bosch van Fontaïii
bleau, 13,200 en Nymf en Amor 11,000; Dupré,
Beek, 13,600; Kenner, Madeleine, 16,500; Isabey'
Vloed, 12,600 en Eb, 6,050; Th. Rousseau, De
vyver, 82,100; Ziem, De Bosporus, 15,600. liet
eenige stuk oude kunst in de verzameling, Dood
wild, van Fyt, bracht 7100 francs op. Ook aqua
rellen van Barye werden tegen zeer hooge prijzen
verkocht, een Leeuw voor 4500; Tijger eene slang
ontdekkend 6100; Tijger 4800; Olifanten 616 francs.
In De Brakke Grond worden 3 Maart weder
\ door de heeren Frederik Muller en Co. een aantal
oude schilderijen verkocht, vormende de collecties
van wijlen de heeren W. W. B. Jansen,
rijksadviseur voor schoone kunsten en prof. S. Altmann,
hoogleeraar aan de kunst-academie te Amsterdam.
Allerlei vermaarde en zeldzame namen vindt men
in den catalogus; onder de vermaarden:
Berckheyde, Bol, Adriaan Brouwer, Fluweelen Breughel
?en Helschen Breughel, Codde, Cranach, Gerard
Dou, Govert Flinck, Goltzius, van Goyen,
Heemskerck, Honthorst, van Huysutn, Du Jardin, Jor.
daens, de Laires&e, Molijn. Mor, Moreelse,
Palamedesr, Quellinus, Raphael, Rembrandt, Rubens,
Euysdael's, Teniers, Zurbaran, enz. Ook behoort
bij de verkooping eene verzameling copieën door
prof. Altmann, naar beroemde schilderijen ver
vaardigd en uitmuntend van bewerking; De Nacht
wacht en De Anatomische les, De Schuttersmaal
tijd op natuurlijke grootte, De Stier, een aantal
Frans Halsen, allerlei stukken van Rubens,
Ribeira, Raphael zijn hier in copie te verkrijgen.
TOONEEL EN MUZIEK.
Maandag 2 Maart a.s. zal in het Theatre
Tivoli, dir. Ch. de la Mar, eene buitengewone voor
stelling plaats hebben ten voordeele van de on
verzorgd nagelaten betrekkingen van den onlangs
plotseling overleden populairen acteur Frits Th
nissen. Alsdan zal worden opgevoerd het bekende
blijspel; Dr. Klaus naar hetDiütschvanl'Arronge.
Eenige dames-artisten zullen zich dien avond be
lasten met den verkoop der programma's (welke
het portret van den overledene zullen bevatten),
«n die der coupletten, welke nog den avond voor
zijn dood door hem zijn gezongen, en wier op
brengst geheel ten bate zijner betrekkingen komt,
terwijl de heer L. de Swarte, musicus te dezer
stede, geheel belangeloos gedurende de entre-actes
eenige viool-solo's ten gehoore zal brengen.
Wagner's Lohengrin werd op 22 Februari op
drie schouwburgen in Frankrijk tegelijk opge
voerd, te Rouaan, te Angers en te Nantes. Te
Nantes werd bij het verschijnen van den zwaan
gefloten, maar de reden was dat het beest wat
al te veel op de reis geleden scheen te hebben;
het fluiten werd trouwens spoedig door applaus
voor den zanger overstemd.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Edmond de Goncourt komt in de Préface van
het nieuwe deel van zijn Journal op het geschil
tusschen hem en prof. Renan terug Hij had Renan
woorden in den mond gelegd, die deze tegensprak
op voor de Goncourt onaangename wijs. De Gon
court antwoordt nu heel grof, houdt zijn citaat
ongeveer vol, beschuldigt Renan van gemis aan
vaderlandsliefde, aan godsdienst, aan eerlijkheid,
aan stijl, en tracht aan te toonen, dat Renan
de denkbeelden, welke de Goncourt hem in dit
citaat heeft doen uitspreken, in het algemeen en
niet rechtstreeks wel meer heelt uitgesproken.
