De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 1 maart pagina 4

1 maart 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 714 De catalogiseering intusschen is door den heer H. J. Groenewegen met bijzondere arbeidzaam heid en nauwlettendheid verricht. Hij heeft zijn ?werk verdeeld als volgt: A. Uitgegeven werken. I. Oorspronkelijk, a. In Proza. b. In Poëzy. e. Werken van andere schrijvers, d. Tijdschriften. «. Verzamelde Werken, f. Bloemlezingen. II. Vertaald. III. Chronologische Lijst. B. Onuitge geven Werken. Eindelijk : Alphabetisch Register. Bij den inhoud van rubriek A I,, zijnde Oorspr. Werk., een paragraaf te vinden betiteld : «Werken Tan andere schrijvers" moge bij den eersten oog opslag in tegenspraak met elkaar schijnen te zij o, de samensteller bedoelt er mede: werken van andere schrijvers, door Potgieter uitgegeven. De handeling der uitgave, geen vertaling zijnde, moet dus onder P.'a oorspronkelijk werk gerekend worden. Een weinig gezocht is deze verklaring wel, maar geene andere is er te vinden. Dit boekje ij evenwel minder belangrijk om de, overigens prijzenswaardige, zorg, waarmede het is bewerkt, dan wel om den auteur, wiens werk er in genoteerd en gerubriceerd is. Als aan leiding en handleiding voor eene vernieuwde beoefening der werken van onzen uitnemenden ?dichter en prozaschrijver heeft het de meeste waarde. Door deze groene wegen zullen wij met versnelden tred weder opgaan tot het schoone lustoord van Potgieter's verzen en Potgieter's proza. De degelijke beoefenaren van Potgieter's ?werken zijn schaarsch, de goede studiën over ?dezen uitnemenden stijlist worden niet overvloe dig aangetroffen. De namen van Busken Huet ?en Multatuli mogen die van Bakhuizen van den Brink en Potgieter niet verduisteren. Heeft Busken Huet beter kritieken geschreven, heefc Multatuli grooter verdiensten als lyrisch pnmteur, de twijfel blijft gerechtvaardigd of Pot gieter als novellist en als dichter reeds in de schaduw werd gesteld Er schijnt zich echter een goed vooruitzicht voor de belangstellenden te openen. De heer Groenewegen althans vangt zijn voorbericht aan met de mededeeling, dat dit zijn boek met geen ander doel is ter perse gelegd dan om te dienen ?als inleiding tot latere studiën over Potgieter en als aanvulling van Zimmerman's bekende editie. Mogen wij dit niet begrijpen als eene aankondi ging van studiën, door den auteur der B'blio graphie zelf te vervaardigen over den door hem vereerden schrijver ? In dat geval zal de hr. Groenewegen zich dubbel verdienstelijk hebben gemaakt. Hij zal het materiaal niet slechts hebben aangedragen, maar ook het gebouw der critiek helpen optrek ken, waarin P»tgieter's letterkundige persoonlijk heid eeuwig voor den nazaat zal blijven leven. Febr. '91. A. J. VARIA. PLASTISCHE KUNST. In het hotel Drouot te Parijs werd den 23 Februari de galerij van den overleden bankier Noël onder den hamer gebracht. De opbrengst was 334,000 francs. Onder anderen werd betaald: voor een Chaplin, De eerste vozen 3,250; Constable, De landing (zeestuk) 15,000; Corot, De vijver te Vitte d'Avray 39,900; Delacroix, De weg naar het kruis 18,250; Diaz, Bosch van Fontaïii bleau, 13,200 en Nymf en Amor 11,000; Dupré, Beek, 13,600; Kenner, Madeleine, 16,500; Isabey' Vloed, 12,600 en Eb, 6,050; Th. Rousseau, De vyver, 82,100; Ziem, De Bosporus, 15,600. liet