Bij de firma Mouton en Co. te 's-Hage kwam
een aardig eenvoudig boekje uit, Voor 't jonge
Holland, versjes door Wilhelmine Besier. Ziet men,
aan wat kinderverzen soms de prachtbanden en
rijke illustraties ten deel vallen, dan vindt men
het jammer, dat die oprechte versjes, goed van
toon, gemakkelijk te verstaan, flink van geest, zoo
schamel aangekleed zijn. Recht door zee", Zui
nigheid", 't Hoofd omhoog", Frisch gewaagd is
half gewonnen", niet zoo kleurig en zangerig als
die van Heije, maar ook begrijpelijker dan vele
van deze, zijn werkelijk de moeite waard om van
buiten geleerd te worden, helder en kort, b.v.:
Kom 'k er van daag niet, dan kom ik er morgen!
Vaak baart die leus verdriet.
Over het heden toch kunt ge beschikken,
Over het morgen niet.
De opgravingen te Thebe. Met betrekking tot
de jongste ontdekking van oudheden te Luxor,
wordt uit Caïro verder gemeld, dat drie galerijen
aan den voet van een 48 voet diepe groeve geo
pend zijn. Eene galerij was ledig; de overigen
bevatten 152 goed onderhouden mummiën, waar
van 149 tot de 20ste dynastie en 2 tot de 19de
dynastie bebooren. Vervolgens werden er 100 kis
ten met beoldtjes en cartouches, 77 rollen
papyrus, standbeelden van Isis, Nephtis en
Osiris, benevens eene groote menigte andere kost
bare schatten gevonden. De geheele vondst werd
in booten naar Caïro gezonden, om daar door den
directeur Grébaut gecatalogiseerd te worden.
De firma Berger-Levault et Cie te Nancy geeft
een werk uit, dat ook voor een aantal
Nederlandsche families van belang is. Naar een manuscript
van de bibliothèque de l'Arsenal, Armorial ('queslre
de la Toison d'or et de l'Europe au XVmesicck,
heeft de heer Lorédan Larchey, een harer hono
raire conservatoren, een facsimile doen vervaar
digen, dat 942 wapenschilden en 64 ruïterfiguren
bevat, op 114 chromotypische platen. Het werk
wordt, opdat het kostbaar blijven zal, slechts tot
een beperkt aantal genummerde exemplaren ge
drukt, 5 a 450 francs op Japansch papier, 5 il 400
francs op papier Whatman en 480 op getint pa
pier ;i 200 francs.
De schrijver en teekenaar van het manuscript
is niet bekend, maar de belangrijke plaats, door
hem aan de Orde van het Gulden Vlies gegeven,
doet vermoeden, dat hij een heraldiek ambt aan
het hof van Philips den Goede, den hertog van
Bourgondië, bekleedde. Karel de Stoute komt er
nog alleen als graaf van Charolais voor; men meent
daarom dat de ambtenaar slechts tot de promotie j
van 1461 zijn werk heeft voortgezet.
Van Nederlandsche families komen talrijke wa
pens in het werk voor. Men vindt er o. a. de
namen van Abbenbroek, Aemstel, Assendelft,
Borssele, Breda, Brederode, Catz, Cralinge,
Granenborgh, Cronenburg, Cruningen, Duivenvoorde,
Egmont, Essen, Gelder, Haemstede, Haarlem, Heems
kerk, Holland, Hoorns, Janssen, Kijfhoek, Lannoy,
Ledeboer, Maarschalck, Montfoort, Moordrecht,
Nieuwkerk, Oegstgeest, Oranje, Poederoyen,
Poelgeest, Raephorst, Ravestein, Renesse, Rosendael,
Sandbergen, Sevenbergen, Steenhuisen, Van de
Capelle, Van der Meire, Van der Stolpe, Vere,
Vianen, Voorne, Voorhout, Wassenaer, Waterin
gen, Ysselsteyn, Zuidwijk, Zuylen, Zwieten, Naald
wijk, Hodenpijl, Vueren, Moerkerke, Groenevelt,
enz., van welke de namen nog of in stand geble
ven, of in onze geschiedenis bekend zijn.
Op 24 Febr. werd te Leiden door een negental
heeren opgericht: De Leidsche Stenografen
Vereeniging", welke zich ten doel stelt de
Stenographie te beoefenen en toe te passen. liet bestuur
is voorloopig samengesteld uit de heeren: W. C.
Stemerik voorzitter, J. J. van den Berg secreta
ris, H. W. Oldenburg penningmeester.
Tot de vereenig'.ng kunnen toetreden allen die
de stenographie hebben aangeleerd.
DE KONINGIN VAN SCHEBA.
Geschiedenis en kritiek zijn het, zooals bekend
is, er nog niet over eens, of en in hoeverre de
koningin van Saba(Scheba)tot de historische personen
kan gerekend worden. Voor het groote publiek is
deze vraag eenigszins opgelost door opera en drama,
van Gounod tot Goldmark; wie zijne bijbel heeft
vergeten, die kan zich aan operatekst en muziek
houden, die zooals bekend is, beter te onthouden
zijn dan bijbelverzen. Toch is nog altijd de vraag
naar het bestaan dier koningin, die de roep over
Salomo's wijsheid naar Jeruzalem lokte, interes
sant genoeg, vooral nu onlangs weder een bijdrage
tot hare oplossing in het licht is gesteld.
liet komt er het allereerst op aan, te weten
waar het rijk Saba lag. Flavius Josephus meent
dat de vorstin, die Salomo bezocht, koningin van
Ethiopiëwas; hij noemt haar Nicaule of Nicaulis.
Zijne opvatting volgen de kerkvaders Gregoritis
van Nazianze, Gregorius van Nyssa, Ori genos,
Augustinus, Hieronymus, de juridische schrijver
Rabanus Maurus, enz. Dit komt overeen met legenden,
die thans nog in Ethiopiëbestaan. Zoo meldt de
Engelschman Bruce van Ethiopische
handelsboeken die vertellen, dat eens eene koningin uit
dat land, genaamd Mokeda, naar Jeruzalem ging,
waar zij zich tot het geloof aan den waren God
bekeerde. Zij kreeg van Salomon een zoon, die
na haar over Ethiopiëregeerde; hij heette Menlek,
met den bijnaam van Ebn-IIakim, dat wil zeggen
zoon van den Wijze". Het bestaan dezer over
leveringen is ook door anderen bevestigd geworden.
Andere uitleggers blijven er bij, Saba naar
Arabiëte verplaatsen, gelijk ook reeds de bijbel
vertaling van Luther van eene koningin uit Arabi
spreekt. Volgens dit zou Saba gelijk zijn aan
Mariab, tegenwoordig Mareh; de koningin heette
Balkis en had over Yemen geregeerd. De aarts
bisschop van Tours, Mgr. Meignan, die kort ge
leden een historisch-kritisch werk over de koningin
van Saba had uitgegeven, houdt zich aan deze
laatste lezing vast, en wel met opmerkelijke
redenen.
Vooreerst", voert hij aan, wordtin onze heilige
boeken Saba altijd naar Arabiëverplaatst; de
geschenken, die de koningin medebrengt, zijn
Arabische voortbrengselen, en ook de ongewijde
wetenschap geeft daar getuigenis voor. Het Evan
gelie noemt de koningin van Saba Regina Austri",
koningin van den middag", ee verplaatst haar
rijk naar de uiterste grenzen der aarde, een naam,
die van Palestina uit, slechts aan Arabic toe
komt". (Ook Tacitus heeft Arabiëaan het einde
van het Oosten geplaatst.) Hoe kwam nu echter
de Arabische koningin in een Ethiopische sage te
land ? Mgr. Meignan verwijst hier naar
Lenormant en Silvestre de Sacy, die beiden een groote
volksverhuizing der Sabeeërs naar Ethiopiëaan
namen. De volksverhuizing had plaats na de re
geering van Salomo zij had plaats toen de Sabeeërs
door andere Arabiërs uit hun land verdreven wer
den. Toen trok de zoon der koningin en van
Salomo met zijn volk over de Roode Zee naar
Ethiopiëen vestigde daar een nieuw rijk. Op die
manier worden de twee verschillende vertolkingen
tot een geheel vereenigd en verklaard. En nu,
daar alle historisch-kritische bedenkingen ter
zijde zijn gesteld, kan men al de bekoorlijkheid
van dit hoogst romantisch voorval genieten.