eenige stuk oude kunst in de verzameling, Dood wild, van Fyt, bracht 7100 francs op. Ook aqua rellen van Barye werden tegen zeer hooge prijzen verkocht, een Leeuw voor 4500; Tijger eene slang ontdekkend 6100; Tijger 4800; Olifanten 616 francs. In De Brakke Grond worden 3 Maart weder \ door de heeren Frederik Muller en Co. een aantal oude schilderijen verkocht, vormende de collecties van wijlen de heeren W. W. B. Jansen, rijksadviseur voor schoone kunsten en prof. S. Altmann, hoogleeraar aan de kunst-academie te Amsterdam. Allerlei vermaarde en zeldzame namen vindt men in den catalogus; onder de vermaarden: Berckheyde, Bol, Adriaan Brouwer, Fluweelen Breughel ?en Helschen Breughel, Codde, Cranach, Gerard Dou, Govert Flinck, Goltzius, van Goyen, Heemskerck, Honthorst, van Huysutn, Du Jardin, Jor. daens, de Laires&e, Molijn. Mor, Moreelse, Palamedesr, Quellinus, Raphael, Rembrandt, Rubens, Euysdael's, Teniers, Zurbaran, enz. Ook behoort bij de verkooping eene verzameling copieën door prof. Altmann, naar beroemde schilderijen ver vaardigd en uitmuntend van bewerking; De Nacht wacht en De Anatomische les, De Schuttersmaal tijd op natuurlijke grootte, De Stier, een aantal Frans Halsen, allerlei stukken van Rubens, Ribeira, Raphael zijn hier in copie te verkrijgen. TOONEEL EN MUZIEK. Maandag 2 Maart a.s. zal in het Theatre Tivoli, dir. Ch. de la Mar, eene buitengewone voor stelling plaats hebben ten voordeele van de on verzorgd nagelaten betrekkingen van den onlangs plotseling overleden populairen acteur Frits Th nissen. Alsdan zal worden opgevoerd het bekende blijspel; Dr. Klaus naar hetDiütschvanl'Arronge. Eenige dames-artisten zullen zich dien avond be lasten met den verkoop der programma's (welke het portret van den overledene zullen bevatten), «n die der coupletten, welke nog den avond voor zijn dood door hem zijn gezongen, en wier op brengst geheel ten bate zijner betrekkingen komt, terwijl de heer L. de Swarte, musicus te dezer stede, geheel belangeloos gedurende de entre-actes eenige viool-solo's ten gehoore zal brengen. Wagner's Lohengrin werd op 22 Februari op drie schouwburgen in Frankrijk tegelijk opge voerd, te Rouaan, te Angers en te Nantes. Te Nantes werd bij het verschijnen van den zwaan gefloten, maar de reden was dat het beest wat al te veel op de reis geleden scheen te hebben; het fluiten werd trouwens spoedig door applaus voor den zanger overstemd. LETTEREN EN WETENSCHAP. Edmond de Goncourt komt in de Préface van het nieuwe deel van zijn Journal op het geschil tusschen hem en prof. Renan terug Hij had Renan woorden in den mond gelegd, die deze tegensprak op voor de Goncourt onaangename wijs. De Gon court antwoordt nu heel grof, houdt zijn citaat ongeveer vol, beschuldigt Renan van gemis aan vaderlandsliefde, aan godsdienst, aan eerlijkheid, aan stijl, en tracht aan te toonen, dat Renan de denkbeelden, welke de Goncourt hem in dit citaat heeft doen uitspreken, in het algemeen en niet rechtstreeks wel meer heelt uitgesproken. Bij de firma Mouton en Co. te 's-Hage kwam een aardig eenvoudig boekje uit, Voor 't jonge Holland, versjes door Wilhelmine Besier. Ziet men, aan wat kinderverzen soms de prachtbanden en rijke illustraties ten deel vallen, dan vindt men het jammer, dat die oprechte versjes, goed van toon, gemakkelijk te verstaan, flink van geest, zoo schamel