Dat doet zelfs de hoogwaardige heer aartsbisschop
van Tours. De koningin uit het verre Arabiëheeft
van de wijsheid, den rijkdom en zeker ook van de
schoonheid en kracht van Salomo gehoord en kan
niet meer thuis blijven. Zij reist naar Jeruzalem
en trekt daar binnen met een talrijk gevolg en
eene gansche karavaan van kameelen, beladen met
specerijen, kostbare weefsels en edelgesteenten.
Zij wordt ontvangen, als gast opgenomen, en be
handeld met eene pracht, die haar verbaast en
in een zoete vervoering brengt. Als zij voor Sa
lomo verschijnt, spreekt zij tot hem in gelijkenissen
en raadsels, die hij alle weet op te lossen. Ten
slotte loopt haar het hart over. en zij roept in
verrukking: Uwe wijsheid en uwe werken zijn
nog grooter dan alles, wat ik daarover heb ver
nomen. Gelukkig uwe onderdanen, o vorst, en ge
lukkig uwe dienaren, die het voorrecht hebben
steeds aan uwe zijde to kunnen vertoeven en de
woorden uwer wijsheid te vernemen!"
Mgr. Meignan vindt in deze woorden een m
lancholique regret", dat zij zulk een vorst spoedig
weder zal moeten verlaten. Verraden deze woor
den, zegt hij, niet een levendiger gevoel dan be
wondering'? Men moet het daaromtrent met den aarts
bisschop eens zijn, en dat het levendig gevoel niet
onbeantwoord bleet', daarvoor staat ons de Arabische
overlevering borg, volgens welke de koningin, toen
zij Salomo verliet, zijne vrouw en de moeder van
een zijner kinderen was. Zoo verklaart zich ook hare
verkwistende edelmoedigheid jegens den heerscher
van Israël. Zij schonk Salomo 120 talenten goud,
kostbare steenen en zooveel geurige zaken, als
men in Jeruzalem nog nooit bij elkaar had ge
zien. Salomo liet zich trouwens ook niet over
bluffen; toen de koningin vertrok, schonk hij haar
meer, dan zij hem gegeven had. Het was nog in
zijn goeden tijd; hij was buitengewoon rijk en
behoefde de mildheid van zijn hart niet te be
perken. Dat hield op, toen hij den waren God
verliet en zich tot Astaroth en Kamos wendde ;
zijne wijsheid vergat hij in het paleis, waar zijne
duizend vrouwen woonden, en zoo rechtvaardigde
hij het gezegde van deu Prediker: de vrouwen
maken de wijzen afvallig". Hij verkwistte zijne
schatten en begon, zooals menig vorst van den
nieuweren tijd, door zijne bouwmanie zich te
ruïneeren. Oischoon de belastingen steeds grooter
en drukkender werden, bleet' toch het delicit niet
uit, dat dus ook geene moderne instelling is, en
om het deficit te dekken, deed hij ook iets zeer
gewoons: hij sloot leeningen. En ten slotte kon
hij ook zijne schuldeischers niet betalen. Dus aan
dezen kant eindigt de roman zeer prozaïsch. Aan
den anderen kant hield de koningin het beeld
van Salomo, zooals hij in zijne schitterende dagen
was, diep in de gedachten en zij hield niet op,
hem lief te hebben en te vereeren. De sage zegt
zelfs, dat zij briefwisseling met hem hield en wel
door bemiddeling van een vogel, met name
Hudhud, die de correspondentie overbracht. De ge
leerden zijn er nog niet eens over, wat dat voor
oen vogel was. Zouder; misschien ten slotte in
Salomo's regeering behalve ruïneuze paleizen,
deiicits, staatsleeningen en bankroeten, ook reeds
de postduiven uitgevonden zijn 'l
Ol.'D-AMSTERDAMSCHE
VERSCIIEIDENIIEDEX
door Mr. N. UK EOKVKK.
liijden.
II.
Met den rijkdom vermeerderde het aantal rijtui
gen in de stad. Ik spreek hier nu niet van de
sleden, waarmede de koopmansgoederen vervoerd
werden, noch van de boerenkarren en reiswagens,
noch van de molenaars-, steenkoopers-, brouwers-,
verwers- ot'melkkarren,die breede wielbanden moes
ten hebben, maar van de rijtuigen van weelde of
gemak. Omstreeks 1634 werd het gerij en geros
hier ter stede zóó hinderlijk voor de voetgangers
en zóó nadeelig voor de bestrating, en buitendien
namen gemakzucht en weelderigheid daarmede
zóó toe, dat Burgemeesteren meenden daarvoor
een stokje te moeten steken. Zij gaven den raad
in overweging, dat zij merkende dat de karossen,
koetsen, kalessen en diergelijk rijtuigh, binnen
deser stede hoe langer hoe meer toenemen" zich
daarover zeer bezwaard gevoelden, en daarom
eensdeels ten aensien van de engheitvan de straten
en stegen, door dewelcke men sonder groot govaer
niet wel kan rijden, andersdeels ten opzien, dat
de paerden. voor deselve gespannen dickwyls aen
't hollen geraecken, 't welk, mits de voorz. engheit
der straeten en stegen zeer periculeus is, gelijck
men daervan alreede eenige ongelucken gesien
heeft, mitsgaeders dat d'een door des anderen
exempel geprovoqueert wort, om mede karossen,
koetsen of kalessen en paerden te houden. En
ten laetste ten regarde de kinderen dergeenen
die karossen, koetsen of kalessen houden 't
voorbeeldt van hunne ouders willende volgen,
zoodae,.nigh rijtuigh mee opslaen tot bederf van hunne
,huysen en ruïne van hunne middelen" den raad
voorstelden het rijden in en door de stad geheel
te verbieden. De consideraties vonden algemeene
instemming en werkelijk werd eene keur tegen
het rijden den 2 Mei 1634 afgekondigd, waarbij
eene boete van 50 gl. gesteld werd betaalbaar
door ieder, die in een karos, koets of kales rijdende
zon worden bevonden, invorderbaar des noods door
afspanning van de paarden.
Dit was alzoo een keur, gelijk er zoovele in de
zeventiende eeuw zijn gemaakt, tegen de weelde,
die bewijst dat,hoe eenvoudig men onze puriteinsche
voorvaderen ook pleegt af' te schilderen, de zucht
naar genot en gemak, pracht en overdaad, inén
woord de zucht om kwistig van het leven te ge
nieten, in het gulden tijdperk van ons volksbestaan
reeds evengoed bestond als tegenwoordig, en,
gelijk de geschiedenis bewijst, zelfs door de keuren
niet week.
liet ging namelijk met deze keur als met vele
dergelijke bepalingen, die onmiddelijk tegen de
neigingen van de menigte gericht zijn: eerst werd
zij trouw opgevolgd doch om van lieverlede als
niet geschreven te worden beschouwd.
Hoe streng Burgemeesteren aanvankelijk gezind
waren haar te handhaven bleek o. a. uit het
weigerend antwoord, dat de 68jarige Margrieta
van Valckenburch, de weduwe van Marcus de
Vogelaer, die schoon hij in de tamelijk onaan
zienlijke Barndesteeg had gewoond, waar Mar
grieta de huishouding had voortgezet, niet alleen
een zeerjvermogend man was geweest, maar ook
een onmiskenbaren invloed op den gang van zaken
in de West-Indische Compagnie had uitgeoefend
ontving op haar verzoek om wegens hare
impotentie" in een koetsje door de stad te mogen
rijden. Hadden aanzienlijke relatiën de burger
vaderen er toe kunnen doen besluiten om jegens
eene oude dame wat milder gestemd te zijn, dan
zou zij die voorzeker hebben kunnen aanvoeren,
want zij was de schoonzuster van niemand minder
dan van den raadpensionaris .lacob Cats en aan
de Huygensen verwant. Deze weigering pleit zeker
voor de onpartijdigheid van de regeerders dier dagen.