aangekleed zijn. Recht door zee", Zui nigheid", 't Hoofd omhoog", Frisch gewaagd is half gewonnen", niet zoo kleurig en zangerig als die van Heije, maar ook begrijpelijker dan vele van deze, zijn werkelijk de moeite waard om van buiten geleerd te worden, helder en kort, b.v.: Kom 'k er van daag niet, dan kom ik er morgen! Vaak baart die leus verdriet. Over het heden toch kunt ge beschikken, Over het morgen niet. De opgravingen te Thebe. Met betrekking tot de jongste ontdekking van oudheden te Luxor, wordt uit Caïro verder gemeld, dat drie galerijen aan den voet van een 48 voet diepe groeve geo pend zijn. Eene galerij was ledig; de overigen bevatten 152 goed onderhouden mummiën, waar van 149 tot de 20ste dynastie en 2 tot de 19de dynastie bebooren. Vervolgens werden er 100 kis ten met beoldtjes en cartouches, 77 rollen papyrus, standbeelden van Isis, Nephtis en Osiris, benevens eene groote menigte andere kost bare schatten gevonden. De geheele vondst werd in booten naar Caïro gezonden, om daar door den directeur Grébaut gecatalogiseerd te worden. De firma Berger-Levault et Cie te Nancy geeft een werk uit, dat ook voor een aantal Nederlandsche families van belang is. Naar een manuscript van de bibliothèque de l'Arsenal, Armorial ('queslre de la Toison d'or et de l'Europe au XVmesicck, heeft de heer Lorédan Larchey, een harer hono raire conservatoren, een facsimile doen vervaar digen, dat 942 wapenschilden en 64 ruïterfiguren bevat, op 114 chromotypische platen. Het werk wordt, opdat het kostbaar blijven zal, slechts tot een beperkt aantal genummerde exemplaren ge drukt, 5 a 450 francs op Japansch papier, 5 il 400 francs op papier Whatman en 480 op getint pa pier ;i 200 francs. De schrijver en teekenaar van het manuscript is niet bekend, maar de belangrijke plaats, door hem aan de Orde van het Gulden Vlies gegeven, doet vermoeden, dat hij een heraldiek ambt aan het hof van Philips den Goede, den hertog van Bourgondië, bekleedde. Karel de Stoute komt er nog alleen als graaf van Charolais voor; men meent daarom dat de ambtenaar slechts tot de promotie j van 1461 zijn werk heeft voortgezet. Van Nederlandsche families komen talrijke wa pens in het werk voor. Men vindt er o. a. de namen van Abbenbroek, Aemstel, Assendelft, Borssele, Breda, Brederode, Catz, Cralinge, Granenborgh, Cronenburg, Cruningen, Duivenvoorde, Egmont, Essen, Gelder, Haemstede, Haarlem, Heems kerk, Holland, Hoorns, Janssen, Kijfhoek, Lannoy, Ledeboer, Maarschalck, Montfoort, Moordrecht, Nieuwkerk, Oegstgeest, Oranje, Poederoyen, Poelgeest, Raephorst, Ravestein, Renesse, Rosendael, Sandbergen, Sevenbergen, Steenhuisen, Van de Capelle, Van der Meire, Van der Stolpe, Vere, Vianen, Voorne, Voorhout, Wassenaer, Waterin gen, Ysselsteyn, Zuidwijk, Zuylen, Zwieten, Naald wijk, Hodenpijl, Vueren, Moerkerke, Groenevelt, enz., van welke de namen nog of in stand geble ven, of in onze geschiedenis bekend zijn. Op 24 Febr. werd te Leiden door een negental heeren opgericht: De Leidsche Stenografen Vereeniging", welke zich ten doel stelt de Stenographie te beoefenen en toe te passen. liet bestuur is voorloopig samengesteld uit de heeren: W. C. Stemerik voorzitter, J. J. van den Berg secreta ris, H. W. Oldenburg penningmeester. Tot de vereenig'.ng kunnen toetreden allen die de stenographie hebben aangeleerd. DE KONINGIN VAN SCHEBA. Geschiedenis