Lang duurde het vasthouden aan onze keur
echter niet. Weldra reed men er weer op los
alsof er geen keur bestond. Toen werd zij wel
den 8 Juli 1642 en weder den 22 October 1647
vernieuwd, maar het rijden met de zoozeer ge
duchte karossen, koetsen en kalessen kon er toch
niet geheel mede worden belet, zoodat men, toen
er in April 1663 eene geheel nieuwe keur tegen
werd gemaakt, toestond, dat deze voertuigen van
de poorten naar de herbergen of naar de parti
culiere woningen in rechte lijn door de stad
mochten rijden, met vermijding zooveel mogelijk
van de nauwe verkeerswegen, hetgeen natuurlijk
het rijden in ren rechte lijn al aanstonds onmo
gelijk maakte. Maar zelfs deze bepaling kon niet
streng worden gehandhaafd. Zij werd althans
weder den f> Juli 1669, tien 14 Januari 1679 en
den 7 Mei 1681 gerenoveerd, maar zonder blijk
baar gevolg.
Een keur van 14 October 1671 spreekt van de
koetswagens die somwijlen toegelaten worden in
de stad heen eiule weer te mogen rijden." Men
moest immers wel uitzonderingen, toelaten voor
hooggeplaatste en invloedrijke lieden en voor
aanzienlijke vreemdelingen die zich hier niet
zelden ophielden om de wonderen van de
tocnmaals machtige wereldstad aan Amstel en IJ te
bezichtigen.
Het is bekend dat den oud-burgemeester,
dr. Nicolaas Tulp, hoogleeraar in de anatomie
en een der verdienstelijkste geleerden van zijnen
tijd, vergund was geworden in een koetsje zijne
patiënten te bezoeken. Het voertuig moet we! van
nederige afmetingen zijn geweest, want de bur
gemeester stalde bet in de kelderverdieping van
zijn op de Keizersgracht bij de Westermarkt
(thans No. 208) gelegen huis. En toen Constantijn
lluygens in 1669 eenige dagen binnen onze stad
vertoefde, vielen de steenen den 73jarigen dichter
wel wat hard, zoodat hij den alvermogenden
burgervadorcn ootmoedelick" om de vergunning
moest verzoeken om gedurende dien tijd in een
koets te mogen rondrijden Dat dit verzoek Con
stanter, die Amstels Raadhuis het eerst het achtste
wereldwonder had genoemd, gracelijk werd toe
gestaan weten wij uit 's dichters Korenbloemen."
Al waren reeds in dien tijd koetsen alzoo geen
zeldzaamheden rneer op de straat, niet ieder,
wiens middelen het hem zouden veroorloofd heb
ben zich in een rijtuig neder te zetten kreeg
daartoe permissie. Dit bracht een vindingrijk en
praktisch Franschman, Artus Gouiiier, hertog van
Roanez, die blijkbaar wat achterop geraakt was,
in 1(!6"2 op het denkbeeld, om met toestemming
van je regeerders der stad eene rijtuiginaatschappij
op te richten. Maar (,'hristiaan lluygens, dien hij
daarvoor in den arm had genomen, raadde hem
ernstig af' stappen daarvoor bij de Amsterdamsche
heeren te doen, want, zcide hij, de straten in de
Amstelstad zijn zeer zindelijk en Hurgemeesteren
te zeer bezorgd voor hunne uitmuntende en kost
bare bestrating.
(Sht rolrjt).
HET VERRAAD VAX EENE MANCHET.
Naar W. WKRMIIART.
Een der meest bekende financiers te New-York,
die tot de koningen van Wall Street, de straat
der millionairs en beur.svorsten, behoort, vertelde
onlangs aan zijne vrienden aan tafel de volgende
geschiedenis :
Het vorige jaar speculeerde ik veel in
Lakeshore-aandeelen en hoopte daarmee een aardige
winst te verkrijgen; ik ontdekte echter, dat de
een of andere geheime invloed op de beurs mij
tegenwerkte en vele mijner beste combinaties deed
mislukken. Spoedig bemerkte ik, dat iemand met
mijne plannen moest bekend zijn."