en kritiek zijn het, zooals bekend is, er nog niet over eens, of en in hoeverre de koningin van Saba(Scheba)tot de historische personen kan gerekend worden. Voor het groote publiek is deze vraag eenigszins opgelost door opera en drama, van Gounod tot Goldmark; wie zijne bijbel heeft vergeten, die kan zich aan operatekst en muziek houden, die zooals bekend is, beter te onthouden zijn dan bijbelverzen. Toch is nog altijd de vraag naar het bestaan dier koningin, die de roep over Salomo's wijsheid naar Jeruzalem lokte, interes sant genoeg, vooral nu onlangs weder een bijdrage tot hare oplossing in het licht is gesteld. liet komt er het allereerst op aan, te weten waar het rijk Saba lag. Flavius Josephus meent dat de vorstin, die Salomo bezocht, koningin van Ethiopiëwas; hij noemt haar Nicaule of Nicaulis. Zijne opvatting volgen de kerkvaders Gregoritis van Nazianze, Gregorius van Nyssa, Ori genos, Augustinus, Hieronymus, de juridische schrijver Rabanus Maurus, enz. Dit komt overeen met legenden, die thans nog in Ethiopiëbestaan. Zoo meldt de Engelschman Bruce van Ethiopische handelsboeken die vertellen, dat eens eene koningin uit dat land, genaamd Mokeda, naar Jeruzalem ging, waar zij zich tot het geloof aan den waren God bekeerde. Zij kreeg van Salomon een zoon, die na haar over Ethiopiëregeerde; hij heette Menlek, met den bijnaam van Ebn-IIakim, dat wil zeggen zoon van den Wijze". Het bestaan dezer over leveringen is ook door anderen bevestigd geworden. Andere uitleggers blijven er bij, Saba naar Arabiëte verplaatsen, gelijk ook reeds de bijbel vertaling van Luther van eene koningin uit Arabi spreekt. Volgens dit zou Saba gelijk zijn aan Mariab, tegenwoordig Mareh; de koningin heette Balkis en had over Yemen geregeerd. De aarts bisschop van Tours, Mgr. Meignan, die kort ge leden een historisch-kritisch werk over de koningin van Saba had uitgegeven, houdt zich aan deze laatste lezing vast, en wel met opmerkelijke redenen. Vooreerst", voert hij aan, wordtin onze heilige boeken Saba altijd naar Arabiëverplaatst; de geschenken, die de koningin medebrengt, zijn Arabische voortbrengselen, en ook de ongewijde wetenschap geeft daar getuigenis voor. Het Evan gelie noemt de koningin van Saba Regina Austri", koningin van den middag", ee verplaatst haar rijk naar de uiterste grenzen der aarde, een naam, die van Palestina uit, slechts aan Arabic toe komt". (Ook Tacitus heeft Arabiëaan het einde van het Oosten geplaatst.) Hoe kwam nu echter de Arabische koningin in een Ethiopische sage te land ? Mgr. Meignan verwijst hier naar Lenormant en Silvestre de Sacy, die beiden een groote volksverhuizing der Sabeeërs naar Ethiopiëaan namen. De volksverhuizing had plaats na de re geering van Salomo zij had plaats toen de Sabeeërs door andere Arabiërs uit hun land verdreven wer den. Toen trok de zoon der koningin en van Salomo met zijn volk over de Roode Zee naar Ethiopiëen vestigde daar een nieuw rijk. Op die manier worden de twee verschillende vertolkingen tot een geheel vereenigd en verklaard. En nu, daar alle historisch-kritische bedenkingen ter zijde zijn gesteld, kan men al de bekoorlijkheid van dit hoogst romantisch voorval genieten. Dat doet zelfs de hoogwaardige heer aartsbisschop van Tours. De koningin uit het verre Arabiëheeft van de wijsheid, den rijkdom en zeker ook van de schoonheid en kracht van Salomo gehoord en kan niet meer thuis blijven. Zij reist naar Jeruzalem en trekt daar binnen met een talrijk gevolg en eene gansche karavaan van kameelen, beladen met specerijen, kostbare weefsels en edelgesteenten. Zij wordt ontvangen, als gast opgenomen, en be handeld met eene pracht, die haar verbaast en in een zoete vervoering brengt. Als zij voor Sa lomo verschijnt, spreekt zij tot hem in gelijkenissen en raadsels, die hij alle weet op te lossen. Ten slotte loopt haar het hart over. en zij roept in verrukking: Uwe wijsheid en uwe werken zijn nog grooter dan alles, wat ik daarover heb ver nomen. Gelukkig uwe onderdanen, o vorst, en ge lukkig uwe dienaren, die het voorrecht hebben steeds aan uwe zijde to kunnen vertoeven en de woorden uwer wijsheid te vernemen!" Mgr. Meignan vindt in deze woorden een m lancholique regret", dat zij zulk een vorst spoedig weder zal moeten verlaten. Verraden deze woor den, zegt hij, niet een levendiger gevoel dan be wondering'? Men moet het daaromtrent met den aarts bisschop eens zijn, en dat het levendig gevoel niet onbeantwoord bleet', daarvoor staat ons de Arabische overlevering borg, volgens welke de koningin, toen zij Salomo verliet, zijne vrouw en de moeder van een zijner kinderen was. Zoo verklaart zich ook hare verkwistende edelmoedigheid jegens den heerscher van Israël. Zij schonk Salomo 120 talenten goud, kostbare steenen en zooveel geurige zaken, als men in Jeruzalem nog nooit bij elkaar had ge zien. Salomo liet zich trouwens ook niet over bluffen; toen de koningin vertrok, schonk hij haar meer, dan zij hem gegeven had. Het was nog in zijn goeden tijd; hij was buitengewoon rijk en behoefde de mildheid van zijn hart niet te be perken. Dat hield op, toen hij den waren God verliet en zich tot Astaroth en Kamos wendde ; zijne wijsheid vergat hij in het paleis, waar zijne duizend vrouwen woonden, en zoo rechtvaardigde hij het gezegde van deu Prediker: de vrouwen maken de wijzen afvallig". Hij verkwistte zijne schatten en begon, zooals menig vorst van den nieuweren tijd, door zijne bouwmanie zich te ruïneeren. Oischoon de belastingen steeds grooter en drukkender werden, bleet' toch het delicit niet uit, dat dus ook geene moderne instelling is, en om het deficit te dekken, deed hij ook iets zeer gewoons: hij sloot leeningen. En ten slotte kon hij ook zijne schuldeischers niet betalen. Dus aan dezen kant eindigt de roman zeer prozaïsch. Aan den anderen kant hield de koningin het beeld van Salomo, zooals hij in zijne schitterende dagen was, diep in de gedachten en zij hield niet op, hem lief te hebben en te vereeren. De sage zegt zelfs, dat zij briefwisseling met hem hield en wel door bemiddeling van een vogel, met name Hudhud, die de correspondentie overbracht. De ge leerden zijn er nog niet eens over, wat dat voor oen vogel was. Zouder; misschien ten slotte in Salomo's regeering behalve ruïneuze paleizen, deiicits, staatsleeningen en bankroeten, ook reeds de postduiven uitgevonden zijn 'l Ol.'D-AMSTERDAMSCHE VERSCIIEIDENIIEDEX door Mr. N. UK EOKVKK. liijden. II. Met den rijkdom vermeerderde het aantal rijtui gen in de stad. Ik spreek hier nu niet van de sleden, waarmede de koopmansgoederen vervoerd werden, noch van de boerenkarren en reiswagens, noch van de molenaars-, steenkoopers-, brouwers-, verwers- ot'melkkarren,die breede wielbanden moes ten hebben, maar van de rijtuigen van weelde of gemak. Omstreeks 1634 werd het gerij en geros hier ter stede zóó hinderlijk voor de voetgangers en zóó nadeelig voor de bestrating, en buitendien namen gemakzucht en weelderigheid daarmede zóó toe, dat Burgemeesteren meenden daarvoor een stokje te moeten steken. Zij gaven den raad in overweging, dat zij merkende dat de karossen, koetsen, kalessen en diergelijk rijtuigh, binnen deser stede hoe langer hoe meer toenemen" zich daarover zeer bezwaard gevoelden, en daarom eensdeels ten aensien van de engheitvan de straten en stegen, door dewelcke men sonder groot govaer niet wel kan rijden, andersdeels ten opzien, dat de paerden. voor deselve gespannen dickwyls aen 't hollen geraecken, 't welk, mits de voorz. engheit der straeten en stegen zeer periculeus is, gelijck men daervan alreede eenige ongelucken gesien heeft, mitsgaeders dat d'een door des anderen exempel geprovoqueert wort, om mede karossen, koetsen of kalessen en paerden te houden. En ten laetste ten regarde de kinderen dergeenen die karossen, koetsen of kalessen houden 't voorbeeldt van hunne ouders willende volgen, zoodae,.nigh rijtuigh mee opslaen tot bederf van hunne ,huysen en ruïne van hunne middelen" den raad voorstelden het rijden in en door de stad geheel te verbieden. De consideraties vonden algemeene instemming en werkelijk werd eene keur tegen het rijden den 2 Mei 1634 afgekondigd, waarbij eene boete van 50 gl. gesteld werd betaalbaar door ieder, die in een karos, koets of kales rijdende zon worden bevonden, invorderbaar des noods door afspanning van de paarden. Dit was alzoo een keur, gelijk er zoovele in de zeventiende eeuw zijn gemaakt, tegen de weelde, die bewijst dat,hoe eenvoudig men onze puriteinsche voorvaderen ook pleegt af' te schilderen, de zucht naar genot en gemak, pracht en overdaad, inén woord de zucht om kwistig van het leven te ge nieten, in het gulden tijdperk van ons volksbestaan reeds evengoed bestond als tegenwoordig, en, gelijk de geschiedenis bewijst, zelfs door de keuren niet week. liet ging namelijk met deze keur als met vele dergelijke bepalingen, die onmiddelijk tegen de neigingen van de menigte gericht zijn: eerst werd zij trouw opgevolgd doch om van lieverlede als niet geschreven te worden beschouwd. Hoe streng Burgemeesteren aanvankelijk gezind waren haar te handhaven bleek o. a. uit het weigerend antwoord, dat de 68jarige Margrieta van Valckenburch, de weduwe van Marcus de Vogelaer, die schoon hij in de tamelijk onaan zienlijke Barndesteeg had gewoond, waar Mar grieta de huishouding had voortgezet, niet alleen een zeerjvermogend man was geweest, maar ook een onmiskenbaren invloed op den gang van zaken in de West-Indische Compagnie had uitgeoefend ontving op haar verzoek om wegens hare impotentie" in een koetsje door de stad te mogen rijden. Hadden aanzienlijke relatiën de burger vaderen er toe kunnen doen besluiten om jegens eene oude dame wat milder gestemd te zijn, dan zou zij die voorzeker hebben kunnen aanvoeren, want zij was de schoonzuster van niemand minder dan van den raadpensionaris .lacob Cats en aan de Huygensen verwant. Deze weigering pleit zeker voor de onpartijdigheid van de regeerders dier dagen. Lang duurde het vasthouden aan onze keur echter niet. Weldra reed men er weer op los alsof er geen keur bestond. Toen werd zij wel den 8 Juli 1642 en weder den 22 October 1647 vernieuwd, maar het rijden met de zoozeer ge duchte karossen, koetsen en kalessen kon er toch niet geheel mede worden belet, zoodat men, toen er in April 1663 eene geheel nieuwe keur tegen werd gemaakt, toestond, dat deze voertuigen van de poorten naar de herbergen of naar de parti culiere woningen in rechte lijn door de stad mochten rijden, met vermijding zooveel mogelijk van de nauwe verkeerswegen, hetgeen natuurlijk het rijden in ren rechte lijn al aanstonds onmo gelijk maakte. Maar zelfs deze bepaling kon niet streng worden gehandhaafd. Zij werd althans weder den f> Juli 1669, tien 14 Januari 1679 en den 7 Mei 1681 gerenoveerd, maar zonder blijk baar gevolg. Een keur van 14 October 1671 spreekt van de koetswagens die somwijlen toegelaten worden in de stad heen eiule weer te mogen rijden." Men moest immers wel uitzonderingen, toelaten voor hooggeplaatste en invloedrijke lieden en voor aanzienlijke vreemdelingen die zich hier niet zelden ophielden om de wonderen van de tocnmaals machtige wereldstad aan Amstel en IJ te bezichtigen. Het is bekend dat den oud-burgemeester, dr. Nicolaas Tulp, hoogleeraar in de anatomie en een der verdienstelijkste geleerden van zijnen tijd, vergund was geworden in een koetsje zijne patiënten te bezoeken. Het voertuig moet we! van nederige afmetingen zijn geweest, want de bur gemeester stalde bet in de kelderverdieping van zijn op de Keizersgracht bij de Westermarkt (thans No. 208) gelegen huis. En toen Constantijn lluygens in 1669 eenige dagen binnen onze stad vertoefde, vielen de steenen den 73jarigen dichter wel wat hard, zoodat hij den alvermogenden burgervadorcn ootmoedelick" om de vergunning moest verzoeken om gedurende dien tijd in een koets te mogen rondrijden Dat dit verzoek Con stanter, die Amstels Raadhuis het eerst het achtste wereldwonder had genoemd, gracelijk werd toe gestaan weten wij uit 's dichters Korenbloemen." Al waren reeds in dien tijd koetsen alzoo geen zeldzaamheden rneer op de straat, niet ieder, wiens middelen het hem zouden veroorloofd heb ben zich in een rijtuig neder te zetten kreeg daartoe permissie. Dit bracht een vindingrijk en praktisch Franschman, Artus Gouiiier, hertog van Roanez, die blijkbaar wat achterop geraakt was, in 1(!6"2 op het denkbeeld, om met toestemming van je regeerders der stad eene rijtuiginaatschappij op te richten. Maar (,'hristiaan lluygens, dien hij daarvoor in den arm had genomen, raadde hem ernstig af' stappen daarvoor bij de Amsterdamsche heeren te doen, want, zcide hij, de straten in de Amstelstad zijn zeer zindelijk en Hurgemeesteren te zeer bezorgd voor hunne uitmuntende en kost bare bestrating. (Sht rolrjt). HET VERRAAD VAX EENE MANCHET. Naar W. WKRMIIART. Een der meest bekende financiers te New-York, die tot de koningen van Wall Street, de straat der millionairs en beur.svorsten, behoort, vertelde onlangs aan zijne vrienden aan tafel de volgende geschiedenis : Het vorige jaar speculeerde ik veel in Lakeshore-aandeelen en hoopte daarmee een aardige winst te verkrijgen; ik ontdekte echter, dat de een of andere geheime invloed op de beurs mij tegenwerkte en vele mijner beste combinaties deed mislukken. Spoedig bemerkte ik, dat iemand met mijne plannen moest bekend zijn."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl